IIEEÜEKStllE EV MEUWEDIEPER COURANT. Kienws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1879. N°. 18. Zondag 9 Februarij. Jaargang37. IS „W ij h u 1 d i g e n h e t jr o e cl e." Verschijnt Diugsdag, Donderdag en Zatnrdag nomiddag. Abonnementsprijs jier kwartaalf 1.80. m pw franco per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: <1 O I, E 1' I. F, I X 103. Prijs der Advertentiën: Van 14 regela 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-lndië. Laatste living 's avonds 6 uur. HELDER en NIEUWED1EP, 8 Februarij. Blijkens een bij liet departement van Marine ontvangen telegram, is Zr. Ms. schroefstoomschip Padang, onder bevel van den luit. ter zee 1ste kl. D. M. G. de Swart, den 7 dezer te Port-Saïd aangekomen. Aan boord was alles wel. Als een aangenaam blijk, hoezeer het onderwijs, dat aan de Bewaarschool op de Vischmarkt alhier gegeven wordt, door de ouders der talrijke leerlingen wordt ge waardeerd, vermelden wij. dat aan de directrice, mejufvrouw Koning, ter gelegenheid harer verjaring, uit gezamenlijke bijdragen een goud horologie is vereerd. Onze plaatselijke Vereeuigingen hebben allen bij voorkomende gelegenheden zich verdienstelijk gemaakt door het betoonen van liefdadigheid jegens behoeftige natutir- genooten. Ook de Israëlitische Vereenigingen hier ter plaatse blijven niet achter in 't doen van pogingen om den nood der armen te lenigen. Den 27sten dezer zal eene tooneelvoorstelling worden gegeven ten behoeve van een behoeftig doch fatsoenlijk gezin. Tot medewerking hiertoe hebben zich verbonden eonige heeren leden van de verschillende Israëlitische gezelschappen, benevens een zeventul dames. Tot aanbeveling van dit plan hebben we niets te zeggen, want zoo iets beveelt zichzelven genoegzaam aan. Gisteren avond had in 't lokaal Tivoli alhier eene Nutsvergadering plaats, die vrij talrijk door de leden niet hunne dames werd bijgewoond. Voor eene aangename afwisseling van werkzaamheden werd door het bestuur zorg gedragen. Een drietal duetten voor zang werden voorgedragen op eene wijze, die naar herhaling van 't optreden dier beide dames doet verlangen en indien, naar den wenscli des voorzitters, haar voorbeeld navolging vindt, dan beiooft zulks iets goeds voor den "bloei der Nuts-vergaderingen, ook zonder dat deze juist worden gesteund door hulp van buiten. Door den heer L. A. Hissink Jr. werd voorgedragen het dichtstuk„Het klokje van Innesfavo;" door den heer D. Dekker een heldendicht, in aanschouwelijke trekken al de bijzonderheden schetsende van den beroemden togt der Argonauten naar Oolcbis ter bcmagtiging van het Gulden Vlies. Een drietal schoone nommers voor strijkkwartet werden op hoogst verdienstelijke wijze uitgevoerd door de heeren L. A. Schouten, P. M. Gijswijt, W. L. Weckesser en C. L. Martron. Het geheel vormde deze bijeenkomst een zamenzijn, dat een goede herinnering achterlaat. MAROUSSIA. Door P. J. STA HL. (Vervolg.) Niet ver van den weg bemerkte Maroussia een klein meer met een vreedzamen waterspiegel, en groenende oevers, waarover nog hier en daar de ochtendnevels hingen; men zou het aangezien hebben voor een lichten gazen sluier die langzamerhand werd opgetrokken. Ter rechterzijde kronkelde een nauw voetpad, dat nog in de schaduw lag; het was voor voetgangers de kortste weg naar het huis van Knich. En werkelijk wees een lichtblauwe rookwolk in de verte reeds de plaats aan, waar zich de woning van den vriend haars vaders bevond. Bij de toeneming van het daglicht, dat liet laatste spoor van duisternis verdrijven zou, vermeerderde ook Maroussia's onrust. De vrcolijke stralen van den morgenstond, anders altijd zoo welkom, waren lieden voor haar als zoovele vijanden die haar konden ver radenIn haar vrees had zij haar lievclingszanger uit het gezicht verloren. Hare oogen zochten hem overal te vergeefs, eu dat maakte de zaak niet beter voor baar. Onwillekeurig was zij op hem beginnen te rekenen als haar beschermer. Een ander soldaat had nu zijne plaats aan hare zijde ingenomen. „Wat is dat toch voor een raar klein schepseltje?" vroeg deze soldaat aan een zijner kameraden, nadat hij Maroussia eens terdege