HËLDGRS€HE M NIEUWEDIEPER COURANT. Nieuws- eu AdverteutielM voor 1879. N°. 29. Vrijdag 7 Maart. Jaargang37. BEKENDMAKING. N A T10 N ALE M I L I T I E. KENNISGEVING. AANGIFTE VOOR DE ZEEMILITIE. BEKENDMAKING. „W ij huldigen h e t goed e." Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. 0 t franco per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: M O L E X I» L E I X K°. 163. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Centi, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of rignetten worden naar plaatsruimte berekend. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDÊR brengen ter openbare kennis, dat de Militieraad van het derde district in Noordholland de eerste tilling zal honden te HOORN, en wel zoover deze gemeente betreft op WOENSDAG deu TWAALFDEN MAART 1879, des vooriniddags ten tien ure. In deze zitting wordt uitsprank gedaan omtrent: De vertekenen vrijwilligers voor de Militie De lotelingen die redenen tot vrijstelling hellen inyediend; De lotelingen in de artl. 55 en 5(3 der tcet op de Nationale Militie bedoeld Alle overige lotelingen. Volgens artikel 88, in verband met artikel 91 der bedoelde wet moeten voor die zitting verschijnen 1. De vrijwilligers voor de Militie; 2. De luleling die vrijstelling verlangt wegens ziekelijke gesteld- beid of gebreken, of gemis van de gevorderde lengte. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester, den 1 Maart 1879. C. BOON, Secretaris. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER noodigen bij deze uit, de Lotelingen van de ligting van dit jaar, die verlangen bij de Zee militie te dieoen, om zich daartoe vóór den eersten April aanslaande: ter Sicretarie dezer gemeente aan te meldeu, op een werkdag, tusscheo des voormiddag* van 9 tot 1 ure. De Zeemiliciena ontvangen vier jaren na den dag hunner inlijving een bewijs van ontslag uit de dunst, en worden, wanneer zij eeu behoorlijk paspoort hebben ontvangen, in tijil van vrede van de dienst bij de Schutterij vrijgesteld. De Zeemilitie wordt bestemd lot bemanning van de verdedigiugs-VDurtuigcn voor de biuneulaudsche diensten langs de kusten. Zij wordt niet naar de kolomen eu Btzittingcn vau het Rijk iu andere werelddeeleu gezonden, tenzij, ingeval van zeer buitengewone omstandigheden, eene nadere wet daartoe mogtigiug verleent. Aan heu, die verlangen na volbraglen ocfeningslijd iu werkelijke dienst te blijven of ta komen, zonder zich als vrijwilliger te verbinden, wordt zulks vergund. Aan hen, die zich met verlof bevinden, wordt in gewone tijden vergunniug tot uitoefening van de Buiteiilandtchu Zeevaart en Yisschcrij verleend. Aan Lotelingen die vóór hüuno inlijving bij de Landmilitie, bun beroep vau de Bnitculandsche Zeevaart maakten, eu zich voor de Zr. militie hebben aange boden, doch daarbij niet hebben kunuen worden aangenomen, wordt, wanneer rij zich mit verlof bevinden, mede in gewone tijden vergunning tot uitoefening van de Buileulandsche Zeevaart verleend. la gewone tijden knuiien de tnanschuppen der Zeemilitie vergunning bekomen tot het aangaan vau een huwelijk, wanneer zij hun derde dienstjaar hebben volbragt. Voor Lottlingcu die hnn beroep van de Buitcnlandscbe Zeevaart maken, is bet nlzoo van belang dat zij zich op den boven bepaalden tijd voor de Zee militie aanmelden, omdat zij andir» gedurende hun diensttijd gtcuc virgiinning verkrijgen om hun beroep uit te oefenen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Helder, STAKMAN BOSSE, Burgeineesti don 1 Maart 1879- C. BOON, Secretaris. 