HEUERSCRE VIEI WERIEPER COURANT. 1878. N°.129. Zondag 27 October. Jaargang36. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. BEKENDMAKING. 15> SALVÉ KRISTIANSEN. „W ij huldigen het goed e." Verschijnt Dingsdag, Donderdag e Al)onn#mentsprij3 per kwartaal Zaturdag namiddag. 1.80. - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: S I, E I» L li I V K°. 163. Prijs der Advertentiëu: Van 11 regels 60 Ceata, elke regel meer 15 Centa. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indiê. L.antste ligting 's avonds 6 uur. Ilo BURGEMEESTER ran ANNA PAULOWNA naakt bekend, dat do passage voor rijtuigen over en de raart voor schepen inet stnanden innst, door de >piinnlbrug over de rnn Kwijcksvanrt bij Veerburg, zullen zijn op MAANDAG, DINGSDAG WOENSDAG, 28, 29 en 30 OCTOBER a. s. Na aatstgeinelden dag wordt het verkeer voor rijtuigen en ichepen weder gelieel opengesteld. Anna 1'aulowna, den 21 October 1878. De Burgemeester voornoemd, C. E. PER K. VERGADERING van den RAAD der gemeente ANNA PAULOWNA, op DINGSDAG den 29 OCTOBER 1878, les namiddags ten twee ure. Anna Paulowna, den 25 October 1878. De Burgemeester, C. E. PERK. Orderweipen ter behandeling: 1. Vaststelling gemeente-begrooting voor 1879. 2. Benoeming hulponderwijzer. 3. Mededeeling ingekomen stukken. HELDER en NIEUWED1EP, 26 October. Maandag a. s. zal ten IJ ure op 's Rijks werf, onder liet houden eener groote parade, door den Vice- Admiraal worden uitgereikt de Militaire Willemsorde 4de klasse aan den machinist 3de klasse J. Klay en aan vuurstoker 1ste klasse C. W. Reitli, beiden voor hun gedrag in Atsjin. Aan deze parade zal worden door de adelborsten van het Kon. Instituut, gedeelte mariniers en verdere ekwipages der schepen, terwijl alle ridders uitgenoodigd zijn de parade bij te wonen. Met de mailboot Prinses Amalia vertrekken 16 Nov. a. s. 250 matrozen en mariniers, van de laatsten 120 man met den 2den luit. der mariniers Timmers; het geheele detachement zal gekommandeerd worden door den luit. ter zee 1ste kl. Z. M. L. E. Keus. Op liet graf van den Zweedschen adelborst, die voor eenigen tijd tengevolge eener verwonding in liet hospitaal alhier overleed, is een fraai gedenkteeken opgerigt. - Naar wij vernemen zal de eerste Volksvoordragt in dit saizoen gehouden worden op Dingsdag 5 November a. s. Ds. H. Vrendenberg, alhier, komt voor op liet drietal te Warga. Beroepen te Assen dr. H. U. Meijboom, pred. teVeeridam. t Door de afdeeling Opmeer en omstreken der Holland- i sche Maatschappij van Landbouw is herkozen: tot voorzitter de heer dr. T. Spaander; tot leden van liet bestuur zijn benoemd de lili. M. Oostwoud Wijdenes, te Abbekerk, en A. Groot Jbz., te Spanbroek. Burgemeester en Wethouders van Amsterdam hebben bepaald, dat voor liet rijden met een stationeerend rijtuig aldaar kan worden gevorderd van 1 tot 4 personen bij liet uur f 1.20, voor liet rijden naar een vooraf bepaalde plaats, voor het. eerste kwartier f 0.80, voor elk kwartier langer f' 0.15. Voor bagage mag niets worden berekend en het vragen van fooijen is verboden. Jl. Donderdag middag begaven zich een viertal werk lieden in liet uitgebrande perceel Scandinavië op den Zee dijk te Amsterdam naar boven, om een onderzoek in te stellen naar den gevel van gemeld huis, die bij den braiul was blijven staan. Ongelukkigerwijs stortte deze naar beneden en een der werklieden werd zoo ernstig gekwetst, dat hij kort na den val overleed. De gerenommeerde violist Jos. Cramer, te Amster dam, heeft door een val van den trap den linkerarm gebroken. De geneesheeren geven echter alle hoop op