IIELDERSCHE
EN IM1EUWE0IEPER C0UHAT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1879. N°. 11.
Vrijdag' 24 Januarij.
Jaargang37.
„W ij huldigen
li e t goed e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en ZaturJug namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.80.
B B B franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
liureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der Advertenttën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Flken Donderdag vertrekt de. mail naar Oost-lndië.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEUWEDiEP, 23 Januarij.
Gaarne vestigen we, op verzoek der Floralia-Com-
missie alhier, de aandacht onzer lezers op achterstaande
annonce, waarbij de derde zitting tot. inschrijving van
deelnemers wordt aangekondigd. Werd in de vorige week
door den toen plaats hebbenden brand de aandacht afge
leid, we willen hopen, dat nu velen niet vergeten naar
Tivoli te gaan, ten einde het streven der werkzame
Commissie te steunen. De herinnering aan de beide plaats
gehad hebbende tentoonstellingen van bloemen moet, dunkt
ons, tot deelneming aansporen.
Een bezwaar, dat bij menigeen tegen de inschrijving
bestaat, willen we met een enkel woord uit den weg
ruimen. Er zijn er die meenen, dat de deelneming uit
sluitend een zaak moet zijn voor den minderen man, die
langs dien weg goedkoop planten bekomt. Dat is niet
zoo; vooreerst zijn de kosten van inschrijving door de
Commissie, ter voorkoming van mogelijke schade, gelijk
gesteld met den prijs bij aankoop in 't groot, en ten
anderen mag niet uit het oog worden verloren, dat waar
het geldt de opkweeking en verzorging van planten geen
onderscheid van rang en stand bestaat. Aan de Floralia-
feesten wordt dan ook door allen, van wat rang en stand
ook, deelgenomende liefde voor de schoonheid der natuur
is hij allen één. De zaak, waarvoor de Floralia-Commissie
zich inspant, is eene van die weinige zaken, waaromtrent
van alle zijden ondersteuning en medewerking kan worden
verwacht. Moge dit morgen (Vrijdag) avond in ruime
mate blijken!
De heer R. Boomsma, correspondent van de in
Amsterdam gevestigde „Maatschappij tot redding van drenke
lingen," reikte gisteren morgen aan onzen plaatsgenoot,
den heer C. Zunderdorp, de gouden medaille met loffelijk
getuigschrift uit, voor zijne onvermoeide en gelukkig ge
slaagde pogingen, om een schijnbaar reeds bezweken dren
keling in het leven terug te roepen. Moge deze eervolle
onderscheiding anderen aansporen om in soortgelijke treurige
gevallen, alles aan te wenden, om de nog sluimerende
levensvonk van drenkelingen met alle kracht weder op te
wekken. Hoezeer indertijd alle omstanders bij den opge-
vischten drenkeling het hopeloos en nutteloos achtten om
hem tot het leven terug te roepen, de heer Zunderdorp
4)
MAROUSSIA.
Door P. J. STA HL.
(Vervolg.)
Op het oogenblik dat de vader de deur uitging, wisselde hij nog
een blik niet zijn dochter.
Dat alles was zoo schielijk in zijn werk gegaan, alsof men naar
een lang van te voren beraamd plan gehandeld had. De twee
mannen hadden zich ieder op een bank uitgestrekt en lagen even
vreedzaam te slapen als de kleine jongens. De vrouw des huizes
en hare dochter naaiden. Meester D.tnilo en de afgevaardigde
waren verdwenen.
„Stijg af en klop aan de deur," schreeuwde buiten een ruwe stem.
„Hel en duivel! trap het ding open!" brulde een andere stem,
op meer gebiedenden toon dan de vorige.
De vrouw des huizes nam haar naaiwerk op en begaf zich naar
het venster.
„Wie is daar? Wat verlangt ge?" vroeg zij op ecu toon, die
niet de minste aandoening verried.
Doch bij wijze van antwoord werden er eenvoudig eenige venster
glazen ingeslagen, en dadelijk daarop boog zich door de gebroken
ruiten iemand naar binnen met een gelaat, dat vuurrood was va:i
woede en met een paar vervaarlijke lange knevels prijkte. Ziju
loerende oogen doorzochten met wantrouwende, toornige blikken de
kamer tot in de verste hoeken.
„Wat staat ge me daar aan te gapen?" riep de onverwachte
bezoeker; „waarom gaat die deur niet open? Wil ik ze liever
openhakken
Bij die woorden was de vrouw weder een paar schreden teruggegaan.
„De kinderen slapen," sprak zij, en de onnoozcle schepseltjes
sliepen werkelijk nog „en die twee mannen daar slapen ook.
Maak dus zooveel rumoer niet."
„Zult ge opendoen, oude heks?" brulde de roode.
