bouwlanden in verhouding tot andere jaren reeds ten achter
is, brengt de tegenwoordige weersgesteldheid daarbij nog
veel vertraging in het bespoedigen van het spitten, bezanijen
en poten der akkers. Zal de uijenteelt dit jaar weder van
grooten omvang zijn, die der bloemkool zal meer beperkt
worden.
Het transport Hongaarsche remontepaarden is Woens
dag jl. te Utrecht met een specialen trein, onder geleide
van Ilongaarsche voerlieden, uit Weenen gearriveerd. Er
waren 84 paarden, 4 voor officieren en 80 voor den troep.
De paarden zagen er over het algemeen goed uit, ofschoon
ze een spoortreinreis van bijna zeven dagen hadden gemaakt.
Daar de prijs voor de levering van verdere remonte-
paarden bij de uitbesteding te hoog was (de laagste in
schrijver was de ftfeer Koning voor f 840), is vanwege
het departement van Oorlog aan de commissie van officieren,
die nog te Budapestli vertoefde, opgedragen een tweede
transport van 40 paarden over te zenden. De Hongaarsche
paarden kosten f 520 per stuk. Er is dan tegenover den
aannemingsprijs nog een voordeel over. dat over de 120
paarden in het geheel natuurlijk geen onbelangrijke som
uitmaakt. (U. D.)
Uit Capelle (Langstraat) meldt men:
„Ofschoon de voorraad hooi bij de meeste landbouwers
en veehandelaars nog vrij groot is en de handel in dit
product tegenwoordig geheel stilstaat, zijn er toch reeds
door eenige veehouders koeijen in de weide gedaan. Op
hoog weiland kan zulks ook reeds geschieden, want daar
kunnen de koeijen het beter hebben dan op de beste
stallen, doch op lager gelegen landerijen zal men het, bij
het vele natte weder, nog zoo spoedig niet kunnen wagen.
Het vóór den winter uitgezaaide koren staat naar wensch
te velde, terwijl de rogge, die na de vorst gezaaid is,
met een schoone kleur te voorschijn komt. Met het poten
van aardappelen is men in deze streek allcrwege bezig."
De vele regens van de laatste dagen verschaffen den
landlieden op Schouwen zoo wordt uit Zierikzee
geschreven veel zorg. Zij hebben daar nl. de gewoonte
de klaverzaden in de landerijen te zaaijen, die een paar
dagen te voren met gerst of haver zijn gezaaid geworden.
Velen hadden zoo hun werk geregeld, in deze en de helft
der vorige week, maar zijn nu door den onophoudclijken
regen verhinderd hun klaverzaden uit te strooijen, op
voormelde wijze, wat hun veel schade kan berokkenen,
indien niet eene andere weersgesteldheid spoedig intreedt.
Immers wanneer de haver- en gerste-zaden reeds geschoten
of ontkiemd zijn, kan men niet voor de tweede maal die
gronden bewerken, zonder die granen, in hun ontkiemings
periode ie storen, en die storing kan hun opkomst on
mogelijk maken.
Het winterkoren staat prachtig, maar schiet door het
groeizame weder te veel op, het groeit in het blad en niet
in den wortel, zoodat de zonnestralen regtstreeks in den
zomer tot den wortel kunnen doorschieten en alle groei
krachten bijna benemen; hierdoor wordt het stroo wel, maar
het gewensehte beschot (of quantiteit) van het koren niet
ingezameld. Het lijnzaad is op verscheidene plaatsen reeds
gezaaid, het uijenzaad staat hier en daar reeds boven,
zoodat de Engelschen zich niet bevreesd behoeven te maken,
want er is dit jaar uitmuntend en in ruime getallen voor
hen gezorgd in deze polders.
Men mag het kinderachtig vinden, zoo meldt men
o. a. uit 's Ilage aan de Arnh. Crt., maar ik houd van
flaneren, liefst door de straten en liefst overdag. Men wordt
nu en dan getroffen door een aardig, pittig woord, in den
regel niet door een aristocratischen of fijnbeschaafden mond
gesproken. Dezer dagen nog hoorde ik een straatjongen
voor een winkel, wiens eigenaar met gouden letters op de
deur vermeld had, dat hij kapper was van Zijne Koninklijke
Hoogheid den Prins van Oranje, de juiste opmerking
maken: „nu! die zal zijn scharen ook niet verslijten!"
