HELDEHSCIIE
i:\ NIEUWEBIEPEI COURANT.
1878. N°. 134.
Jaargang 36.
Vrijdag 8 November.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
Sü> SALYE KRISÏIANSEN.
„W ij huldigen
li c t goed e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag cn Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs j>cr kwartaalƒ1.30.
a p franc® per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Durean: MOLENPLEIN N°. 16Ü.
Prijs der Advertentiën: Vaa 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15' Cents.
Groote letters of vignetten wordeu naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag; vertrekt de mail naar Oost-lndië.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEUWEDIEP, 7 November.
Jl. Dingsdag avond werd de reeks der volksbijeenkomsten in
dit saizoen op feestelijke wijze geopend. De voorzitter der
Commissie heette de aanwezigen welkom; herinnerde aan
den gewijzigden vorm der bijeenkomsten, blijkens eene in
de plaatselijke bladen gedane kennisgeving; uitte den
wensch dat deze bijeenkomsten meer en meer aan 't doel
mogen beantwoorden; bragt dank aan den spreker voor de
welwillendheid, waarmede hij die taak had aanvaard en
drong aan op dankbaarheid en waardeering jegens de leden
van 't Stafmuziekkorps der Marine onder de leiding van
den heer W. L. Weckesser, dat nu niet voor de eerste
maal werkzaam is om belangeloos volksbijeenkomsten op te
luisteren, of voor liefdadige doeleinden zijne talenten aan
te wenden. Terstond hierop voerde het Muziekkorps
de ouverture „Dichter en Boer/ van Suppé, uit. De
heer Johs. Dyserinck hield hierop eene rede over banken.
Spreker herinnerde hierbij aan zijne vroegere lezing, in
de Sociëteit Mars gehouden, over stoelen. Hij meende dat
over banken ook wel heel wat zou zijn te zeggen. De
slag bij Doggersbank, de bank van IJ muiden, de Bank
van Leening, de Spaarbank, de Hulpbank, de Wissel
bank, de Nederlandsche Bank, de Speelbank waren,
onder meer, de onderwerpen van behandeling. Blijkbaar
werd de aandacht van het zeer talrijk gehoor in groote
mate geboeid door deze onderhoudende voordragt, die
gevolgd werd door de uitvoering van „Souvenir uit de
opera Willem Teil," van Rossini, door het Muziekkorps.
Na de pauze werd door eenige leden der Commissie
tot regeling dezer bijeenkomsten, in vcreeniging met andere
vrienden der tooneelspeelkunst, opgevoerd: Het bekroonde
treurspel, in één bedrijf, van Joh. E. A. van Pellecom.
We besluiten ons kort verslag met de opmerkingen, door
ons van verschillende zijden vernomen, dat men den avond
EEN NOORDSCH VERHAAL,
door JONAS LIK.
{Fer volg.)
Eenige dageu later ging de gezagvoerder der Apollo scheep nanr
Holluud. Zijn vrouw vergezelde hem op haar verzoek. De over
tocht had onder de gunstigste omstandigheden plaats. Het zachte
weder, de kalme zee, en, tot overmaat van blijdschap, de uitmun
tende stemming van Salvé, maakten er een echt pleiziertochtje van.
Elisabeth bleef een week bij de familie Duijvens logeeren, die
overgelukkig was dat ze haar zoolang bij zich had.
Toen het tijd was om weer huiswaarts te keeren, gingen zij met
een lichten bries de Zuiderzee over, onder een heerlijk schoonen
blauwen hemel. Elisabeth zat op liet dek, met den kleinen Gjert
op haar school, een jongen „als melk en bloed," zooals zijn moeder
van hem getuigde. Alles wekte haar belangstelling bij de aan
schouwing van deze kalme en niet zeer diepe zee; vol verrukking
vroeg zij van den loods, dien zij aan boord genomeu hadden,
inlichtingn over de duinen en de „doode steden," die men heel
in de verte zag liggen. Salvé bleef van tijd tot tijd staan om met
een glimlach naar haar te luisteren. Hij gevoelde zich volkomen
gelukkig op deze broze hulk, die het dierbaarste en het liefste
bevatte wat hij op de wereld had.
Te begiunen bij het eiland Terschelling is het vaarwater, dat de
Zuiderzee met de Noordzee verbindt, door een dubbele rij van
roode en zwarte bakens aangewezen. Ofschoon het zeer stil weêr
was, kwamen er ieder oogeublik hevig schuimende golven tegen
de Apollo aanrollen.