80) TUE AROUSSI A. Door P. yj. STA HL. (Slot.) Meer unn een jaar lang kon de Ukraine nu de hoop voeden dat zij vcor altijd van het dwangjuk ontslagen zou worden. De een dracht was nu hersteld, cn als eeu eenig man was het gansche land iu opstand gekomen. De overweldigers, verbijsterd door zulk een onverwachte, algemeene, gelijktijdige beweging, hadden de bezette gedeelten ontruimd, leder had weder bezit genomen van zijn veld, zijn hut, zijn hoeve of zijn huis. En meer dan dat! Iedereen had weder eens als van ouds zijn oogst kunuen binnen halen. Voet voor voet, van meer tot rivier, van steppe tot woud, had de vijand achterwaarts moeten trekken. De ataman van Tchiguirine, die op heldhaftige wijze de stad verdedigd en gered had, en bij die gelegenheid wonderen van dapperheid had verricht, was gesneuveld, naar men zeide, maar gesneuveld als een held, te midden van zijn triomfen. Een tot dusver onbekend man, Tchetche- vik „de leeuw," zooals de volksstem hem spoedig algemeen genoemd had, stond aan zijne zijde in het strijdgewoel vau man tegen man, waarin hij bezweken was. De onverschrokken leeuw had het lijk van zijn hoofdman, overdekt met roemvolle wonden, aan deu vijand ontrukt, en zich in zijue plaats aan het hoofd der beweging in de geheele landstreek gesteld. In den omtrek van Gadiatch had de andere ataman, die nu als opperbevelhebber erkend was, zijn oude veerkracht herkregen. Men had dikwyls aan zijn rechterhand, en soms voor hem uit, een amazone gezien, zoo schoon als het daglicht, die geen bevelen gaf, maar zich altijd in het heetst vau den strijd vertoonde, en wier tegenwoordigheid alleen in staat was aller geestdrift op te wekken en aller moed aan te vuren. Zij was overal, gevolgd door een soort van kleine onverschrokken page, die haar tot vaandeldrager diende, en die, op een vurig, zwart paard gezeten, met krachtige hand het vaandel zwaaide, te midden van den kogelregen, zonder zich om het gevaar te bekommeren. De soldaten aanbaden dien kleinen krijgsman, zoo schoon als een engel. Was hij werkelijk eeD engel, of slechts een kind, of, zooals sommigen beweerden, een voudig een klein landmeisje, bezield door eeu goddelijke aandrift, eeu boveuraenschelijken moed, die door niets was terug te houden. Hij was dat alles tegelijk. Dat alles was waar, want het was Maroussia. Het was eeu kinderlijke Jeanne d'Arc, in een land waar de naam van Jeanne d'Arc vroeger nooit anders dan ter loops was uitgesproken. Verplicht als hij was om overal tegelijk te zijn, had Tchetchevik haar aan de hoede cn de zorgen der schooue Méphodievna toevertrouwd. Zij waren onscheidbaar; wie de eene zag, zag ook de andere. Trouwens, alle vrouwen namen aan de zaak des vaderlands deel: het was werkelijk eeu heilige oorlog. De Russen zelf konden hun bewondering niet onthouden aan zoo ongelooflijke krachtsinspanning! Doeh het volgend jaar kwam de vijand terug, in grooter aantal dan ooit te voren. De BURGEMEESTER der gemeente HELDER maakt ter voor koming van ongelukken aan de ingezetenen bekend, dat eerstdaags met het kanon van 28 Centimeter A geschoten zal worden van Zr. Ms. stoomkanonneerhoot Thor, liggende achter in de haven. De rigling en vuurlijn is oostelijk op de noordkust van het eiland Wieringen. Gedurende het vuren zal vau de Thor de roode vlag waaijen. Helder, De Burgemeester, 5 Maart 1879. STAKMAN BOSSE. HELDElt en NIEUWED1EP, 6 Maart. Door niet minder dan 121 lotelingen voor de Nationale Militie van 1879 in de gemeente