molen-verhuurder de huurster van zijn molen in regten aangesproken. Gisteren morgen is te Rotterdam ter beurze van den heer R. gestolen of door hem zeiven verloren de som van f 12,500, bestaande alleen uit bankbillettentot heden is nog niets ontdekt door de politie. Mevrouw S. de Vries deelt in de N. Rott. Crt. om alle vleijende, beleedigende of verkeerde onderstellingen overbodig te maken, zelve mede, dat zij bij de Rotter- damsche schouwburg-vereeniging niet gereëngageerd zou worden; dat de directie haar vertrek heeft gewild; dat zij, wanneer zij nog niet bijtijds een contract met het Nederl. Tooneel had onderteekend, „met de vele verdiensten, zegt zij, die het hartelijk publiek mij wel heeft toegekend, en do weinige die ik me zelf bewast ben," zonder engagement zou zijn geweest. Zij wil niet spreken over personaliteiten of intrigues, die aanleiding zouden kunnen geven tot ver bittering, maar nimmer tot verbetering in dezen voor haar smartelijken toestand. „Wanneer ik, zoo eindigt zij haar schrijven, in Sept. a. s. van mijn geliefd Rotterdam, dat ik gehoopt had nimmer te zullen verlaten, afscheid zal nemen, dan zal ik dit doen met den stillen en opregten wensch, dat mettertijd een dag aanbreke, waarop ik weder (en voor goed) de zoo vriendelijke gezigten, die me sedert zestien jaren zoo bekend en ver trouwd geworden waren, van achter hetzelfde voetlicht zal mogen begroeten." Jl. Vrijdag heeft te Eindhoven een belangrijk spoorweg ongeluk plaats gehad. Twee personen-treinen zijn in elkander geloopen, waardoor de hoofdconducteur Wassenaar gedood, twee conducteurs ernstig en de andere, alsook de machinisten, ligt gewond zijn. De passagiers hebben geen letsel bekomen het materieel is zeer beschadigd. De insecten-kenner, de heer H. baron van Lewe van Middelstum, in leven president der Nederlandsche Ento mologische Vereeniging, is te Beek bij Nijmegen overleden. Op vele plaatsen in de veenstrekeii, in de provincie Groningen, zijn de turfprijzen aanzienlijk gedaald. Het gerucht, dat tusschen Nederland en Duitschland onderhandelingen zouden zijn aangeknoopt over den afstand van het eiland Cura9ao, geeft aan het weekblad „das Aus- land" eenige opmerkingen in de pen, in verband met de noodzakelijkheid, waarin Duitschland is, om zich van het bezit van koloniën te verzekeren. De tijden zijn voorbij, waarin men om eene kolonie te bezitten, eenvoudig een goede en vruchtbai'e streek in bezit nam men moge op die wijze nog een of ander vergeten eiland in den Grooten Oceaan als kolenstation bij het Duitsche Rijk kunnen inlijven; maar voor 't overige is alles bezet en met uitzondering van de Noordpoollanclen en enkele nog beschikbare kustlanden van Afrika, zijn de andere natiën van Europa Duitschland overal vóór geweest. Wil men nu zonder oorlog en bloed storting in het bezit van koloniën komen, dan blijft er niet anders over dan de beurs te trekken. Van de zijde van Nederland acht de schrijver het zeer verklaarbaar, dat het aan het bezit van het kleine eiland weinig hecht. Het land heeft buitenlandsche bezittingen tweemaal zoo groot als geheel Duitschland en verliest dus betrekkelijk weinig aan een strook gronds, die geen vooi'- deel oplevert, aan zijn handel en scheepvaart weinig leven digheid bijzet en zich door schraalheid en. onvruchtbaarheid onderscheidt. Bij den aankoop zou Duitschland dan ook geen ander voordeel kunnen verwachten dan een station voor zijne marine, die thans in de Amerikaansche wateren in geval van nood geen enkele haven, geen rust- of ver zamelplaats voor