flKLDKRStIË KV VIËUWËD1EPKE COURANT. 1878. N°. 142. Woensdag 27 November. Jaargang36. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. !7) SALVE KRISTIANSEN. „W ij huldigen het goed e." Verschijmt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 1.30. franco per post - 1.63. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: M II I, E I' I, F. I .V. 183. Prijs der Advertontiën: Vam 11 regels 60 Cemts, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimts berekead. HELDER en NIEUWED1EP, 26 November. Men heeft weieens de opmerking gemaakt, dat de levensduur van Vereenigingen in den regel niet zeer uit gestrekt is. Om niet te spreken van andere, oudere gezelschappen zelfs, is de volgende mededeeling, die we dezer dagen ontvingen, in lijnregten strijd met de even- bedoelde opmerking. De Sociëteit Mars zal in Maart a. s. haar lOjarig-, en dc Zangvereeniging Cecilia mede in 't begin van 't volgende jaar haar 20jarig bestaan vieren terwijl het Israëlitisch Collegie Nut en Vermaak zachtjes aan aan de viering van zijn zilveren jubilé begint to denken. De kok van Prins Hendrik, Buskoop, die te Hasselt onder een spoortrein is geraakt, is aan de gevolgen over leden, nadat zijne beide beenen geamputeerd waren. De minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid heeft goedgevonden, met wijziging der instructie voor de ijkers en adjunct-ij kers der maten, gewigten en weegwerk tuigen enz., vastgesteld bij ministeriële beschikking ran 25 Jan. 1873, No. 174 (binnenl. zaken) te bepalen: 1. de standplaats van het ijkkantoor van den ijkkring Haarlem wordt, met ingang van 1 Februarij 1879, gevestigd te Alkmaar: 2. in art. 1 der bovengenoemde instructie, wordt op bladzijde 9. in de kolom „standplaatsen der ijkkantoren," in plaats van Haarlem, gelezenAlkmaar. De heer II. Teunisse, stationchef te Velzen, is als zoodanig benoemd te Krommenie. M^n schrijft ons van Texel, dd. 25 dezer: „Heden is alhier achter de Westen gestrand het Hol- landsche barkschip Constance, kapitein Nannings, met hout van Kroonstad naar Amsterdam. De ekwipage is gered. De sleepboot Stad Amsterdam was heden ijamiddag bezig pogingen aan te wenden het schip af te brengen." Van Terschelling wordt aan het Hbl. gemeld: „Ter aanvulling van een vorig berigt diene, dat hier reeds sinds een paar jaar een elftal lantaarns aanwezig is, dat eerlang met nog acht vermeerderd zal worden. Het eiland telt thans ongeveer 3200 inwoners, heeft 3 groote scholen, met onderscheidenlijk 300, 200 en 120 leerlingen eene zeevaartkundige school, eene school voor U. L. O., een bewaar-handwerkschool en vier kerken. Ook voor scheepszaken zijn wij hier niet achteruit, want er zijn drie flinke reddingbooten en een vuurpijl toestel; voor die werktuigen heeft men het degelijkst personeel, terwijl een sleepboot onmiddellijk klaar ligt om liulp te verleenen. EEN NOORDSCH VERHAAL, door JONAS LIK. {Vervolg.) Toen liij twee dagen later in de have!) van Arendal aan land stapte, stonden zijn zoons hem op den wal te wachten. De kleine Henrik juichte van blijdschap toen hij in de verte zijn vader zag aankomen; maar Gjert bleef kalm. llij had genoeg gezien om te begrijpen, dat er iets met in den haak was tusschen zijne ouders en dal bedroefde hem. „Dag, jongens!" liep Salvé; „hoe is het met.... tante?" „Beier," antwoordde Gjert. „Zij slaapt nu over dag ook," voegde zijn jongere broeder er zegevierend bij. De rijpe ervaring van den schalk had hem tot de slotsom gebracht, dat die dagslaap als een bewijs van grooten vooruitgang mocht gelden. Vervolgens wierp hij zijn muts op den grond, precies als een echte zeeman, en begon aan bet touw te trekken dat zijn vader hem toegeworpen had, uit alle macht schreeuwende: „Halé-hoi! halc-lioi!" terwijl