Over liet geheel was het een aangename avond en zullen
allen inet veel genoegen de vergadering hebben bijgewoond.
We vereenigen ons gaarne met fle 'goede wenschen, door
den heer de Holl dien avond der jeugdige Kamer toe-
gebragt en hopen hartelijk, dat zij een volgend saizoen
ons zooveel genoegen moge verschaffen als zij in 't afge-
loopane deed.
Een in den beginne zeer genoegelijk bal, dat later evenwel
door verschil van meening tusschen den president der
Kamer en eenige danslustigen werd verstoord, besloot deze
laatste buitengewone vergadering."
De heer mr. Ch. Bosch Reitz heeft den grond voor de
stichting eener ijzerfabriek te Alkmaar op de door den
gemeenteraad gestelde voorwaarden aangenomen.
Aan den heer .Tb. de Vries, te Purmercnde, is voor
f 13.992 gegund: het maken van de gebouwen voor een
stoomgemaal enz. te Ivwadijk.
De voorjaarsverpachtingen der hooi- en weilanden in
den Tielerwaard zijn in vollen gang. De pachtprijzen onder
gaan geene merkbare verandering. Er zijn perccelen, die
5 a 10 pCt. minder opbrengen dan in het vorige jaar;
andere daarentegen handhaven hun ouden prijs, zoodat alles
dooreengenomen er van geen daling gesproken kan worden.
De prijs van het hooi blijft stationair, f 11 a 12 per
500 kilogram.
Uit Sint-Anna-Parochie schrijft men aan de Pr. Fr. Ct.:
„Minne Feenstra en Rinzc Bilstra, met hunne gezinnen
twee woonschepen alhier bewonende, hebben jl. Donderdag
linnne vrouwen en kinderen van boord gestuurd en naar
liet armenhuis gebragt, waarna zij zeiven met hunne schepen
enz. zijn vertrokken. De krachtige gezonde mannen beweerden
dat zij geen brood voor hunne gezinnen hadden en het ook
niet konden vinden. Het armbestuur nam maatregelen, om
de hulpelooze vrouwen en kinderen ter plaatse te brengen,
waar ze behoorden."
Op een groot boeren-boelgoed in de onmiddellijke
nabijheid van Blokzijl, kwam de regte kooplust weer boven,
waaruit bleek, dat de in het laatste jaar verlaagde prijzen
toch niet als normaal kunnen beschouwd worden. Alle
soorten vee, guste,- als kalfde- en melkkoeijen bragten
stevige prijzen op; de guste liepen van f 120 tot f 180,
de kalfde van f 180 tot f 240, de melkkoeijen van f 170
tot f 240; de schapen bragten, naar evenredigheid, nog het
meeste op. Alleen het hooi wa's goedkoop, geldende 1ste
kwaliteit pl. m. f 9 per 500 KG.
Men meldt uit Peize, dat aldaar veel kievitten gevangen
worden, doordien zij wegens de kou, als kippen om de
huizen loopen. Het ziet er slecht uit voor de eijerrapers.
Door den gouverneur-generaal van Nederlandsch Indië
is, ten vervolge op zijn in de Staatscourant van 18 Maart jl.
vermeld telegram, aan het departement van Koloniën berigt,
dat de krijgsverrigtingen in de XXII Moekim op den 23
Maart zijn hervat. Dien dag sneuvelden 4 mindere militairen
en werden L7 man gekwetst. Den 24sten werd mesigict
Indrapoerie genomen, waarbij 15 mindere militairen gewond
werden.
Naar aanleiding van een vraag, door een landbouwer
in een Duitsch blad gedaan, betreffende een kleinen motor
om een karn en een kneedmachine in beweging te brengen,
wordt door den hoogleeraar aan de landbouw-academie te
Halle a/S., tevens ingenieur hij het machinewezen, dr. A.