De boerenerven, behoorende tot de gasthuizen en
het burgerlijk armbestuur te Kampen, hebben jl. Woens-
dag bij publieke verhuring f 840 meer opgebragt dan bij
de vorige verpachting, niettegenstaande van een dier erven
sedert de laatste verhuring 14 hectaren land is afgenomen.
De prijzen der landerijen in Friesland zijn tegen
woordig sterk dalende. Eene boerderij te Hardegarijp, in
„Neen, lieve! Ik kom u goeden nacht wenschen."
„Hebt ge vergeten, dnt wij dit beneden reeds gedaan hebben?"
vroeg ik oenigszius boosaardig.
„O, ik herinner het mij!" zeide Estella lachende; doch ik gevoel
mij zóó gelukkig, Marguerite, dat ik tot iemaud moet spreken.
Hebben wij geen heerlijken avond gehad
„Ja, dat vooronderstel ik; doch ik denk niet, dat ik mijn schaak
spel met. master Sherwin half zoo opwekkend vond, als gij uwe
wanhopende coquetterie met 8ir Philip."
„Mijne coquetterie, zooals ge het gelieft te noemen, was voor
mij eene zeer ernstige zaak."
„Zoo scheen het," antwoordde ik, „en omdat gij gewoonlijk zoo
ingetogen zijt, Estella, was het des te ernstiger. Kom, ga naar
bed en tracht uw gedrag te verbeteren. Ik ben werkelijk half
genegen te gelooven, dat ge eene verschrikkelijke huichelaarster zijt."
„Ik vrees, dat ik het ben," zeide Estella, zich bukkende om mij
te kussen. O, Marguerite, gij weet niet.... gij kunt niet begrijpen...
en ik denk, dat ik eindelijk gelukkig zal zijn! Bid voor mij,
Marguerite, dat mijne hoop vervuld mag worden."
Na deze onbegrijpelijke toespraak verliet Estella mij. Ik viel
dien nacht in slaap in een doolhof van twijfel en geheimzinnigheid.
De volgende dag bleek een gewichtige te zijn. Mijne moeder,
voor wie zelfs een kalm diner eene ongewone vermoeienis was,
deed spoedig na het onlbijt eene morgenwandeling en Estella, die
evenmin op haar geraak scheen, stelde voor, dat wij een boek ter
hand nemen of eenig werk in het zomerhuis verrigten zouden, ten
einde een langen, rustigen morgen te hebben.
Het was dien morgen mijne beurt om overluid te lezen, doch
voor ik daarmede had geëindigd, werd ik in de rede gevallen door
Hnnnali, die ons aankondigde, dat sir Philip Douglas miss Estella
wensehte te spreken.
Met een bijna pijnlijken blos stond mijne nicht op, terwijl hare
kleine, wiite handen beefden toen zij haar borduurwerk zorgvuldig
opvouwde waarlijk zóó zorgvuldig, dat ik dacht, dat ze zich trachtte
te kalmecren vóór zij haren bezoeker ontving. Toen ze gereed was,
▼rocg ik haar onwillekeurig eenigszius ondeugend, of ik haar kon
helpen in haar onderhoud met sir Philip.
„Nog niet, Marguerite: nog niet lieve!" antwoordde zij ernstig.
„Ik wil echter niet langer geheimen voor u hebben."
Overtuigd, dat ik, wat ik ook in de toekomst mocht vernemen,
op dat oogenblik niet in staat was Estella's vreemd gedrag te
begrijpen, begon ik wederom rustig te lezen en daar ik in mijn
boek verdiept geraakte, bemerkte ik niet, hoe lang mijne nicht
afwezig bleef en hoorde haar ook niet terugkeeren, totdat er een
schaduw op het boek viel en eene kleine witte hand gelegd werd
op de bladzijde, die ik las.
(Slot volfft.)
187G gekocht voor f 70,000, kon laatstelijk bij verkoop
slechts f 50,000 opbrengen, eene vermindering dus in
waarde van f 20,000 in den tijd van drie jaren.
Op eene tweede, zeer groote, publieke verhuring te
Blokzijl van zeer goed en middelmatig hooi- eri weiland
bleek alweder, en nu nog meer in 't oog loopend dan den
vorigen keer, dat de huurprijzen, bij de laatste jaren verge
leken, buitengewoon en van enkele peiceelen zelfs meer
dan twee derden gedaald zijn. Een stuk land o. a. dat
voor twee jaar nog f 250 aan huur opbragt kon heden
niet meer gelden dan f 62.
