HAP- NationaleMilitie. Advertentiën HEERIN- BAIES- Amsterdam—Helder en Nieuwediep. Stoomboot ANNA CORNELIA. THEE. Amsterdam, E. BRANDSiViA. ASTHMA LEESBIBLIOTHEEK. CASTOREN- GLACÉ- EN BAZAR. De diensten van Amsterdam op 25 DECEMBER en 1 JANUARIJ e. k. en Helder 27 „3 u zullen CKBlï PJL.1AXS IïEBBÏCIKj blijvende de dienst overigens onveranderd. Het FONDS VOOR REMPLACEERING aan DEN BURG op TEXEL, vraagt voor de dienst der Nationale Militie 1879 ssess Plaatsvervan- gers en twee ISTurnmer- verwisselaars. De Personen die zich daarvoor willen aanbieden kunnen inlichtingen bekomen bij den Boekhouder JAN Sz. WUIS, aan den Burg op Texel. ZWARE SOUCHONper 5 ons f 1.25 FIJN-GEURIGE PECCO SOUCHON „5 1.50 Verkrijgbaar bij den Heer J. KOR VER, Spoorstraat en Zuidstraat te Helder. Het geachte publiek wordt attent gemaakt de gunstige gelegenheid voor de plaatsing van voor alle in ons land en in het buitenland verschijnende Dag- en Weekbladen (alsook ABOWnfEMBMTTKW daarop) aan het Advertentie-Bureau van S T A D E R M A N N, Dijkstraat te Helder. Verstandig overleg Hoewel het dit klimaat van veranderende weersgesteldheid onmogelijk is ziekte geheel te vooorkomen, zoo kan echter -hare vorm en gedurige herhaling door tijdige aanwending van herstellende maatregelen veel gemagtigd worden. Wanneer heeschheid, hoest, benaauwde ademhaling eu daarmede vergezelp gaande kooresen, ontsteking der keel of borst aantoonen, moet Holloway's Zalf onverwijld op deze deelen ingewreven, en zijne Pillen in be hoorlijke doses ingenomen worden om hare genezende bewerking te bevorderen. Geene catarrh of zeere keelen kunnen deze middelen weerstaan. Gedrukte aanwijzingen zijn gewikkeld om ieder pakje van Holloway's medicijnen, die geschikt zijn voor iederen ouderdom en toestand, en voor iedere gewone ziekte waaraan de menschheid onderhevig is. Doosjes i'SfjÏjKW en Potjes ZAIjF. f 0.80, f 1.85, f' 3.—, f 6.75, f 13.50 en f 20.50. Ze worden verkocht bij de Apothekers. Voor den verkoop in het groot vervoege men zich bij den Professor HOLLO WAY, 533, Oxford-Street, Londen. ALLEEN BELOOND op de WERELDTENTOONSTELLING leParijs!878. Benaauwd.heid, hardnekkige Hoest, Aandoeningen der Ademhalings-Organen Genezing door het gebruik van het Papier en de Cigaren van GICQUEL Apotheker 1« Klasse aan de school te Parijs. Gl. 1.50 de Doos; Gl. 0.90 de halve Doos. Verkrijgbaar In de voornaamste Apotheken. te Nieuwediep bij W. V. BRUINVIS, Hoofdgracht. STevile's Paarden en Rijkunst. l)e belangstelling, welke' in Amerika bestaat ten opzigte van al wat tot de rijkunst behoort, is hoofdzakelijk een kwestie van over levering, maar het 'is nogthans een levendige belangstelling, en de geestdrift voor de rijkunst bepaalt zich volstrekt niet tot hen, die zich de weelde van haar in praktijk tc brengen kunnen veroorloveu. Evenals het erfelijk instinct, dat onze jongens zooveel aanlokke lijks doet vinden in het denkbeeld om iets te dooden met behulp van een wapen, een erfeuis is .uit den tijd toen de liefhebberij voor de jagt en het zoeken naar voedsel écu waren, zoo moet de natuur lijke aanleg en de buitengewone liefhebberij der Amerikanen voor al wat tot de rijkunst in verband staat, verklaard worden uit hun afstamming van het bij uitnemendheid paardenlievend eu paardeu- rijdend Engelsche volk. Wij bezitten weinig meer dan de over levering, en het valt niet te loochenen, dat de Amerikanen ten slotte meer genieten van bespiegelingen over de rijkunst, dan van het rijden zelf. Het klimaat, drukke bezigheden, ontoereikende middelen en gebrek aan gezelschap, alles werkt zamen c®n het getal te be perken dergeuen die paarden houden en geregeld rijden. De aan voer is dan ook in juiste verhouding