IKLftKRSCIK liV NIEUWED1EPËR COURANT. 1878. N°. 136. Woensdag 13 November. Jaargang36. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. sa) SALVE KRISTIANSEN. „W ij huldigen het goed e." Verschijnt Dingsdng, Donderdag eu Zaturdug namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. w t h franc» per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: II O L E X P L E I X°. 103. Trijs der A d vertentïön: Van 11 regels 60 Ceita, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plnatsruimt» berekend. Eiken Donderdag* vertrekt de mail naar Oost-Imlië. Laatste ligting 's avonds 6 uur. HELDER en NIEUWEDIEP, 12 November. Was 't Woensdag feest voor de Doopsgezinde gemeente alhier, bij 't herdenken van liet 25jarig bestaan van haar kerkgebouw, jl. Zondag was het feest voor de Hervormde gemeente, daar een harer kerkgebouwen, ten vorigen jare afgebrand, thans weder plegtig en feestelijk tot zijn bestemming werd ingewijd. De oudste predikant, de heer Bron, leidde deze plegtigheid. Nadat door de gemeente was aangeheven van Psalm 84 vers 1, herinnerde spreker hoe Israëls zonen zoo teregt dien lofpsalm konden aanheffen als zij ter feestviering opgin gen naar Jeruzalem, bij hunne eigenaardige beschouwing omtrent Jehova's tegenwoordigheid in den tempel. En al werden, door eene andere natuur- en wereld beschouwing, de denkbeelden van het oude Israël niet meer gedeeld ten opzigte van het christelijke bedehuis, spreker deed uitkomen, dat men ook nu nog met het woord van Israëls zanger kan instemmen: //Hoe liefelijk zijn uwe woningen, o Heer!" Spreker herinnerde, dat het nu juist op één dag na anderhalf jaar geleden was, dat de vorige Westerkerk op •'t onverwachts een prooi der vlammen was geworden, wat velen een traan deed opwellen in 't oog, bij't aanschouwen van de verwoesting van 't zoo vriendelijke kerkgebouw. Stof tot blijdschap was het, nu men weder in een net en doelmatig bedehuis mogt zamenzijn, en met dankbaar heid kon men instemmen: „Hoe liefelijk zijri uwe wonin gen, o Heer!" Daarna werd een woord van dank gebragt aan de betrokken kerkbesturen voor hunne veelvuldige beinoei- jingen in dezen, aan den bouwmeester voor zijn geleverd plan en opzigt, en ook aan de aannemers. Deze laatsten vooral voor het nette en soliede werk. Een koor van jeugdige zangers en zangeressen wis selde de rede des sprekers af. In 't laatste gedeelte der feestrede deed spreker uit komen, dat, waren de denkbeelden over kerk en kerkgaan heel wat gewijzigd en veranderd, het zamenzijn in het EEN NOORDSCH VERHAAL, door JONAS LIK. {Vervolg.) Vul verbazing bleef hij bij de deur der kajuit staan. Hij had gedacht Elisabeth te -/.uilen vinden halfdood van angst, nog niet ontkleed, en met het kind in haar armen. In plaats daarvan was alles rustig; en de lamp, die bijna uitgebrand was, verspreidde nog slechts een Hauw licht. Hij nam het voorwerp op, dat hij was komen halenvervolgens beproefde hij licht te maken, wal hem eerst na twee of drie vergeefsche pogingen gelukte, en raadpleegde den barometer. Hij bleef een oogcnblik staan luisteren, met den brandenden zwavelstok in de hand. Een aandrift die sterker was dan zijn wil, voerde hem in de nabijheid van het bed. „Elisabeth?" fluisterde hij zachtkens, alsof hij vreesde haar wakker te maken. ,/Zijt gij het, Salvé?"vroeg zij, zoo bedaard alsof er niets gebeurd was. „Ik dacht u nog op te zullen vinden in dit stormweêr. Wij slingeren verschrikkelijk.... en ik.... ik ben nog niet eens bij u gekomen." „Ik wist dat ge op het dek waart, Salvé, waar uwe tegenwoor digheid vereischt wordt. Gij hebt zeker niet eerder beneden kunnen komen. Voor het overige moeten we op den Heer vertrouwen." „Elisabeth riep hij uit in een opwelling van hartstochtelijk berouw. Op