HELDERSCHE
KV NIEIIWEDIEPER KOIJRANT.
1878. N°.154.
Woensdag 25 December.
Jaargang 36.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
vóór 31 dezer maand.
„W ij li u 1 tl i e ii
li e t o e «1 e."
Verschijut Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonucmeutsprijs per kwartaalf 1.80.
n uk franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: M O L E X P L E 1 N°. 103.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Men wordt verzocht Annonces, bestemd
voor het volgende nummer, te bezorgen
uiterlijk Donderdag', des morgens vóór
tien uur.
De ONTVANGER der REGISTRATIE
*en DOMEINEN te HELDER, Langestraat,
C 112, herinnert aan de BETAI.llVö der
[)OUKI\KEMFV,
K.BR.STTONEN.
Gegroet, dankbaar gegroet, gij lang verbeide en vurig
verwachte ochtendstond van den heerlijken Kerstdag.' Of
de zon, die uw geboorte verkondigde, oprees tussclien de
loome en sombere nevelen van den Decembermist; of dat
zij baar zachtroode stralen in purperen tinten deed spelen
over de schitterende lijkwa, die de sluimerende natuur zich
huiverend om de schouders plooide, het is ons schier om
het even, want zij is het zonnetje van den Kerstmorgen,
dat we bij zijn verschijning dubbel welkom heeten... Of
brengt het ons niet „vrede op aarde?"
O, beluister die kalme rust, die stilte van den Kerst
morgen. Is het niet of al het geschapene, al het levende
en het onbezielde in u en om u en buiten u, als door de
wonderdoende fee uit uwe liefste kindersproke met den
staf der betoovering is aangeraakt, die het al van gedaante
deed wisselen? Is het niet of er mysterieuse melodien om
u ruischen, die u als hemelsche muziek in het oor klinken
en snaren in uw hart doen trillen, die ge lang verstijfd of
verbroken waandet? En is liet niet of dat, harte zelf
warmer, vuriger klopt dan gisteren en eergisteren; of het
meer liefde te geven en meer liefde te ontvangen heeft
dan ooit te voren; zooveel meer, dat alle wrevel en alle
wrok en alle vijandschap voor altijd en voor goed is buiten
gesloten? Dit is het Kerstfeest, het lichtfeest, dat in u
en om u zijn liefelijke, koesterende stralen spreidt.
En wat al herinneringen, van allerlei aard, die u in de
eerste uren van dezen weer aangebroken Kerstdag bestormen.
Of is er één dag in heel het jaar, die hooger boven alle
anderen bij u aangeschreven staat dan deze? Want hetzij
ge de Kerstvreugde en dc Kerstrust smaakt m den schoot
van uw gezin, friet uw juichend en joelend kroost om u
heen, of in de stilte van uw huiselijke eenzaamheid, de
herinnering aan wat vroeger was en het peinzen over wat
komen zal, laat zich niet smoren. Het keerpunt in de
natuur geldt ook telkens weer voor uw eigen gemoedsleven
Daar is de Kerstdag in uw ouderlijk huis, met vreeze
en ongeduld tegemoet gezien alsof hij nooit komen wou,
maar met onbezorgde vroolijkheid gevierd toen hij eindelijk
gekomen was. Weer werd uw kinderhart gekoesterd door
de heerlijke poëzie van „het kindeke in de kribbe", de
„herders bij de kudden" en de „jubelende Engelen",
waarmede een vrome moeder u keer op keer als aan haar
lippen wist te kluisteren. Nooit heeft de aangrijpendste
taal van den wèlsprekendsten redenaar u zoo diep getroffen,
zoo innig geroerd, als dat ongekunsteld verhaal, meegedeeld
in* de eenvoudigste bewoordingen, maar gewijd door den
adem der moederliefde. Dagen en jaren, voorspoed en
rampen, hebben den indruk, dien uw scliuldelooze ziel in
die stille ure ontving, nooit ten volle kunnen uitwisscben.
