HELDERSEHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
1878. N°. 143.
Vrijdag 29 November.
Jaargang36.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
„W ij huldigen
het goed e.!'
—.^-schijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
A.bijnementsprija per kwartaalf 1.30.
t t franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der Adverfentiön: Va* 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsroimts berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indië.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
HELDER en N1EUWEDIEP, 28 November.
Volgens een door tussclienkomst van Zr. Ms. minister
resident te Lissabon ontvangen berigt, was de oefenings
divisie, onder bevel van den kapt. ter zee VV. B. F. Escber,
den 8 dezer op 4 gr. 15 min. N. B. en 31 gr. 50 min.
W. L. door de paketboot la G-ironde der Messageries
Maritimes gepraaid, koers zettende naar Rio de Janeiro.
Het derde winterconcert door het strijkorchest van
de Stafmuziek der Marine op jl. Dingsdag avond was zeer
goed bezocht. Trouwens de uitvoeringen van dit korps
verdienen een flinke opkomst. Zeer verdienstelijk werden
de verschillende nummers van het programma ten gehoore i
gebragt. In „duo voor piano en waldhoorn" werd door j
den heer Graefenhain de hoornpartij meesterlijk vervuld;
jammer dat de heer Schouten de piano-partij niet naar
I behooren kon uitvoeren door het telkens weigeren der j
[toetsen. Wij twijfelen niet of deze concerten zullen steeds j
meer bezoekers trekken.
Het tooneelgezelschap onder directie van de heeren
Judels en Louis Bouwmeester gaf gisteren avond in Tivoli
zijne eerste uitvoering gedurende dezen winter. Naar
Moscou en JElba was de titel van 't opgevoerde drama a
grand spectacle van de la Mar. De gunstige verwachting,
van deze voorstelling gekoesterd, getuige de eivolle zaal,
werd niet teleurgesteld. De hoofdrol, de grenadier van
j Napoleon, werd door den heer L. Bouwmeester uitnemend
vervuld. Hij deed op de duidelijkste wijze uitkomen het
edel karakter van den getrouwen keizerlijken soldaat, die
zijnen Keizer in alle omstandigheden trouw betoonde, en
het leven redde. De heer F. Bouwmeester gaf als Keizer
1 Napoleon niet slechts het karakter, maar de figuur van
Frankrijks eersten Keizer hoogst getrouw weer. De overige
rollen werden eveneens met grooten tact vervuld, en het
geheel wekte herhaaldelijk den bijval der aanwezigen op.
De sleepboot Stad Amsterdam heeft te vergeefs ge
tracht het op Texel gestrande schip Constauce, kapitein
Nannings, af te brengen. Het is gebroken, vol water, de
fokkenmast ligt over boord en liet roer is weggeslagen.
Men zal trachten nog zooveel mogelijk te bergen.
Men schrijft ons van Texel, dd. 27 dezer:
„Wij vernemen dat dezer dagen door de regtbank te
Amsterdam uitspraak is gedaan in zake het proces van
het dijksbestuur van Texel contra de familie Koning aldaar,
28)
SALYE KRISTIANSEN.
EEN NOORDSCH VERHAAL,
door JONAS LIK.
(Slot.)
Het slottooneel onzer geschiedenis verplaatst ons in de woning
van den loods tegen het einde van ecu stormachtigen dag in dea
.volgenden winter. Zijne vrouw, die hem wacht, staal in een onge
duldige houding bij het venster. Schoon hij reeds 's middags thuis
had moeten zijn, begint de nacht al aan te breken en nog is hij er
niet. Het was den vorigen dag slecht weêr geweest, en dat is voor
'Elisabeth een reden van ongerustheid.
Gjert woont thans te Arendal, bij tante Kristine, waardoor hij
.gemakkelijker en geregelder de school kan bezoeken. Henrik is bij
zijn moeder; hij hakt ccn stuk lioüt klein bij het licht van de
kachel, waarop het middagmaal voor den verwachtten zeeman toe
bereid wordt.
„Wat een weer! Hoort gij wel hofe de wind huilt, Henrik?"
Bij die woorden sloeg Elisabeth een zakdoek over haar hoofd en
maakte zij zich gereed om naar buiten te gaan.
„Moeder," sprak het kind, „gij zult niets zien, het is buiten
stikdonker."
Eensklaps liet zich aan de deur een licht gedruisch hooren.
