Ook de kerkeraad der Ned. Hervormde gemeente te
Blokker heeft zich met een adres tot den Koning gewend,
waarin hij adhaesie betuigt aan den algemeenen geest van
het adres, dat door het bestuur van Multapatiorsbond bij
Z. M. is ingediend.
Aan den gemeenteraad van Blokker vraagt dezelfde
kerkeraad, om eene plaatselijke verordening in het leven
te roepen, of zoo die mogt bestaan, te handhaven op de
sluiting van herbergen en tapperijen op een bepaald uur
voor het publiek.
Dezer dagen kon men, zonder gevaar, van Enkhuizen
regtuit over het ijs naar Urk rijden. In geen jaren was
dit mogelijk geweest.
Jl. Zaturdag bij de lijkplegtigheid van Z. K. H.
Prins Hendrik der Nederlanden, zijn te Delft in de
ligtingen 's Hage en Rotterdam 57 treinen aangekomen
met ongeveer (1000 personen. Ondanks de groote drukte
en beweging in een betrekkelijk kort tijdstip is door de
voorzorgsmaatregelen van het bestuur der Hollandsche
Spoorweg-Maatschappij en van den stationchef alles in de
beste orde afgeloopen.
Het wintergraan staat in de omstreken van Deventer
zeer gunstig te velde. Door de strenge vorst der vorige
week zijn een groot gedeelte van de veldmuizen, die den
boeren zooveel schade veroorzaakten, dood gevonden.
Te Huizum heeft jl. Donderdag eene hardrijderij
op schaatsen onder de schoolkinderen plaats gehad. Een
der onderwijzers reikte na afloop van den wedstrijd onder
een gepaste toespraak de prijzen uit.
Reeds veel is er geschreven over de mogelijkheid
om de schepen met reddingstoestellen voor de gezamenlijke
bemanning en eventueel ook voor de passagiers te voorzien,
om catastrophe zooals met de Nortlifleet, Deutschland
Schiller en Groszer Kurfurst voorvielen, te vermijden.
Steeds echter stuitten de aangeduide middelen af op de
moeijelijkheid ze op dek of op andere geschikte plaatsen
aan boord te bergen.
Volgens Nautical Magazine zijn nu door den heer Birt
reddingstoestellen geconstrueerd, waarbij aan dit bezwaar
te gemoet gekomen zal worden. Elk toestel is 6 voet lang
en bestaat uit twee evenwijdige holle cylinders, die door
metalen buizen met elkaar verbonden zijn. Het kan een
gewigt van 360 pond of 10 man met hoofd en schouders
boven water houden. Zij, die er zich aan redden, kunnen
zich zoowel van binnen als van buiten aan het toestel
vasthouden. De uitvinder stelt voor een groote hoeveel
heid zulke toestellen buiten boord aan te brengen en wel
het eene naast het andere doorloopend langs beide boord-
zijden, zoodat de cylinders als twee vast met het schip
verbonden ringen daar omheen loopen, zonder het te ont
sieren. Deze reddingstoestellen kunnen gemakkelijk alle
gelijktijdig te water gelaten worden, als zij, op dezelfde
wijze als de ankers, van slipperinrigtingen voorzien worden,
die in eens los te maken zijn. Een schip van 300 voet
lengte kftn zooveel van die toestellen buiten boord bergen,
dat zich een lOOOtal menschen daarmede kunnen redden.
De kosten zijn zeer gering en de toestellen zijn tegen weêr
en wind bestand.
Deze uitvinding wordt voor het oogenblik nog beproefd
het is echter waarschijnlijk dat ze weldra aan boord van
een groot oorlogschip zal worden toegepast. (N.Rott.Crt.)
In de stad Prenzlau worden alle ingezetenen, voor
wier woningen tengevolge van gladheid der straten personen
gevallen ziju en zich bezeerd hebben, vanwege het Openbaar
Ministerie strafregtelijk vervolgd wegens „fahrlassige
Körperverletzung.
De concessie voor een spoorweg op den Vesuvius,
waarvan wij onlangs melding maakten, js thans door het
Italiaansch Gouvernement verleend. Op den kegel zal een
klein station met restauratie worden gebouwd. Dagelijks
zullen 600 personen vervoerd kunnen worden. De weg
bleef zij vast en stellig overtuigd: Die lecge kamer staat Diet op
zich zelf; zij zal zeker met een andere plaats in verbinding staan.
Er moet hier ergens een verborgen doorgang zijn. Ik ga hier niet
vandaan voordat ik die gevonden heb
„Dat was een koppig vrouwtje," meende de afgezant te mogen
opmerken.
