I ELDERS!IE
EN NIEIIWEDIEPER OIR!VT.
1878. N°. 137.
Vrijdag 15 November.
Jaargang36.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
!3) SALVÉ KRISTIANSEN.
„W ij huldigen
het goed e,"
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zatnrdag namiddag.
Abonnementsprijs per knartaaif1.30.
t 0 franc* per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der Advertentiën: Va* 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsrnimta berekend.
HELDER en NIEUWEDIEP, 14 November.
De sleepboot „Amsterdam," gisteren middag van hier
naar zee vertrokken om een in zee drijvende schoener op
te zoeken, is heden morgen teruggekomen met een maste-
looze visschersbom op sleeptouw, genaamd Gerardus Martinus,
reederij A. de Niet. Naar men veronderstelt, zijn al de
lijken der opvarenden aan boord. Vermoedelijk zijn zij
aan elkander gebonden, volgens gewoonte dier visschers
bij stormweer. Het vaartuig ligt vol water achter in de
haven; alles ligt door elkander. Zoodra het vaartuig leög
is gepompt zal men nadere bijzonderheden kunnen te
weten komen.
Men is bezig de lijken uit het vaartuig te verwijderen.
Beroepen te Groningen dr. E. Barger, predikant te
Maassluis.
Aangenomen het beroep naar de Chr. Geref. gemeente
te Groningen door ds. A. Brummelkamp Jr., predikant
te Alkmaar.
Men schrijft ons uit Schagen, dd. 13 dezer:
„In de op gisteren alhier gehouden zitting van den Raad
dezer gemeente, werd o. a. behandeld de reeds vroeger aan
de orde geweest zijnde vraag, of het tekort op de openbare
uitvoering, gehouden door den onderwijzer aan de gymnastiek-
school met zijne leerlingen op 12 Febr. 11., overeenkomstig
de meening des onderwijzers, moet worden gedekt uit de
gemeentekas. Het bleek dat de meerderheid oordeelde,
dat het hier gold eene geheel particuliere onderneming
en dus de gemeente voor de financiële nadeelen daarvan
niet aansprakelijk was.
Verder kwam ter tafel een adres van eenige jongelieden
uit deze gemeente, welke te kennen gaven, eene gymnastiek-
vereeniging te willen oprigten, en daarvoor verzochten
gebruik te mogen maken van het lokaal, waarin van
gemeentewege gymnastiek-onderwijs wordt gegeven, alsmede
van de daarin aanwezige werktuigen, een en ander tegen
vergoeding. Op dit verzoek werd afwijzend beschikt,
hoofdzakelijk dewijl niet bleek, dat aan het hoofd der ver-
eeniging een voor het onderwijs geëxamineerd persoon zou
EEN NOORDSCH VERHAAL,
door JONAS L1E.
{Vervolg.)
Toen zij weder tot zich zeiven kwam, hield haar man hare handen
vast; zij waren beiden aan hetzelfde touw gebonden. Al de man
schappen, met hen op het achterschip verecnigd, hadden zich even
eens vastgebonden, om niet door de zee weggeslagen tc worden.
De brik lag op zijde, leunende op een zandbank, terwijl de groote
mast reeds over boord hing. Ieder oogenblik hieven nieuwe golven
het schip op en wierpen het met hevige schokken weder een eind
verder.
„Mannen," schreeuwde de kapitein door zijn hand, „wij moeten
ons van het tuig zien te ontdoen;" en zelf ging hij er dadelijk op
los, met den bijl in de hand. George Buvaagen schoot hem te hulp.
Elisabeth, schier radeloos van angst, volgde met haar blik die twee
mannen die het eene touw na het andere wegkapten, terwijl de zee
over hen heensloeg, zoodat zij soms onzichtbaar waren onder de
stortvloeden die hen bedekten. Toen de laatste slag hen van den
mast bevrijd had, keerde Salvo tot zijn vrouw terug.
Een oogenblik later wierpen verscheidene achtereenvolgende
schokken het schip verder op het strand, waar nu de voorsteven
bezweek, „wat nooit beter had kunnen treffen," zooals Salvé koel
tjes opmerkte, aangezien de brik, nu ze al het binnengedrongen
water weer verloor, gemakkelijker liet strand zou bereiken.
