teerde haar aan de Koningin, die er van at en liet product van bakkunst zeer prees. Als hoofddoel van het schoolplan staat de zuinige keu ken op den voorgrond, wat zeer welkom is, omdat men ook te Londen onder de middenklassen gebukt gaat onder de duurte der levensmiddelen. In een goede keuken trouwens moet altijd spaarzaamheid lieerschenkwistigheid bij het koken strekt gewoonlijk niet om den smaak der geregten te verfijnen. Te veel vet, te veel suiker of te veel specerijen doet aan de spijzen afbreuk en wekt in den regel zelfs walging. De kookschool te Londen legt er zich daarom op toe, dat de leerlingen er zich aan gewennen, bij alles de juiste maat in acht te nemen. Op eene tentoonstelling, die door de Fife and Kin- ross Ornithological Society jl. Donderdag te Kirckaldy •werd gehouden, is eene duif gestolen, wier waarde op 100 p. st. geschat werd, omdat zij onlangs in een wed strijd den eersten prijs gewonnen had. De eigenaar heeft eene ruime belooning uitgeloofd voor hem, die haar terugbrengt. Generaal Grant, ex-president der Vcreenigde Staten van Noord-Amerika, werd jl. Vrijdag bij zijne aankomst .te Dublin door den lord-mayor en de autoriteiten ontvan gen, welke hem het diploma van burger van Dublin aanboden in een rijk versierd kistje. De lord-mayor heeft, in eene zeer lange toespraak, herinnerd, dat de Ieren hun bestaan aan Amerika te danken hebben en van de buiten- gemccne vruchtbaarheid zijns bodems voordeel hebben getrokken; maar dat Amerika zijne maatschappelijke rege ling aan Ierland verschuldigd is, daar de Ieren zeer talrijk zijn aan gene zijde van den Atlantischen Oceaan. Hij deed voorts een beroep op den invloed van den ex-Presi dent, om de slagboomen te doen vallen, die door eene beschermende handelspolitiek tusschen de twee landen zijn geplaatst. Generaal Grant antwoordde met zijn stereo tiepen volzin: hij toonde zich rnuch obligecl for the compli ment en verklaarde verheugd te zijn over zijne benoeming tot burger van Dublin. ^Sedert mijne komst aan deze zijde van den Atlantischen Oceaan heb ik het genoegen gehad," zeide hij verder, „benoemd te worden tot burger van een groot aantal steden en gemeenten, maar niets heeft mij meer getroffen dan de stap van de voornaamste stad van Ierland. Ik ben geboren in een stad, waar meer Ieren wonen dan in geheel Ierland. Ik heb, als President, de eer gehad meer Ieren te vertegenwoordigen dan de Koningin van Engeland. Daar ik niet zoo welbespraakt ben als uw lord-mayor, bepaal ik mij slechts tot eene dankbetuiging." Na hem voerde de heer Bul, Parlements lid, het woord. Shere-Ali heeft, naar het schijnt, reeds bij het begin van den oorlog met Engeland, het voornemen opgevat te vlugten, want de Indisch-Arabische bladen meldden eenige weken geleden, ddt die Vorst tegen het einde van Oetober zijne vrouwen en schatten deels naar Herat, deels naar Balkh gezonden had, om ze voor de Engelschen in veilig heid te brengen. Die bladen berigten toen ook, dat men in Ivabul het roerend vermogen van den Emir op 30 millioen ropijen (ongeveer 30 millioen gulden) schatte. Het bestond uit gemunt geld, kleinoodiën (waartoe do juweelen van zijne vrouwen en slavinnen behoorden) en Indische Staatspapieren. Shere-Ali speculeerde namelijk op de beurzen van Indië en had met dit doel te Bombay, Calcutta en Delhi eenige bankiers aangesteld, die zijne financiële zaken daar behandelden. Hij bewaarde zijne schatten in eene der drie torens van zijn residentieslot Bala-Hissar in Kabul, welke toren van een verguld dak voorzien was. In de andero twee torens zaten hooge Staatsambtenaren gevangen. Ook bezit hij vele fabrieken en landgoederen, welke laatsten hij echter gewoonlijk verpachtte. Aan het hof, waar de grootste Oostersche weelde heerschte, werd uit geen ander vaatwerk dan van goud en zilver gegeten. Op het slot bevonden