En op dezen Kerstmorgen, nu reeds uw eigen kind met
dubbele teerheid u den ochtenclkus bood, nu is het of er
weer iets trilt en iets opleeft van die zachte warmte, die in
oude, langvervlogen dagen u zoo goed deed. Want al
beziet ge nu man van bet realisme, het radicalisme, of
wat ge ook zijt de dingen in deze wereld en buiten
deze wereld met ganscli anderen blik, dan toen ge eerbie
dig de handjes vouwdet aan moeders schootj op dezen
Kerstmorgen zijt ook gij door den tooverstaf der
machtige fee geraakt en zijt ook gij voor een wijle van
gedaante veranderd: een kind geworden onder de kinderen
of, zoo niet, het Kerstzonnetje komt heden voor u niet
boven de kimme.
Later... toen ge u een deel begont te gevoelen van dien
ontzaggelijken, wilden chaos, die daar kookt en woelt en
bruisclit aan alle kanten om ons heen, en die men de
wereld noemt.... toen hebt ge het reeds geleerd, dat ge
op den Kerstdag van herinneringen leven zoudt. Of was
het niet altijd weêr het ouderlijk huis, dat u op den
gewijden stond met de oude vriendelijkheid aan zijn koes
terenden haard noodigde; en was het u geen verkwikking,
althans voor eenige uren de beslommeringen van dit
moeite volle leven van u te zetten en gehoor te geven aan
de stem, die u uit dat welbekende, nooitvergeten tehuis zoo
welgemeend het „rust een weinig!" toeriep? Och, beken
liet zonder omwegen, dat ge soms weken en weken aaneen,
als een kind naar een langgewenscht speelgoed, hebt uit
gezien of die dag van rust en ontspanning nu aanbrakhebt
geluisterd of die roepstem haast klonk, die u weêr van
aangezicht tot aangezicht zou samenbrengen met de oude
getrouwen, wier liefde u altijd verzekerd bleef. Als het
Kerstfeest u, dolend in den vreemde, ver van maag en
vriend, ook maar luttel dagen mocht doen toeven binnen
die muren, waar alles u lief was, en hij dien haard,
die u gezelliger scheen dan ieder andere, niet waar?
dan was het u reeds dubbel wel. Of, zoo niet, de
Kerstmorgen had voor u, gij arme, geen „vrede op aarde."
En nu rijst de Iverstzon nogmaals voor u op; ditmaal
hoven uw eigen erf en uw eigen huis, waar ge het al
hebt saam gebracht wat u het liefst en het best is op deze
wereld. O, geef u met hart en ziel over aan de bekoring
van dat genot: dezen feestdag hij uitnemendheid te vieren
met uw eigen volkje, als één lange dag vol verkwikkende
liefde. Ruk u nu los van al de bemoeienissen en de zorgen,
die u gekweld en verontrust hebben een heel jaar lang,
en laat ze ruim baan maken voor de heilige aandoeningen,
die heden om de eereplaats in uw hart komen aankloppen.
Neen, bedwing dien spotlach die u om de lippen speelt,
als zoudt ge ver verheven zijn boven den kinderlijken
waan, dat deze wereld en deze tijd nog iets „heiligs"
zouden weten te huldigen! Het komt er maar op aan, wat
vuur ge ditmaal op den outer van uw huiselijken tempel
zult aandragen. Want niet de rijkdom der geschenken die
ge om u heen verspreidt; niet de kostbaarheid der spijzen
waarmede ge straks den feestdisch zult aanrichten; maar
gij zelf beschikt over de mate van feestgenot, die u op een
dag als deze beidt. Laat, ons dezen dag boven alle anderen
wijden aan den dienst van het huisaltaar, die ook u, als
ieder onzer, dierbaar is, al hebben wij ons over vele andere
dagen ook menig stil zelfverwijt te doen. Laten we ons
hart openstellen voor heel den schat der liefde die een
menschenhart omvatten kan, een schat die altijd grooter is
dan ge denkt; laat er een adem van goedheid en mede-
doogen en vergevensgezindheid om ons heen gaan, die
menig stoffig hoekje in ons binnenste kan reinigen en
menig bezoedeld plekje zuiveren zal; laat de grondtoon
onzer feestvreugde in één woord het „allen broeders"
wezen, want hoor! luister nog eenmaal naar de stemmen
uit uw kindsche dagen: in der Engelen psalmen klinkt
immers ook het: „in mensclien een welbehagen"?