zich vindt openstaan. Het is echter niet alleen het belang der marine, dat de Duitsche regering bedacht moest doen zijn op de vestiging van Duitsche koloniën buiten Europa. Jaarlijks verliest Duitschland duizenden zijner ingezetenen, en daardoor beduidende werkkracht, door de landverhuizing naar Amerika, en al was die stroom gedurende eenige jaren aan het ebben, er zijn reeds teekenen genoeg, die er op wijzen dat het weldra misschien tot eene vroeger ongekende hoogte stijgen zal. Den stroom, die zich toch niet keeren of be dwingen laat zoolang de Duitscher een Duitscher en Duitschland Duitschland blijft, ten nutte van het eigen land te leiden, zou staatsmanswijsheid zijn, en alle bezwaren, tot hiertoe op staatkundige gronden tegen kolonisatie op groote schaal ingebragt, stuiten af op de noodzakelijkheid om het kapitaal van werkkracht, dat jaarlijks in duizenden van zijn middel- en werkmansstand voor Duitschland ver loren gaat, althans zooveel mogelijk te behouden. Midden- Afrika bevat nog streken, uitnemend voor kolonisatie ge schikt, waar hij die er het eerst zich laat gelden, een ves- tiging vindt en met geringe middelen die tegen binnen- landsche aanvallen zoowel als tegen buitenlandsche dekken kan. Daarop vestigt de schrijver de aandacht zijner regering maar ze aarzele nietonderzoek moet door onmiddellijke inbezitneming worden voorafgegaan, want er is haast, daar Engeland, Frankrijk en Italië niet wachten, maar zich spoeden om gedeelten van het vasteland van Afrika meester te worden. De Figaro neemt de partij op van de hengelaars. Met aardigheden van de soort van die, welke aan Napo leon I worden toegeschreven, die beweerde, dat een hengel een voorwerp is, waaraan aan den eenen kant een haak bevestigd is en aan den anderen kant een domkop, doet men den hengelaar onregt. Een bewijs van de goedaardig heid van den hengelaar is, dat hij zich nog nooit heeft boos gemaakt over de plagerijen, waaraan hij bloot staat. Het is reeds voor langen tijd zonneklaar uitgemaakt, dat een goed hengelaar regt had op een plaats onder de uit verkorenen in den hemel. En geen wonder 1 De hengelaar kan niet zijnhoogmoedig, want dikwijls is hij verlegen, in gezelschap van anderen evenmin gierig, want de sommen, die hij voor zijne hengelkunst uitgeeft, zijn onbeperkt; nog minder ontuchtig, hoe zou hij daartoe den tijd hebben bij zijne vele beslommeringen als hengelaar; ook niet afgunstig, integendeel, als goed kameraad, wenscht hij zijn buurman, die fortuinlijker is dan hij, geluk en vraagt hem om raad; hij is niet lekkerbekkig, want hij neemt zijn schamel ontbijt in zijn tasch ineê, en gebruikt dit met de oogen onafgewend op den dobber gerigtzoozeer neemt de hengel zijne aandacht in beslag, dat hij zelfs niet weet wat hij gebruikt; niet driftig, want een driftig mensch is luidruchtig en elk geraas doet den visch schrikken niet lui, want hij moet steeds vroeg opstaan en eerst laat naar bed gaan, om alles voor den volgenden dag in gereedheid te brengen. Bovendien bezit hij een vast geloof, dat de dag hem veel genoegen zal brengen; de hoop op een goede vangst, en zijne liefde tot zijn naaste is zoo groot, dat hij nimmer een minder bekwaam hengelaar zal bespotten. Hij is dus met geen der zeven hoofdzonden behebt en bezit de drie deugden, die de grondslag zijn van de christelijke godsdienst. Wat kan men beters verlangen! In de Berlijnsche Ulk vindt men de volgende kari katuurplaat. Een oude llomeiusche lamp valt van schrik waggelende tegen een olieflesch, die lagchende kijkt naar een