tot de vraag naar paarden dermate verminderd, dat men zich in een Amerikaansche stad be zwaarlijk een goed rijpaard kan aanschaffen. Ofschoon er weinig naar rijpaarden gevraagd wordt, zoo stelt toch een groot publiek belang in boekeu, die over rijpaarden handelen. Wij rijden en jagen het land af in de boeken, maar wij doen cr daar het noodige aan, en zij die zich zoodoende op de hoogte houden van de letterkundige voortbrengselen in dit vak, zullen met eenige voldoening het boek in kwestie verwelkomen. En inderdaad het regtvaardigt zijn aanspraak op onze opmerkzaamheid alleen reeds door de eenvoudige schets op den omslag, die ons de regte soort van paard, die wij koopen moeten, te zien geeft. Deze schets is niet veel meer dan de buitenste omtrek van een geheel gezadeld en opgetoomd paard; maar van al de afbeeldingen vaii rijpaarden, die ons ooit onder de oogen zijn gekomen, is deze verreweg de beste, volmaakt in alles wat zij duidelijk laat zien, en bevallig in hetgeen zij laat raden. De heer Nevile geeft als aanleiding voor het schrijven van zijn boek op„een echte verzotheid op paarden, gepaard met de herin nering aan de keeren dat ik er afgeworpen ben, en de wedrennen die ik verloren heb, en de teleurstellingen die ik heb ondervonden, ten gevolge vati het gemis van de kennis, die men uit deze bladzijden kan opdoen." Zijn bevoegdheid om een werk als dit te schrijven ontleent hij voornamelijk aan zijn scherpzinnig oordeel, zijn zorg vuldige waarneming, en een aangeboren talent om zich juist en gemakkelijk uit te drukken. Hij heeft klaarblijkelijk geheel onaf hankelijk van hetgeen anderen over dit onderwerp uitgaven geschreven hij is somtijds in lijnregten strijd met de bestaande inzigten, en slaagt er nooit in om ons te overtuigen, dat hij daaraan wel doet. Maar zijn oorspronkelijkheid weegt ruim tegen deze fout op. In het voorbijgaan merken wij op, dat vele van zijn volzinnen 0113 leeren kennen,hoeveel in woorden vanéén lettergreep gezegd kan worden. Ten opzigte der meeste boeken over de rijkunst, verwijst hij naar Macaulay's opmerking over officieren en gentlemen, zeggende: „Er zijn goede ruiters, en goede schrijvers; maar in den regel zijn ruiters geen schrijvers, en schrijvers geen ruiters." Zijn voorschriften bij het kiezeu van een paard zijn van groote waarde. Bijvoorbeeld„De achterribben van een paard moeten breed zijn nl. zijn ligchaam behoort even breed bij de achter als bij de voorbeenen te zijn. Een paard met ingevallen flanken bij overigens gevulde ledematen zal op den duur minder sterk zijn dan een, dat er altijd om het midden gevuld uitziet. Waar hij spreekt a vol d'oiseau gezien, zooals het gezigt, dat de rijders van een hoogen bok er op hebben, zegt hij„Het ligchaam van een paard moet den vorm hebben van een kippenei, niet het breeder gedeelte naar den staart. Hij is dan bij de achterribben het breedst, en zoo behoort het...." „De ooren moeten digt bij elkaar ge plaatst zijn, en eenigszius binnenwaarts gebogen staan." De volgende aanhalingen geven een juist denkbeeld van den aard van het boek, en zijn op zich zelf de vermelding waard. „Het bovenste gedeelte van den hals van een paard, waar de manen groeijen, moet dik en hard zijn, en de manen zelf dun en ligt." „Twijfelt gij aan de schouders van een paard, maakt dan geen ver gelijkingen met de schouders van een ander paard, en vooral niet met die van een paard, dat denzelfden eigenaar heeft, want, is deze geen bevoegd beoordeelaar van de schouders van een paard, hij zal waarschijnlijk even goed twee paarden met onvoldoende schouders koopen als een.... Er zijn drie middelen om de schouders vau eeu paard te beoordeelen. Vooreerst, hem gade te slaan als