zich ook twee goudsmeden, die uitsluitend voor den Emir werkten. Overigens gaf Shere-Ali eiken Vrijdag, als hij zich naar de moskee begaf, veel geld aan de armen. OostenrUü. De gemalin van Prins Hendrik van Hessen, die in 1848 geboren werd en een jaar geleden in het huwelijk trad, is jl. Maandag te Trier gestorven, nadat zij den vorigen dag van een zoon bevallen was. Prins Hendrik is een broeder van den regerenden groothertog en generaal-majoor in Pruissische dienst. Spanje. Moncasi is den 4 dezer door verworging ter dood gebragt. Na de mis bijgewoond en gebiecht te hebben, is hij, door geestelijken vergezeld, per rijtuig naar de strafplaats vervoerd. Twee bataillons waren om het schavot opgesteld. Ofschoon een overtalrijke menigte de teregt- stelling bijwoonde, werd de orde geen oogenblik verstoord. In den avond voor zijne teregtstelling en nadat hem het doodvonnis voorgelezen was, heeft de pastoor ran Sint- Ildefonse langen tijd Moncasi vermaand, die daarop ver klaard had, te willen biechten. De aalmoezenier dei- gevangenis heeft toen een uur lang een gesprek met Moncasi gehad. Daarna heeft deze een testament ten voordeele zijner vrouw gemaakt. Vooraf had hij verschil lende brieven aan zijn familie geschreven, waarin hij haar vergiffenis voor zijn misdaad vroeg. Hij betuigde verder, groot berouw over zijn daad te hebben en verklaarde, dat hij de troost zou hebben in den schoot der Catholieke kerk te sterveu. In een anderen brief, aan zijn advocaat gerigt, schreef hij//Ik beschuldig niemand en schenk ieder vergiffenis." Marlifberigten. Amsterdam, 7 Jan. Rogge op levering iets vaster, Maart f145, f 146, Mei f 147. Raapolie willig, Mei f 35J. Petroleum zeer rast, loco f 101 E, Maart/April f 11 E. verhandeld. 8 Jan. Tarwe op levering Maart f 264. Rogge onveranderd, jarige Taganrog f 145, jarige Petersb. f 148,154, op levering hooger betaald, Maart f 147, Mei f 148. Koolzaad vast, April f 36S, Oct. f 376. Raapolie vast, Yliegeud f 36J, Mei f 35f, f, f, Sept./Dee. f 36 g. Lijnolie vast, Vliegend f 27 j, Eebr. f 27L I, Maart/Mei f 271, Junij/Aug. f 281, Sept./Doc. f 28£. Petroleum zeer vast, loco f 11 E, Maart/Mei f 11^ E. betaald. Vette Kalveren 1ste kw. f 1.05 en 2de kw. 90 c. per KG-. Nuchtere Kalveren f 8 a 13. Vette Varkens 44 a 52 c. per KG. Rotterdam, 7 Jan. Vee. Gisteren en heden zijn ter markt aangevoerd: S37 Runderen, 127 vette en Gras-Kalveren, 4 nuchtere Kalveren, 180 Schapen en Lammeren, 531 Varkens en 35 Biggen. De prijzen liepen als volgt: Runderen 1ste kw. 88 a c., 2de kw. 82 a 84 en 3de kw. 76 a 78 c.; Kalveren lste kw. 100 a c., 2de kw. 90 a 95 c., 3de kw. 80 a85o.Schapen lste kw. 85 a 90 c., 2de kw. 80 a c., 3de kw. 75 a c.; Varkens lste kw. 62 a c., 2de kw. 58 a c., 3de kw. 50 a 54 c.alles per KG. schoon aan de haak. Boter, lste kw. f 66, 2de kw. f 62, 3de kw. f 58. Schiedam, 8 Jan. Jenever f 16,Amst. proef f 17,25. Moutwijn f 10,50 per N. vat. SCHAGEK MARKT VAN HEDEN. PER TELEGRAAF. Paarden Ossen Stieren - 6 Gelde-Koeijen - Kalf-Koeijen - Vaarzen - Hokkelingen 12 Nucht. Kal veren - Rammen 450 Schapen - Lammeren f Bokken&Geiten - 14 magereVarkens - 7 Biggen - 50 Kippen c. Eenden Boter per kop Kaas per KG. - a Kip-Eijeren per 100 -650 a700 Eend-Eijeren - a 6 a 10 4 a 6 75 a 80 a 80 a 90 Met zekerheid hebben wij vernomen, dat aan verschei dene personen, die aan verkoudheid, bronchitis of long tering leden en in zekere apotheken teercapsules vroegen, niet uit onze fabriek afkomstige capsules zijn verkocht. Wij meenen den patiënten daarom in herinnering te moeten brengen, dat alle teer op verre na niet op dezelfde wijze is zamengesteld en de uitwerking er van dus ook niet dezelfde kan zijn. Geen verantwoordelijkheid op ons willende laden, welke niet op ons rust, verklaren wij bij deze, dat wij alleen kunnen instaan voor de kwaliteit en