Dauilo's vrouw, door schrik verlamd, was bijna niet in staat
zich te bewegen.
De deur dreunde reeds onder de herhaalde slagen der belegeraars,
zonder echter nog te bezwijken.
De man met het roode gezicht was er nu iu geslaagd, zijn
bovenlijf halverwege door het gebroken raam heen te wringen, en
terwijl hij de loop van een pistool op de borst der vrouw richtte,
schreeuwde hij
„Als de deur niet binnen een seconde wagenwijd openstaat,
schiet ik u neer als een hond."
De vrouw vau Danilo deed een schrede naar de deurzij geleek
een steenen beeld, dat aan een of ander raadselachtig bevel tracht
te gehoorzamen.
„Vervloekt wijf!" schreeuwde de officier vol woede. Doch dadelijk
daarop werd hij door iemand, die achter hem stond, teruggetrokken
en van het venster verwijderd. Nu verscheen het gezicht van een
anderen officier voor het raam.
„Vrouw," sprak deze, „als die deur niet onmiddellijk toegang
verschaft aan onze manschappen, zal ze met het gehecle huis in
brand gestoken worden en komt niemand er levend uit."
De vrouw des huizes, als waanzinnig van schrik, snelde daarop
naar de deur; maar hetzij door onhandigheid, hetzij door de vrees,
het scheen dat zij met sleutels noch greudels terecht kou komen.
gaf den moed niet op, en bij mogt zijne menscblievende
pogingen met den gelukkigsten uitslag bekroond zien.
De Zangvereeniging C'ecilia alhier heeft het plan
opgevat om binnen eenige dagen een zanguitvoering met
muziek-begeleiding te geven, ten voordcele der bedeelden
bij de verschillende armbesturen alhier. Onderscheidene
heeren en dames dilettanten hebben hunne medewerking
toegezegd, en het te geven concert zal daardoor zeer iri
belangrijkheid winnen. Zijn wij wèl ingelicht, dan zal hei
zangkoor op die wijze uit ongeveer GO leden bestaan.
Een woord van aanbeveling voor dit waarlijk mensch-
licvend pogen zal wel overbodig zijn. Wij vertrouwen,
dat het plan in ruime mate bij onze plaatsgenooten onder
steuning zal vinden. Vooral in dit barre jaargetijde is
dc nood der behoeftigen groot.
Het wekt hier algemeen bevreemding, dat aan het
corps zeeofficieren geweigerd is een krans op het graf van
Prins Hendrik te mogen leggen. Wij twijfelen niet of deze
weigering berust op oen misverstand.
-- Op de werf de Nachtegaal van den heer W. H.
Meursing te Amsterdam is de kiel gelegd voor een ijzeren
raderboot, bestemd voor de vaart tusschen het Nieuwediep
en Texel.
Het Algemeen Werkmansbond zal zich bij de begra
fenis van Z. K. II. Prins Hendrik doen vertegenwoordigen
door deputatiën uit alle afdeelingen van die Vereeniging
in ons vaderland.
De bovolkings-statistiek der gemeente Callantsoog
over den jare 1378 is als volgt:
Er werden geboren 15 m. en 16 v., te zamen 31; van
elders ingekomen 28 m. en 25 v., te zamen 53.
Overleden zijn 6 m. en 7 v., te zamen 13; naar elders
vertrokken 30 m. en 41 v., te zamen 71.
De bevolking is dus in 1878 vermeerderd noch vermin
derd en bestond op 31 Dec. uit 323 m. en 294 v., te
zamen 617, naar de onderscheidene godsdienstige gezind
heden verdeeld als volgt: 546 Nederd. Hervormden, 10
Doopsgezinden en 61 Roomsch-Catholieken.
Er werden 2 huwelijken voltrokken.
Door L. C. J. van Overeem, te Alkmaar, is concessie
aangevraagd voor den aanleg en de exploitatie van een
stoomtramweg van Winterswijk naar Terborg.
In de afdceling Zuid-Scharwoude van de vereeniging
„Volksonderwijs," trad jl. Donderdag avond als spreker
op, de heer H. Bouman van Amsterdam. Op populaire
„Ik doe al open," sprak zij; „ik doe al open, heeren; ziet ge dat
dan niet? Maar ik weet waarlijk niet, hoe ik het met dit slot
hebik mag er morgen wel terstond eens naar laten zien."
Eindelijk ging de deur open.
De hemel weet dat het tijd genoeg gekust had. Soldaten en
officieren stormden de hut binnen en begonnen haar in alle hoeken
eu gaten te doorzoeken. Het had iets van een troep wolven, die
een eensklaps verdwenen prooi achterna jagen.
Dc kleinste der beide jongens, die door al het rumoer was
wakker geworden, begon een doordringend geschreeuw aan te heffen.