Anders duurt onze Kerstvreugde vast niet veel langer
dan de Iverstzon, wat droef genoeg zou zijn. Want, we
weten het allenals zij met haar laatsten gloed den winter
hemel in goud en karmozijn kleurt, begint het beste gedeelte
van ons feest eerst recht te komen. De altijd onvergetelijke
Kerstavond is aangebroken; en wie dan, als de schemering
onze kamer in een bekoorlijk halflicht hultals de vlammen
van het knappend kerstblok in den haard de grilligste
beelden op den wand teekenen, of als de vriendelijke lamp
haar gezellig licht over de sa&m gegroepte huisgenooten
verspreidt, wie dan zijn hart niet voelt opengaan voor
al wat heilig ja, heilig en goed is, voor al wat
liefelijk is en wel luidt, diens leed moet grooter zijn dan
wij kunnen heseffen. Want in die heerlijke ure, als het
verleden met al zijn smart en zijn teleurstellingen in het
niet zinkt hij de zaligheid van het heden, en de toekomst
ons en de onzen in de schoonste kleuren tegenlacht, dan
is het of er een geest van „vrede" en van „welbehagen"
over ons vaardig wordt, die weêr veel doet gelooven,
weer veel doet hopen, en bovenal weêr veel doet liefhebben.
Mijn lezer, ik wensch dat zulke Iversttonen u dezen
Kerstdag niet geheel vreemd mogen blijvenIngezonden
HELDER en NIEUW ED1EP, 24 December.
Door den marinier Scholten is jl. Zondag een kind
uit het Kanaal alhier gehaald, dat daar met eene slede
was ingevallen.
Jl. Maandag heeft van de puije van het raadhuis te
's Hage plaats gehad de eerste huwelijksafkondiging van
Z. M. Willem III, bij de gratie Gods, Koning der Neder
landen, Prins van Oranje-Nassau, groot-hertog van Luxem
burg, enz. en H. D. H. de Prinses Adelheid Emma
Wilhelmina Theresia van Waldeck en Pyrmont.
Met 1 Mei a. s. zal het algemeen depót van discipline
van Naarden naar Vlissingen verplaatst worden.
Daarentegen zal het 3de bataillon 3de regiment infanterie
op gelijken datum van Vlissingen naar Bergen-op-Zoom
vertrekken, om daar voorloopig garnizoen te houden.
Beroepen tot predikant te Callantsoog,met algemeene
stemmen, de lieer J. van Giffen, cand. te Wyckel (Friesland).
Bedankt voor het beroep naar Nijkerk opdcVeluwe
door ds. W. J. Geselschap, predikant te Rotterdam.
De manschappen, die met de Willem Barents de reis
naar de Barents-zee gemaakt hebben, hebben tot herinnering
zilveren tabaksdoozen ontvangen. Deze doozen zijn zeer
net, gaan met een veer digt en op het deksel prijkt eene
afbeelding van de Willem Barends, met matrozen op de
plegt en in het want.
Binnen in het deksel is gegraveerd:
Aan... Herinnering aan de reis naar dc Noordelijke
IJszee. 6 Mei13 October 1878.
De op gisteren te Texel verkochte inventaris van
het Nederlandsche barkschip Constanee, kapt. Nannings,
heeft opgebragt f 1810.60 en het casco f 825.
Men meldt ons uit Eijerland op Texel het volgende:
„De voordragt, welke de heer S. C. Pieterse op Don
derdag 12 December jl. te de Cocksdorp hield, ten voordeele
van al de armen van Eijerland, heeft opgebragt de som
van f 64.30. Binnen eenige dagen zal daarvan uitdeeling
in levensmiddelen enz. aan de behoeftigen plaats hebben."
De jaarwedde der beide hulponderwijzers in de gemeente
Haringkarspel is voor ieder met f 50 verhoogd, en alzoo
tot f 700 gèbragt.