„Och neenmaar wat zal ik u zeggen, er was iets dat haar
voortdreef; zij had het zich nu eenmaal in 't hoofd gezet! Zij
dacht wel bij zich zelf: Mijn man kan thuiskomen, en als hij
komt, wie weet of hij mij niet beknorren zal over mijne nieuws
gierigheid, maar met dat al zette ze haar onderzoek ijverig voorl."
„Leve de vrouwelijke volharding!" riep de gezant uit, die
Maroussia's verhaal met veel belangstelling volgde.
„Zij liep nog eens en nog eens en zoolang de kamer rond, tot
zij eindelijk met haar voet tegen een ijzeren ring stootte.
„Zij liet er het licht van haar lantaarn op vallen: het was een
luik in den vloer.
„Het kwam haar voor, dat zij haar leven lang nooit zoo blijde
geweest was.
„Het luik was wel wat zwaar voor haar, maar, als men iets
werkelijk wil, slaagt men bijna altijd in de uitvoering. Het scheelde
weinig of zij had er alle tien liaar vingers bij gebroken; maar
eindelijk had zij bet luik toch opgelicht.
„Zij ontdekte toen de treden van een nauwen trap, die op een
groot, donker gat uitliep. Zij had a gezegd, zij zou ook h zeggen.
Om het even, dacht ze, liet ziet er wel akelig uit, maar ik zal
toch naar beneden gaan.
„En zij ging naar beneden."
„Zij was zeer moedig," zeide de afgevaardigde.
„Zij had er zich wel op voorbereid, iets vreemds te zullen zien,
maar wat zij zag, overtrof het verschrikkelijkste dat zij zich voor
gesteld had."
„O hemelriep de gezant.
„De kelder was opgevuld met bijlen, sabels, dolken, pieken,
lansen, groote messen, knodsen, kostbare gewaden vol bloedvlekken,
parelsnoeren, hoofdsieraden met diamanten, juweelen, robijnen en
smaragden, turkooisen en saphieren, en een menigte rijke kleeding-
stoffen. Dat alles lag over en door elkaar, en overal «aren sporen
van bloed. Toch twijfelde zij nog; toen haar aandacht getrokken
werd door een voorwerp, zoo wit als sneeuw, dat scherp afstak
tegen een stuk zwart fluweel. Het is bijna te vreesclijk om te
vertellen: het was een witte hand, zoo wit alsof ze uit marmer
gehouwen was, afgekapt van den arm waarbij ze behoord had; de
sierlijke hand eener vrouw, rijkelijk beladen met kostbare ringen.
„Hoe kon ze un nog twijfelen!
„Zij sprak sidderend bij zich zelve: Mijn man is een roover-
hoofdman. Ons kasteel is erger dan een hol. En dat veroor
zaakte haar een onbeschrijfelijk verdriet."
Maroussia zweeg een oogenblik. Haar handje was als verstijfd
in de groote hand van den afgevaardigde. De gezant van de Setch
had het reeds opgemerkt. De geschiedenis was te vreeselijkhij
had er spijt van dat hij ziju kleine gids had aangespoord tot die
vertelling. Zij liepen nog altijd voort. Het riet en de lange gras
halmen suisden langs den oever der vreedzame rivier; het koeltje
bewoog ze ter nauwernood.
Wordt vervolgd.)
wordt op een viaduct, een meter boven den grond, gebouwd,
en de acht wagens worden door een kabel zonder eind naar
boven getrokken.
In Italië zijn op last van het Ministerie van Land
bouw proeven genomen met de cultuur van de Chinesche
theeboom (Thea Ohinensis). Men zegt, dat die volkomen
geslaagd zijn, en men hoopt voor het toekomende, dat die
cultuur, op groote schaal ondernomen, een belangrijken
handels- en nijverheidstak daar te lande zal doen ontstaan.
Het tractaat tusschen Turkije en Rusland is nog
niet geteekend. Men zegt, dat binnen 35 dagen na de
onderteekening de Russen het Turksch gebied zullen
ontruimen.
In Afghanistan heeft de heerschende anarchie reeds
tot burgeroorlog geleid.