„Daar komt hij! Daar is hij al!"
Op hetzelfde oogenblik voelde de loods, die doornat is van den
regen, zich omvat door twee liefdevolle armen.
„Wat komt ge laat! Waardoor zijt gij opgehouden? Ik wist dat
ge gisteren een galjoot hebt biunengebracht, en ik wachtte u reeds
vun ochtend hier," zeide Elisabeth, terwijl zij hem van zijn oliejas
en zijn zuidwester ontdeed.
„Ik heb goede zaken gemaakt," antwoordde Salvé blijmoedig.
„Met de galjoot?"
„Dat vooreerst; en vervolgens had ik een zaakje te Arendal, dat
mij daar tot na den middag heeft opgehouden."
„Gij zijt dus bij Gjert geweest?"
„Zeker," antwoordde hij, zich naar de deur keer end.
„Hoe maakt hij het?"
„Dat zal hij u zelf zeggen, want daar is hij."
Een oogenblik later lag de knaap in de armen zijner moeder,
vier blijdschap zich op allerlei wijze lucht gaf.
„Arm kind," klaagde zij, „hij heeft geen droge draad aan 't lijf
Daarop wendde zij zich weder tot haar man.
„Maar, Salvé, wat moet dit alles beteekenen? Moet hij dan niet
veer naar school?"
en het clijksbestuui* daarbij in het ongelijk is gesteld en
tevens veroordeeld tot betaling van alle de gemaakte
kosten."
Bij koninklijk besluit van den 24 dezer is aan de
commissie uit de Staten van Noordholland, benoemd tot
het uitbrengen van een verslag omtrent eene door Gedep.
Staten voorgestelde wijziging van het reglement van bestuur
voor het hoogheemraadschap van den Hondsbossche en
Duinen tot Petten, magtiging verleend tot voortzetting
harer werkzaamheden na de sluiting van de jongste najaars
vergadering dier Staten.
Beroepen te Dordrecht ds. E. A. G. van Hoogen-
huijze, predikant te Steenwijk; te Driehuizen en Zuid-
schermer de heer W. A. van der Scheer, candidaat.
-- Aangenomen het beroep naar de Doopsg. gemeente
te Hippolytushoef en 't Stroe op Wieringen door den lieer
Y. Loosjes, proponent, die bedankt heeft voor Wonneren Jisp.
De vijf hoeren, J. Bosscha, A. Kerkdijk, L. Mulder.
J. Straub en A. S. Voorduin, die zich belast hebben met
de zorg voor een gedenkteeken op het graf van den heer Lindo,
hebben thans verslag gedaan van hunne werkzaamheden.
Op het kerkhof te Eik-en-Duinen te 's ILage zal een zerk
van escausijnsche steen met zijn naam en een lauwerkrans
daarop gebeeldhouwd gelegd Avorden en door een fraai
ijzeren hek worden omringd. Op de zerk zijn Lindo's
woorden gegrift: „Plant bloemen op uw pad, roei distels
uit, opdat een dankbaar mensch, vroeger of later, uw
voetspoor zegene."
Op de aanstaande algemeene vergadering van het
Algemeen Nederlandsch Werkliedenverbond, op 25 en 26
December te Rotterdam te houden, zullen de statuten van
het Bond worden gewijzigd en een volledig program aan
de goedkeuring der afgevaardigden worden onderworpen,
waarin op den voorgrond wordt gesteld, dat het Verbond
het bijzonder eigendomsregt erkent en tevens het regt van
den Staat, om de uitoefening van dat regt door belastingen
en andere wettelijke maatregelen te wijzigen, terwijl ver
volgens als middelen, door welke het Bond zijn doel tracht
te bereiken, de volgende worden opgegeven:
a. de verkrijging van liet regt voor alle burgers, die
volgens de wet mondig zijn, om deel te kunnen nemen aan
verkiezing van leden der Volksvertegenwoordiging, der
Provinciale Staten en van den Gemeenteraad;
b. door invloed uit te oefenen op 's lands bestuur of
vertegenwoordiging, door middel van adressen en petiti
onnementen
„Als wij audere kleêren liebben aangetrokken, zal ik liet u ver
tellen," sprak de loods. „Gjert mag een heele week bij u blijven."