„Hoe moet het hier wel wezen bij een storm, als de zee over
het schip slaat?" vroeg de jonge vrouw met eeu lichte huivering.
„Zoo iets moet gij liever niet zien," antwoordde de loods.
„Gij moet er toch altijd op uit, storm of geen storm."
„Het is mijn broodwinning," sprak de Hollander, zijn schouders
optrekkend.
„Bij ons in Noorwegen hebben we loodsen, die ook niet bang
zijtt voor een nat pak. Het is een heerlijk leventje!"
„Zeker, een heerlijk leventje! Binnen de laatste twee jaar zijn
er ongeveer vijftig loodsen in den omtrek van Ameland gebleven."
Die laatste woorden maakten een einde aan het gesprek. Het was
of de jonge vrouw een voorgevoel kreeg van een naderend onheil.
Een paar dagen later zeilde de Apollo, bij prachtig maanlicht,
langs Doggersbank, met een gereefd marszeil. Elisabeth, die het
nog niet van zich verkrijgen kon naar beneden in de kajuit te gaan,
zat nog op het dek, met haar kind warmpjes ingepakt in haar armen.
Salvé liep langs haar heen cn weer en beschouwde haar met een
blik van de innigste liefde. Een weinig verderop, bij het groote
scheepsluik, zaten Gcorge Buvaagen, en twee andere matrozen, wier
dagtaak afgeloopen was, te praten en geschiedenissen te vertellen,
waarnaar de andere kameraads nu en dan kwamen luisteren. Ook
Elisabeth richtte haar opmerkzaamheid naar dien kant.
Men was dien dag een groote uitgestrektheid „dood water" ge-
van Dingsdag hoogst genoegelijk in Tivoli heeft tloor-
gebragt; dat men de volksbijeenkomsten, op deze wijze
geregeld, algemeen gaarne bestendigd zou zien als uit
spanningen die in groote mate nut afwerpen; en dat de
regelings-commissie bij dit haar streven voorzeker rekenen
kan op de ondersteuning van allen, die haar pogen kunnen
schragen.
Spaarbank voor den Helder, 3de kwartaal 1878:
Saldo op 1 Julij 1878 f 68615.97
Ingebragt en renten gedurende het 3de kw. 1878 - 7954.63
f 76570.60
- 6344.52
Teruggehaald gedurende bovengen, tijdvak
Saldo op 1 Oct. 1878 f 70226.08
Aantal deelhebbers op 1 Julij 1878 571.
„1 Oct. 1878 612.
Door de Rijkscommissie voor het exaraineeren van
stuurlieden ter koopvaardij is het diploma van tweeden
stuurman voor de groote vaart toegekend aan den heer
W. Bakker Gz., leerling aan de zeevaartkundige school
van den onderwijzer A. J. Leijer, alhier.
Mejufvrouw M. E. Th. Luxembourg, vanhier, heeft
te Haarlem acte bekomen voor nuttige handwerken.
Te Haarlem hebben o. a. acte van bekwaamheid als
hoofdonderwijzer bekomen de heeren: A. Hartland, van
Alkmaar; P. G. Appelboom, van HaringkarspelE'. G. van
den Berg, van Schagen en P. Deuzeman, van Barsingerliorn.
Z. M. de Koning wordt eerstdaags, vermoedelijk in
deze week nog, uit Arolsen terug verwacht, en na op het
Loo een paar dagen doorgebragt te hebben zal hij zich
naar 's Hage begeren.
De onlangs aanbestede watermolen in den polder liet
Noorden, op Texel, is bijna voltooid en doet reeds goede
dienst; het is een prachtige molen, een van de grootste
soort. De ontwerper, de heer Koot, en de aannemers Gebr.
de Jong te Nieuwediep. verdienen daarvoor allen lof.
De schouwburg Frascati, in de Nes te Amsterdam,
passeerd, en dc timmerman verhaalde bij deze gelegenheid een aantal
geheimzinnige voorvallen, waarvan bij getuige was geweest. Zijns
inziens was het een slecht voortoeken als men zoo in volle zee
„dood water" vond.
George Buvaagen, die, als al dc boeren -van de oevers der fjords,
zeer bijgeloovig van aard was, had zich nog niet in het gesprek
gemengd.
„Hmbegon hij op zijn beurt, „ik geloof dat er meer dan één
hier in de Dogger begraven is. liet is een echt kerkhof."