bijgevolg de genees krachtige eigenschappen van de echte teercapsules van Guyot, die op het etiquet van de fleseh van onze in 3 kleuren gedrukte handteekening voorzien zijn. Gutot, apotheker, te Parijs. De teercapsules van Guyot zijn verkrijgbaar in de meeste Apotheken. Vervolg Nieuwsti]dingen. De Staatscourant van den 9 dezer behelst aan het hoofd van haar officieel gedeelte het volgende: z/Den 7 dezer heeft te Arolsen de plegtige voltrekking plaats -gehad van het huwelijk van Z. M. den Koning met II. D. H. mevrouw de Prinses Adelheid Emma Wilhelmina Tlieresia van Waldeck-Pyrmont." Aan het artikel //Het huwelijk des Konings," voor komende in do Arnh. Crt., ontleenen wij de volgende regelen: z/De Koning is een-en-zestig jaar en zijne bruid, Prinses Emma van Waldeck-Pyrmont, twintig. Dit schijnt het Nederlandsche volk bijzonder te hinderen. Daar er nu geen middel is om iemand, zelfs een Koning, die den leeftijd van een-en-zestig jaar bereikt heeft, een-en-veertig of vier- en-twintig te maken, zou men waarschijnlijk verlangd hebben, dat Zijne Majesteit eene bruid had gekozen van een goede veertig of een kleine vijftig, eene adellijke dame, qui a coijfé la sainte Cathérine, die den leeftijd der genietingen en illusies voorbij is en de hof-etiquette als de hoogste en heiligste zaak op aarde beschouwt. Wij veroorloven ons den meest bescheiden twijfel, niet slechts of zoodanige levensgezellin aan den Koning zulk een aangenamen ouden dag zou hebben verschaft, maar ook of het geluk van het volk daardoor zoo bijzonder zou worden gebaat. Zijne Majesteit had de goedheid, toen de Haagsclie burgerij hein verwelkomde aan het station bij zijn terugkeer in de residentie uit Arolsen, de verklaring af te leggen, dat hij Prinses Emma niet tot gemalin zou hebben gekozen, indien hij niet wist, dat zij de eigenschappen bezat, die door het deugdzame Nederlandsche volk het meest op prijs worden gesteld. Maar zelfs zoo men dit niet au pied de la lettre opvat en aanneemt, dat geene andere redenen meer nog hebben bijgedragen om juist des Konings keuze op deze Prinses te vestigen, dan nog moet men erkennen dat zij hoedanigheden had kunnen bezitten, die op verre na niet strookten met de gevoelens van de meerderheid der natie. Zou het zoo geheel ondenkbaar zijn, dat de Koning in het huwelijk trad met eene Vorstin, die heersehzuchtig was en den wenscli koesterde, dat het Pluis van Oranje weder in inagt en aanzien werd wat het een paar eeuwen geleden geweest is en haar gemaal aanspoorde naar dat doel te streven, desnoods met gevaar voor het bestaan van zijn land? Ook Koningen zijn mènschen en zoo ligt zou een Vorst te bewegen zijn om, ter wille van roem en mogelijke grootheid zijner dynastie, de rust en welvaart van zijn volk op het spel te zetten." Wij kunnen ons zeer goed voorstellen, dat de Koning voor deze jeugdige Prinses, nadat hij haar leerde kennen, inderdaad die aandoening gevoelde, welke in den regel vol komen vreemd is aan vorstenhuwelijken, waarbij dynastieke belangen op den voorgrond staan. Van dynastiek belang is hier geen sprake; want dat de familie der Waldecken een gemeenschappelijkcn voorvader heeft met het Huis van Nassau en dat hare voorzaten vermaagschapt waren aan adellijke geslachten in Nederland, moge voor de beoefenaars der genealogie en heraldiek zeer interessant zijn, maar ons is het volkomen onverschillig en voor liet welzijn van dynastie of volk heeft het geenerlei waarde. Voor beiden is de hoofdzaak, dat de Koning zich gelukkig gevoelt in eigen kring, in den kring, waarin hij door geboorte en rang geroepen is zich te bewegen, en dat het Volk aan de zijde van zijnen Vorst eene verstandige, ontwikkelde, begaafde gemalin ziet, die niets zal aanwenden om zijn geluk of zijn rust in gevaar te brengen, maar een hart bezit en eene opvoeding genoot, welke haar vatbaar maakt om het goede, dat in het Nederlandsche volk is, te begrijpen. Daarom begroeten wij gaarne met eerbied en sympathie Prinses Emma van Waldeck-Pyrmont. als Koningin der Nederlanden." Z. M. den Koning heeft aan den Erfprins Fredcrik Adolf Plerman van Waldeck en Pyrmont (geboren 20 Jan. 1865), het grootkruis der orde van den Nederlandsclien Leeuw verleend. De tableaux vivants, die heden ten liove te Arolsen worden vertoond, zullen bestaan uit de volgende groepen: 1. Prins Willem I, bij Leiden de dijken doorstekende. 