hij stilstaat ten tweede, hem waar te nemen als hij zich beweegt; en ten derde, hem zelf te berijden, en zijn beweging te voelen. Al deze middelen moeten aangewend worden, maar het derde is beter dan het tweede en het tweede beter dan het eerste." De bovenste beenpijp, van de knie lot aan den buik van het paard, heet de elleboog, en tusschen dit been en bet schouderblad is een korter been, het sleutelbeen genaamd. Het sleutelbeen en het schouderblad hellen beiden af, maar in tegenovergestelde rigting nl. het onderste gedeelte van het schouderblad en het bovenste ge deelte van het sleutelbeen hellen het meest af. Nu dient tot narigt, dat, terwijl het schouderblad beter geplaatst is naarmate het meer afhelt en minder regtstandig is, het sleutelbeen daarentegen beter geplaatst is boe minder het afhelt en hoe regtstandiger het is. „Ik merk hier nog op, dat de eenige reden waarom goede schou ders wenschelijk zijn daarin bestaat, dat een paard met goede schouders zich beter en zekerder beweegt. Zijt ge dus overtuigd, dat een paard zich goed en gemakkelijk beweegt, dan valt er verder niets meer te onderzoeken." Wilt ge orer den bouw van een paard oordeelen, trek dan twee denkbeeldigen lijnen van dezen hoek af (waar de achterrand van de klep over den eigenlijkeu zadel valt), een naar het ouderste gedeelte van de borst van het paard, en de andere naar het uiterste eind van zijn achterrand. Deze beide lijnen belmoren bij een gewonen zadel ongeveer even lang te zijn; maar ze zijn dit zelden. Gewoonlijk is de lijn van dezen boek naar de achterrand getrokken veel langer dan die, welke men naar de borst trekten hoe grooter bet verschil is, des te slechter zal de beweging van het paard zijn, wat betreft de zekerheid van zijn gang op oneffen terrein. Ik ken geen beter middel om een paard met een oogopslag te beoordeelen dan het volgende: „Laat het paard over den weg rijden, totdat gij ergens aan een voetpad komt of aan eqn berm, die zes of acht duim hooger dan de weg ligt. Laat nu het paard rustig eenige ellen ver over den opgehoogde» rand van het voetpad stappen, en laat hem dan, terwijl gij zijn kop geheel vrij laat, een kleine zijwaarsche beweging maken, zoodat hij schuins van het voetpad op den weg moet stappen. Indien zijn schouders goed zijn, dan zal hij zonder eenige moeite naar beneden stappen, en als gij intusschen uw oogen gesloten hieldt, zoudt gij niet in staat zijn om te zeggen wanneer hij het deed. Deugen de schouders niet, hij zal óf struikelen, óf zwaar neerkomen op den voet die het eerst den grond makt, zoodat gij een onaangenamen schok in uw ruggegraat ondervindtEen paard met goede schouders kan ongeveer een voet diep naar beneden stappen, en den eenen voet op den grond zetten, eer hij van zijn anderen voet al de zwaarte afneemt.„ „De waarde van een goed paard neemt aanmerkelijk toe naar gelang zijn maat boven de vijf voet, tot rijf voet vijf toegaat.... Paarden boven de vijf voet vijf zijn niet meer waard dan paarden van die maat of een duim minder.... Gewoonlijk zal men meer nut hebben vau een goed paard van kleine maat, dan van een middelmatig paard van groote maat. Bepaal dus de hoogste som gelds die gij besteden kunt, en de kleinste maat waarmee gij het stellen kunt, en kies dan het beste paard dat gij krijgen kunt van die maat en tot dien prijs." Als doorgaande regel geldt, dat een welgevormd jagtpaard, dat in goeden staat is, als hij gewogen wordt, ongeveer negentien percent van zijn eigen gewigt kan dragen (over het veld is de bedoeling). Van hoe beter ras een paard is, des te beter zal hij eiken last die niet boven zijn krachten gaat, dragen; en van hoe minder goed ras een paard is, des te zwaarder last