herstel, zonder ernstige belemmering voor liet vioolspel. Het plantsoen, dat te Amsterdam achter de Roomsch Catholieke kerk aan den Amsteldijk zal worden aangelegd zal met een natuurlijken waterval prijken. Men heeft daarbij partij getrokken van het feit, dat het peil van den Binnendijkschen Buitenvelderschen polder lager is dan dat van het stadswater. Voor een paar dagen werd uit Kralingen gemeld: Ju den afgeloopen nacht is uit een weide alhier ontvreemd een schoon bruin werkpaard. De politie doet onderzoek." Tot opheldering van dit berigt diene liet volgendeBedoeld paard is van den heer W. Zuidmeer, aldaar. Het paard was Vrijdags in de weide gebragt, en werd een paar dagen later vermist. Volgens beweren van den eigenaar, liad men weide en slooten goed doorzocht!! Woensdag evenwel vond EEN NOORDSCH VERHAAL, door JONAS LIK. {Vervolg.) Het schip zeilde Kaap Hooru om en kwam te Valparaiso. Salvo had zich voorgenomen, daar de Stars and- Stripes te verlaten, wijl hij zich slechts tot aan die plaats had verbonden; maar in den ochtend van den eigen dag dat men de haven zou binnenloopen, werd hij achter slot gebracht. De kapitein achtte hem veel te bruikbaar, niet alleen om zijn bekwaamheid als zeeman, maar ook omdat hij de slechtste sujetten onder zijn equipage in bedwang wist te houden, dan dat hij toegestemd zou hebben in zijn vertrek; hij koos dan ook het meest afdoende middel om hem daarvan terug te houden. Van Valparaiso bereikten zij de Chincha-eilanden, vanwaar zij, na een lading guano voor China te hebben ingenomen, koers zetten naar het oosten, door de Stille Zuidzee, wier eenzaamheid slechts van tijd tot tijd verbroken werd door de verschijning van zeevogels of van de hoog opgespoten waterstralen, waarmee de walvisschen reeds van verre hunne nadering verkondigen. Aan boord van het schip heerschte echter het tegenovergestelde van deze vreedzame kalmte. Deze notendop, die zich als een bijna onmerkbaar stipje over de onmetelijke uitgestrektheid van het watervlak bewoog, was letterlijk een drijvende hel, waar van den morgen tot den avond de laagste hartstochten vrij spel hadden. Slechts door de jaloezie en de verdeeldheid onder de equipage voedsel te geven, konden de officieren gerust in hunne hutten slapen. Een vrij talrijke troep matrozen, onder aanvoering van den gevreesden Ier, hadden het plan gevormd, de officieren te vermoorden en van het schip een walrischvaarder te maken. Salvé weigerde zich bij het complot aan te sluiten; alleen zijn tegenstand, in verband met de vrees die hij inboezemde, belette de uitvoering van het plan. Wij zullen onzen held niet verder volgeu in deze sombere periode zijns levens. Na een verblijf van achttien maanden op de Stars and Stripesnam hij van haar gezagvoerder te New-Orleans afscheid, waar hij het bedrag zijner gage ontving, dat hij al dien tijd lxad laten oploopen. Zijn lotgevallen aan boord van de andere schepen waarop hij achtereenvolgens diende, verschilden weinig van hetgeen hem tot dusver wedervoer; maar de gewoonte had hem geleerd zich in vele dingen te schikken. Eerst nadat er vier jaren op die wijze ver- loopen waren, maakte het heimwee naar de Europeesche kust zich van hem meester; maar nog wilde hij het zichzelven niet bekennen dat hij bovenal Noorwegen wenschte weder te zien. Nadat hij een schip naar zijn gading gevonden had, waarmede hij de voorgenomen reis zou kunnen doen, ging hij op een goeden dag met zijn Bra- ziliaanschen vriend scheep op een groote bark, die van Cunujao kwam, met een lading tabak voor Rotterdam en Nieuwediep. Erederigo was zijn onafscheidelijke