het/elfde oogenblik liet zich op het dek een vervaarlijk rumoer hooren, gepaard met luide angstkreeten. Zijn vrouw in zijn armen te nemen en haar te zeggen dat zij zich met het kind gereed zou houden, was voor Salvé het werk van één seconde. Pas waren de woorden over ziju lippen of de brik sloeg op zijde en richtte zich niet meer op. „Kapiteinriep George Buvaagen, „de kleine marssteng is naar beneden gekomen." Dadelijk riep de kapitein tot den man aan 't roer: „Houd af zooveel ge kunt, als het schip nog naar't roer luistert En zich tot de anderen wendend: „Aan het hakken, jongens, aan het hakken!'' De Apollo lag op zijde; met haar klein tuig ten prooi aan de rukwinden en de zee. De golven hadden bovendien reeds een groot gat iii de zijde van het schip geslageu. Salvé klom zelf in de hoogte en hakte de marssteng door, die nu in zee viel. Toen de eerste schemering van den aanbrekenden morgen dit droevige tooneel verlichtte, was men nog ijverig met de bijlen in de weer. Ouder die bewerking bezweken op haar beurt de groote bramsteng en de daaraan verbonden marssteug, met de ra's en toe- behooren; de mast eu de fokkestag leden groote schade. Toen ein delijk, na wanhopige pogingen, de brik ontdaan was van al bet onklare tuig, bleef er niet veel meer over dan een wrak, ter nauvver- bedeliuis, trots alle bedenkingen, niet alleen regt van bestaan lieeft, maar kan ook in eene belangrijke behoefte van den mensch voorzien. Dit werd in de drie volgende stellingen door den spreker ontwikkeld: 1. De mensch kan bij brood alleen niet leven; 2. 't Godsdienstige leven heeft voedsel noodig; en 3. De kerk tracht door prediking en onderwijs daarin te voorzien. Een woord van dank werd gebragt aan het nog zoo jeugdige zangkoor, en de wensch geuit, dat het zich meermalen mogt doen hooren tot opluistering der openbare eeredienst. Schipper Bruin, van hier, is bij den storm van jl. Zondag in het Molengat van zijn ligterschip te water gevallen en jammerlijk verdronken. Het blijk van hulde, door de leden van het Neder- landsch Weerbaarheidsbond aan Z. M. den Koning, hunnen beschermheer, bij de voltrekking van HD. huwelijk aan te bieden, zal bestaan in drie exemplaren van een gedenk penning, een in goud, een in zilver en een in brons, opge nomen in een uit zwart ebbenhout vervaardigd kistje, waarvan het deksel in beeldwerk de wapens van het ko ninklijk echtpaar zal vertoonen, benevens de attributen der Nederlandsche Weerbaarheid. Daarbij zal worden gevoegd een album, bevattende de namen van deelnemers. Beroepen bij de Doopsgezinde gemeente te Westzaan op het Zuid de heer S. de Waard, proponent. Aangenomen het beroep naar Assen door dr. LI. U. Meijboom, predikant te Veendam. Werkelijk is door de Nederlandsche Vereeniging tot Afschaffing van Sterken Drank aan de Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst de vraag gerigt, of sterke drank vergift is. Zij heeft daarop het volgende antwoord bekomen. „liet hoofdbestuur der Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst heeft de eer u zijn dank te betuigen voor de toezending van twee exemplaren van uw jaarverslag over 1877. Het hoofdbestuur voegt hierbij gaarne de verzekering, dat het levendig belang stelt in de pogingen uwer Ver eeniging tot bestrijding van een gewigtig maatschappelijk kwaad. Omtrent de vraag intusschen, door uwe Vereeniging ge nood ia staat om onder den wind een gced heenkomen te zoeken. Toen het dag was, ontdekten de beklagenswaardige schepelingen in de verte den klip „den Hoorn." Zij waren niet ver meer van den fjord van Rinkjobing verwijderd, en moesten dus zooveel mogelijk de kust trachten te ontwijken, die nu bleek de Jutlandsche te zijn. Met groote moeite gelukte het huu, een noodmast op tc richten, waardoor