Gjert, zonder zich om zijn kinderlijke pogingen te bekommeren, het touw aan een ring in den grond vastmaakte. „Goed zoo," sprak hun vader, terwijl hij aap wal sprong; „blijf beiden hier bij de boot totdat ik terugkom. Gjert, pas op dat Henrik niet van de kade af loopt." Daarop liet hij hen alleen en begaf hij zich met haastige schreden naar de woning van moeder Kvistine. Elisabeth wachtte hem in de grootste spanning. Zoodra zij hem zag verschijnen, vloog er een blos over haar gelaat, die echter dadelijk weder verdween, en zij ontving hem dan ook met volkomen zelfbeheersching. Salvé herkende de Elisabeth die hij liefhad. Hij ging regelrecht op zijn doel af. „Elisabelh," zeide hij, „ik moet u een ernstig verwijt doen. Gij zijt niet oprecht jegens mij geweest; gij hebt uwe ware gevoelens sedert verscheidene jaren verborgen gehouden, en, naar ik vrees, zelfs gedurende al den tijd dat we met elkander omgegaan hebben." Hij sprak met zachtheid, alsof hij niet al te veel nadruk op de beschuldiging wilde leggen, maar hare bekentenis afwachtte, om haar vergiffenis te schenken. Zij hoorde hem stilzwijgend aan, terwijl zij haar ontroering alleen verried door de bleekheid van haar gelaat en het jagen van haar boezem. „En toch," ging hij yoort, „heb ik u lief gehad.... Elisabeth.... liever dan myn leven." Als de begrooting wordt aangenomen, mogen wij ons spoedig verheugen in eene telegraphische verbinding niet den vasten wal, hetgeen dringend noodig is voor de talrijke visschersvloten, voor handelaren en voor de zeelieden, in de eerste plaats bij strandingen, waarvan verleden jaar in 10 maanden 15 gevallen plaats hadden. Het is waar, dat de wegen dringend om verbetering roepen, doch de bodem is geheel zand, waarin bij aan houdende regens groote gaten vallen. Hoe kan daarop een straatweg worden gehouden zelfs met de grootste kosten? Voegt men daarbij het overstuiven van het duin zand, dan begrijpt men dat het niet zeer waarschijnlijk is, dat in de eerste jaren de zandwegen veranderd worden in grint of straatwegen. Verleden jaar was er echter reeds een sommetje op de begrooting gebragt voor het leggen van een straatweg door het dorp Midsland: dat geld is evenwel verbruikt, voor de vergrooting van het school gebouw aldaar. Aan iets anders is hier echter behoefte. Het kan namelijk gebeuren, dat wij hier in 4 a 5 dagen brieven noch dag bladen krijgen, tengevolge van stormweer, als wanneer de post van het Vlie naar Texel niet kan oversteken, schoon het al heel wat moet stormen als onze postschippers niet overgaan. Die toestand kan alleen verbeterd worden door eene poststoouiboot op Harlingen en daarop wenschen wij de Hooge Regering opmerkzaam te maken." Mejufvr. M. Smak, wed. J. Grootewal, dd. 11 dezer overleden te Schagerbrug in de Zijpe, heeft aan de diaconie der Hervormde gemeente aldaar gelegateerd de kapitale som van f 10,000. 't Gaat met Klaas Vries als indertijd met het Oera- Linda-Bok. Wat men er den eenen dag van hoort, wordt den anderen dag weer tegengesproken. Nu is hij weer niet zoo knap als Stot-Tai hem voorgesteld heeft. Hij zelf noch zijn ouders zijn op dien uitbundigen lof gesteld. Hij is wat men gewoonlijk noemt een „vlugge jongen," maar onderscheidt zich van anderen slechts hierdoor, dat hij het gewone lezen^ schrijven en rekenen, op de lagere school aangeleerd, wat beter bijgehouden heeft; voorts is hij een weinig muzikaal ontwikkeld en oefent hij zich eerst sinds korten tijd in de allereerste beginselen der Fransche taal. Uit Barsingerhorn wordt dd. 22 dezer gemeld: „In de zitting van den gemeenteraad van heden is besloten een voldoende los- en laadplaats te Kolhorn aan te leggen, Nog bewaarde de jonge vrouw het stilzwijgen zij had al haar