Vermeerdering vaneen tarwekorrel. Neemt
men aan, dat één tarwekorrel 50 korrels opbrengt, en elk
dezer korrels weder 50 en zoo voort, dan geeft dit zegt
het Land- und Forstw. Vereinsblatt in 2 jaren 2500
korrels, in 3 jaren 125,000 korrels, in 6 jaren 15,625,000,000
korrels, in 12 jaren 244,140,625,000,000 korrels, of onge
veer 12 billioen wispels (a 1306 liter, dus ruiin 156s
billioen hectoliter) tarwe. Van den enkelen korrel (zoo
beweert een cijferaar) kunnen reeds in het derde jaar meer
dan 300 menschen een maaltijd houden (zonder de zeme
len, die bovendien 8 varkens een dag lang kunnen voeden)
en in 12 jaren zou met de opbrengst van een enkelen kor
rel voor alle bewoners der aarde gezamenlijk reeds voor hun
leven lang in hun levensonderhoud voorzien zijn.
De uitvaart van Prins Hendrik.
Jl. Zaturdag had de plegtige begrafenis van wijlen Zijne
Koninklijke Hoogheid Prins Willem Frederik Hendrik der
Nederlanden, veldmaarschalk van het leger, admiraal der
vloot, stedehouder van Z. M. den Koning van Luxemburg,
enz. enz. enz. plaats.
Z. M. de Koning, Prins Alexander, Prins Frederik Karei
van Pruissen, de Groothertog van Saxen-Weimar-Eisenach,
Prins Frederik, de Prins von Wied en verdere vorstelijke
personen kwamen even half twaalf per specialen trein van
's Hage te Delft aan.
Terstond na de aankomst werd onder kanongebulder en
klokgelui de stoet geheel overeenkomstig liet programma
geformeerd. Diepen indruk bragt de stoet te weeg, toen
hij voorttrok, vooral de rouwwagen, waarin op het rouw
kleed waren vastgehecht de ordeteekenen van den Neder-
landschen Leeuw, van de Eikenkroon en van den Gouden
Leeuw van Nassau, benevens een zestal kransen uit Luxem
burg. Op vele plaatsen werden er bloemen voor den
rouwwagen gestrooid.
Aan het hoofd van den stoet ging het muziekkorps dei-
Marine, die de marche funêbre van Cliopin speelde, terwijl
de stoet werd gesloten door een reeks van vertegenwoor
digers van vreemde Vorsten in een aantal rijtuigen, als die
van België, Duitschland, Rusland, Mecklenburg-Schwerin,
Waldeck-Pyrmont, Saksen-Weimar, Baden, Saksen-Alten
burg en Oldenburg.
Op de Groote Markt speelde bij de komst van den stoet
de muziek der grenadiers en jagers de treurmarsch van
Zaberthal. In de Nieuwe Kerk waren reeds wachtende het
corps diplomatique, de ministers en de overige uitgenoo-
digde autoriteiten.
In de kerk. Een indrukwekkend schouwspel leverde
dit groote gebouw. Het ruime koor was gevuld met
dignitarissen en deputatiën van allerlei aard: de ministers,
verscheidene oud-ministers, de leden van den Raad van
State, de presidenten en vele leden der beide Kamers van
de Staten-Generaal, een groot aantal zeeofficieren van
allerlei rang, hoofdofficieren van de landmagt, leden van
het corps diplomatique en speciale afgevaardigden van
vreemde Vorsten. Hoe somber stak de zwart bekleede
vloer der kerk af bij die met goud en zilver omzoomde
gala-uniformen, waartusschen zich slechts een enkel in het
zwart gekleede burger vertoonde. De gemeente-besturen
van Amsterdam, 's Hage en Delft waren door deputatiën
vertegenwoordigd; voorts nog verscheidene burgemeesters
en de commissarissen des Konings.
Aan den voet van de tombe, die boven den koninklijken
grafkelder is opgerigt, waren de talrijke bewijzen van
hulde aan de nagedachtenis van den Prins nedergelegd.
Niet minder dan 124 bloemkransen van allerlei vorm en
afmetingen waren de tolken van zoovelen, die in den
Prins een welwillend vriend en beschermer verliezen.
Onder die kransen bevonden zich 4 van de Prinses-weduwe,
waarvan een in den vorm van een anker, groen met witte
rozen doorvlochten.
Ten ruim 12 ure geeft de doffe klank van de kanon
schoten, die men van minuut tot minuut hoort, liet teeken
dat de lijkstoet in aantogt is. De gesprekken, die tot nog
toe gevoerd werden, de handdrukken, die gewisseld werden
tusschen de velen, die elkander in geen jaren gezien
hebben, om nu bij deze treurige plegtigheid elkander weêr
te ontmoeten, zij allen verstommen en eene eerbiedige
stilte heerscht. Allen wachten met ontbloot hoofd het lijk
van den Prins af.