hun toestand althans iets beter werd. Hun eenige kans was, dat de wind ging liggen of langzaam naar het zuiden omliep; de strooming, die in deze watereu bijna altijd noord waarts gericht is, bood hun een tweede kans, maar niet zonder groot gevaar om met geweld op de kust te worden geworpen. Salvc liep met sombere blikken en gebogen hoofd op het dek van zijn ontredderd schip heen en weder, terwijl het grootste gedeelte der equipage aan de pompen werkte, waarbij ze elkaar van tijd tot tijd aflosten. Men had een vrij groot lek in de brik ontdekt, wat te gevaarlijker was daar zij op de terugreis slechts ballast in had en geen lading hout, .waarop zij had kunnen drijven. Salvc wilde de vermoedelijke gevolgen van dien toestand niet voor zijn vrouw verborgen houden. „Ik vrees dat wij genoodzaakt zullen zijn, te landen op de eerste plaats die daartoe geschikt blijkt," sprak hij met een lichte siddering in zijn stem; „de brik zal verloren zijn." Met het afleggen van die nederige bekentenis zcide hij nog niet het ergste, namelijk dat er geen enkele geschikte landingsplaats bestond op de kust die zij in het gezicht hadden en dat zij ontegen zeggelijk in levensgevaar verkeerden. Maar wat bekommerde de jonge vrouw zich daarom? Zij was bij haar man; dat was voor haar voldoende. Er lag in den blik dien zij hem toewierp een uitdrukking van teederheid, die Salvé door de ziel sneed. Dat was te veel voor hem: hij ging heen, daar hij zijn aandoening niet bedwingen kon. Het verlies van de brik maakte voor Elisabeth naauwélyks een punt van overweging uit. Te midden van het gevaar gevoelde zij zich gelukkig, nu ze, door haar bewijs van vertrouwen, eene groote overwinning behaald had. Na de smarten van dien vreeselijken nacht was al het overige haar onverschillig geworden. Zij omhelsde in vervoering haar kiud, en sprak alsof het wicht haar had kunnen verstaan „Als hij niet weet wat vertrouwen is, dan zullen wij samen het hem loeren, niet waar, Gjert? Tegen den middag stonden Salvé en George Buvaagen bij elkaar aan den kant van liet schip. De storm was merkelijk bedaardmaar de lucht was nog donkel en de zee onstuimig. Twee of drie meeuwen vlogen in een wijden kring tussclien het schip en de kust, waar men een lange rij van gele golven zich beurtelings zag verheffen, steil en hoog als muren en dan op het strand neerploffen, waarbij haar schuim op een kroon van rotsen spatte, die boven alles uitstaken. Hoewel de wind naar de kust was, hoorde men voortdurend een eigenaardig gerommel, steld: of liet gedistilleerd moet gerekend worden tot de vergiften en wel tot die soort, welke allereerst's menschen verstandelijke vermogens ondermijnen en daarna, bij voort gezet gebruik, het ganscke gestel, meent het hoofdbestuur onzer Maatschappij geen uitspraak te mogen doen." In het tijdperk van 6 Oct. tot 2 Nov. zijn, blijkens ingekomen ambtsberigten, door longziekte aangetast: in Gelderland 7, Zuidholland 28, Friesland 3, totaal 38 run deren. In het vorige tijdperk van 4 weken waren 52 run deren door die ziekte aangetast. Men schrijft ons uit Anna Paulowna, dd. 11 dezer: „Van verschillende zijden hoort men dezer dagen klagten over onregelmatigheid in het brievenvervoer, welke niet ongegrond zijn. Zoo werd o. a. een briefkaart, naar den Helder geadresseerd, 's avonds om 5 uur in de bus gedaan aan het hulpkantoor, zoodat deze 's avonds 7 u. 18 m. te den Helder kon en moest arriveren. De geadresseerde ontving deze echter eerst den volgenden avond om half tien, dus por vierde gelegenheid van hier. Onmiddellijk antwoord vandaar moest hier 's morgens per eerstén trein aankomen en werd eerst 's middags ten 3 ure bezorgd, dus met de tweede gelegenheid. Dergelijke gevallen zijn nog meer te noemen; het aangehaalde