Eindelijk, na verloop van twee lange en vreeselijkc uren, toen de
nacht zich reeds begon uit te spreiden over dit tufreel van schrik
en verwoesting en de kronkelende lijn der duintoppen in de sche
mering verdween, scheen het dat de brik voor goed vast zat. De
golven sloegen met langer tusschenpoozeft en met verminderde
kracht tegen de zijden van het schip; maar zij lieten telkens groote
massa's zand op het dek achter. Alles deed vreezen dat de Apollo
stuksgewijze uiteen geslagen zou worden, of dat de arme schepe
lingen onder het zand bedolven zouden worden. Men moest dus
op spoedige redding bedacht zijn.
Op zeker punt van de duinen, juist op die hoogte waar zij men-
schen hadden gezien, bevond zich een kanaal, waarvan de strooming
met kracht tegen den oever sloeg. Het was gelukkig dat de golven
hen niet in die richting hadden gedreven, want het schip zou met
zijn zwaar lek daar onvermijdelijk gezonken zijn. Ondertusschen,
in weerwil van eenige brandingen, was het een goed vaarwater, dat
een kans op behoud bood. De kustbewoners schenen de noodseinen
van de Apollo gezien te hebben; maar tot bittere teleurstelling
van de equipage waren de menschen, van wie zij hulp verwachtte,
plotseling verdwenen.
Zonder tijd te verliezen begon Salvé eenige planken aan elkaar
te bevestigen, om een vlot te maken; een voorbeeld dat dadelijk
door zijne lotgenooten gevolgd werd met al de drijvende voorwerpen
die hun in handen kwamen. Zijn vrouw en kind op het vlot
plaatsen, daarna al zwemmende vooruit trachten te komen, het vlot
worden geplaatst, hetgeen door den Raad ter voorkoming
van ongelukken noodig werd geacht.
Vervolgens werd in behandeling genomen een adres der
afdeeling „Schagen en omstreken" van de Maatschappij tot
bevordering der Bouwkunst, inhoudende het verzoek om
een subsidie, groot f 50, voor het volgende dienstjaar ten
behoeve der door haar beheerde Bouwkundige Teeken-
school. Omtrent dit adres werd beslist dat, aangezien het
na de vaststelling der begi ooting was ingediend, de subsidie
alleen kan worden verleend, wanneer in het volgend dienst
jaar blijkt, dat de gemeente-financiën dit toelaten.
Vervolgens werden vastgesteld de sixppletoire kohieren voor
den hoofdelijken omslag en de belasting op de honden,
respectivelijk ten bedrage van f 104.76 en f 15.
Bij de daaropvolgende rondvraag, vestigde de heer
Denijs, naar aanleiding van het verbranden der kerk te
Hoorn, de aandacht der leden op het feit, dat de gemeente
toren alhier niet is verzekerd tegen brandschade, tengevolge
van welke opmerking werd besloten dat de noodige infor-
matiën zullen worden ingewonnen, zoo wat betreft het
bedrag waarvoor moet worden verzekerd, als de daarvoor
te betalen premie."
Men meldt ons uit Nieuwe-Niedorp, dd. 12 dezer:
„Gisteren werd alhier eene voorstelling gegeven door
den welbekenden Perziaan, den heer Stot-Tai.
Evenals overal elders voldeden goocheltoeren en spelen
ook hier uitmuntend, en maakte zijn persoon over het
algemeen een zeer gunstigen indrukmaar inzonderheid was
het zijn welbekend geheugen, dat bewonderd werd; trouwens
de werkzaamheden en het geheugen van Stot-Tai zijn
genoeg bekend en wij zouden hiervan geen melding hebben
gemaakt, ware het niet dat na het eindigen der voorstelling
zich het volgende curiëuse geval had voorgedaan.
Dadelijk na het eindigen der voorstelliug trad iemand
uit het publiek, de héér K. Vries, een broodbakkerszoon
uit het naburig Winkel, naar voren en gaf te kennen, dat
ook hij zich in staat achtte 100 of meer woorden te ont
houden en van voor naar achter en daarna in omgekeerde
volgorde op te noemen.
medevoeren aan een touw dat om zijn midden vastgemaakt was,
ziedaar het plan dat hij gevormd had, helaas, niet zonder de vrees
dat hij niet zou kunnen opwerken tegen den stroom, die telkens
een massa zand op den oever achterliet. Al dien tijd zat Elisabeth
op de trap der kajuit, bijna niet in staat om recht te begrijpen
wat er voorviel.