kan hij torsclien, mits hij zijn eigen stap kiest. Als regel geldt: „hoe sterker de ruiter is en hoe meer open de landstreek ligt, des te deugdelijker behoort het paard te zijn." Heggen zijn grooter hinderpalen voor honden dan voor paarden en, hoe digter de omheiniugen op elkander volgen, en hoe hooger de heggen zijn, des te gemakkelijker valt het een paard dat springen kan, om de honden bij te houden, en behoeft daarom het jagtpaard des te minder vlug, en dus van des te minder goed ras te zijn. Ten opzigte van het rijden bij den weg, het rijden dwars over het open veld, en het springen, is de heer Nevile bijzonder bevredigend. „Wat is wel een eerste vercischte in een goed rijpaard? Mij dunkt, dal gij hem tot staan kunt krijgen, als gij znlks wenscht. Een tweede vereischte is, dat gij hem altijd in gang kunt krijgen, als gij zulks wenscht. Ik heb aan het eerste den voorrang gegeven, pmdut, als gij het niet in uw magt hebt uw paard voor te laten gaan als sij zulks verlangt, dit bezwaar u in den regel slechts last veroorzaakt; terwijl uw veiligheid bedreigd wordt, als gij een paard niet tot staan kunt brengen wanneer gij het verlangt." „Een van de beste middelen, ora uw paard te leeren niets tegen uw zin te doen, is, zoodanige maatregelen te nemen, dat het hem moeijelijk, zoo niet onmogelijk is, om iets tegen uw zin te doen. Nu kan een paard zich onmogelijk vooruit bewegen, als hij met den kop vlak tegen een steenen muur staat; wilt gij hem dus afleeren om onder het opstijgen voort te loopen, draai hem met den kop voor een muur. Een paard, dat eenige keeren op die wijze bestegen wordt, zal zich gewennen om zelfs met lossen teugel onder het opstijgen stil te staan. Stijgt gij onder weg op, draai hem dan met den kop in tegenovergestelde rigting van deu kant, dien gij hem op wenscht te laten gaan. Loopt hij dan voort, dan zal hij merken, dat hij eerst moet draaijen en terug moet keeren, en de oudervinding zal hem naar den teugel leeren luisteren." „Het is moeijelijk juist te omschrijven wat men onder een goed ruiter verstaatmaar ora mijn lezers mijn bedoeling te verduidelijken, wil ik hen, die de kunst van paardrijden verstaan, in twee klassen verdeelen: een goed ruiter eu een ervaren pikeur. Eeu goed ruiter kan elk paard berijden, maar een ervaren pikeur kan een goed jagtpaard maken vau eeu paard dat er niets van kent. Als regel geldt, dut wat men sterke ruiters noemt, geen beste pikeurs zijn. Evenzoo is hetgeen de meesten houden voor een zeker teeken dat iemand een goed ruiter is, namelijk dat hij in staat is ora ieder paard te berijden, volstrekt geen bewijs, dat bij een bekwaam pikeur is.... Wil iemand weten, in hoeverre hij een goed ruiter of ervaren pikeur is, hij neme de volgende proef: hij kieze het vlugste paard uit den stal, en leidde het alleen voor een heg en sloot van middelmatige afmetingen. Hij legge dan, onverschillig op welke plek, een gulden tusschen elk been en den zadel, en make de teugels met een eindje bindtouw aan den borstriem vast, zoodat zij niet over den kop van het paard kunnen vliegen als hij springt, en dan beproeve hij zijn paard voor de heg te brengen en hem er overheen te laten springen, terwijl hij de handen in zijn zakken hondt, zonder de guldens te laten vallen. Kan hij zulks niet, of verhindert zijn paard het hem, dan valt er voor hem eu zijn paard nog wel iets te leeren. Laten mijn lezers daarom nu niet denken, als zij hiertoe niet iu staat zijn, dat zij geene goede ruiters zijn. Menig goed ruiter zou dit niet kunnen uitroeren. Ik haal dit alleen aau als een staaltje van wat een goed pikeur zichzelf en zijn paard kan leeren." „Dikwijls rijd men met een jong paard op een heg aan, terwijl