HELDERSCHE
EK NIEIIWEDIEPEB (01 RA\T.
1878. N°. 132.
Zondag 3 November.
Jaargang36.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
I8) SALVÉ KRISTIANSEN.
„Wij li nl di gen
het goede.™
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalƒ1.30.
a w franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
11 ure au: MOLENPLEIN N°. X«3.
Prijs der Adrertentiën: Vam 11 regels 60 Ceiti,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of rignetten worden naar plaatsruimte berekend.
F.lken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indië.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEUWED1EP, 2 November.
Gisteren morgen kwam van Schotland, laatst van Yar-
mouth hier binnen het Fransche oorlogsstoomsehip „Cuvier,"
kommandant Borius, capt. de fregate. Gezegde bevelhebber
heeft in last om zich, zoowel hier als te Maassluis, Helvoet
en Vlissingen, op de hoogte te stellen van alles wat tot
de haringvisscherij betrekking heeft. Dingsdag a. s. ver
trekt deze bodem naar Maassluis.
Bij het einde dezes jaars zijn van de leden der
Kamer van Koophandel en Fabrieken alhier aan de beurt
van aftreding de heercn C. Giltjes en P. J. Duinker. De
verkiezing heeft plaats op Vrijdag den 22 dezer, ten
Raadhuize dezer gemeente.
Mej. R. van Ainerongen, van hier, heeft te Haarlem
acte bekomen voor nuttige handwerken.
Aan het departement van Marine is jl. Donderdag
aanbesteed de levering bij de directie der Marine alhier
van 6,000,000 kilogram schaalkolen. De heer P. M.
Brouwer te 's Hage had het minst ingeschreven voor
3,500,000 kilogram a f 10,80 en 2,500,000 kilogram
a f 10,50 de 1000 kilogram.
Drietal te Hoorn: dr. J. van den Berg -Tr., te
Zaandam; J. E. Moltzer, te Drachten en J. Post, te "VVijdenes.
Aangenomen het beroep naar de Remonstrantsche
Broederschap te Hoorn door dr. W. A. Terwogt, predikant
te Oude Wetering.
Bedankt voor het beroep naar Nijkerk door ds. Krayen-
belt, predikant te Alkmaar; voor dat naar Breda door
ds. J. Kool, predikant te Heusden.
De bisschop van Haarlem heeft benoemd tot kapelaan
te den Burg op Texel den heer B. P. F. Mohr en te
EEN NOORDSCH VERHAAL,
door JONAS LIK.
(Ver tol ff.)
Op zekeren dag echter, toen Elisabeih, overladen met bezigheden,
haastig door de zaal op de eerste verdieping liep, bemerkte zij een
jongman met zwarte baard, in een blauw buis, die aan een der
tafeltjes een glas bier zat te drinken. Op het eerste gezicht hield
zij hem voor een scheepskapitein; maar er was zeker in zijn voor
komen iets dat de bijzondere opmerkzaamheid van het meisje trok,
want op het oogenblik dat zij de zaal verliet, keerde zij zich om
en zag hem nog eens aan. De man met het blauwe buis was zeer
bleek en hield zijn fonkelende oogen strak op haar gevestigd.
Zij had Salvé herkend, hoewel zijn klcediug een hoogeren rang
dan dien van matroos aanduidde. Nauwelijks had zij zich ver
wijderd, of eene zonderlinge aandoening maakte zich van haar
meester. Wat zou zij doen? Weer in de zaal terugkeerenDat
durfde zij niet; maar een ingeving die sterker was clan liaar wil,
bestuurde hare bewegingen. Een oogenblik later ging de deur
weer open; Elisabeth kwam bevende weder biunen, met neer
geslagen oogen en een vuurrood gelaat. Zij liep hem voorbij met
een bijna onmerkbaar hoofdknikje. Toen zij aan het andere einde
der zaal gekomen was, klonk er achter haar een zonderlinge lach.
Elisabeth keerde zich om.
„Goeden dag, Salvé Kriétiansen," sprak zij, met een krachtige
poging om aan hare stem de kalmte te geven, die verre van haar
hart was.
„Hoe gaat het, Elisabeth?" antwoordde de zeeman, die met
eenige aarzeling van zijn stoel was opgerezen.
„Zijt ge hier te Amsterdam met een schip?"
„Neen, te Purmerende. Ik ben hier slechts gekomen om
Ondertusschen was hij weer gaan zittende houding van het
meisje moedigde hein niet aan om voort te gaan.
„Gij zijt dus nu in den houthandel?"