Helder is wegens de navolgende redenen vrijstelling van dienst gevraagdwegens broederdieast 59, cenige zoons 10, eigen dienst 29, ligchaams- gebreken 17. Het aantal lotelingen bedroeg 194. Jl. Dingsdag vierde de Sociëteit Mars baar lOjarig jubilé. De voorzitter, de beer A. Wonderiegem, opende met een welkomstgroet tot de aanwezigen gerigt, waarna eene feestonverture onder directie van den beer J. H. Polak werd uitgevoerd. Een deel dier muziekuitvoering geschiedde, onder de leiding van den directeur, door een paar zijner élèves, op eene wijze, die aller toejuiching en bijval in ruime mate verwierf. Achtereenvolgens werden voordragten gehouden door de eere-leden der Vereeniging, de heeren T. Mooy, jhr. W. A. Alting von Geusau en Jobs. Dyse- rinck. Eerstgenoemde deelde in korte trekken de levens geschiedenis der feestvierende Sociëteit mede, en deed opmerken, hoe het gezelschap, afwijkende van zijn oor spronkelijk programma, zichzelve had overtroffen, door zijn streven ter bevordering van al wat schoon, edel en welluidend is. De tweede spreker bepaalde zijn gehoor bij natuur en kunst, en deed uitkomen hoe de kunst als 't ware de spiegel moet zijn, die ons de schoone natuur weergeeft. De laatste spreker leverde, in den vorm zijner vroegere beschouwingen over stoelen en banken, opmerkingen over wegen, meten en munten. Op onderhoudende wijze schetste spreker tal van bijzonderheden over deze onder werpen, nu eens ernstig dan eens luimig; 't geheel vol leerzame wenken, herhaaldelijk tot nadenken stemmende, 't Gesprokene werd door 't zingen van gelegenheids-liederen afgewisseld. Na eene korte pauze werd door leden der Sociëteit, in vereeniging met een 4tal dames, opgevoerd het blijspel De erfenis van oom Huibert, of het verloren lot uit de loterij- leening, zamengesteld door een lid der Sociëteit. Dit laatste meenen we te kunnen verduidelijken door te zeggen dat de heer B. II. Polak, die de hoofdrol uitmuntend vervulde, de vervaardiger is van dit wèlgeschreven blijspel, 't Stukje Tegen het vallen van den avond bevonden Tchetchevik en Maro.ussia zich iu een uitgestrekt, somber woud, waar zij rust wilden nemen na het afleggen van een vermoeienden tocht. De voormalige liederenzanger stond gereed, zich weder aan 't hoofd zijner troepen tc voegen. Een krans van seringenbloemen, aan den tak van eeu eikenboom gevonden, was hein het teeken geweest dat die troepen in de nabijheid waren. „Zie Maroussia," sprak hij, haar den kraus toewerpend; „u kan men alles zeggen. Die krans meldt ons, dat wij niet lang meer alleen in dit bosch zullen zijn. Onze vrienden zijn op marsch en de op verkeuning uitgezonden mannen ziju hier reeds voorbijgegaan." Eensklaps weerklonk er achter in het bosch een schel geluid, dat, naar Maroussia meende, niets anders wezen kon dan het geluid van een vogel. „Het is nog een jong beestje, dunkt mij," sprak haar groote vriend. „Zijn stem is nog niet ten volle ontwikkeld. Een oudere vogel had zich beter laten hooren. Luister, Maroussia, ik zal dien nieuweling eens eeu lesje trachten tc geven." En nadat hij ziju vingers aan zijn lippen had gebracht, bootste haar vriend zoo doordringend het gefluit van een vogel na, dat de machtigste zanger van het woud het hem niet verbeterd zou hebben. Die kreet, zonder twijfel tot op verscheidene mijlen in den omtrek gehoord, werd weldra vau alle kant herhaald. Van drie verschil lende zijden klonken er dergelijke geluiden tot antwoord. „Gij zult immers niet bang worden," sprak Tchetchevik