Wiist, het volgende medegedeeld: VVenscht men dat de
machine weinig ruimte zal innemen, dan is zonder twijfel
een staande heete-luchtmachine van paardekracht, die
aan veiligheid bij gebruik niets te wenschen overlaat, de
allerbeste. Hiervan kunnen aanbevolen wordena. de
Ridersche machine van Alexander Monski, te Eilenburg
(Saksen), die slechts 0.79 meter grondoppervlakte noodig
heeft en 860 mark (1 mark is gelijk 60 cents) kost; b. de
machine van Stenberg, geleverd door Gebr. Sachsenberg,
te Roslau aan de Elbe, waarvan grootte en prijs aan den
berigt ge ver niet bekend waren; c de machine van Hoek,
die ecliter voor niet minder dan 1 tot 4 paardekracht ver
vaardigd wordt en 2000 mark kost Het verbruik van
brandmateriaal bedraagt bij heete-luchtmachines gewoonlijk
wat dezen van mistress Curtis bevat en Estella er ook een ont
vangen beeft, kunnen wij elkaAr excuseeren."
lu weerwil van hetgeen mijne moeder zeide, hield Estella haren
brief in den zak, terwijl ik natuurlijk den mijnen las en bevond,
dat het 't bekoorlijkste epistel was, dat Stephen mij ooit geschreven
had. Ik was slechts 19 jaar oud en hij wijdde eene geheele blad
zijde aan de vertelling hoezeer hij mij gemist had en eene andere
oin mij mede te deelen hoe blijde hij was weer te Londen te komen.
Hij besloot den brief aldus:
„Gij ontvangt dezen Woensdag morgen en zult Vrijdag
weder van mij hoorendoch ik hoop, als alles goed gaat,
bijtijds in de stad te zijn en Vrijdag avond gedurende eenige
uren u te zien. Wilt ge uwe nicht zeggen, lieve, dat ik dan
het genoegen hoop te hebben, haar te ontmoeten?"
Die laatste zin verwonderde mij. Natuurlijk was ik blijde, dat
Stephen zich ten laatste verplicht gevoelde eenige notitie van Estella
te nemenevenwel scheen het vreemd, dat hij dit zoo plotseling
en op zulk eeue iu liet oog loopeude wijze deed. Ik bracht echter
de boodschap aan mijne nicht over, die haar niet buitengewoon
hartelijk ontving; doch door eene inij onverklaarbare oorzaak ver
anderde haar gedrag in den loop van den dag, want zij kwam in
mijne kamer, waar ik aan Stephen zat te schrijven, en zeide op
eenigszins aarzelenden toon
„Als ge aan raaster Sherwin schrijft, Marguerite, wilt ge hem
dan dauken voor zijne vriendelijke boodschap aan mij en hem
zeggen, dat ik met zeer veel genoegen mijne kennismaking met
hem te gemoet zie?"
„O, gij zijt juist bijtijds gekomen, Estella!" antwoordde ik
lachend, „want ik heb mijn brief bijna geëindigd cn meende
Stephen te schrijven, dat ik dacht, dal het denkbeeld van hem te
ontmoeten u niet beviel."
„Dat is werkelijk niet zoo," autwoordde Estella met warmte.
„Ik weet zeker, dat ik hem zeer genegen zal zijn, al was het
alleen om uwentwille."
„Houdt ge ook uiet van hem om mijnentwille?" voegde ik er
tergend bij. „Maar gaat ge uit, Estella?" vroeg ik, toen ik zag,
dat zij gekleed was voor eene wandeling.
„Ik ga alléén naar de post, lieve!" was het antwoord. „Wil ik
uw brief ook medeuemen?"
„Neen, ik heb nog niet geëindigd en daarna heb ik er nog een
voor mama te schrijvendoch het is uiet noodig, dat gij gaat,
Estella! Jane kan ze tijdig naar de post brengen. Gij ziet er
vandaag vermoeid uit."
„Ik heb hoofdpijn eu denk. dat eene wandeling mij gued zal
doen. Au revoir, Marguerite!"