„Ja," sprak Salvé, op een toon die meer zeide dan alle mogelijke
toelichtingen.
Elisabeth scheen niet nieuwsgierig om er meer van te weten,
want zij ging heen zonder verder iets te vragen.
Salvé bleef onbewegelijk zitten, met saanigeperste lippen, star-
oogende naar zijn nog onaangeroerd glas bier. Toen hij Elisabeth
bij hare eerste verschijning zag stilstaan, had iets in zijn binnenste
hem gezegd, dat zij zou terugkomen, maar hij had een geheel ander
tooneel verwacht. Een sterke neiging om zich als tyrun voor te doen,
had zich bij onzen held ontwikkeld sedert zijne laatste ontmoeting
met de dame zijner keuze. Toen, zooals hij voorzien had, zij die
op het punt geweest was de vrouw van Curl Beek te wordeu, terug
kwam met alle kenteekenen van schaamte en berouw, vond hij er
een soort van bittere voldoening in, tegenover haar als rechter op
te treden. Hij wilde dat de schuldige zich voor hem zou veroot
moedigen, om haar dan dadelijk te vergeven en haar te zeggen dat
hij haar nog met hart en ziel liefhad.
Maar zooals hij haar die tweede maal zag, bij de deur, kalm en
waardig ondanks haar bleekheid, gevoelde hij zich verder van haar
gescheiden dan wanneer hij aan den anderen kant van de wereld
was geweest.
De ongelukkige zeeman stond als verpletterdbeschaamd en onte-
Spanbroek den beer A. Schouten, beiden den 15 Aug. tot
priester gewijd.
Jl. Donderdag bad aan bet Prov. gouvernement te Haarlem
de berbesteding plaats van den opbouw van het Rijksmuseum
te Amsterdam. De uitslag was: perceel 1 de heeren J.
Schoonenburg en C. J. Maks, te Amsterdam, ad f458,000;
en perceel 2 de Hanseatische Baugesellschaft, te Hamburg,
ad f 185,000.
De rijksveldwachters J. G. Meese, R. Yosjan en J.
H. Niedelstein-Walter zijn er, na veel moeite, in geslaagd
de daders van den diefstal van een paard (C. Beemster
en A. Waterman, te Hoorn,) op te sporen en tot beken
tenis te brengen. Zij hadden het tweejarig paard van den
landbouwer K. Broertjes, te Oosterblokker, in den nacht van
Zondag 20 op 21 October 11. van het land te Westerblokker
weggenomen, waarna het 's ochtends een kwartier verder
in akeligen toestand in een sloot teruggevonden werd.
De ontvangsten cn uitgaven der begrooting voor
1879 voor Amsterdam zijn vastgesteld op f 5,587,766.
Het bedfag der opbrengst van de plaatselijke directe be
lasting naar het inkomen is bepaald op 2 millioen, zijnde
3 pCt. van het inkomen. De raad heeft met 29 tegen 7
stemmen zich in beginsel vereenigd met het voorstel van
burgemeester en wethouders tot het aangaan van eene
ruimere leening dan noodig is tot aanvulling der geld
sommen, die uit de opbrengst der geldleening van 1874
tijdelijk tot andere doeleinden zijn aangewend dan bij het
sluiten der leening was bepaald.
In de groote goederenloods der II. IJ. S.-M. te
Amsterdam zijn jl. Woensdag avond proeven genomen met
bet electrische licht, 'Stelsel van Jablochkoff, met drie
lantaarns, die den omtrek verlichtten als bij helderen dag.
Naar het Rott. Nbld. met zekerheid verneemt, zal
Carlotta Patti dezen winter, na Engeland bezocht te hebben,
Vreden over zich zelf, wist hij niet wat hij verder zou dien. Welk
een wonderlijk schepseltje die Elisabeth, en wat gevoelde hij zich
klein tegenover haarNa zich eeuige oogenblikken in de somberste
overdenkingen verdiept te hebben, zette hij driftig bet glas bier op
tafel waarmede hij gedachteloos zat te spelen, cn vertrok.