tot Maroussia; „ge ziet wat er te doen is? Ik zal genoodzaakt zijn u hier eenige oogeoblikken alleen te laten. Blijf daar; ga niet van uw plaats, ik hoop u spoedig te komen halen. Verlaat in geen geval uw post." „Ik zal blijven," antwoordde Maroussia. En zij dacht: „Het zijn vrienden, wien liy bevelen of aanwij zingen gegeven heeft voor het overschot van onze mannen, die gevlucht en ingesloten zijn als wij. Hij doet het om ze te redden, te besturen of nogmaals te verzamelen." Haar vriend had de takken reeds ter zijde gebogen; hij moest zich een doortocht door het hakhout banendoch plotseling schoot hem iets te binnen; hij keerde zich om; hij wilde zijne dappere kleine gezellin nog eenmaal aanschouwen. „Vooral geen droevige gedachten," sprak hij; „laat u nu of later nooit door iets ter neder slaan." „Neen, ik zal niet bedroefd zijn," autwoordde Maroussia. „Ik zal mij goed houden. Wees dus gerust; ik zou op dit oogenblik alles kunnen doen, zelfs zonder droefheid sterven." Zij wisselden voor het laatst een blik vol van de innigste teeder- heid, en de reuzengestalte verdween in het donkere gebladerte. Het was reeds duister iti het bosch en er heerschte een diepe stilte. Maar plotseling en van alle kanten weerklouken er geweerschoten, meer dan honderd, meer dan duizend misschienblijkbaar werd cr op alle punten van het woud tegelijk een woedende slag geleverd. Het was ecu kwestie vnn tieu minuten, die het kind een eeuw liep zeer goed van stapel en 't geheel der feestviering, besloten met een feestbal, heeft ongetwijfeld bij dezeertaliijke aanwezigen den alleraangenaamsten indruk achtergelaten. Een onzer ingezetenen is, sedert bijna twintig jaren, in het bezit van een witte kakke toemet fraaijen citroengelen pluim. Bij dezen vogel doet zich het zeldzaam geval voor, dat zij sedert eenige jaren nu en dan eijeren legt, ter grootte en kleur van een gewoon duivenei, soms vier of vijf per jaar. Na iedere verlossing is het fraaije en vriendelijke dier uiterst vrolijk en geeft, evenals de kake lende hen, zijn blijdschap op allerlei wijze aan de huis gen oo ten te kennen. - Het geschenk van de Marine aan HH. MM. bij gelegenheid van hun huwelijk zal bestaan uit een kostbaar stuk in zilver, voorstellende het oorlogsstoomschip Koningin Emma der Nederlanden onder zeil met stormachtig weder. De zee is zeer natuurlijk voorgesteld, terwijl de versiering bestaat uit de wapens van Oranje-Nassau en Waldeck- Pyrmont, bewaakt door een marinier en een matroos. Aangenomen het beroep naar "Warder door ds. W. A. Kuipéri, te Wieringerwaard. Men meldt van Texel, dd. 5 dezer: „Voor eenige partijtjes lammeren is nu reeds f 14 besteed; de handel in rundvee is op het oogenblik slap." „Met de garnalenvisscherij gaat het niet voordeelig. Ook met den mosselenaan voer was voor de Engelsche markt te grootzoodat de prijzen daalden." Uit Winkel meldt men ons, dd. 5 Maart: „De in dezen winter opgerigte Gymnastiek-Vereeniging Sparta gaf jl. Zondag een openbare uitvoering, die door een talrijk publiek met genoegen bijgewoond weid. De jongelieden toonden door een reeks van oefeningen een vaardigheid, die voor eerstbeginnenden mag geroemd worden, en der bekwame leiding van hun meester, den heer J. Koeter, hulponderwijzer alhier, alle eer aandoet." „De in de maand Mei van het vorige jaar opgerigte school voor vrouwelijke handwerken mag zich verheugen in een toenemenden bloei. Zij telt thans 58 leerlingen, van welke 32 zonder betaling het onderwijs genieten. Dank zij het