Gjert brandde blijkbaar van verlangen oin met zijn heugelijk
nieuws voor den dag te komen, maar hij moest zijn ongeduld
bedwingen totdat zijn vader bij het koesterende vuurtje was gaan
zitten dat in den haard brandde, daaraan zijn pijp had opgestoken
en een paar groote rookwolken uitgeblazen had.
„Nu, Gjert, sprak hij, „nu vooruit maar."
„O, moeder," riep de jongen met glinsterende oogen, „vader zegt
dat ik officier bij de koninklijke marine mag worden; daarom heeft
vader mij van school genomen en ga ik de volgende week naar
Frederiksvern."
De kleine Henrik sperde zijn kleinen mond zoo wijd open als
hem mogelijk was; terwijl Elisabeth, die de laatste toebereidselen
voor liet avondeten maakte, plotseling in haar werk bleef steken en
haar man met een soort van ontzetting aanstaarde. Dat buiten
sporige geluk joeg haar schrik aan.
„Is dat waar?...." vroeg zij.
„Zoudt ge niet blijde zijn, als ge uw zoon eenmaal met de epau
letten zaagt thuiskomen? Gij hebt altijd met die dingen nog al op
gehad, als ik mij niet vergis, en" voegde hij cr lachende bij
„omdat gij er niet voor deugt want vrouwen willen ze bij de
marine niet hebben, en ik voor mij zou er ook niet best meer mede
over weg kunnen heb ik gedacht dat wij de proef wel eens met
Gjert konden nemen."
„Is het u wezenlijk ernst man hetgeen ge daar zegt, S.ilve?"
Salvé maakte herhaaldelijk een toestemmend gebaar.
„Mijn jongen," sprak de gelukkige moeder, terwijl zij het hoofd
van haar kind tusschen hare handen nam. en hem hartelijk kuste,
„nu uw vader het zoo wil, geve God er zijn zegen toe!"
„En nu, Henrik," sprak Salvé tot den kleinen houthakker, „gij
moogt in de kamer hiernaast uw werkplaats opslaan. Ge moet nu
nog maar wat met Gjert praten, altijd als hij zich verwaardigt om
antwoord te geven aan zoo'n onbeteekenend ventje als gij zijt;
maar dan zoudt ge hem kunnen zeggen dat gij als koopvaardij
kapitein wel tweemaal zooveel zult verdienen als die snuiters in hun
mooi pakje."
Toen de beide echtgenooten alleen waren vroeg Elisabeth:
„Maar zeg mij nu eens, hoe is dat in zijn werk gegaan?"
„Luister. Ik had mij in 't hoofd gezet dat Gjert wat meer moest
worden dan zijn vadertoen heb ik mij aangemeld bij den opzichter
van het loodswezen, den heer Beek, en ik heb hem gevraagd hoe
ik het aan moest leggen om mijn doel te bereiken. Ik heb er ook
de jonge mevrouw Beek ontmoet."
„Wat! Zijt ge bij de Becks geweest?"
c. dat liet regt van oorlog te verklaren en vrede te
sluiten van het hoofd van den Staat op de Volksvertegen
woordiging overga;
d. afschaffing van militie, en verpligte oefening in den
wapenhandel door alle burgers, wier ligchaamsbouw en
krachten dit toelaten;
e. herziening van het belastingstelsel, opheffing van op
den arbeid en de levensbehoeften drukkende belastingen
en de invoering van belastingen naar het inkomen en het
vermogen
het in het leven roepen van wetten op de uitoefening
van den arbeid en ter bescherming van het leven en de
veiligheid der arbeiders, door 1. toezigt op de arbeiders
woningen, de fabrieken, vooral de werkplaatsen, en de
huisindustrie2. beperking van den arbeidsdag voor vol
wassenen, afschaffing van Zondagsarbeid3. verbod van
arbeid op werkplaatsen of fabrieken voor gehuwde vrouwen
en voor meisjes beneden 18 jaar; 4. beperking en regeling
van den arbeid voor jongens beneden dienzelfden leertijd;
g. liet toezigt op de uitvoering dier wetten op te dragen
aan rijks-inspecteurs;
k. het van staatswege in 't leven roepen van Kamers
van den arbeid, die, door en uit patroons, en werklieden
beiden gekozen, uitspraak doen in geschillen, die op het
gebied van den arbeid tusschen ondernemers en werklieden
zich voordoen, alsmede die, welke de uitvoering der arbeids
wetten mogten opleveren;
i. bevordering van het openbaar onderwijs: 1. het lager
onderwijs wordt kosteloos en voor allen verpligt op de
dagschool tot den leeftijd van 14 jaren, en voor diegenen,
die geen middelbare school bezoeken, des avonds, tot 16jarigen
leeftijd; 2. het middelbaar onderwijs worde eveneens toe
gankelijk en kosteloos voor allen, die er van willen profi-
teeren en aan de eisclien van een toelatings-examen kunnen
voldoen 3. vanwege den Staat worde landbouw- en industrie-
onderwijs gegeven aan allen, die het verlangen.