2. Prins Maurits, na den slag bij Nieuwpoort. 3. PrinsFrederik Hendrik, na de verovering van den Bosch. 4. Prins Willem III, de Fransclie vredes-aanbiedingen afwijzende. 5. Bevestiging van het koningrijk der Nederlanden. G. Willem II, gekwetst te Waterloo. 7. Pluldc en groet aan de jonggehuwden door de Prinsessen. Op. het landgoed van een Pommersch grondbezitter den heer von Corswant werden voor eenigen tijd proeven genomen met den kunstmatigen teelt van aal, die door het Duitsche tijdschrift die Natur uitvoerig vermeld worden en waaraan men het volgende ontleent: Genoemde heer ontving in het voorjaar van 1876 door bemiddeling van het Duitsche //Fischerei-Verein" te Berlijn 1000 stuks jonge alen, zooge naamde inontée, die, in een klein kistje tusschen vochtige waterplanten verpakt en hem direct per post toegezonden, met uitzondering van ongeveer 40 stuks in zeer goeden toestand aankwamen. Ze werden terstond in verschillende kleine vijvers, bij kleine afdeelingen en op verschillende plaatsen gepoot, vertoonden een groote levendigheid en verwijderden zich spoedig van den oever. Na den ingevallen dooi van het volgende voorjaar werd geen enkel dood exemplaar gevonden, maar vond de heer v. C. ook zoo min toen als een jaar later één levenden aal, niettegenstaande hij dikwijls met fuiken en treknettcn de vijvers afvisclite. Eerst omstreeks het midden van Octobermaand 78 kwam in een 's avonds te voren gezette fuik een groote prachtige aal, die slechts een der lang gezochte kon zijn, waarvan men terstond lengte en gewigt naauwkeurig bepaalde. De eerste bedroeg 2 voet 1 duim, het laatste 1 pond 2 lood. Daar de gepoote alen slechts ongeveer een vinger lang waren en de dikte van een goeden stroohalm hadden, bleek uit den nu wedergevonden aal, die in betrekkelijk zeer korten tijd zulke enorme afmetingen verkreeg, dat het groeivermogen van den aal buitengewoon groot is, zooals die bij bijna geen andere vischsoort aangetroffen wordt. Tevens bleek uit de genomen proef, dat alen ook in kleine vijvers en watergaten zonder toevloed van versch water, zelfs harde winters kunnen verduren. Ze kruipen waarschijnlijk in het grondslijk en houden daar een soort van winterslaap, zon der behoefte te hebben aan voedsel en lucht. De heer v. C. raadt nu alle oeconomen aan, alle hunne vijvers, ook de kleinste, met jonge alen, die zoo gemakkelijk en goedkoop te krijgen zijn, te bevolken en daardoor bijna zonder moeite een groote rente te trekken van vlakten, die tot nu toe zoo goed als renteloos waren. In het Maandblad voor Januarij van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw plaatst de heer Jb. Boeke, van Groningen, de voordragt, door hem 22 Sept. 11. te Delft gehouden over de ontwikkeling van Denemarken als boter-exporteerende Staat, waaraan de volgende bijzonder heden zijn ontleend: Van 1 April 1873 tot 31 Maart 1874 werd in Dene marken aan boter meer uitgevoerd dan ingevoerd 89,862 ton (van 112 KG.) Bij herleiding van die tonnen tot kilo's verkrijgt men dus 10,044,384 KG. Nemen we nu in aanmerking, dat in 1874 in Nederland 16,585,000 KG. boter meer uit- dan ingevoerd werd, dan blijkt, dat het geheele cijfer van Nederland in 1874 slechts ruim fit millioen KG. meer bedroeg dan dat van Denemarken. In betrek kelijk korten tijd heeft de ontwikkeling