In het eerste kwartaal dezes jaars zijn uit de vier
noordelijke provinciën ruim 30,000 nuchtere kalfsvellen
vervoerd. Wanneer men deze opgaaf voegt bij den ver
koop van 50,000 stuks vee in dien tijd, dan krijgt men
nog grooter denkbeeld van den veestapel, maar tevens van
de kolossale worst makerijen en van het verbruik van
nuchteren kalfsvleesch
Volgens de Natal Witness luidt de verklaring, die
op de bijeenkomst te Wonderfontein door een groot aantal
Transvaalsche boeren bezworen werd, als volgt:
„In tegenwoordigheid van den almagtigen God, den
kenner der harten, en Hem om bijstand en genade smee-
kende, hebben wij, burgers der Zuid-Afrikaansche Repu
bliek, voor ons en voor onze kinderen, plegtig besloten,
ons in een heilig verbond te vereenigen, hetgeen wij met
een plegtigen eed bezweren.
Het is nu veertig jaar geleden, dat onze vaderen de
Kaapkolonie hebben verlaten, ten einde een vrij en onaf
hankelijk volk te worden. Deze veertig jaren waren
veertig jaren van smart en van lijden. Wij hebben
Natal, den Oranje-Vrijstaat en de Zuid-Afrikaansche Repu
bliek gesticht, en drie malen heeft liet Engelsehe gouver
nement onze vrijheid onder den voet getreden. En onze
vlag, in liet bloed en de tranen onzer vaderen gedoopt,
is nedergedaald. Als door een dief in den nacht is onze
vrije Republiek ons ontstolen. Wij kunnen, wij mogen
dit niet verdragen. Het is Gods wil, dat de eenheid onzer
vaderen en de liefde voor onze kinderen ons den pligt
opleggen om het erfdeel onzer vaderen ongeschonden aan
onze kinderen over te leveren.
Het is om deze reden, dat wij ons hier vereenigen en
elkander do hand geven als mannen en broeders, plegtig
belovende om ons land en ons volk getrouw te blijven
en, met het oog naar God gerigt, tot onzen dood zamen
te werken tot de herstelling van de vrijheid onzer Repu
bliek. Zoo waarlijk helpe ons God Almagtig."
Binnen eenige dagen wordt te Tónning terugverwacht
de in Januarij jl. van daar naar Canada vertrokken stoom
boot Schleswig. De lading van dat schip bestaat uit 510
stuks rundvoe, waaronder 250 ossen, zwaarder dan in
Sleeswijk voorkomen, en 303 varkens. De boot zal zich
aan eene quarantaine van 10 dagen moeten onderwerpen.
De Onderkoning van Egypte gaat met onloochenbare
handigheid voort, zich zijn Europeesche curators van den
hals te schuiven en bekommert zich voorloopig volstrekt
niet over de verontwaardiging, die hij in Frankrijk en
Engeland opwekt.
In Termessee is eene wet aangenomen, waarbij het
billart- en kegelspel aan minderjarigen is verboden.
Een strooijen dameshoedje, allersnoeperigst met bloem
slingers opgemaakt, heet a la Chloê; een ander a Irlandaise
wordt op het hoogopgebonden haar vastgestoken en doet
aan een pas neergestreken vlinder denken. Een derde,
altijd van stroo, heeft vorm en vederdos zooals aan de
hoffeesten van Maria Antoinette werd gedragen en wordt
dan ook Trlanon genoemd; een vierde herinnert de breed
gerande zonneschermen van het Directoire; terwijl een vijfde
eindelijk met veéren en pluimen a la. Restauratïon tegen
het aanstaand saizoen ook wel burgerregt zal krijgen. Zie
hier „de laatste smaak."
Berigten uit Atsjln.
Een bij liet departement van Koloniën ontvangen telegram van
den gouverneur-generaal van Nederlandsch Indië, dd. 9 dezer, bevat
de volgende tijdingen uit Atsjin:
Volgens berigten van den Gouverneur hebben de troepen in de
XXII Moekim zich van 27 Maart tot 5 April bezig gehouden met
het bevestigen van hun bivouaes, het aanbrengen van vivres, het
verbeteren van de wegen en het maken van verkenningen.