Het verbond is Nederlandsch, zal zich bewegen binnen
de perken der Ned. wet en zal onafgebroken ijveren voor
het bevorderen van goede zeden onder de werklieden.
Te Ter Aar had jl. Zondag een voorval plaats, dat
wederom bewijst, hoezeer behoedzaamheid aan te raden is
bij het omgaan met paarden. De dienstbode van zekeren
N., aldaar, hield een oogenblik zijn paard vast, maar het
dier, aan geene vrouwen gewoon, beet haar de wang en de
onderlip open. Gelukkig dat kort daarop een geneesheer
voorbij kwam rijden, die de gapende wond spoedig hechtte.
„Wat zal ik u zeggen. De jongen moest voortgeholpen; en ik
ben er hartelijk blijde om, want wij zijn geheel verzoend. Wat een
flinke kerel is die Beek! het spijt mij dat ik het zoo laat heb leeren
inzien. Hij herinnerde zich dadelijk dat ik de Juno gered had,
waaroyer ik op het oogenblik liet bevel zou voeren, als ik indertijd
niet gedeserteerd was. Terwijl ik er was, kwam ook de jonge mevrouw
Beek binnen, en toen zij hoorde wat er te doen was, gaf zij ter*
stond haar levendige belangstelling te kennen. Zij heeft mij verzekerd
dat zij nog een oude vriendin van u was en dat er wel een beurs
voor Gjert zou te krijgen zijn aan het Instituut der Marine, als hy
het volgende jaar een examen afgelegd had. Zij kende wel officieren
die zich daarmede zouden willen belasten, beweerde zij, en zij voegde
er bij, dat, als de opzichter zwart op wit wilde geven dat ik niets
meer of minder ben dan een puikje van een loods, die door den
Staat bezoldigd moest worden, de zaak niet het minste bezwaar zou
hebben. Terstond daarop heeft de opzichter mij een request laten
schrijven, waaraan hij zijn eigen verklaring heeft toegevoegd."
„Da's overheerlijk!" riep Elisabeth.
„Viudt ge niet? Ik zou nooit gedacht hebben dat er zooveel
bijzonders aan mij was."
„Ha! eindelijk erkent hij het dus!"
„Als liet request niet lukt, dan zal Salvé met de zak werken,
want er zal wat komen kijken, hoor! Het gaat daar ook: niets
voor niets. Maar, basta! wij hebben nog een stuivertje in de
spaarbank en de rest komt later. Ook zal het niet kwaad zijn dat
ik van tijd lot tijd van huis ga, want ik zou ten laatste maar al
te gek worden hier tusschen die vier murenen bij u, Elisabeth,"
sprak hij, haar aan zijn hart drukkend. „Ik heb behoefte aan een
beetje storm, zooals ge weet, dat is myn element; daargelaten dat
ik mijn opzichter niet te schande mag maken na hetgeen hij over
mij geschreven heeft."
Zijne vrouw staarde hem aan met sprakelooze verbazing, en hare
trekken getuigden van een geluk zooals zij het misschien nooit te
voren gekend had.
„Wat zijn we gelukkig!" riep zij uit; „waarom is het zoo niet
van den beginne af geweest?"
„Daar heb ik eens over nagedacht," zeide Salvé ernstig. „Er was
iemand aan 't roer, die er meer van weet dan ik. Hij moest mij
verlossen van al liet vuil dat in mijn ruim was opgehoopt gedurende
mijn omzwerven in den vreemde. Anne vrouw! ik vrees dat gij
er nog het meest onder geleden hebt."
„Beklaag mij niet, Salvé, het was mijn eigen schuld."
„Nu, laat het wezen wat het wil, we zijn de branding te boven.
Wij mogen elkaar gelukwenscben dat we in de haven zijn aan
gekomen en laten we er den grooten Lood9 onzen dank voor brengen."