„Au revoir dear!" antwoordde ik, terwijl ik mijne pen weder
opnam, mij verwonderende dat Estella altijd Terkoos zelve hare
brieven naar de post te brengen. Ik was zeer blijde, dat zij en
Stephen zulke goede vrienden schenen te zullen worden en droeg
zorg hare boodschap nauwkeurig over te brengen.
Wordt vervolgd.)
4 tot 5 Kgr. per paardekracht, dus bij i paardekraclit-
machine, voor een geheelen dag ongeveer 30 Kgr. Eenige
Kgr. meer of minder brandstof per dag kunnen op de keuze
geen invloed uitoefenen, maar 't. is wel van belang dat bij
het gebruik der machines van Hoek geen koelwater noodig
is, terwijl de beide andere per paardekracht en uur ten
minste 200 liter koelwater verbruiken, of zij moeten van
een reservoir voorzien zijn, waaruit bet koelwater toevloeit
en met een kleine pomp weder teruggepompt wordt. Kan
men van gas gebruik maken, dan verdient de gasmachine
van Otto de voorkeur, die, wel is waar nog al plaatsruimte
inneemt, maar die zeer gemakkelijk in liet gebruik is.
Niet onbelangrijk is liet welligt hierbij eenige cijfers te
vermelden, door den genoemden deskundige elders mede
gedeeld. Zij betreffen de trouwens niet ver voerbare
heete-luchtmacliine volgens het stelsel van Lehmann. Deze
machines kosten al naar gelang van de kracht waarmede
zij werken voor:
i, i, f, 1. 1|, 2 paardeler.
690,1320,1710,2160,2820, 3450 M. of
1.66, 0.94, 0.59, 0.54, 0.51, 0.47 M. p. paardekr. eu p. u.
Evenals bij andere motors wordt de prijs per uur en
paardekracht duurder, naarmate zij minder vermogen be
zitten. Het duurste is de kracht van menschen en dieren.
Want terwijl de genoemde kosten bij het gebruik van een
gewone locomobile 1013 cents bedragen en voor een
calorische machine 35 cents, kost de kracht van een paard
in den rosmolen ongeveer 50 tot 76 en van een mensch
180 cents.
De democraten in Denemarken. Reeds is
medegedeeld, dat de ook hier te lande bekende Noorweegsclie
dichter Bjömstjerne Björnson zich in de laatste jaren ook
als volksleider heeft doen kennen, en hij zijne toespraken
aan de eene zijde veel sympathie voor een naauwere ver-
eeniging met Duitschland, door aansluiting hij het Tolver
bond, aan den dag gelegd heeft, terwijl hij van den anderen
kant zijne landgenooten van de Zweedsche regering, die hij
als eene overheerscheres voorstelt, atkeerig tracht te maken.
Een Deensch blad deelt thans mede: Voor eenige dagen
werd te Christiania eene volksvergadering gehouden, door
Björnson bijeengeroepen, waarin hij het voorstel, om het
vereenigingsteeken met Zweden voortaan uit de Xoorweegsche
vlag te doen vervallen en alleen een eigen nationale vlag
te gebruiken, krachtig ondersteunde. De arbeiders verocniging
en de zeelieden verklaarden zich ten sterkste tegen dat
voorstel, zoodat de leiders het niet tot eene eindstemming
durfden laten komen. Voor het lokaal der vergadering
stond een menigte volks gschaard, waarvan een gedeelte
schreenweude cn fluitende na afloop der vergadering zich
naar de Nieuwe Markt begaf, waar een hunner, in een
stoel geplaatst en op die wijze in de hoogte gedragen, een
vlaggelied voordroeg. De menigte ging dien avond rustig
uiteen. Op het berigt, dat eenige leden van het Storthing
den volgenden avond in het Hotel Royal een feest zouden
geven aan hen, die het voorstel tot verandering der vlag
hadden ingediend, verzamelde zich des avonds eene groote
volkshoop voor het hotel. Sommigen riepen: „Leve Björn-
stjernc!" doch de massa beantwoordde dien kreet niet:
„Leve de Unie! wij willen geen andere vlag hebben! Laat
Bjömstjerne zich maar vertoonen, dan zullen wij hem te
water doen gaan!" Daarop trok het volk zingende en
schreeuwende een gedeelte der stad door, wierp bij enkele
voorstanders der vlag verandering de glazen in en moest
ten slotte door de politie uiteen gedreven worden.