vriend geweest bij al de wisselvalligheden van zijn zeemansleven. Die onveranderlijke ge hechtheid sproot, naar hij vermoedde, enkel uit eigenbelang voort, daar onze Noor in liet bezit was van een aardig sommetje geld in goudstukken, dat hij altijd in een lederen gordel bij zich droeg. Salvé volgde niet hot voorbeeld van Erederigo, die zoodra hij aan land was, zijn loon aan de speeltafel of in andere vermaken zoek bracht; hij gaf zich niet met vrouwlui af men weet dat de herinnering aan die ééne hem daarvan weerhield en in de her bergen die gewoonlijk door de matrozen bezocht worden, ging hij door voor een lastigen klant, dien men maar zooveel mogelijk uit den weg moest gaan. Erederigo, meende hij, beschouwde hem als zijn spaarpot. Die meening had zoo stellig bij hem post gevat, dat toen de Braziliaan hem voorstelde, in een der Amerikaansche havens te deserteeren, om vervolgens samen naar de goudmijnen te gaan, van wier vruchtbaarheid men de ongeloofelijkste dingen ver telde, Salvé dit aanbod dadelijk van de hand sloeg, uit vrees dat de Braziliaan op een mooien nacht van zijn slaap zou profiteeren om hem een eindje staal in 't lijf te boren en met zijn geld aan den haal te gaan. Overtuigd dat Frederigo hem alleen om zijn geld naliep, besloot hij.zich bij de eerste gelegenheid de beste van hem te ontdoen. Zoodra hij dus te Nieuwediep kwam nam hij zijne maatregelen om het schip te verlaten, doch ditmaal langs den wettigen weg. Frede rigo kreeg eerst kennis van die beslissing op het allerlaatste oogen- blik, toen hij Salvé met zijn bagage op weg naar het dek tegen kwam. Hij was letterlijk wanhopig; hij verbleekte, hij stamelde allerlei onzin, en viel eindelijk zijn vriend om den hals met den uitroep „Wij kunnen toch zoo niet van elkander afgaan.... Wat zal er van mij worden als ik u niet meer heb, nadat we zoo lang met elka&r hebben omgegaan!" In weerwil van zijn stellige voornemens, liet Salvé zich vermur wen. Hij bedacht dat deze man vier jaar lang zijne lotswisselingen gedeeld had en die herinnering bracht een zekere ontroering bij hem teweeg. „Mijn vriend," zeide hij, „gedane dingen nemen geen keer, en daaraan valt niet meer te veranderen. Maar dat belet mij niet, om nog voor het laatst een avondje met u door te brengen. Van avond kunt ge me in De Rijzende Zon vinden." Daar er op dit oogenblik een groot aantal schepen in de haven van het Nieuwediep lagen, was de herberg De Rijzende Zon vol men liet paard, staande in een moddersloot van de weide, waar het natuurlijk van honger en vermoeienis omge komen was. Door de commissie, die zich belast heeft met de regeling van het feest, de vorige maand aan dr. L. R. Beijnen, den ouden Haagschen rector en thans leermeester onzer aanstaande Koningin, aangeboden, is aan de deelnemers een allerkeurigste souvenir toegezonden. In een smaakvol gelithografeerd omslag vindt men, in autographie, de hand- teekeningen van hen, die het voorregt hadden aan den feestdisch aan te zitten, maar bovendien, eveneens in auto graphie, de gedichten daar toen voorgedragen. Velen zullen zeker met groot genoegen de volgende regelen lezen, aan het bedoelde souvenir ontleend. aan mijn ouden contübebnaal. Voor veertig jaar mijn tentgenoot In 't kamp der wetensehapsrecruten, En, sinds dien tijd tot op deez' dag, Een trouwe vriend van 't echte slag, Wiens ooren dikwijls mogten tuten, Wanneer, in zijn afwezigheid, Zijn lof door mij werd uitgebreid, Waar niemand op had af te dingen, In kleiner of in grootcr kringen, En dien ik thans, op dezen dag, Als jubilaris groeten mag! Wat zou mijn mond u zeggen