Een geruimen tijd zwierf hij langs de kaden rond, zonder acht
te slaan op hetgeen er om hem licen gebeurde. Zijn langdurige
ondervinding toch deed hem met een enkelen oogopslag de herkomst
van ieder schip en den tak van koopvaardij waarvoor het gebezigd
werd, onderscheiden. Het eene schip bracht koffie aan van het
eiland Java; liet andere een lading stukgoederen uit allerlei
landen; het volgende kwam uit West-Indien met ruin en suiker;
een vierde, te ooideelen naar zijn vierkanten bouw, was blijkbaar
een walvischvaarder, die van Spitsbergen terugkwam. Hij dacht aan
hunne lange pelgrimstochten, aan het gevaarlijke en onaangename
leven dat men daar aan boord leidde. Zou hij nu datzelfde leven
weer beginnen? Dat hing van Elisabeth af, maar hij had bitter
weinig hoop.
Zijn ongeduldig karakter kon zich niet in een lang uitstel schikken
hij wilde zonder verdere vertraging zijn noodlot kennen. Niettemin,
hoe opgewonden hij was, gebood de voorzichtigheid hem met, het
wagen van een andere proef te wachten tot de minder gunstige
indruk van het eerste onderhoud verdwenen zou zijn.
De volgende dag begon met een van die mistige morgens, die
men in de noordelijke klimaten zoo veelvuldig aantreft; maar in
den loop vau den namiddag kwam er hier cn daar „een lapje blauw"
tusschen de nevels doorgluren. Terwijl Salvé de nabijzijnde brug
over ging, wierp de zon haar vriendelijke stralen op de ramen van
het huis der familie Duijvens. Voor een der vensters vertoonde
zich, achteloos op haar ellebogen leunend, de bekoorlijke gestalte
van Elisabeth, die ook behoefte gevoelde om met hare gedachten
alleen te zijn. Salvé sloeg haar een oogenblik gade; en riep toen
hardop, zonder zich te bekommeren of iemand het hoorde
„Dat lieve kopje moet en zal van mij worden
Het volgende oogenblik trad hij bij Duijvens binnen.
Elisabeth hoorde de deur achter zich opengaan; toeu Salvé daar
nu zoo onverhoeds voor haar stond, liet zij zich op een stoel neer
vallen; doch dadelijk stond zij weer op, als om zich te beter te
weren tegen een haar dreigend gevaar.
„Elisabeth," sprak hij, met zijne zachte en droevige stem, „zult
ge me nu nogmaals heenzenden, om als een balling de wereld rond
te zwerven? Als gij het doet, God weet of ik wel ooit terugkom
Het meisje bleef sprakeloos, zoo bleek als de doodterwijl zij
haar schoone oogen met een uitdrukking van verwijtende gestreng
heid op hem gevestigd hield; zij ademde bijna niet en scheen te
wachten tot hij voort zou gaan.
„Elisabeth," vervolgde Salvé, „neem mij tot echtgenoot en ik
zweer u dat ik een geheel auder mensch zal worden.- Als ge eens
wist, welk een ellendig schepsel er van mij geworden is, sedert ik
u heb moeten missen! Gij hebt het gisteren moeten zien."
„God is mijn getuige, Salvé," antwoordde zij met tranen in de
oogen, „dat er in mijn hart nooit voor iemand anders plaats is
geweest dan voor umaar ik wil voor alles en in alle oprechtheid
weten hoe ge over mij denkt."
„Zooals ik over de engelen in den hemel denk, mijn zielsgeliefde
Elisabeth," sprak hij, met een poging om haar hand te vatten.
„Weet ge dan niet, dat ik bijna met mijnheer Carl Beek verloofd
zou zijn geweest fluisterde Elisabeth, geweldig blozend, maar met
oen kunstreis ondernemen door geheel Nederland, waar zij
in de voornaamste steden concerten zal geven.
Na de Thalberg-concerten des heeren Ullman wacht den
Nederlandschen muziekliefhebbers dus nog een niet minder
schoon kunstgenot.
De komst der beroemde zangeres kan tegen het begin
van Januarij worden tegemoet gezien. Haar eerste concert
zal zij dan waarschijnlijk te 's Hage geven.
Voor eenige dagen zijn van den landbouwer G. te
Utrecht, van twee in het land ioopende paarden de staarten
afgesneden; jl. Donderdag heeft men andermaal van den
heer v. d. B., aan den Hommel, gemeente Ouden Rijn,
dit van drie paarden gedaanhet is te hopen, dat de dader
worde ontdekt.
Dat ten einde boeken te verkoopen de „handel" zijn
toevlugt neemt tot bons voor horloges, zeil booten,
piano's enz., daaraan is men zoo gewoon, dat niemand er
zich meer over verwondert. Eigenlijk koopen de meesten
slechts den bon en willen dan wel de boeken op den koop
toe nemen, als de bruid, die om haar bruidschat ten huwelijk
werd gevraagd.