Het is te begrijpen, dat mew Björnson in Zweden, waar
hij vroeger zeer vereerd werd, thans alles behalve genegen
zal blijven.
Men kan dan op niets meer vertrouwen, niets staat
meer onwrikbaar vast, zelfs geen spreekwoord meer, waarop
men, als op de uitdrukking van der voorvaderen gezamen
lijke en beproefde wijsheid, tot nu toe als een onomstootbaar
axioma kon bouwen. We bedoelen: De morgenstond heeft
goud in den mond, en als de Engelschen het in een rijmpje
nog sterker uitdrukken, dat vroeg naar bed en vroeg op
een mensch gezondweltevreden en wijs maakt. En wat
heeft dat spreekwoord al een dienst gedaan, ter moraliseering
veelzins, wij noemen nu alleen bij de opvoeding der kindertjes,
om het jonge goedje 's avonds hij tijds van den vloer te
krijgen, en 's morgens tijdig genoeg bij de hand, om na de
processen van reiniging, kleeding en voeding, op het bepaalde
uur in de school te zijn en zoo geen mauvaise marqué wegens
„te laat" te krijgen. En nu wordt dat schoone, dat heilzame
spreekwoord ook al onderst boven gesmeten. En dat doet
de wetenschap't Is raarzegt deze. Leve zijroept een
ander. Leve de wetenschap, en dan vooral hare onderafdeeling
de statistiek. Die cijferjuffer is onfeilbaar, die brengt alle
valschheden aan liet licht, en zij heeft een stalen voorhoofd,
zij stoort er zich niet aan of hetgeen zij omstoot oud en
eerwaardig is, zelfs niet al rustte de heele wereld, de morele
wereld er op. Wij moesten, dan als de wetenschap de
behoefte aan eene morele wereld nog niet heel en al op zij
heeft gecijferd, maar eene andere zoeken. Het is waar,
zoo eens rondglurende onder natuurgenooten kwam ons wel
meermalen een ander onder het oog, dat ons aan de konstante
waarheid van liet spreekwoord twijfelen deed; maar nu is
er een man opgestaan in het Rijk van Germanje, en die-man
heeft regt van spreken, want hij is een heuschelijk gepro
moveerd doctor.
Die man lïeeft nasporingen, onderzoekingen ingesteld,
niet alleen maanden, maar jaren lang; hij heeft geteld,
gewikt en gewogen, alles „wetenschappelijk," zoo noodig
ook in „constitutionelen zin" en hij heeft „kwantitatief"
en „kwalitatief" het resultaat opgemaakt, dat het spreek
woord niet alleen falend, maar leugenachtig is. Onfeilbaar
statistisch is hem gebleken, dat verre de groote meerder
heid der tachtigers enz. wier leven cn leefwijze hij naauw-
keurig heeft nagegaan uit „betrouwbare bronnen" juist
zijn geweest personen die hun leven lang gewoon waren
diep in den nacht te waken, te werken of te genieten, en
dan „een gat in den dag.te slapen." Daartegenover heeft
hij even zorgvuldig en wetenschappelijk gadegeslagen, ge
durende zeer geruimen tijd, een groot aantal „vroeg opsta-
ners" cn die door vroeg naar bed te gaan, toch aan hun
quantum rust niets te kort kwamenwelnu, de gezondheids
toestand van hen was geen enkelen graad beter dan van de
langslapers. Hij heeft verder op het resultaat zijner onder
zoekingen de conclusie gebaseerd, dat, in stede dat het
vroeg opstaan bepaald nut en voordeel zou aanbrengen,
het veeleer strekt om de pliysische kracht te helpen uit
putten en het leven te verkorten. Stellig verklaart hij dat
vroeg opstaan bij laat waken verderfelijk moet geacht
worden, en dat het een volstrekt valsch begrip is dat de
vroege morgen, het meest sterkend gedeelte van den geheelen
dag zoude zijn. Integendeel, hij is geschikt om een onaan
genaam gevoel van moe- en matheid aan t<a brengen, en
de „morgen-gezondheid" is voor vele gestellen vrij wat
gevaarlijker dan een „dauwige avond."