moed noodig om te spreken; eindelijk zeide zij op kalmen en ernstigen toon: „Ik heb u verstaan; maar ik heb veel nagedacht sedert eeni- gen tijd." „Gij hebt veel nagedacht," sprak hij, terwijl zijn gelaat reeds betrok; „wat hebt gij dan nagedacht, Elisabeth? Heb ik gelijk of ongelijk?"" „Neen, Salvé, gij hebt geen gelijk," antwoordde zij, hem met haar glinsterende oogen door en door ziende; „gij hebt geen gelijk. Alleen u zelvcu hebt gij liefgehad'; en toen ge mij tot uw vrouw genomen hebt, hebt gij iemand genomen om u te helpen, anders niet. Neen, als gij mij hadt liefgehad, zou het niet zoover met ons gekomen zijn als het nu is." Hoewel eenigszins onthutst door die onverwachte uitbarsting, hernam hij koeltjes: „Ik ben u wel verplicht, dat gij mij precies gezegd hebt wat ge deukt, schoon het wel wat laat komt. Gij ziet wel dat ik gelijk had toen ik u zeide, dat ge niet oprecht jegens mij geweest waart." „Neen, ik ben niet oprecht geweest, dat zegt ge terecht, en daar stel ik mijn eer in. Ik heb mij verlaagd om in mijn eigen huis een voorwerp van achterdocht te wezenik geloofde dat dit mijn plicht was, omdat ik hoopte daardoor eindelijk uw vertrouwen te winnen en uwe liefde te verwerven. Neen, ik ben niet oprecht geweest, en, ik herhaal het, daar stel ik mijn eer in." Die uitlegging zijner woorden stemden blijkbaar niet met Salvé's meening overeen; doch zonder daarop verder aan te dringen, vervolgde hij: „Hoe goed gij uwe gevoelens ook verborgen hieldt, heb ik toch altijd duidelijk bemerkt dat gij u moeielijk kondet schikken in mijn nederigen stand. Gij hadt heel iemand anders dan een een- voudigen zeeman tot man moeten hebben. Ik heb het vermoed op dien dag toen ik u te Amsterdam voor het portret ran Van Speyk zag staanik heb het bovenal begrepen toen gij de Noordster met mijn arme brik gingt vergelijken!" „Salvé!" riep de jonge vrouw met een drift dien zij niet langer kon bedwingen; „welke zotternij slaat ge daar uit? De rang van admiraal zou u niet grooter gemaakt hebben in mijne oogen, en ik zou er u niet meer om bemind hebben, weet dat wel! Aan wien dacht ik bij het beschouwen van Van Speyk's portret? Anu wien anders dan aan Salvé Kristiansen, van wien ik wist dat hij tot hetzelfde heldenstuk in slaat zou zijn? En toen ik de Noordster bewonderde, dacht ik toen ook niet aan u? Ik zei bij mij zei ven dat, hoe schoon zij ook was, zij nog schooner zou zijn onder uw bevel. Welke andere belangstelling dan deze kon mij een korvet inboezemen, waaraan mij overigens al zeer weinig gelegen was? en met liet betrokken polderbestuur in overleg te treden, om de hooge brug in deze gemeente te verlagen en gemak kei ijl eer te doen bereiken. Bovendien werd besloten zoo spoedig mogelijk met de onderwijzers in overleg te treden om een cursus voor bet herlialings-onderwijs in het leven te roepen. De overtuiging werd uitgesproken en algemeen gedeeld, dat het herlialings-onderwijs dringend noodzakelijk is om het genoten onderwijs vrucht te doen dragen. Ook werd besloten, tot eene gedeeltelijke straatverlichting over te gaan." Ter verbetering van het berigt omtrent den voort- vlugtigen A. Parmentier, voormalig bediende ran de crediet-vereeniging, meldt de Amsterdamsche Crt., dat de rechercheur van Ilove en de dienaar van politie Brandt zich wel te New-York bevinden, om van het gestolene te redden wat te redden is, en dat van eerstgenoemde bij den hoofdcommissaris van politie ook een telegram is ont vangen, doch dat hierin van arrestatie geen gewag wordt gemaakt. Men is alleen den dief op het spoor. In het diaconie-weeshuis te Amsterdam is aanbesteed het bouwen van een nieuw weeshuis der Nederlandsch Hervormde gemeente aan de Stadhouderskade; minste inschrijver de heer