mogen, Dat gij niet altijd wist en steeds Gelezen liebt in 't hart van Beets, En nu moogt lezen in zijn oogen? God, die ons vrienden heeft gemaakt, En broederen worden deed uit vrinden Als 't zamenwonen was gestaakt Om elk zijn weg en werk te vinden; llij, die u thans dc rust verleent En mij, welligt nog weinig jaren, Aan 't werk houdt., zoo Hij 't dienstig meent, Zoo lang dit bloed ons vloeit door de aren, Iioude ons in éénen Geest vereend! En komt de dood ons d'adem rooven, Mijn Laurens Reinhart! wel, daar zij Een plaatsje dan voor u en mij In 't Contuberniuin hier boven! 's Hage, 11 Sept. 1878. Nicolaas Beets. Met het oog op de vorderingen van het electriscli licht, heeft de gemeenteraad te 's Hage voorloopig afgezien van het plan om voor de uitbreiding der gasfabriek f 95,000 te negotiëeren. zeelui, die druk praalten, lachten en zongen, nieuwe vriendschaps banden sloten of de oude hernieuwden; alles begoten en bezegeld met de noodige glaasjes „klare" en brandewijn; terwijl in de zaal achter de gelagkamer een meer schetterend dan schitterend orke3t zonder ophouden doorspeelde en de vloer er kraakte onder de dansen der broederlijk verccnigde zonen van Nederland en Brittanje. De danszaal van De Rijzende Zon bood een tafereel aan, dat een eigenaardig contrast opleverde met de bals in de groote wereld. Te midden van dikke wolken tabaksrook zag men de meest uiteen- loopendc typen: verzengde en gebaarde gezichten, met den hoed achter op het hoofd en het neusbraudertje in den mond, die stra lende van genoegen en met de zweetdroppels op 't voorhoofd, het onbeschrijfelijk duik met elkaar hadden. Men zag er Erauschen en Zweden in rooden wollen hemden, Noren en Denen in blauwe hemden en linnen broeken en Engelschen van top tot teen in 't blauw gestoken. Salvé en Erederigo zaten in een vertrek dat aan de balzaal grensde; de eerste, somber als gewoonlijk, deed echter zijn best om zoo vriendelijk mogelijk te schijnen, uit beleefdheid voor zijn gast; de tweede, zeer afgetrokken eu neerslachtig. Als om het wederkeerisre verdriet over de aanstaande scheidiug weg te spoelen, vulde Erederigo voortdurend het glas van zijn vriend, en hij zelf kreeg schijnbaar hoe lauger hoe meer de hoogte, hoewel hij meer dan eens het zijne op den vloer had uitgestort. Weldra begon hij met zekere aandoening in zijn stem te spreken; telkens als hem een nieuw avontuur uit liun kameraadschap te binnen schoot, legde hij de grootste ontroering aan den dag. „Ik zal u nooit vergeten," sprak hij met een traan in ieder oog.... „neen, nooit! Terwijl hij een bijzondoren nadruk legde op dit laatste woord, namen zijn kleine grijze oogen een eigenaardige uitdrukking aan, die zijn raedgezei zeer bevreemd zou hebben, als niet al zijn aan dacht in beslag was genomen door iets, dat wel geschikt was om hem belang in te boezemen. Salvé had naast zich twee personen de Noorsche taal hooren spreken. Zijn hart klopte bijna hoorbaar; het was al zoo lang geleden dat de beminde klanken van zijne moedertaal zijne ooren hadden gestreeldDe sprekers waren twee houtvlotters, en een j hunner, in tamelijk beschonken toestand verkeerende, roemde met echten dronkemanshartstocht de onvolprezen eigenschappen van i een der danseressen. „Loop heen!" sprak de ander, naar liet scheen een inwoner van i Tornsberg; wat zoudt ge dan wel zeggen, als ge de mooie Elisa- beth, in de Ster te Amsterdam, eens gezien hadt? Maar dat is geen danseres en geen spekje voor uw bekje, maat!" De naam Elisabeth deed Salvé met te meer inspanning luisteren.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 1