Maar dat men om het bezoeken van eene publieke ver
makelijkheid aan te moedigen, daaraan ook eene loterij
verbindt, is iets nieuws. Thans wordt het door den eigenaar
van het cirque Corty te Utrecht in toepassing gebragt.
In de pauze worden er een vet varken en een schaap
verloot. Maar hij die den prijs trekt is niet de eenige,
welke er voordeel bij heeft. Het publiek amuseert zich
met de pogingen om het dier uit de manége te brengen
want daartoe is de gelukkige winner verpligt beter
nog dan met menigen toer; vooral de twijfelachtige mede
werking van de clowns verhoogt het genoegen van de
toeschouwers, maar minder dat van den gelukkigen winner
en zeker allerminst van het varken. (Arnh. Crt.)
een blik die v«\n hiiar moed getuigde. „Ik weet nog niet hoe ik
lot zulke dwaasheden gekomen ben. Toen ik ten laatste het geluk
had, mijn hart op de proef te stellen, ben ik zoo spoedig mogelijk
gevlucht."
„Uw tante heeft mij alles verteld; laten we er nu niet verder
over spreken."
„En ge koestert dus niet den minsten twijfel meer over mij?
Want dut zou ik nooit kunnen verdragen, nooit, hoort ge?"
„Ik twijfel aan niet9 meer, dat zweer ik u!" verzekerde Salvé,
wiens oprechtheid op dit oogenblik vlekkeloos was.
Een glans van onbeschrijfelijke vreugde schitterde op het gelaat
van het meisje. Toen sloot Salvo haar in zijne armen, en zoo
bicven zij een tijdlang sa&m, hart aan hart, zonder een woord te
spreken, aan niets en aan niemand denkende. Er was iets zenuw
achtigs in hun omhelzing, alsof zij niet aan de werkelijkheid van
hun geluk konden gelooven en vreesden het weder te zullen
verliezen.
Ondertusschen was de deur opengegaan, zonder dat zij het
bemerkten, en stond de heer Duijvens vol verbazing op den drempel.
Elisabeth was de de eerste die hem zag.
„Het is mijn beminde," sprak zij zonder de minste verlegenheid,
hoewel een lichlc blos hare wangen kleurde.
Salvé voegde er bij
„Ik ben Salvc Kristiansen, eigenaar van de Apollo."
Nog altijd hield hij zijn arm om Elisabeth heengeslagen* Op
dit oogenblik, kwam alles hem in vergelijking met haar onbeschrij-
lijk klein voor.
De kastelein uit de Ster kon zijn oogen en zijn ooren bijna niet
gelooven. Hij keerde zich om en ging boven aan de trap staan
om zijn vrouw te roepen, wat met toenemende verheffing van stem
geschiedde
„Koos! Koos! Koos!"
Daar „Koos" echter niet spoedig kwam, ging hij zelf naar bene
den, zoo vlug als zijn zwaarlijvigheid het hem vergunde.
„Wat is er aan de hand?" vroeg juffrouw Duijvens.
„Er is zooveel aan de hand, dat ik geruïneerd ben. Elisabeth
is boven met een scheepskapitein, haar beminde, naar zij zegt."
„Kom, het zal een aardigheid wezen
„Ga dan zelf maar eens zien."
En terwijl zijn vrouw, niet minder verbaasd dan hij, zoo vlug
als ze kon naar boven liep, stamelde de arme man op hart-
brekenden toon
„Wie zal nu het huishouden waarnemen als Elisabeth heengaat?
Wij krijgen nooit iemand terug zooals zij is."
Toen juffrouw Duijvens zich aan de deur vertoonde, deelde
Elisabeth haar ter verdere opheldering mede, dat zij den jongen
zeeman, dien zij haar voorstelde, van kindsbeen af kende en dat
zij elkaar na een lange scheiding nu voor het eerst hadden weêr-
gevonden.
Hare meesteres begreep wel dat er achter dat alles de een of
andere liefdesgeschiedenis met hindernissen verborgen lag; maar
hoe nieuwsgierig zij ook was om de nadere bijzonderheden te weten
te komen, stelde zij alle verdere vragen toch tot een latere gelegen
heid uit. Te gelijker tijd legde de goede vrouw op de hartelijkste
wijze haar vriendelijke gezindheid aan den dag, en na S.dvc's hart
j gewonnen te hebben door een wanne lofrede op Elisabeth, verzocht
zij hem, haar huis als het zijne te beschouwen zoo laug hij in
Amsterdam bleef.