De oudste keek alles na, zonder iets te zeggen.
„Zul-je zwijgen, uilskuiken!" riep een der officieren tot het
schreeuwende kind.
De officier met het roode gezicht zeide niets, maar gaf het kind
een schop, dat het sprakeloos van schrik onder de bank rolde
waar het had liggen slapen.
„Lafaardriep de oudste broeder. „LafaardAls ik groot ben
De leelijke man met zijn rood gezicht had wel iets anders te
doen, dan naar de woorden van het kind tc luisteren. Door een
tweeden schop had hij Kruuk wakker gemaakt, die letterlijk dron
ken van de slaap scheen en alle denkbare moeite deed om zijn
verbijsterde oogen, die telkens dicht vielen, zoo goed mogelijk open
te houden.
Vorochilo, dien men op dezelfde aangename wijze gewekt had,
zag er uit of hij niet wist wat hij moest denken bij het zien van
zijne aanvallers. Hij noemde den grooten officier „baas Generasime"
en den anderen „baas Stéphaueden een schonk hij een minzaam
lachje, en den ander een knipoogje van goede verstandhouding,
waarna hij zich' weer op zijn bank liet neervallen, onder den uitroep
„Laten we maar gaan slapenhet is hoog lijd."
De soldaten zagen hem beurtelings onderzoekend aan.
„Hij is het," zeiden sommigen. „Hij is het niet," beweerden
anderen. „Wat een schelmentroepGeen enkele is er bij, die
geen verrader is!"
„Stilteschreeuwde de man met het roode gezicht.
Hij was bij een tafel gaan zitten, en gaf de vrouw op onbe
schofte wijze een wenk om nader te komen.
„Kom hier." riep hij.
Zij kwam.
„Wie zijt ge?" vroeg hij.
„Ik ben de vrouw van Danilo Tchabaue."
„Waar is uw man?"
„Een vriend gaan bezoeken."
„Wacht maar, ik zal u leeren wat een vriend is." Hij nam een
knoet, die een zijner soldaten in de hand hield, een rijk vei sierden
knoet, met fraai gegraveerd handvat.
„Eu die twee daar, die twee dronkaards, die twee honden, wat
moeten die hier?"
En om duidelijk te laten zien welke personen hij bedoelde, sloeg
hij met zijn knoet eerst Krouk op de schouders en toen Vorochilo
in het gezicht.
„Zult ge spreken?" schreeuwde hij, een dreigender sprong naar
haar doende.
De vrouw deinsde een eindweegs achteruit, alsof ze plotseling
een wild dier tegenover zich zag. Maar na een krachtige poginj
om haar afgrijzen tc bedwingen, antwoordde zij
wijze behandelde spreker de vraagBevredigt het lager
ondetwijs de behoeften van het praktisch leven?
Deze rede werd door een groot aantal belangstellenden,
zoo leden als niet-leden bijgewoond, en bij monde van den
voorzitter de wenseh werd uitgesproken, dat genoemde spreker
zich meermalen in onze vereeniging zou doen hooren.
In de gemeente Ursem was jl. Vrijdag avond voor
liet eerst straatverlichting aangebragt.
Naar aanleiding van het artikel in het N. v. d. D.
over de schaatsententoonstelling te Zaandam, schrijft men
aan dat blad 't volgende:
„Hoe gaarne wij ook der commissie voor de schaatsenten
toonstelling de curiositeit der schaatsen van Jacob (niet
Klaas) Piek gunnen, moeten we toch onzen twijfel aan de
echtheid van deze curiosa te kennen geven. De opstand te
Zaandam, waarvan Jacob Piek het hoofd was, had plaats
in April 1813; in die maand klonk voor liet eerst weder
in de Zaanlanden de kreet „Oranje boven!" De geschiedenis
verhaalt niet dat het toen zulk een strenge winter was,
dat men in April nog schaatsen reed van Alkmaar naar
Zaandam. Daarenboven was Jacoly Piek commissaris van
het Ilotterdamsche sclmitenveer en geen schipper op Alkmaar.
De schaatsen zijn echter op zich zelf merkwaardig genoeg
en behoeven zulk een historische illustratie niet."
Jl. Donderdag avond trad de heer F. C. Corten,
wandelleeraar te Maastricht, als spreker op in de vergadering
van de afdeeling Noordwijk e. o. der Hollandsche Maat
schappij van Landbouw, ten onderwerp hebbendedc kunst-
of, zooals spreker zo liever noemde, hulp-meststoffen. In
eene door bevattelijkheid uitmuntende improvisatie wees
spreker op het nut der meststoften en wel in de eerste
plaats op dat van goede stalmest; zij verdient waar sprake
is van meststoften, in de eerste plaats aanbeveling omdat
ze niet alleen den groei der planten, maar ook de verbetering
van den bodem bevordert. Niet iedere boer heeft echter
genoegzame hoeveelheid goede stalmest steeds voorhanden,
of wel ze bevat niet altoos de noodige bestanddeelen om
op den naam van goede mest aanspraak te kunnen maken.