is echter voldoende. Met ingang van den 1G dezer gaan de functiën van brievengaarder over op den heer Ter Hall, stations chef alhier." Men schrijft ons uit Schagen, dd. 11 dezer: „Gisteren werd alhier de reeks der' wintervermakelijk heden geopend met een concert door onze Harmoniekapel. Worden deze concerten in den regel niet druk bezocht, de opkomst was ditmaal, waarschijnlijk tengevolge van het ongunstig weder, al zeer gering. Niettegenstaande deze weinige aanmoediging, bliezen onze harmonisten lustig als altijd. Een paar door den kapelmeester, den heer Otto, keurig uitgevoerde solo's voor fluit en viool, werden luide toegejuicht. Dingsdag avond neemt de door den kastelein Knikker uitgeschreven tooneel wedstrijd een aanvang, met de opvoering van Kunst en Adeltrots, door de rederijkerskamer „de Roos" alhier. Gelijk bekend is wordt, aan den strijd nog deel genomen door gezelschappen uit de gemeenten Wieringer- waard, Barsingerhoin, St. Maarten en LIaringkarspel. vermengd roet zware, dreunende slagen, zwaar als de donder, ver oorzaakt door den schok waarmede de golven op het strand neder- kwatnen. Het was duidelijk dat binnen den tijd van drie uren hun lot beslist zou zijn. Alle manschappen waren verdiept in hun overpeinzingen. George dacht aan zijn vrouw eu kinderen, Salvé aan zijn toekomst. Het was voor hem een wreede opoffering, de brik te verliezen, wier waarde" gelijkstond met al wat hij bespaard had; hij zou het leven weder moeten beginnen bij den laagst en sport als hij er het leven afbracht, wat nog volstrekt niet zeker was. Op die gedachten volgden er anderen van minder persoonlijken aard. „Wat mij bij deze ramp het meeste leed doet," sprak hij, zich tot George wendend, „is de gedachte dat gij en de anderen mis schien inet uw leven zult moeten boeten voor mijne dwaze manoeuvre in den afgeloopen nacht." „Bah! kapitein," hernam George op geruststellenden toon, „als wij ons maar aan de oude barkas kunnen vastklampen, wanneer zij op het strand loopt, dan zullen wij wel aan land weten te komen." „God geve het!" sprak Salvé terwijl hij heenging. George bleef cenige oogenblikkcn onbewegelijk op dezelfde plek staan; zijn ruwe trekken hadden eensklaps eene geheel andere uit drukking gekregen. Ilij achtte den toestand hopeloos, en bij de herinnering aan zijn huiselijkea haard, waarvan hij nog pas gedroomd had, dreigde zijn hart te breken. Salvé liet de mannen, die aan de pompen werkten, aflossen; hy zelf zette vol moed de handen aan 't werk. De ongelukkige kapitein der Apollo kreeg, naarmate hij het gevaar zag toenemen, meer en meer het voorkomen van een misdadiger, die gebukt gaat onder den last van zijn berouw. Alles verkondigde hem dat liet oogenblik der laatste worsteling met rassche schreden naderde. Door zijn kijker ziende, had bij een vrij talrijke groep menschen ontdekt op de duinen, die zich langs de kust uitstrekten. Dat gaf misschien een flauwe hoop op redding. Een oogenblik later ging hij naar beneden bij vrouw en kind. Daar stond, hij nu, met gebogen hoofd en de armen over de borst gekruist. „Elisabeth," sprak hij, „ik zou gaarne de brik geven, die mijn geheelc bezitting vormt, om ongedaan te maken wat er in den vorigen nacht gebeurd is." Zij klemde zijne handen in de hare met een innige hartelijkheid, die meer zeide dan woorden. Dadelijk werd hij weer de practische man die hij altijd geweest was en wees hij haar hoe zij het kind met een zakdoek op haar borst moest vastbinden. „Ik kan nu niet langer bij u blijven," sprak hij, „ik ben verant woordelijk voor het leven der geheele equipage." „Doe wat uw plicht u gebiedt;" hernam zij. „Houd moed, Elisabeth," zeide Salvé, met een krachtige poging

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 1