C. Schaade, voor f 378,864. Naar aanleiding van het feit dat op de scheepswerven aan de Clyde, in Schotland, weder tweehonderd werklieden afgedankt zijn, maakt het N. v. d. D. de volgende opmerking: „Dc lieden, die in ons land over slapte en ook wel over gebrek aan ondernemingszin klagen, vergeten vaak dat de toestand in andere landen ook ver van rooskleurig is." De Werkmansbode antwoordt daarop: „Sinds wanneer kan iemand, die honger heeft, zich den buik vullen met den troost, dat zijn buurman reeds van honger en gebrek is omgekomen? Yoor de regtbank te Haarlem zal eerstdaags een curieuse procedure gevoerd worden. De dienstbode van een inwoner van Beverwijk had voor hare mevrouw een snijboonenmolen gehuurd, en dien, na gebruik, op zolder gezet. De verhuurder van den molen hield zich stil. Eerst na verloop van drie jaren meldde hij zich aan tot het terugbeLomen van zijn eigendom, en presenteerde daarbij tevens een notaatje tot liet bescheiden bedrag van f 2628 voor het gebruik van den molen gedurende drie jaar, ii 10 cents per uur, het jaar op 365 dagen gerekend. De betaling werd geweigerd, en daarop heeft de leuke snijboonen- Woog de gezagvoerder der Apollo in mijne oogen niet tegen honderd Noordsterren op, met al haar equipages en al haar staatsie?" Ten diepste geschokt door deze woorden en door den toon van oprechtheid waarop ze werden uitgesproken, voelde de loods al zijne kwellingen plaats inaken voor een onuitsprekelijk geluk. Hij wilde zijne armen naar Elisabeth uitstrekken, om haar aan zijn hart te drukken en, als een andere Alcibiades, haar mede te voeren naar zijne woning; maar hierin werd hij verhinderd door den ernstigen toon waarop zij voortging: „Neen, Salvé, dat is het niet wat scheiding tusschen ons maakt. Het eenige wat ons leven vergiftigt, is uw eeuwigdurend wantrouwen. Gij twijfelt aan uwe vrouw, en dat is de eenige bron van de nare gedachten die u plagen en kwellen. Zoolang gij de minste verden king blijft koesteren, zullen wij nimmer den vrede onder ons dak hebben, dien vrede waarnaar ik, zooals ge wel weet, zoolang gestreefd heb op eene wijze die u en mij onwaardig was." Salvé liep een paar maal met gebogen hoofd de kamer rond, en zeide toen hij was gaan zitten „God is mijn getuige dat gij alles voor mij geweest zijt in deze wereld; maar ik heb u grootelijks verongelijkt en dat wil ik u uu rond en openhartig bekennen, al zoudt gij er mij ook om vera'hten." Ja, Elisabeth, het is waar dat ik er nooit volkomen zeker van was, uw geheele hart te bezitten. Die geschiedenis met den luitenant is mij altijd een doorn in 't oog geweest. Daar wringt mij de schoen, dat beken ik u gulhartig." Bij die woorden legde hij zijne beide handen op de schouders zijner vrouw en zag haar vlak in het gelaat. Elisabeth voelde hare armen beven en hare oogen schoten vol tranen; bij de kwellingen van dat arme hart, dreigde het hare te breken. Plotseling stond zij op, om naar de aangrenzende kamer te gaan, vanwaar zij met een papier in de hand terugkwam, dat zij hem aanbood „Hier is het briefje dat ik aan den luitenant schreef in den nacht toen ik het huis der familie Beek verliet." Salvé zag haar verbaasd aan. „Mevrouw Beek heeft het mij onlangs teruggegeven; lees!" Hij sloeg een blik op het min of meer ongeregelde schrift en las: „Vergeef mij; ik kan uwe vrouw niet worden, omdat myn hart een ander toebehoort. Elisabeth Raklev." „Omdat mijn hart een ander toebehoort!" herhaalde Salvé, terwijl hij begon te schreien als een kind. „Wie zou die andere wel geweest zijn?" vroeg Elisabeth. Hij antwoordde niet. Hij trok haar tot zich op zijn schoot, en hunne tranen smolten saam in een lange, lange omhelzing. {Slot volgt.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 1