opgenomen had. „Niet veel grooter dan een knoop in een zijden draadje," ant woordde een ander soldaat. „En zij is voor niets bang; zij reist en trekt als een kolonel bij de huzaren." „Ik durf wedden dat zij niet eens om kruit of kogels geeft!" begon de eerste weer. „En ze heeft gelijk ook," voegde de derde er bij. „Welke kogel zou gevaarlijk kunnen wezen voor een zandkorreltje? En heel veel meer is ze niet." „Ik ken dat volkje uit de Ukraine," sprak de eerste soldaat; „men kan niet zeggen dat het een volk van hazen is. Zelfs dc kleine meisjes in dit land zijn dapper. Ik heb meer dan eens met eigen oogen gezien waartoe ze in staat zijn: liet kanon dondert, het geweervuur knettert, het bloed vloeit bij stroomen, de grond dreunt, men kerint, men jammert, men brult, men valt, men sterft, en zij komen tot zelfs op het slagveld, zij loopen er rond, zij verzamelen er hunne gewonden, alsof ze in den een of anderen tuin bloempjes liepen te plukken!" „Zij sterven dan ook bij duizenden en tienduizenden!" sprak een ander. „Kom, kom, wij moeten allen eenmaal er op de een of andere wijs aan gelooven," antwoordde iemand dien men hoorde zonder hem te zien, daar hij geheel verscholen was achter twee reusachtige soldaten. „Ja, op de een of andere wijs; het komt er nu maar op aan, de beste manier te kiezen. Maar wie kent dat kleintje daar?" Plotseling lieten zich eenige geweerschoten hooren, en dit geluid verdreef in een oogwenk elke andere gedachte, elk ander gevoel. Bij bet vertrek van den heer A. G. F. van Nieuwen- huijse zal de betrekking; van onderwijzer in de gymnastiek tijdelijk worden vervuld door den heer H. \V. Disper, hulponderwijzer bij de gemeente-scholen alhier. - Naar wij vernemen, is de heer P. G. Appelboom, hulponderwijzer te Waarland, aangewezen om als onder wijzer aan de aanvangsklasse bij de normaallessen voor het lager onderwijs alhier werkzaam te zijn. Voor eenige weken vertoonde zich op een boerenerf in den Polder een bond, die er onaanzienlijk en verwaar loosd uitzag. Een paar malen werd hij weggejaagd, maar hij scheen, al kwispelstaartende, bet medelijden in te roepen. Men liet hem eindelijk op het erf rondloopen en wierp hem "zelfs nu en dan wat toe, maar 's nachts moest hij het erf verlaten. Op eenmaal bleef echter de zwerveling weg: maar ziet, daar komt hij vóór korte dagen terug, evenwel niet alleen, maar vergezeld van drie springlevende jongen, die met de moeder blijde liet erf kwamen ophup pelen; dat was den landbouwer wel wat te erg, op zooveel gasten was hij niet gesteld en hij verjoeg mama met hare kindertjes. Spoedig kwam echter mama, nadat zij hare schuchtere en bevreesde kinderen aan het damhek had achtergelaten, terug, zocht zooals gewoonlijk de kluitjes en ander afval bij de boerenwoning op en liep met vol geladen bek naar hare jongen terug. Zoo ging dat onver moeid voort. Mama, aan het zwerven gewoon en nergens onderkomen hebbende, had haar kraambed onder een in het veld staande hooiklamp uitgelegd. Hoevele moeders kunnen in dit voorbeeld van innige moederliefde bij een redeloos dier een bestraffende les vinden. HH. MM. de Koning en de Koningin hebben jl. Donderdag middag een bezoek gebragt aan II. K. H. Prinses Hendrik. Er heerscht, zoo leest men in het Dagblad thans ten paleize eene kalmte, een rust en huiselijkheid, die terugwerken op de geheele omgeving. De Koning ontbijt eiken morgen met de Koningin, dan verwijderen zich alle dienstdoende hooger en lager geplaatste personen en de Koning wordt door zijne gade persoonlijk bediend, juist zoo als dat bij Prins Hendrik het geval was. Ook de thee wordt op dezelfde ongedwongen, haast schreef ik burgerlijke wijze, gebruikt. Van de zeven middagen in de week dineert Z. M. er vijf zonder ceremonieel met de Koningin, terwijl op de beide andere dagen de dames en heeren van dienst mede aanzitten. In de laatste dagen werden echter zeer enkele aanzienlijken tot den koninklijken disch genood. Naar men aan het Leidsch Dbld. uit betrouwbare Pas aangevangen overdenkingen, onvoltooide redeneeringen, half uitgedrukte meeningen, welgewikte antwoorden, alles brak af als een draad tusschen een scherpe