De lijkkist wordt door de dragers het kerkgebouw
binnengedragen en bij de opening van den grafkelder neder
gezet. De kostbare krans, die de zeeofficieren op de kist
van hun zoo geliefden opperbevelhebber hebben nederge
legd, waartoe zij ten slotte nog vergunning hebben
gekregen, siert de kist, benevens nog eenige andere
kransen. In het midden is een kroon op een rood kussen
geplaatst, aan weerszijden eveneens een rood kussen, dra
gende de insignes van het grootkruis van den Nederland-
schen Leeuw, van de Eikenkroon en het ridderkruis
lste klasse van den Gouden Leeuw van Nassau, benevens
de maarsehalkstaf, die de afgestorvene nooit heeft mogen
omklemmen.
Achter de lijkbaar volgen Z. M. de Koning, blijkbaar
diep ontroerd, evenals Prins Alexander en de grijze Prins
Frederik allen in marine-uniform gekleed, de Koning
als admiraal Prins Herman van Saksen-Weimar, Prins
Frederik Karei van Pruissen, de Groothertog van Saksen-
Weimar-Eisenach en de Prins zu Wied. Nadat de vorste
lijke personen zich ter regterzijde van den lijkbaar geplaatst
hebben, houdt de hofprediker, dr. van Koetsveld, de vol
gende toespraak:
„Het is een heilige grond, broeders, waarop wij staan,
de heiligste in het vaderland, want hier onder onze voeten
spreekt het stof der dooden, het fluistert ons de geschiedenis
toe van Nederland en Oranje. Yan den edelen Zwijger
af rusten zijn Vorsten hier, twee slechts in den vreemde,
de een als Koning, de andere als balling; de eerste als
getuige van Neêrlands grootheid, de laatste van zijn val
en zijn opstanding, en gansch die vaderlandsche geschie
denis in doodsbeenderen predikt het ons: „Zoo gaat de
wereld voorbij, God alleen is groot."
Juist een halve eeuw lang bleven deze kelders gesloten.
Zij openden zich op nieuw voor 60 jaren, en nu helaas!
het is voor de zestiende maal in die jaren! staan zij al
weder open, om een der edelste zonen van Oranje te
ontvangen.
Wie hij was weten wij allen, zijn vroeger zeemansleven,
de getuigen er van staan hier in 't rond. Van den lateren
stedehouder getuigt het weenend Luxemburg. Kloek en
kalm, altoos zorgvol en werkzaam, voor allen goed en
vroom, was hij een voorbeeld hoe de rijkdom van het
leven niet in de lengte, maar in do breedte en vooral in
de diepte schuilt.
Maar in de eerste plaats was hij 's Konings trouwste
broeder en tevens zijn eerste en beste onderdaan. Het
heugt mij nog, hoe in een moeijelijk tijdsgewigt, het jaar
1853, ik hem geluk wenschte met zijn eerste huwelijk,
en hij mij antwoordde: „Nu vooral gevoel ik mijn roeping,
om getrouw naast den troon te staan." En toen hij
onlangs zijn tweede gade herwaarts bragt, sprak hij aan
de grens tot haar: „Gij zult straks een klein land zien,
dat gezegend en groot is door de vrijheid." En wat hij
als mensch en Christen is geweest, o! al ware het de
armste der armen, dien wij hier ten grave brengen, het
zou meer dan een vorstelijke kroon wezen, om zoo, na een
onvermoeid, onberispelijk leven, heen te gaan zonder een
enkelen vijand achter te laten.
„Ach waarom, waarom toch onverbiddelijke dood, hem
nog zoo vroeg, zoo plotseling ons ontrukt? Zouden niet
duizenden en duizenden in Nederland en Luxemburg hem
een uur van hun leven hebben willen overdoen, en hoe
lang ware hij dan nog bij ons en onze kinderen gebleven!
Maar de dood legt ons de kille hand op den mond en
verwijst ons naar onzen Meester. Dien God, die de ontslapene
aanbad in den storm, onder wiens magtige hand hij het
hoofd boog bij het verlies zijner geliefde Amalia, in wiens
genade zijn ootmoed sterk was, ook wij buigen 't hoofd
en zwijgen.
Vaarwel dan, Hendrik de Goede, trouwe zoon van
Oranje, sieraad en vreugde van uw Huis, zegenende engel
voor de armen en voor gansch Nederland.