straatlantaarn reeds aan het wankelen en met rouw floers omhangen. Naast die lantaarn staat een aangekleede gasmeter, die een cokesmandje in de hand heeft. Op den achtergrond verschijnt als een lichténd en gekroond spook.... het electrisch licht! Het onderschrift luidt: „Jongejufvrouw Traanlamp tegen mevrouw Gasvlam „Zie zoo, nu komt gij, als ik, in het register der afgedane zaken." Visoii"beri§;teii. De vangst van sclielviscli was gisteren niet groot; de schuiten hadden slechts van 10 tot 100 stuks, 7 a 25 stuks rog en 2 12 kabeljaauwen. Sehelvisch gold f 30 ii f 37 per honderd; rog 49 a 57 cents; kabcljaauvv f 1.30 a f 1.75. De Zwartewaalschc sloep Actief, schipper P. Visser, bragt 600 levende en 700 doode schelvisschen aan; zij gold f 28 per honderd. Tong, tarbot en haring niet aangebragt. Heden zijn de schuiten niet in zee. Benoemingen, enz. De luit. ter zee 2de kl. N. W. van Animers, dienende aan boord van het wachtschip alhier, wordt op non-activileit gesteld en ver vangen door den luit. ter zee 2de kl. J. 1'. Lubbe Bakker. Benoemd tot 2dcn mach. bij de Gouvernements-Marinc in Nederl. Oost-Indië de particuliere machinist 1'. J. Schaap, en de gew. 3de machinist bij de Kon. Ned. Marine PI. Prins. Tweede Kamer. Zitting van Maandag 25 November. Ingekomen is een ontwerp regelende de financiëele verhouding van Indië en Nederland. Het debat over de Indische begrooting is aangevangen. De heer van Rees drong aan op niet meerdere uitbreiding der bezittingen buiten Java, bevordering van den grooten landbouw, aanmoediging der conversie van communaal in individueel bezit. Door den heer Casembroot werd aangedrongen op spoedige verdedigbaarmaking onzer vestigiug in Atsjin, ten einde agressief te kunnen optreden de heer Lenting spoorde den minister tot activiteit aan de lieer Wintgens zette de nadeelen van het tegenwoordig koloniaal stelsel en het gewigt der tijdsomstandigheden uiteen. Morgen voortzetting. Sngeland.. De laatste berigten van het tooneel des oorlogs in Afghanistan luiden als vogt: In eene depêche van den onder-Koning, dd. 22 Nov., wordt gemeld, dat de brigade onder generaal Roberts den dag te voren in liet Koorum- dal is voortgerukt en geen tegenstand heeft ontmoet. Twee kleine forten, welke vóór de aankomst der Engelsche troepen waren ontruimd, zijn in bezit genomen. De bevolking van het land is vriendschappelijk gezind. Uit Lahore van den 23sten: Eene afdeeling Britschc troepen, onder majoor Sandeman, is bij Pisjia voorwaarts gerukt. De majoor verwachtte geen tegenstand. Uit Lahore van den 24sten: Majoor Cavagnari telegrafeert dat vijfhonderd Afghanen van het hoofdkorps afgesneden cn ontwapend zijn. Tijdingen uit Indië en Afghanistan worden denzelfden dag waarop zij worden verzonden in Europa ontvangen en verspreid! Maar onze tijd heeft opgehouden zich te verwonderen, en toch mag niet onopgemerkt voorbijgegaan worden bet feit, dat wij bijna uur op uur de krijgsverrigtingen op de hoogvlakten van het Witte Gebergte kunnen nagaan. De heer Armstrong, te Newcastle, in het noord-oosten van Engeland, heeft aan die stad ten geschenke gegeven een uitgestrektheid gronds, aan de grens dier gemeente palende, tot den aanleg van een publiek wandelpark. Het bestuur van Newcastle heeft dit vorstelijk geschenk, dat op een waarde van f 250,000 geschat wordt, in dank aan vaard en bepaald dat het aan te leggen park, ter her innering aan den edelen schenker, genaamd zal worden „Armstrong-park.