schaar; hetgansche detachement raadpleegde, met de grootste aandacht, als een écnig man den gezichtseinder. De officieren lieten hunne paarden stilstaan. Iedereen verklaarde wat hij er van dacht; doch liet geweervuur begon reeds op nieuw, voordat men het over de oorzaak eens was geworden. „Dat moet aan onzen kant wezen!" riep de jonge officier. „Geen twijfel, van onzen kant is (le aanval uitgegaan. Voorwaartshet zijn onze mannen, die daar strijden!" „Zeg eens, Ivan, gij gaat met den wagen mee tot aan het huis van dien Knich, om met hem die zaak van het hooi in orde te brengen. Vooruit!" En voordat Maroussia tijd had om van den schrik te liokomeu, was het detachement reeds in een stofwolk verdwenen. Zij waren hecngevlngeu als een zwerm wilde vogels. Alleen de oude soldaat, die met haar gepraat en van zijn dochtertje verteld had, had zich omgekeerd en haar ja, zij had het goed gezieneen afscheids ki ik toegeworpen. Ach, waarom was hij niet bij haar gebleven; waarom moest zij hem met de anderen zien vertrekken? Maroussia bleef uu alleen achter met Ivan, die bevel ontvangen bad om den wagen tot aan Knichs woning te geleiden en „die zaak in orde te maken." „Komaan, opgestapt, kleine drcumis!" riep Ivan, terwijl hij zijn pijp aanstak. Maroussia keek dien Ivan eens aan en vond dat hij veel op een stekelvarken geleek. „Kom, gauw wat, vooruit!" herhaalde hij op wat strenger toon. Maroussia riep nu haar ossen iets toe. Bij liet overhaast vertrek van hun militair escorte hadden zij het raadzaam geoordeeld, een poosje te blijven staanin zulke omstandigheden konden verstan dige ossen niets beters doen dan zich zoo bedaard mogelijk te honden. Zoodra zij echter Maroussia's stem hoorden, gingen zij dadelijk op weg. De wagen bewoog zich nu weder met de vroegere gematigde snelheid voort. Onder voorwendsel dat zij zoo vermoeid was, was Maroussia boven op het hooge voertuig geklommen, en al klaute rende had zij gelegenheid gevonden, een oogenblik haar klein handje tc reiken aan haar grooten vriend, wiens kalme cn ver trouwende blik baar toegelachen had uit de opening, die hij tus schen de bossen hooi voor zich gemaakt had. Dat had hun beiden goed gedaan. Ivan had natuurlijk niet. de minsïe reden om in de verste verte arm iets kwaads te twijfelen; hij had haar laten begaan hij marcheerde naast de ossen onder het rooken van zijn pijp, zonder op of om te kijken. Men kon goed zien dat de oorlog de landstreek geteisterd had. Om één groen veld te vinden, dat een rijken en goeden oogst beloofde, moest men er wel tien voorbijgaan die letterlijk platgetrapt en verwoest waren. Maroussia kon bij den aanblik van dat tafereel hare tranen nauwelijks bedwingen over deze verschrikkelijke gevolgen van den bron berigt, bestaat er vermoeden, dat aan Prins Alexander in zooverre gelegenheid zal worden gegeven de voetstappen van zijn algemeen betreurden oom te drukken, dat Z. Iv. II. benoemd zal worden tot stadhouder van Luxemburg, ter wijl voorts de Prins van Oranje onlangs het verlangen moet hebben te kennen gegeven, dat aan hem het bevel worde opgedragen over een escader, waarmede Z. K. IL. naar Atsjin zou gaan, om ook zijnerzijds den roem onzer vlag te handhaven. Ongetwijfeld, zoo meldt men verder aan dat blad, zal ieder dit berigt met vreugde vernemen en zal de natie gaarne zien, dat de Prins van Oranje in staat worde gesteld met een flink smaldeel in zee te steken. Evenwel schijnen omtrent dit punt dc beraadslagingen nog niet tot eene beslissende uitkomst te hebben geleid. Z. M. de Keizer aller Russen heeft den schout-bij-nacht jhr. F. de Casembroot, die door Z. M. onzen Koning met een zending naar den Keizer werd belast, benoemd tot ridder der orde van St. George. In een ingezonden stuk in het Hbld. wordt mede gedeeld, dat de zakgelden der soldaten en onderofficieren sedert 1 Jan. 11. aanmerkelijk zijn verminderd, zonder dat hierover bij de behandeling der credietwet voor het depar tement van Oorlog een woord werd gesproken. De nestor der Nederduitsch-Hervormde predikanten, ds. Isaak Prins, is jl. Woensdag te Amsterdam in bijna 98jarigen ouderdom overleden. Hij werd in 1781 