der boterproduetic in laatstgenoemd Rijk reuzenschreden gedaan, en als het zoo voortgaat, zal Denemarken spoedig evenveel voort brengen als zijn oude leermeester, Nederland. Vanwaar die snelle ontwikkeling? De heer Boeke antwoordt: dat gunstige resultaat is verkregen door onder linge zamenwerking van de regering, de Landbouw-Maat- sehappijen en de boterhandelaars. De regering heeft het hare gedaan, door het uitzenden van jongelieden van aanleg naar het buitenlaud. Ook onder steunt zij de landbou w-maatschappijcn op velerlei wijze. In 1860 zond zij eenige jonge mannen naar verschillende landen, waar de zuivelbereiding op een hoogen trap van ontwikkeling stond, om die daar te leeren. Die mannen doorreisden Ilolstein, Zwitserland en Nederland. Als gevolg van hun onderzoek begon men in te zien, dat de tot hier toe in Denemarken bij de zuivelbereiding gevolgde handel wijze noodzakelijk verbeterd moest worden, en om dat doel te bereiken, plaatst de Koninklijke Deensche Maatschappij van Landbouw weionderwezen landbouwerszonen van goed gedrag en goede gezondheid als leerlingen in goed ingerigte boerderijen. Door die leerlingen wordt de kennis der ver beterde handelwijze verbreid, want zij zullen natuurlijk werken zooals zij in de groote boerderijen geleerd hebben. Men krijgt aldus meer eenheid in de zuivelbereiding. Van niet minder belang was het tot stand komen van zoogenaamde boter- en kaasfabrieken, waar de melk van eenige boerderijen gezamenlijk wordt verwerkt. Ook de tentoonstellingen van boter en kaas hebben gunstig gewerkt. Opmerkelijk is de mededeeling, dat het grootste gedeelte der onkosten (van die tentoonstellingen) wordt betaald door vrijwillige bijdragen, want in Denemarken verwacht men niet alles van de regering. Men weet er zelfs te handelen en opofferingen te doen." Maar de enorme bloei van den uitvoerhandel is, volgens den heer Boeke, niet het minst daaraan te danken, dat de Deensche boterhandelaars twee Hollandsche spreekwoorden toepasten: eerlijk duurt het langst en eendragt maakt inagt. Het eerste spreekwoord bragt hen er toe om nooit anders dan de allerbeste botersoorten naar het buitenland uit te voeren, en dit werd hun mogelijk gemaakt doorliet geven van premiën aan die landbouwers, die een geheel jaar lang. nooit anders dan de allerbeste boter hadden aan gevoerd; door het bij millioenen gratis verspreiden van goede handleidingen voor het maken van beste boter en door het in gebruik geven aan de landbouwers van machi nale boterkneders. De straks genoemde boterfabrieken waren in den aanvang ook dikwijls hun bestaan verschuldigd aan de eendragtige zamenwerking der boterhandelaars, en tot directeuren dier fabrieken werden zeer bekwame mannen benoemd. ,/Het was hier niet de Hollandsche gewoonte, dat eene zaak wordt opgerigt om een persoon aan een directeurs betrekking te helpen, maar men gevoelde, dat een goed directeur van een boter- en kaasfabriek moet zijneen man van groote bekwaamheid, een ijverig, opmerkzaam, helderziend, ordelijk, naauwgezet en werkzaam mensc.h." De heer Boeke eindigt met een raad aan onze boter handelaars: ,/Wilt gij nu reeds dadelijk de handen ineen slaan en fabrieken oprigten, dan zal het wel het best zijn om eerst in het buitenland bekwame directeuren te zoeken en zelf goed ingerigte boter- en kaasfabrieken te gaan bestudeeren. Geheimzinnig er mede is men niet. Het is eene der grootste voordeelen van den landbouw, dat van geheim zinnige concurrentie geen sprake behoeft te zijn. Integendeel, mijne heeren, zoo gij wenscht den Hol- landschen boterhandel weder friscli te doen opleven, ver- eenigt u dan zooveel mogelijk, want slechts door eendragtige zamenwerking zult ge dit groote doel, dat met uw eigen welvaart zoo naauw verbonden is, kunnen bereiken." (N.R.C.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 3