men hem strak in den bek houdt, uit vrees, dat hy mogt omkeeren, en geeft hem de sporen uit vrees, dat hij mogt stilstaan, en slaat hem bovendien niet zelden op het oogenblik, dat hij zijn sprong neemt, uit vrees, dat hij niet hoog genoeg mogt springen. Een jong paard heeft van deze drie zaken een sterken afkeer, en voor het minst dat hij zacht in den bek is, bezeeren zij hem ook allen op verschillende plaatsen te gelijk. Geen wonder dus dat hij zich gewent om bij eiken hinderpaal zoo snel mogelijk uit te schieten, en er haastig overheen te springen, ten einde zoo min mogelijk gekastijd te worden, en dat hij weldra de gewoonte aanneemt ora dit zelfs te doen als hij sporen noch zweep voelt." Als hoofdbeginsel wordt op den voorgrond gesteld, dat een paard moet leeren springen of iets anders doen, geheel als iets dat van zelf spreekt, en dat hij nooit eenig vermoeden mag krijgen of eenigen indruk behouden van een verschil van meening tusschen hem en zijn berijder. Somtijds weigert eeu paard over een heg te springen en springt er later toch over, als hij er ten tweedemale voor wordt gebragt, „maar weigert hij" den sprong tweemaal, men zette er hem niet ten derdemale toe aan." Is de heg te hoog, dan doet men best met hem naar een minder hooge te brengen, hem daar met een ligte vermaning van de sporen op af te sturen en hem verder zijn eigen gang te laten gaan. Als hij blijft weigeren, moet men er hem vandaan brengen. Springt bij er over, men late hem dan nog een eind weegs in zijn éigen gang voortgalopperen en houde hem daarna zachtjes in. „Maar hij mag daarna vooral niet aangemoedigd en gestreeld worden, alsof hij iets heel bijzonders had verrigt; men brenge hem liever iu den waan, dat men het naaste veld op wilde rijden en om dat te bereiken, hij over de heg moest springen." „Het is dus zeer verkeerd ora uw paard te slaan nadat hij den sprong gedaan heeft, cn het is bepaald dwaas hem te laten omkeeren eu hein denzelfden sprong nog eens terug te laten doen. Een paard leert spoedig begrijpen, dat gij hem het naastbijgelegen veld wilt doen inslaanmaar slaat gij hem als hij dat eenmaal bereikt heeft, dan weet hij niet wat gij van hem verlangt, en laat gij hem omkeeren en terug springen, dan weet hij niet waarheen gij hem voeren wilt." Dit is natuurlijk van toepassing op het dresseren van jonge paarden. Voor een goed gedresseerd vurig springpaard is het spriugen op zichzelf een genot, en hij zal denzelfden sprong meermalen met lust over en weer doen. De volgende opmerking was ons geheel nieuw; „Als een paard over een kleinen heg of sloot springt, zet hij zijn voorbeenen neer en beurt ze weêr op eer zijn achterbeeneu den grond raken..- Komt een paard met al zijn zwaarte op de voorbeenen neer na een hoogen sprong, dan loopt hij groot gevaar, zijn voorbeenen niet bijtijds te kunnen doen plaats maken voor zijn achterbeenen eu op die wijze een leelijkeu val te doen." „Als een paard sterk wordt ingehouden terwijl hij springt, heeft hij meer kans van op deze wijze te vallen, dan wanneer men hem den teugel een weinig viert." Wij hebben hier boven genoeg voorbeelden aangehaald omtrent de wijze, waarop de heer Nevile eenige van de belangrijkste punten van zijn onderwerp behandelt. Hij toont evenveel kennis en door- zigt, waar hij de meer prozaïsche bijzonderheden, zooals: het zadel- werk, de stalling en voeding, het beslaan en de gebreken bespreekt. (Arnh. Ort.) Stoorasnelpersdruk van A, A. Bakker Gr., Nieuwediep. De CATAÏ^ÖÏLIS van deze geheel nieuwe Bibliotheek, be staande uit lïOO koekdeeïcii, is u 10 Cts. verkrijgbaar. Spoorstraat. R. BE BOOIS. BINNENHAVEN.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1878 | | pagina 4