geboren, in 1802 proponent te Leiden, den 7 Nov. predikant te Ede, in 1807 te Langezwaag, in 1815 te Oud-Beijerland, in 1817 te Alkmaar, in 1822 te Dordrecht en in 1825 te Amsterdam, in welke laatste gemeente bij tot 1872 arbeidde, toen hij zijn eervol eme ritaat verkreeg. Hij was ridder der orde van den Nederlandscben Leeuw en komniandeur der orde van de Eikenkroon. Ook het hoofdbestuur der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen heeft zich tot de Hooge regering gewend met een adres, liet verzoek inhoudende om maatregelen te nemen tot beteugeling van het misbruik van sterken drank. Men schrijft ons van de Cocksdorp op Texel, dd. 2 dezer: „De avond van eergisteren was voor ons dorp weder een avond van wezenlijk nut en genoegen. Het hier bestaande Zanggezelschap Onderling Genoegen gaf een concert ten voordode van verarmde Protestanten. Was de onderneming gewaagd, de uitslag was uitmuntend. Een goed gevulde zaal toonde, dat men ook te de Cocksdorp gaarne wat op musicaal gebied wil hooren. Een ontvangst krijg. Van tijd tot tijd hoorde men nu het geweervuur meer van nabij weerklinken, cn kon men de schoten ook duidelijker onderscheiden. De wagen was thans gekomen op een van die heuvelachtige hoogten, die daar te lande veelvuldig worden aangetroffen en waaronder de gesneuvelden uit vroegere veldslagen zijn begraven. Toen ze die heuvels achter den rug hadden, zag Maroussia in dc vlakte een menigte tenten, halverwege verscholen achter zwarte rookwolken, die van tijd tot tijd door roodachtige vlammen be schenen werden. Dit was het terrein waarop de veldslag geleverd werd, waarvan zij in de verte het geweervuur gehoord hadden. Nu en dan hoorde men jammerkreten, gekerm van gewonden of stervenden, en het gehinnik van paarden; ook klonken er hier en daar kinderstemmen door de frissche morgenlucht. Maroussia had daar voor zich liet afgrijselijk schouwspel van een brandende stad, waar de vlammen uit de prachtige huizen sloegen en de hut van den arme in puin stortte. Vrouwen, met hunne pasgeboren kinderen in hun armen, liepen in razende smart her- eu derwaarts; sommigen huuuer vielen neer onder den een of anderen onzichtbaren slag. Paarden zonder ruiters galoppeerden overal rond. Op sommige plaatsen lagen reeds stapels lijken. De lichamen der gewonden, die den genadeslag afwachtten, bedekten den grond. De gelederen, zoo eren nog goed aaneengesloten, begonnen te dunnen; men kou het aantal bijna van oogenblik tot oogenblik zien verminderen. De grond was, over een grooten omtrek, rood van het bloed. De hemel was donker. Helaashet staat niet aan ons, voor zulke gruweldaden een verklaring te vinden. En daar ginds, niet ver van die afgrijselijke tooneclen en recht voor haar uit, als een oasis in de woestijn, bloeide en geurde de schoone landhoeve van Knich. Van haar hoogè zitplaats onder scheidde Maroussia reeds het gebladerte van iedtren boom in den dicht belommerden tuin; de kleur van elke bloem stak tegen den groenen achtergrond helder en scherp af. De koetspoort stond open, en haar jonge oogen bemerkten zelfs een talrijke troep goudgele kuikens, die, zonder zich over vrede of oorlog te bekommeren, een uilstapje maakten op de binnenplaats beter nog onderscheidde zij op die plaats de wagens, de werktuigen, de gereedschappen, dc vorken, spaden, houweelen en schoppen, de harken en zeissen, die als op een rij stonden te wachten naar de werklieden, die (lat alles gewoonlijk hanteerden. Dicht bij de deur stond een groote gitzwarte hond, met een vacht zoo ruig als een schaap in het hartje van den winter. De wagen van Maroussia was het slagveld omgeredenvan verre had Knichs hond het hooge gevaarte reeds zien aankomen. Men kon uit zijn afwachtende houding gemakkelijk opmaken, dat hij zich gereed maakte om, wat het ook was, het te ontvangen met al dc koelbloedigheid cn de waakzaamheid van iemand, die van zijn leven al heel wat zaken gezien, onderzocht en beoordeeld heeft die zich ten regel heeft gesteld altijd op zijn hoede te wezen en niet al le spoedig af te gaan op den eersten indruk van zijn gewaarwordingen. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 1