Hier hield hij op, alsof hij vreesde dat hij te veel gezegd had,
en deed een paar krachtige trekken aan zijn pijp, die op het punt
wa9 van uit te gaan. Van alle kanten gedrongen om te voldoen
aan de algemeene nieuwsgierigheid, die bij nu eenmaal opgewekt
bad, vprvolgde hij op gedeinptcn toon, nadat liij vooraf ter sluiks
eens om zich heen had gezien:
„Weet gij wat er van de oude vissclien wordt als ze dood zijn?"
Niemand kon die vraag beantwoorden.
„Weet gij het niet? Welnu, niemand weet er iets vun; en toch
is het een feit, dat er dagelijks duizende visscheu sterven. Als de
zaak natuurlijk in zijn werk ging, zou de gansehe oppervlakte der
zee bedekt zijn met hunne glinsterende lichamen en men zou altijd
tusscben doode visschen doorvaren. Dat is een geheim; evenals
de vraag wat er van de oude schepen wordt."
In den mond van iemand nis „de sluper" klonk het woord
geheim al bijzonder geheimzinnig.
„Ja," ging bij voort, „de Dogger is een leelijke plek en wij
zullen er niet zoo spoedig uit zijn."
Daarop begon hij nnar de lucht te kijken; een groote zwarte
wolk dreef in dit oogeublik voorbij de maan.
„Maar wat bedoelt ge toch met die oude visschen en oude
schepen, George?" zei de timmerman, oin hem op zijn onderwerp
terug te brengen.
„Nu, moet ge het clan weten? Hier, in de Dogger, en misschien
op twee of drie andere plaatsen, worden zij grootendeels bijeen
verzameld. Van daar die zandhoop, die er als eeu reusachtig lijk
uitziet, gelijk zooveel geruchten en vreemde dingen die men wel
kan verklaren."
Juist toen George dit z.eide, ontstond er een algemeene opschud
ding; de matrozen staarden elkaar verschrikt aan, want het schip
had een schok gekregen, terwijl er tegelijkertijd een zware golf
over het dek sloeg.
„Kijk!" zei de timmerman, „hij heeft het gehoord; hoe oud hij
ook is, wil hij zich nog niet op het kerkhof laten begraven!"
Elisabeth vond nu dat het gesprek een wel wat vreemde wending
nam cn zocht haar kajuit op.
Den geheelen nacht was de zee onstuimig, en het schip kreeg
herhaalde malen een schok, alsof het door ondiep water ging, wat
echter niet het geval was, daar de peilingen het tegendeel bewezen,
's Morgens vond men dc ankerketting door de kracht der zauderige
golven op het dek geworpen, maar toch met een zekere regel
matigheid op orde gelegd. Voor het mcerendeel der equipage was
daar iets bovenunatuurlijks in; de „doode handen" van de zandbank
waren stellig niet vreemd aan dit voorval. Het was een waar
schuwing. George Buvaagen schudde het hoofd en zeide niets.
in 1823 gebouwd, is voor ruim f 100,000 uit de hand
verkocht, naar men wil aan eenige tabaksmakelanrs.
De heer A. Vink Jr. zal, na een ruim 50jarige loop
baan als tooneelspeler, aftreden. Redenen van gezondheid
nopen hem daartoe. Den 15 dezer maand geeft hij in den
Stadsschouwburg te Amsterdam zijne afscheidsvoorstclling.
Daarbij zal bij optreden in het drama Nelhj, in de rol van
den Procureur-zaakwaarnemer Brasz.
Men schrijft uit Leiden, dd. 4 dezer:
Gelukkig hebben de landbouwers overal buitengewoon
veel hooi gewonnen, want het weer valt hun wel drie weken
uit de hand. Het vee trapt het zeer drassige weiland stuk
en vernietigt daarbij het laatste voedsel. Wind komt er
niet cn is er al in geen acht dagen geweest, anders kon
men nog eens beproeven met de watermolens te kampen
tegen den regen, die bij stroomen neervalt. De boezem
zou daarbij geen bezwaar maken, want hij is steeds op een
laag peil gehouden kunnen worden. Kon de watermolenaar
nu ook maar wind verschaften, het aantal grommende boeren
zou heel wat minder zijn. Nu zit er niet anders op dan
het vee naar den stal te halen, en dat valt erg tegen, ook
als het gewonnen hooi, maar tot Mei strekken kan.