Of de groote doctor gelijk heeft? Een wetenschappelijk
contra-onderzoek moge tot beslissing helpen. Het spreekwoord
zal trouwens wel niet volkomen gelijk hebben; verschil van
gestel, van woonplaats, van bezigheden, blijven niet buiten
berekening; 't is hier, zooals de oude baardschrapper-chirurgijn
in zijne memoranda van hetzelfde middel opschi'eef: heilzaam
voor den smid van Katwijk-Buiten, doodelijk voor den smid
van Katwijk-Binnen. (Amst. Cour.)
De talentvolle Italiaansche schrijver Edinondo de Amicis
besluit zijn „Laatste dag te Parijs" met de volgende regelen,
door ons ontleend aan de N. Rott. Ort.
Wanneer men te Parijs lang blijft, voelt men beurtelings
geestdrift en walging.
Verscheidene avonden zult gij door de hel verlichte straten
naar huis terugkecren, met een doodelijken afkeer in uw
hart en een brandend heimwee naar het vaderlaud. Dan,
op een schoonen herfstdag, zult gij u weer met de stad
verzoenen, wanneer gij eene dier luidruchtige uitingen van
volksvreugde bijwoont, die zelfs op de somberste naturen
aanstekelijk werken.
Een anderen keer treft u eene kleine vernedering, gij wordt
geërgerd door eene onzinnige woordspeling, die van mond
tot mond gaat, of door liet gezigt van eene walgelijke
onzedelijkheid, en terstond keeren de oude verbittering en
weerzin met zooveel hevigheid terug, dat gij de stad plotse
ling zoudt willen zien verdwijnen, als een legertent die door
den storm opgenomen wordt. Doch later schaamt gij u over
dien haat, en bedenkt welk eene leegte er iu uw leven zou
ontstaan, wanneer ineens alles daaruit weggenomen werd,
wat gij van kindsbeen af aan den naam van Parijs hebt
leeren verbinden.
En zoo zal het voortgaan tot den laatsteu dag; als eene
mooije, grillige courtisane zal Parijs u duizenden grieven
met duizenden liefkozingen vergoeden, en u al de perioden
van den hartstogt laten doorloopenheden zult gij nederig
aan hare voeten zitten, morgen een onbedwingbaren lust
gevoelen om haar te kwetsen en te beleedigen, en weer later
hare vergiffenis afsmeeken en onder eene nieuwe betoovcring
voortleven.
Ten laatste zult gij evenwel bemerken, hoe de band, die
u aan haar verbindt, eiken dag sterker geworden is. En dit
gevoel overvalt u het sterkst den avond vóór het scheiden,
wanneer gij voor den laatstcn keer de schitterende boulevards
aanschouwt, cn daarna het groote donkere station binnen
treedt. Hoezeer men ook verlangen mag zijn vaderland weer
te zien, op dat oogenblik is men droevig te moede bij het
vooruitzigt van terug te keeren in het kleine, nietige stadje,
waar men vandaan gekomen is; en voor het laatst tracht
men het verwijderde rumoer van Parijs op te vangen met
een onuitsprekelijke gewaarwording van afgunst en verlangen.
In een hoekje van den waggon gezeten, in half donker,
roept gij de stad voor uwe verbeelding terug, zooals gij ze
op een verrukkelijken Julij-ochtend van den toren van Nötre
Dame gezien hebt, toen de Seine er als een blaauw lint
doorheen scheen te loopen, en de horizont in fijne violet
kleurige nevelen verborgen lag op liet oogenblik waarop
de trommen van een regiment op het plein daar beneden u
een echo bragten van den slag bij Magenta.