Terwijl Salvé dit werk met koortsachtige haast voltooide, klonken
er eensklaps naast hem luide vreugdekreten. Een aantal mannen,
tot dusver achter een glooiing van het terrein verborgen, sleepten
een groote boot door het zand. Weldra zag men eenigen hunner
zich in het vaartuig begeven, en zoodra de boot door een golfslag
in beweging was gezet, roeiden zij uit alle macht naar de brik.
De kloeke gasten wisten blijkbaar welke manoeuvre door de
omstandigheden was voorgeschreven, want zij beschreven een wijden
cirkel om een zandbank, die hier als havendam dienst deed door
de kracht der golven te breken; waarna zij eindelijk onder den
wind bij het gestrande schip kwamen, waar het water vergelijkendei
wijs kalm was.
„Spoedig, de kiuderen!" schreeuwden zij dadelijk, met de boots
haak zwaaiende; „er is geen tijd te verliezen."
Die waarschuwing was echter overbodig. Elisabeth, die dreigde
te bezwijken van angst en uitputting, werd reeds door haar man
naar den rand van het schip gedragen, en vandaar in de boot over
gebracht, waar zij met uitgestrekte armen bleef staan, totdat haar
kind haar van hand tot hand werd toegereikt. Haar radelooze blik
richtte zich nu op Salvé, die het laatst van allen in de boot sprong.
Toen viel ze in zwijm.
Het vaartuig keerde terug, ditmaal op de kruin der golven, in
een ïechte lijn voorwaarts gaande tot aan het strand, waar een
twintigtal mannen, die elkaar bij de hand hielden en zoo een lange
keten vormden, de boot aan land trokken.
Zij waren gered
Wij zullen geen poging doen om de geluk wenscben cn dank
betuigingen te beschrijven, die in dit oogenblik gewisseld werden.
De man die aan 't roer gezeten had, zeide, toen Salvé hem met
geestdrift de hand drukte
„Gij hebt u dapper geweerd, Noorman; als gij niet regelrecht
op het land aangehouden hadt, zoudt ge den nacht op de duinen
hebben moeten doorbrengen, en God weqt of ge dan morgen och
tend nog in leven waart geweest."
Na. zulk een daad van zelfopoffering konden de moedige kust
bewoners het er niet bij laten blijven. De bescheiden gastvrijheid
waarover zij beschikkeu konden, werd den schipbreukelingen aan
geboden, die er met dankbaarheid gebruik van maakten. Zij volgden
den man van 't roer, die H. Mathisen heette, in de richting van
een visschersdorp, eenige mijlen landwaarts in. Iteddcrs en geredden
liepen zwijgend met elkander voort. Salvé ondersteunde zijue vrouw
en droeg den kleinen Gjert in zijn armen.
Weldra kregen zij de lichten in het oog van een groepje huizen,
waarvan het voornaamste aan Ib Mathisen behoorde. Daar werd
Salvo met zijne vrouw gehuisvest, terwijl de equipage over de andere
woningen verdeeld werd.
In de voorste gelederen van liet publiek waren natuurlijk
dadelijk een aantal personen, die de proef op de som
wilden zetten.
Er werden 8 strookjes papier afgesneden en even zooveel
heeren werden uitgenoodigd 13 woorden op te schrijven
en hem voor te zeggen, dus 8 X 13 104, van welke
er ook eenigen door den heer Stot-Tai zelf waren ge
schreven. Toen hem door genoemde heeren die mengelmoes
van woorden was opgegeven, begon bij ze van voren af
aan, zonder een enkele mankeering op te noemen, en
daarna in omgekeerde volgorde alweder zonder een
enkel abuis.
Ongeveer een uur later, na het drinken van een glas
wijn, bood hij aan, ze nogmaals op te noemen op de
volgende wijze: No. 1, No. 104, No. 2, No. 103 enz. en
tet onze groote verwondering slaagde hij ook hierin vol
komen zonder een enkel abuis.
Ten opzigte van het geheugen is Stot-Tai alzoo te
Nieuwe-Niedorp overtroffen."
Door den brigadier der Rijksveldwacht P. Storm en
den hoofdagent van politie J. Bonouvrié is jl. Zondag te
Heer-Hugowaard gearresteerd zekere D. V., boerenarbeider
aldaar, verdacht van eene koe op de najaarsveemarkt te
Alkmaar te hebben gestolen.