„ Duitsclilaiid. Blijkens het Fremdenblatt van Berlijn heeft de Bürsigsche familieraad, op voorstel van den curator, tot de sluiting van de Börsigsche fabrieken tot op lateren tijd besloten. De fabrieken arbeidden in den laatsten tijd met een jaarlijksch verlies van 600,000 mark. De inschrijvingen tot oprigting A'an een gedenkteeken te Munchen ter eere van prof. J. Liebig, den beroemden scheikundige ook op landbouwgebied, zijn geklommen tot een bedrag van 120,000 Mark (f 72,000). Men acht die som voldoende tot het oprigten van een bronzen standbeeld en een piëdestal, daarmede in overeenstemming. De jury, ter beoordeeling van de daarvoor ingezonden ontwerpen, heeft den eersten prijs van 2000 Mark toegekend aan Wagmüller, te Munchen en den tweeden prijs van 1500 Mark aan Begas, te Berlijn. IJ sland.. Een lid van het Parlement, dr. Thomson, heeft de wen- schelijkheid uitgesproken, dat het eiland door den telegraaf met het vasteland van Europa en dus ook met Engeland verbonden mogt worden. Men hoopt dat dit denkbeeld weerklank zal vinden bij de Europesche kapitalisten. De zwavel mij n en op IJsland, die door den lieer Pat erson, een Engelscliman, voor 50 jaar gepacht zijn, leveren den pachter buitengewoon veel voordeel op; het zwavelerts bevat 05 pCt. zwavel, een grooter gehalte dan men ergens anders aantreft. ]FS-"0-g*l£VLHCl. Aan de Times wordt uit Berlijn getelegrafeerd, dat generaal Kauffman aan Mundscha Mohammed Hassan, het hoofd van het Afghaansch gezantschap te Taschkend, een kostbaren sabel voor den Emir hoeft ter hand gesteld. Generaal Kauffman had daarbij het volgende gesproken: „Mijn doorluchtige souverein, wiens Rijk zoo groot is, dat de zon er nooit in ondergaat en op wiens wenk zich een millioen soldaten in beweging stelt, zendt dit onderpand van vriendschap en genegenheid aan zijn vriend en bond genoot, den edelen en ridderlijken souverein van Afghanistan en Beloedsjistan. De geschiedenis leert, dat Rusland altijd de geregte zaak verdedigt en dat het altijd zijne bondgenooten heeft weten te beschermen tegen deaanvallen hunner vijanden, hoe magtig zij ook waren. Groot is de magt van Ruslands zwaard. Ruslands vijanden welen het even goed als zijne vrienden. Moge God de beide magtige souvereincn, den Czaar en den Emir, beschermen! Moge God het welvaren bevorderen der twee verhonden landen, tot voordeel van de Afghanen en Russen en van de wereld in het algemeen!" Op het lemmet van het zwaard staat in het Perzisch „God geve u de overwinning over de ongeloovigen!" Aanleiding tot de Engelscii-Afghaansche ooiilog. Lord Mayo, die in 1 869 lord Lawrence als onder-Koning van Indië opvolgde, zette diens staatkunde van non-interventie ten opzigte van Rusland voort. Onder het bestuur van lord Mavo werden zelfs vriendschappelijke onderhandelingen met Rusland gevoerd, hetwelk toen nog zoover niet in Midden-Azië was doorgedrongen als later, cn nog geheel overeenkomstig de wenschen van den Emir en van de Britsche regering de grenzen van des Emirs grondgebied erkende. Later evenwel, onder lord Northbrooks bestuur van Indië, drongen de Russen al verder in Midden-Azië door en namen in 1873 Khiwa; de Emir werd bevreesd en wilde welen, in hoever hij rekenen kon op de hulp van Engeland, zoo hij aangevallen werd. Toen (het was onder het ministerie-Gladstone, cn de depêche heeft ongetwijfeld ook ten doel om dit goed tc doen uitkomen) deelde lord Northbrook, die den Emir eerst had willen verzekeren, dat Engeland hem in geval van een uitgelokten aanval zou bijstaan, op uitdruk kelijk verlangen van het ministerie mede dat deze kwestie geen haast had, dat de