Bij de pogingen tot redding van de bemanning der
Areta, die op de Zuidhollandsche kust nabij Tërheyde
verging, heeft zich inzonderheid onderscheiden de heer de
Vletter, hulponderwijzer te Monster. Zijn ijver en bereid
willigheid om zelfs zijn leven ten offer te brengen bij de
poging om dc ongelukkige schepelingen aan den dood to
ontrukken, stak allergunstigst af bij den onwil van andere
kustbewoners, die, naar men zegt, niet te bewegen waren
om de reddingsboot te bemannen, en verschillende uitvlugten
deden gelden. Zij waren trouwens geen zeelieden van
beroep, maar de heer de Vletter was dit evenmin.
In een ingezonden stuk in ds N. Rott. Crt. wordt gezegd
dat „de op het strand aanwezigen meest bestonden uit
onwillige, onbekwame en schraapzuchtige kustbewoners,
die hun leven eer zouden wagen om te kapen en te rooven,
dan om een menschenleven te redden.
In den loop van dien dag werden ze door een zware mist over
vallen; liet was of er een muur om hen heen was verrezen. Doch
tegen den middag vertoonde de zon haar lichtende schijf, nog
verduisterd door de nevels; en toen de etensklok luidde stevenden
zij voorwaarts onder een helderen hemel, met een gunsligen bries
en alle zeilen bij.
Het was voor Elisabeth een verrukkelijk schouwspel, dat haar
in hare kindschheid verplaatste. Zij riep Salvc om hem deelgenoot
vun haar genot te maken.
Schepen van allerlei grootte verschenen op verschillende punten.
Het schoonste van allen was ontegenzeggelijk de Noordster, een
welbekende Noorsche korvet, die in vroeger tijden dikwijls Eli-
sabeths bewondering had opgewekt. De korvet kwam hen tegemoet
en zou hen pnsseeren in de rigting van het kanaal. De jonge vrouw
herkende het vaartuig dadelijk en riep in vervoering:
„Dat is dc Noordster. Wat een prachtig schip! Kijk, zij strijken
de marszeilen: het lijkt wel een troep vogeltjes midden tusschen al
die groote zeilen. Wie heeft ooit zoo iets edels en bevalligs gezien
En lioe majestieus klieft zij de golven! Als ze zoo al haar zeilen
ontplooit, verbeeld ik me dat de groote Fordenskjold in al zijn
glorie daar aan boord is."
Salvé bewaarde een wrevelig stilzwijgenmaar de sombere blikken
die hij op de korvet wierp, bewezen duidelijk genoeg wat er in
zijn hart omging. Hij wist namelijk dat de luitenant Beek olticier
3de kl. aan boord van de Noordster was, cn die omstandigheid,
waarvan Dlisabcth geen kennis droeg, wekte een storm van gedachten
in zijn binnenste op, wier bitterheid door de ongekunstelde bewon
dering zijner vrouw slechts verdubbeld werd.
„Het was do Noordster," ging ze voort, „die tegen de strooraingen
uit de straat van Gibraltar worstelde, met een zegevierende kracht
waar geen ander schip bij halen kou. Niet waar Salvé," voegde
de licht ontvlambare dochter van het Noorden er bij, daar zij hem
met alle geweld aan het spreken wilde krijgen, „niet waar, over
zulk een schip zoudt ge gaarne het bevel voeren?"
Noodlottigcr inval kon ze niet gehad hebben. Salvé werd doods
bleek cn liep driftig weg, terwijl hij met nauw bedwongen ongeduld
mompelde:
„O, zeker, dat zou vrij wat beter zijn dan zulk een oude ton als
deze onder onze voeten te hebben."
Elisabeth bleef verbaasd staan. Wat had ze dan gezegd waardoor
haar man zich teleedigd kon gevoelen? Want hij was ontegen
zeggelijk beleedigd; de toon waarop hij zijn bevelen aan het scheeps
volk gaf, de uitdrukking van zijn gelaat, en ook zijn houding bij
het stuurrad, terwijl hij onder ziju buis eene hand verbergde, waar
mede bij in zijn borst scheen te woelen, dat alles bewees het duidelijk
genoeg. Jaloersch zijn op een schip, kon men de onzinnigheid
verder drijven? De onzekerheid, waarin zij door zulk eene wrevelige
gemoedsgesteldheid gebracht werd, begon onverdragelijk voor Elisa
beth te worden; zij besloot bij de eerste gelegenheid de beste de
I zaak tot klaarheid te brengen, al zou hare vrijmoedigheid ook aan-
j leiding geven tot minder aangename tooneelen.
{Wordt vervolgd.)
Een der vermnardste Deensclie zeevaarders uit de 18de eeuw.