Nutsdepartement, het gemeentebestuur en de kerkvoogdij, die haar oprigtten en in stand houden, en niet minder der verdienstelijke onderwijzeres, mejufvrouw A. M. van Vreeswijk, voorziet deze school in een onmis kenbare behoefte." Het groote ijzeren dok der Amsterdamsche Droogdok- Maatschappij is een belangrijke stap tot zijne voltooiing nader gekomen. De beide helften zijn afzonderlijk te water gelaten en thans aangehecht en op de plaats van beslem ming gebragt, namelijk de noordzijde van het IJ tegen- toeschcnenMaar langer en verschrikkelijker nog kwam haar de doodschc stilte voor, die op het gedruisch van dit krijgsgewoel volgde, eeu gedruisch dat overigens in hare ooren niet vreemd klonk. Zij vouwde hare kleine handjes cn verzonk in diepe gepeinzen. Eensklaps hoorde zij aan haar linkerhand een licht gekraak. De takken werden uiteengebogen, en de gestalte van haar vriend, door de opkomende volle maan beschenen, verscheen tusschen het ritse lend gebladerte. God had dus haar gebed verhoord en hem aan haar teruggeschonken Maar was hij het inderdaad, of slechts zijn schaduw? Zijn gelaat was zoo bleek dut de vreugdekreet, dien zij wilde uiten, op haar lippen bestierf. „Maroussia," sprak de held, „ziet gij dezen rooden doek?" „Ja; wat bedoelt ge daarmede?" „Welnu, ik zal u uaar den zoom van het woud brengen en u daar een weg aanwijzen. Dun moet ge recht door over dien weg langs eeu korenveld loopen, totdat ge aan eeu bruggetje komt: op dat bruggetje moet gc den krans laten vallen dien ge in de hand hebt. Anti den anderen kant van de brug zult ge linksaf een boschje vinden. Er zal een man uit dat boschje komen. Als hij tot u zegt: „De goede God zij met u!" dan moet gij antwoorden: „De goede God is met mij geweest I" En dan moet gij hem den rooden doek geven. Hebt ge mij goed begrepen, Maroussia? Zult ge er niets vati vergeten?" Hij sprak langzaam, alsof ieder woord hem moeite kostte. Hij werd allengs bleeker en er parelden groote zweetdroppeleu op zijn voorhoofd. Hij leunde tegen een boom. „Maar gij zijt gekwetst!" riep Maroussia op eens. „Zij hebben u gewond „Het heeft niets te beteekenen, Maroussia; een schampschot, morgen zal er niets meer van te zien zijn. Kom, lieveling, ga nu!" De roode doek, dien Maroussia iu de hand hield, was volkomen gelijk aan dien anderen doek, dien ze indertijd span de schoonzuster van den ataman in het kerkportaal had ter hand gesteld. Maroussia geloofde bijna dat het dezelfde was. Nog aarzelde de kleine zendbode. Maar plotseling klonk er een geweerschot, cn nog een, en nog tien anderen. „Zij zijn het bosch weer ingetrokken! In vijf minuten kunnen zij hier zijn! Hoort gc het?" riep Tchetchevik. Ga! loop! vlieg, als ge kunt. Het geldt het vaderland eu het leven!" Maroussia rende voort als een pijl uit een boog. Van vermoeie nis was geen sprake meer; zooals haar vriend gewenscht had, had ze nu vleugelen aangeschoten. Het korenveld lag spoedig achter haar; daar staat ze op de kleine brug, waar zij haar bloemkrans neerlegt. Een dof gedruisch klinkt er in de verte. Zij luistert. Het gedruisch wordt sterker en komt naderbij. Het moet de hoef slag van een paard in galop zijn. Zou die ruiter een vriend of eeu vijand wezen? Het is geen Kozak. Van verre zou men zeggeu dat het een Tartaar was. Toen zij met den ouden minnezanger reisde, trachtten zij die Tartaren altijd te ontwijken. Zij keert op haar schreden terug, cn gaat de brug weer over. Om het even, de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 1