Britsche regering in die vrees van den Emir niet deelde en dat de behandeling van dit punt gevoeglijk kon worden uitgesteld. Dit antwoord nu schijnt de Emir zeer kwalijk genomen te hebben: zijn antwoord droeg den stempel vati onverholen ergernis; hij nam geen notitie van des onderkonings voorstel om een Britsch officier te zenden, ten einde de noordelijke grenzen van Afghanistan te onderzoeken; hij weigerde aan den heer Forsytli op zijne reis van Kashgar naar Indië den doortogt door Kaboel en toonde op allerlei manier zijn ongenoegen. Bij dien stand van zaken kwam het Kabinct-Bcaconsfield aan het bewind. De regeling wilde een sterk en bevriend Afghanistan en knoopte onderhandelingen met den Emir aan. Deze hadden evenwel geen gewenscht gevolg en nu eindelijk de Emir, na twee jaar geleden geweigerd te hebben een Britsch gezant te ontvangen onder voorwendse' dat hij niet voor zijne veiligheid kon instaan, met veel vet'tooniüfi ceu gezantschap van den Czaar te zijnent ontving op een tijdstip dat een oorlog tusschen Engeland cn Rusland mogelijk kon geacht worden, was de Britsche regering van oordeel, dat cr gehandeld moest worden. Hoe de Emir onwillig bleek te zijn om eene Britsche zending te ontvangen en wat verder is geschied, is den lezers der dagbladen van de jongste maanden bekend genoeg. De Emir heeft den tijd van liet ultimatum laten verloopen en moest nu als een verklaard vijand behandeld worden. X33Lg;©i330ü.c3.e:ö.. NATUURKRACHTEN. Bij de nu laatst gedane peilingen en loodingen op de kunst- zandbank te IJmuiden, gedaan na de October- en November stormen van 1S7S, is gebleken: dat er, op 3000 ellen uit den duinvoet, bij den Breesaap en IJmuiden, benedenlaagwater, weder, evenals in 1870, staat: 13 ellen water in zee; en zulks precies in de rigting der „pieren," waar onlangs slechts 8 ellen water stond. Tan af Rotterdam tot in zee vindt men, na die stormen, overal in den vaargeul, 8 ellen water, beneden het Rottepeil. De zandbank de Polier), voor het haventje van Ilarlingen, is verdwenen. Daar staat nu, op het droogste punt, nog 6 ellen water bene den A. P. Wat die natuurkrachten toch heilzaam medewerken om onze Rijks-ingenieurs te secondeeren, in hunne heilrijke werken, tot heil onzer scheepvaart, en van onzen handel De grafische voorstellingen zijn bereids op „papier saus fin" rondgedeeld aan al de ministers en aan al de leden van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal. Wij gaan nu eene schoone toekomst te gennct. "Wij hopen echter, dat die natuurkrachten nu niet zullen probeeren om de "pieren" ook weg te schuren. Daarvoor zouden wij de getijstroomen, kuststroomen en andere, weinig bekende slroomen, inderdaad niet dankbaar kunnen zijn. Amsterdam kan nu gerustelijk de drie millioenen uittellen, om die met 1°. Jan. 1879 aan den lieer Jitta ter hand te stellen. Laat ons gouden Surinaamsche bekers bestellen, bij van Kempen, voor Dirlcs, Conrad, Caland en Hayward, met Boogaard. AU rijht. DE QUARTEL, Hoofd-ingcnieur. Berillen betrefeude de StaomvaartmaatscbaDDti Nederland Conrad23 Nov. van Suez naar hier vertrokken. Prins Hendrik. 23 Oct. van Batavia vertrokken. Holland 4 Aug. te Londen aangekomen. Voorwaarts 30 Oct. te Singapore aangekomen. Celebes17 Nov. te Batavia aangekomen. Kon.der Nederl. 14 Nov. van Suez naar Batavia vertrokken. PrinsesAmalia. 20 Nov. van Southampton vertrokken. Prins v. Oranje. 3 Nov. alhier aangekomen, vertrekt 7 Dec. Madura 24 Nov. alhier aangekomen, vertrekt 28 Dec.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 2