O schoone en verschrikkelijke zondaresroept gij
dan uit, ik schenk u vergiffenis, en ik bemin u, zij het
ook ten koste mijner ziel!
Een Amsterdammer had drie kunstgebitten eu raakte
toch zonder tanden. Hij had zijne meid de dienst opgezegd
en uit wraakzucht verdween zij met de tanden. Zij kan
nu gemakkelijk met den mond vol tanden zitten.
Iemand zeide eens tot een man, die zeer kaal in de
plunje was, doch wiens vrouw veel kosten aan haar toilet
besteedde: „Maar, beste vriend, uwe kleeding steekt toch
wat al te veel bij die van uwe vrouw af.' „Ja, dat is
waar," was het antwoord, „maar mijn vrouw kleedt zich
uaar het Journaal en ik naar het Grootboek."
VisolilDerigten.
Sedert onze laatste opgaaf zijn er geene sloepen binnengekomen.
De haringvangst blijft maar zuinig; welligt dat het nu met het
zachte weer betert. De vangst was deze nacht van 4 tot 12 tal.
De prijs was f 5.50 tot f S per tal.
Garnalen zijn gisteren circa 300 a 350 manden gevangenver
tegenwoordigende f 1400.
10 beugers deden gisteren een schot bij den wal; men ving:
40 tot 120 roggen, 4 tot 8 schelvisschen en 3 tot 4 kabeljaanweu.
Men besteedde voor rog 86 c. a f 1, voor kabeljaauw f 2.25 per stuk.
Een drietsl bommen bragten een weinig schol en toug aan.
Benoemingen, enz.
Aan boord van het fregat Evertsen worden geplaatst:
met den 26 dezer de luits. ter zee 1ste kl. E. L. Ehnle, C. J.
de Jongh Hz., A. J. Krabbe, H. Bernelot Moens en W. E. Hazen
berg, eerstgenoemde als 1ste officier; de luits. ter zee 2de kl. A.
G. Ellis, J. H. Wouters, C. J. de Vriese, J. C. van Wessera,
O. H. Kuyk en C. A. de Brauw; de kapt. der mariniers P. S. C.
A. Courier dit Dubekart, belast met het bevel over het op dien
bodem in te schepen detachement mariniers; de 1ste luit. van dat
corps C. H. Pilaar; de off. van gez. 1ste kl. N. C. Slegt; de off.
van adm. 1ste kl. L. M. van Onselen en die der 3de kl. J. J.
van Diemen
met den 16 Mei de 1ste luits. der mariuiers J. H. van Wely,
C. J. Visser, II. A. J. Batteké en J. J. Reeringh.
De luit. ter zee 2de kl. C. F. de Ruyter de Wildt wordt met
den 26 dezer geplaatst aan boord van het wachtschip te Amsterdam.
Aan den opzigter der magazijnen bij de directie der Marine
alhier L. van Berk is, met den 31 Maart jl., wegens meer dan
65jarigen ouderdom, bij het vereischt getal dienstjaren, een eervol
ontslag uit 's Rijks dienst verleend, onder toekenning van zoodainig
pensioen, als waarop hij zal bevonden worden aanspraak te hebben.
Tot opzigter der magazijnen bij die directie is met ïwgang va®
heden benoemd de 1ste bewaarder J. Dekkers.
De off. van gez. 1ste kl. C. J. van Stockum, behoorende tot de
rol van het wachtschip te Amsterdnm en belast met de waarneming
vnu de geneeskundige dienst bij 's Rijks werf en het gedeelte;
mariniers aldaar, en G. Karssen, dienende aan boord van genoemden1
bodem, worden met den 30 dezer op non-activiteit gesteld en met
1 Mei vervangen respertivelijk door de off. vnu gez. 1ste kl. J. O'.
Harthooru en P. J. Feitkamp.
Met ingang van heden zijn o. a. benoemd tot telegrafisten 3de kl.
bij den Rijkstelegraaf: J. W. L. van Hengelaar, L. M. van. Hen
gelaar en P. Raadsveld, allen thans klerk 2de kl.