In die gevallen nu komt de kunstmest te hulp; om deze
reden dan ook heette spreker ze steeds hulp-meststoffen.
Goede mest behoort te bevatten: kalk, potasch, phosphor-
zuur en stikstof. Waar nu een of meerdere dezer bestand
deelen ontbreekt, is de gelegenheid geopend ze te verkrijgen
ontbreekt stalmest geheel of heeft ze om de vruchtbaar
makende eigenschappen te bezitten, behoefte aan alle vier
„Dat zijn mijne buren, heer; zij waren hier gekomen om ossen
te koopen en zijn wat gaan slapen tot mijn man thuis kwam."
„Ja, heer, wij waren hier ge.\omen om drie ossen van Danilo te
koopen," zcide Andry Krouk, die eindelijk goed wakker was. „Ja,
het zijn ossen die wij morgen beloofd hebben te leveren en nu
vinden wij meester Danilo niet thuis; denk eens welk een teleur
stelling voor ons. Komaan, zei ik tot mijn maat* (hij wees
naar Vorochilo, die, schoon ook wakker geworden, er nog niet in
scheen te kunnen slagen zijn oogen voortdurend open te houden)
„komaan, zei ik tot mijn maat, de baas is er niet, het is jammer.
Ja, zei mijn maat, het is jammer, maar er is niets aan te doen.
Wat treffen we dat ongelukkig, zei ik; maar wie kan het helpen,
hij is er niet. Ja. antwoordde mijn maat, Danilo is er niet.
Die dag zijn we dus alweer kwijt. Ja, alweer kwijt, antwoordde
hij, maar wat is er aan te doen? Men kan ook niet alles van
te voren weten. Ja, antwoordde mijn maat, men weet niet alles
vooruit. Maar ondertusschen, hoe zal het morgen op de markt
gaan
„Zult ge nu zwijgen, hondsvotschreeuwde de man met het
roode gezicht. „O, verraders, ik begrijp wel wat al die zooge
naamde onnoozelheid beteekent! Soldaten, bindt die schelmen eens
vast; en goed ook!"
Dal was spoedig gedaan; Andry Krouk cn Semène Vorochilo
waren in een oogwenk vastgebonden eu gekneveld.
In dit oogenblik trad de heer des huizes binnen.
„Wie zijt gij?" brulde de roodkop terstond. (Hij was blijkbaar
de aanvoerder der bende.) „Hoe heeft men u hier binnen gelaten?"
„Ik ben de eigenaar vau deze hut, heer," antwoordde Danilo
met een eerbiedige buiging. „Gij zijt in mijn huis en ik keer
er in terug."
„Hola daar, mannenzet een paar schildwachts aan de deur en
laat er niemand in- of uitgaan, verstaat ge?" riep de officier tot
zijn manschappen. Vervolgens wendde hij zich weder tot Danilo.
„Als ge uw leven lief hebt, antwoordt mij dan zonder dat ik
er u toe behoef te noodzaken. Waar is de landiooper dien wij
zoeken? Geef een duidelijk antwoord, judas! Als ge mij met
praatjes zoekt om den tuin te leiden, schiet ik u morsdood.
Houd dat voor gezegdWaar is de Zaporogue
„De Zaporogue?" antwoordde Danilo kalm, doch vol verbaziug,
„het is voor de eerste maal van mijn leven dat ik dien naam hoor
uitspreken. Ik weet niet wat een Zaporogue is."
„Maak dat anderen wijs!" schreeuwde de officier; „wilt ge mij
vertellen dat gij de baudieten niet kent, die ulieden in opstand
brengen? Dan kondt ge mij even goed zeggen dat mijne soldaten
hunne opperhoofden niet kennen. Die Zaporogue is in het land,
hij is hier binnengegaanwaar is hij nu Beken het dadelijk, of
ik steek het heele nest in brand en laat man, wijf en jongens
samen in een vuurtje braden."
„Heer," antwoordde Danilo, „ik herhaal dat ik nooit heb hooren
spreken van den man dien ge straks noeradet."
„Ge wilt dus niet spreken? Welnu, het zij zoo! ge weet wat
u te wachten staat;" cn zich tot Vorochilo cn Andry Krouk wen
dend, vroeg hij„Schurken, gij weet zeker ook niets van dien
Zaporogue, dien de duivel moge halen!"
„Ik vraag u wel om vergiffenis, heer," antwoordde Semcne
Vorochilo, die meer dood dan levend scheen, „en ik