De transponen werden niet beschoten. Toekoe Bintang, eerste
Hoofd van Idrapoeri, kwam in onderwerping, en enkele andere
Hoofden knoopten onderwerpingen aan. Pauglima Polim vlugtte naar
(iliëng. De weersgesteldheid was ongunstig, het terrein bijna onbe
gaanbaar. Bij de agerende troepen veel zieken.
De Aruh. Crt. ontleent het volgende aan een brief, in bet laatst
van Februarij uit Atsjiu geschreven, door iemand die na tweejarig
verlof hier te laude, zich thans weder in Atsjin bevindt.
„Zooals gij u herinneren zult, zag ik vroeger de zaken hier nog
al douker in; sedert ik de toestanden hier na eene afwezigheid van
twee jaren op nieuw heb bekeken, moet ik zeggen, dat er in dien
tijd veel vooruitgang gekomen is, heigeen voornamelijk het gevolg
is van de ijzeren hand, waarmede de generaal van der Hevelen hier
regeert. De Atsjinezen zijn bang voor hem, zoodat met het oog
op de aanstaande manoeuvres, vele hoofden zicli komen onderwerpen,
daar anders hunne kampongs onherroepelijk in brand gestoken
worden. Het zou mij niet verwonderen, dat de Atsjiu-oorlog dit
jaar afloopt, hetwelk nu niet zóó opgenomen moet worden, d it dan
overal dadelijk volkomen rust zou heerschcn, want dal zal nog
jaren en jaren durenmaar zoo, dat wij niet meer voortdurend
tot de tanden gewapend tegenover elkander behoeven te staan en
onze krijgsmagt kunnen verminderen.
Alles hangt hier nu op het oogenblik af van het weer; als het
hier maar een paar dagen regent, staat een groot gedeelte van de
vlakte van Atsjin onder water, en wel voornamelijk de rijstvelden,
zoodat er in zulk eeu tijd niet kan geageerd worden.
Nu heb ik hier nog bijna niets anders gezien dan regen, zoo
sterk, dal sedert 1 Januarij de rivier viermalen ovcrgeloopen is, en
het terrein daardoor zoo nat is geworden, dat als het weèr ten
goede keert, het nog wel een poosje duren zal, eer er aan vechten
te denken valt. Het is jammer, dit het weer zoo tegenloopt, want
de generaal heeft goede voornemens; hij zal nu binnen kort zijn
grooten slag slaan, waarvan voor de naaste toekomst alles zal afhangen.
Hij is een voortvarend man, die van ongeduld brandt om er op los
te gaan. Het is goed, dat de chef van den staf, de majoor Geij
van Pittius, een kalm en bezadigd niau is, anders zon de generaal
misschien met zijne soldaatjes door het water gaan ploeteren, wat
minder goed zou zijn.
Hier in den kraton is alles een boel mooijcr geworden. De oude
Atsjinesche krotten hebben plaats gemaakt voor flinke houten kazernes,
wegen en bru?gen; er is eene nette sociëteit gekomen; een gebeele
rij winkels staat er, waar men alles krijgen kan wat men noodig
liecft, zoodat men hier thans veel beter, maar ook veel duurder, leeft
dan vroeger, toen dc noodigste zaken voor geen geld te koop waren."
Visctitoerlgten.
De goede week, cf een der beste weken van het jaar voor den
visehhandel, heeft thans weinig Opgeleverd. Door het barre weder
zijn geen sloepen en ook geen schuiten met schol, tong cn tarbot
aangekomen; alleen wat kleine scholletjes, die voor den groothandel
geen beteekenis hebben.
Ook de garnalen- en haringvangst was van geen belang; alles
leed door de koude. Enkele tallen haring werden gevangen en
golden van f 3.50 tot f 5.per tal.
Franltrlj Bl.