Omtrent den brand van de plaats Kieftenburg, te
Barsingerhorn, wordt nog nader berigt:
De bewoner R. Spaans was afwezig; de knecht Pieter
van Leeuwen, maakte zich zeer verdienstelijk door zijn
heldhaftig gedrag. Na eerst met moeite en gevaar de
zeven kinderen der bewoners te hebben gered, sneed hij
onmiddellijk de koeijen los en dacht er toen eerst aan zijn
eigen goed te gaan redden. Toen hij zich met dit doel
door de brandende woning begaf, hoorde hij een paard
hinneken en ook dit werd door hem gered, 't Was hoog
tijd, want de ruif stond reeds in brand. En 't was ook
hoog tijd, dat v. L. op lijfsbehoud bedacht moest zijn.
Buiten gekomen, merkt hij de schapen op, die, in een
schaapskooi bij de woning, angstig blaatten. Ook hier
stonden dc voederbakken reeds in vlam. Hij bedenkt
zich geen oogenblik, trapt de schaapskooi stuk en de
beangste dieren stuiven lier- en derwaarts. Bijna was v. L.
't slagtoffer zijner daad geworden. Op 't oogenblik dat hij
de schapen gered heeft, glijdt de brandende zijde van het
l ieten dak aan dien kant van 't huis naar omlaag en treft
hem tegen de beenen. Gelukkig heeft hij geen ander letsel
bekomen, dan eenige brandplekjes aan zijn pantalon.
Van de roerende goederen is niets gered, dan 't vee. Zes
kalveren, die v. L. wegens de vlammen niet kon bereiken,
zijn in den brand omgekomen. Alles was tegen brand
schade verzekerd.
De leening van f 140,000, ten behoeve der Vrije
Gemeente te Amsterdam, is volteekend en er werd zelfs
aanzienlijk meer aangeboden dan het gevraagde bedrag,
zoodat geene verdere inschrijvingen kunnen worden aan
genomen.
Naar men verneemt, bedroeg de bruto-ontvangst voor
den bouw van de elfde kerk te Amsterdam, tot 13 dezer
p. m. f 160,000, zoo aan giften als aan toezeggingen
van giften.
Op aangenaraen toon voerde de heer Boomkamp in
de vergadering van de afdeeling Noordwijk en omstreken
der Hollandsche Maatschappij van Landbouw, Donderdag
gehouden, zijn aandachtige hoorders in den geest terug
naar de voorraadschuren van Egypte, welker sporen zelfs
thans niet meer zijn waar te nemen; daarna bragt hij hen
naar Babyion ten tijde, dat Nebucadnezar voor zijne gemalin
de wereldberoemde hangende tuinen liet vervaardigen,
welke thans eveneens niet meer zijn te vinden, en eindelijk
wees hij op het tijdperk van bloei van den Nederlandschen
landbouw toen onze landgenooten naar den vreemde werden
geroepen om den landbouw te onderwijzen. In eene
boeijende improvisatie schetste bij verder de noodzakelijkheid
voor den landbouwer om eenige kennis te bezitten van
de plantenkunde; de plant toch leert den boer den aard
en de hoedanigheid der gronden die haar dragen. Spreker
drong er op aan, dat men 's zomers planten zou verzame-
i len om die 's winters onder elkander te bespreken en
daardoor meer en meer te geraken tot de kennis van den
bodem dien men bearbeidt. Zeer veel gebruik werd er
gemaakt van de gelegenheid, door den lieer Boomkamp
aangeboden, om eenige plantensoorten nader te onderzoeken.
De Vereeniging Eigen Hulp heelt jl. Zaturdag te
j 's Hage een buitengewone algemeene vergadering gehouden,
onder voorzitterschap van den heer mr. P. F. Hubrecht.
26 districten waren in die vergadering vertegenwoordigd.
Tot leden van het hoofdbestuur werden benoemd de
heeren: mr. H. van der Hoeven, inr. J. D. Veegens,
jhr. mr. P. J. van Beyma en mr. A. A. de Pinto, en