Bij koninklijk besluit van 5 dezer isaanmej. P. van
der Wielen, te Hoogwoud, wecluwe van den heer W. Vetter,
in leven emeritus-predikant der Hervormde gemeente aldaar,
een Rijkspensioen van f 100 's jaars verleend, ingaande
5 October 11.
Naar de Amsterdamsche couranten uit goede'bron
vernemen, zullen HH. MM. de Koning en de Koningin,
bij hunne intrede in de hoofdstad, vex-gezeld wordexx door
IIH. KK. HH. Prins en Prinses Hendrik die alsdan
ook voor het eerst na hun huwelijk Amsterdam zullen
bezoeken Pi'ins Frederik, Pxdns en Prinses von Wied,
en waarschijnlijk ook den groothertog en de groothertogin
van Saksen-Weimar. De vertrekken voor deze hooge
gasten worden reeds in 't Paleis in orde gebi'agt.
Ibs vrouw, een kloeke matrone van vijftig jaar, wier door de
zon gebruind gelaat onmiskenbaar van openhartigheid en vastbe
radenheid getuigde, was bij het vuur met opgestroopte mouwen
bezig haar deeg te kneden. Toen de onverwachte gasten binnen
traden, bleef zij aan haar werk; maar zoodra zij Elisabeth met het
kind zag, riep zij op een toon van medelijden, die sterker sprak
dan alle mogelijke welkomstgroeten
„Die arme vrouw en haar kind waren bijna bezweken, niet
waar, 1b?"
Dadelijk besteedde zij nu, met behulp van haar dochter, een
aardig Deensch meisje in den eersten lentebloei, aan hare gasten
de zorgen die ze hoog noodig hadden. De zaak was blijkbaar niet
nieuw voor haar. Het duurde dan ook niet lang of Elisabeth,
die wat gegeten had en droge kleêren had aangetrokken, rustte
met het kind in een koesterend warm bed. Ouder al haar bedrijvig
heid door, vroeg ze half fluisterend haar man naar al wat er voor
gevallen was en liet zij zich door hem de bijzonderheden der schip
breuk verhalen. Salvé, die, met het hoofd in de hand leunend,
in een droevige stemming bij het vuur zat en in de vlammen
staarde, hoorde haar mompelen
„Misschien is hij wel de eigenaar van het schip."
„Ja," sprak hij. „en die brik was al wat wij bezaten; maar wij
zijn er niet minder dankbaar om aan uw man, dat hij zijn leven
in de waagschaal gesteld heeft om het onze te redden. Ongelukkigerwijs
kunnen wij hem niet bedanken zooals het eigenlijk behoorde."
De vrouw van Ib Mathisen keerde zich naar zijn kant en merkte
droogjes op:
„Zulke dingen laten wij ons niet betalen. "Wij hebben zelf twee
zoons die op Noorwegen varendaar zijn ook zeer gevaarlijke kusten."
De beklagenswaardige zeeman voelde dat zijne krachten uitgeput
waren; na een weinig gegeten te hebben, ging hij naar bed. Maar
hij deed geen oog toe. Bij het aanbreken van den dag lag hij nog
wakker cu luisterde naar het gedruisch der zee in dc verte. Elisa-
bet.hs slaap was zeer onrustig; van tijd tot tijd prevelde zij onza-
menhangende woorden. De angsten van den afgeloopeu nacht hadden
blijkbaar baar hoofd in verwarring gebracht; te oordeelen naar
eenige woorden die hij opving, kon Salvé er zeker van zijn dat hij
zelf veel had toegebracht tot dien opgewonden toestand. Langzamer
hand begon de jonge vrouw duidelijker te spreken
„Nooit! nooit!" riep zij uit, „nooit zal hij van mij een woord
over de brik hooren."
Daarop weer zachter, alsof zij een vertrouwelijke mededeeling deed
„Hij zal ons altijd te bed vinden, niet waar, Gjert? Anders zou
hij denken dat wij bang waren."
Salvé zuchtte, en drukte zachlkens een kus op haar voorhoofd.
Dus had ze een bepaalde bedoeling met dat onbegrensde vertrouwen,
dat hem zooveel wroeging veroorzaakt had.
Twee uur later was hij op weg naar de zee, om het tooueel vau
de schipbreuk op te nemen en te zien wat er van de brik was
overgebleven. De algemeene aanblik van de omgeving waarin hij
zich bevond was wel in overeenstemming met zijn gemoedsgesteldheid.
De wind joeg de kleine zandhoopen uiteen, die zich al dwarrelende