Toen in 't midden van den nacht de dood -zoo stil en
onverwacht over uwe sponde nederdaalde, was het, alsof
hij het ontroerde vaderland toefluisterde„zalig de dooden,
die in den Ileere sterven. Zij rusten van hunnen arbeid
en hunne werken volgen met hen.„ Treuren wij dan niet
als zij die geene hoop hebben. De gedachtenis der dooden
is de kracht der levenden en de tranen van rouw en
vruchtbare dauw op hunnen akker. Daardoor sterke de
Almagtige in de eerste plaats, u, onzen geëerbiedigden
Koning, thans met eene geliefde zuster, die in den
vreemde hem beweent alleen overgebleven van't drietal
broeders. Ook deze steun moest u ontvallen, maar de
liefde bleef u bij, buiten en binnen uw paleis, en de liefde
Gods, wij bidden dat die u sterke, u heilige, dat gij eerst
in lioogen ouderdom tot uwe vaderen wordt verzameld.
Prins Frederik! grijze Vorst, die reeds zooveel hebt
overleefd, vrede zij uw levensavond, te midden uwer
dooden, die wenken, maar ook uwer levenden, die u
verblijden, en waarvan eerst het vierde geslacht u ten
grave brenge.
Jeugdige Prins! gij beweent hier uw voorbeeld: een
edele naast den troon. Wees en blijf dit nog lang.
Vorsten en gezanten van verrebrengt daarhenen de
getuigenis over dat het kleine Nederland nog groot is, waar
het zulke edele zonen heeft, en de liefde van een trouw
volk de eenige, maar ook onvermijdelijke lijfwacht is rondom
den troon van Oranje-Nassau, en terwijl wij bij het scheiden
van dit graf, gesticht door zulk een nagedachtenis, ons als
zondige stervelingen ootmoedig nederbuigen voor U, den
j Heer van leven en dood! bidt aller harte, dat Gij zelf
de arme weduwe troost, die wij niet troosten kunnen
zoo diep in rouw, na zoo korten en zaligen droom! leer
haar en leer ons allen door Christus te leven in Uwe
genade en te sterren op Uwe trouw. Amen.
Daarop werd de veldmaarschalkstaf van blaauw fluweel
van het roode kussen op de baar afgenomen en aan den
Koning overgereikt. Dit oogenblik was blijkbaar over
weldigend voor den Koning.
Nog werden een fraaije immortelenkrans van de Prinses
weduwe en een van wege de Marine als laatste
hulde aan den prins-admiraal op de kist nedergelegd
en met het gewone ceremoniëel daalde de kist in het graf.
Hoogst aangedaan reikte toen de Koning de hand aan
Prins Frederik Karei van Pruissen, prins Frederik en de
overige Prinsen, terwijl Z. M. zijn zoon Alexander vol
ontroering omhelsde.
Toen de plegtigheid was afgeloopen, begaven de Prinsen
en de overige autoriteiten zich per rijtuig naar de residentie.
Diep en algemeen was de ontroering.
V lscliL)©rigteii.
Onze bekende ijs-specialiteit, de lieer L. R. Koolemans Beynen,
vertrekt aanstaanden Vrijdag met de schoeuersloep Castor van de
Maatschappij Neptuuus naar de Noordzee, om eene beugreis mede
tc doen.
Gisteren kwam binnen de sloep „Castor," schipper A. Koster,
aanbrengende 220 levende kabeljaauwen (verkocht voor f 3.30 per
stuk), 34 levende lengen, 6 heilbotten, 2000 schelvisschen, 518
doode kabeljaauwen en lengen (verkocht voor f 1.40 tot f 2 per stuk).
Benoem 1 n gen, enz.
Tot voorzitter en burgerlijk lid en hunne plaatsvervangers zijn in
het 3de militie-district van Noordholland voor de ligting der
Nationale Militie, van 1879 benoemd: tot voorzitter de heer mr. W.
J. C. de Vicq, lid der Prov. Staten; tot zijn plaatsvervanger de
lieer G. H. Bast, lid der Prov. Staten; tot lid de heer mr. F. Booy,
lid van den Gemeenteraad van Hoorn; tot zijn plaatsvervanger de
heer T. Kroon, lid van den Gemeenteraad van Hoorn.
De scheepsklerk W. A. Bakkers, dienende bij het eskader in
Oost-Indië, is op zijn verzoek eervol uit de zeedienst ontslagen,
met den laatsten der maand waarin bet besluit te zijner kennis
zal worden gebragt.
Oost-Indië. Ingetrokkende detachering van den luit. ter
zee lste kl. van de Kon. Ned. Marine F. J. P. M. Mulder, bij
het Marine-etablissement te Soerabuija, wordende die officier eervol
ontheven van de verdere vervulling der betrekking van ekwipage-