De Morgne, de nuttige, maar weinig aantrekkelijke
plaats te Parijs, waar de lijken van onbekende drenkelingen,
vermoorden, soms ook de voorwerpen, waarmee een misdaad
werd gepleegd, ter herkenning worden heengebragt, is juist
niet geschikt om bezocht te worden door personen met een
bijzonder prikkelbaar zenuwgestel. Dat bleek wcör dezer
dagen, toen een voorbijganger, een aantal nieuwsgierigen
het gebouw ziende ingaan, er ook binnentrad. Nadat hij
eenigen tijd de tentoongestelde voorwerpen had beschouwd
en daaronder een ponjaard, waarmee onlangs een vreeselijke
misdaad werd gepleegd, doch waarvan de eigenaar tot dusver
onbekeud bleef, stiet hij plotseling een doordringenden kreet
uit en viel in zwijm. Eindelijk weder bijgekomen, werd
hij voor een commissaris van politie gebragt, die hem na
een kort verhoor echter spoedig weder ontsloeg. Onder de
omstanders liep natuurlijk weldra het gerucht, dat de
vreemdeling den ponjaard had herkend, ja eindelijk zelfs,
dat hij de moordenaar was. En toch, de al te fijngevoelige
toeschouwer was iemand, diu den vorigen dag van liet
platteland gekotuen en dus met dergelijke Paiijsche geheime
nissen ten eenemale onbekend was.
Aan Rochefort is genade verleend. Hij is reeds te
Parijs teruggekeerd.
Engeland.
De nieuwe nederlaag, die de Engelsehe troepen aan de
Kaap geleden hebben, zal wel op den verderen loop der
zaken aldaar, nu de versterkingen aangekomen zijn, niet
veel invloed hebben, doch do indruk die het feit alom
maakt is een zeer slechte. Niet alleen dat. hier van geen
overompeling gesproken mag worden, maar het gevecht
heeft niet plaats gehad in Zoeloeland maar op Engelsch
grondgebied, namelijk tussclien Derby en Luneberg in
Swaziland, dat is in den Zuidoostelijken uithoek van den
Transvaal, tusschcn het Zoeloeland en het Drakengebergte.
Of het de Zoeloe's geweest zijn, met wie de Engelschen
ditmaal te doen hadden, wordt betwijfeld. Het welbekende
kafferhoofd Umbeline is geen Zoeloe. Ook is het niet
waarschijnlijk, dat Cetawayo een korps van 4000 man zou
beschikbaar hebben gehad op zóó grooten afstand var. de
meest bedreigde punten aan zijn grens.
Uit de telegrammen van Engelsehe bladen is duidelijk
op te maken, dat de nieuwe nederlaag der Engelschen in
Transvaal weder grootendeels te wijten is aan de zorgeloos
heid van don kommandant, die goedvond te kampeeren op
een plaats, die een overrompeling bijzonder gemakkelijk
maakte.
De vijandelijkheden tussehen PeruBolivia en Chili
hebben een aanvang genomen. Een Chileesch oorlogs
eskader blokkeerde den 5 dezer de haven van Iquique(Peru).
DultscHlan<i.
In don Opper-Elzas heeft zich een vreeselijk geval
voorgedaan. Te Bollweiler kwam op 1 April een man
bloedend en deerlijk gehavend, verklarende, dat hij door
een naakt mensch op het open veld was aangevallen. Men
geloofde den man niet en dacht, dat hij in eene kloppartij
zoo zon zijn toegetakeld. Eenige uren later echter vond
men in het veld twee lijken van vrouwen, die daar had
den gearbeid. Hare hoofden waren volkomen tot gruis
geslagen. Toen kwamen ook twee personen zich beklagen,
dat zij aangevallen waren door een naakt, over zijn ge
beele lijf met bloed besmeerden man. Zij hadden zich
door de vlugt gered. Nu ging men tot een algemeene
jagt over. Eerst den volgenden dag gelukte het, den
misdadiger in het bosch te vangen. Hij is 34 jaren oud,
was vroeger soldaat in Fransche dienst, heet. Gutinann en
is te Hagenau geboren. Als beweegredenen voor zijne
handelingen verklaart hij, door den duivel daartoe aangezet
te zijn. De satan had als een zwarte gedaante altijd naast
hem gestaan en had hem zoo aangezet. De moordenaar
was althans in zóóver bij zijn verstand, dat hij zijne wan
daden in hare bijzonderheden kon mededeelen.
Rusland..
De nihilistische hervormers. De Russische Keizer
moet onlangs een schrijven van het nihilistische centrale
comité hebben ontvangen, waarin hem de verzekering wordt
gegeven, dat noch hem noch eenig lid der keizerlijke familie
ooit gevaar zal dreigen van de zijde der nihilistendaaren
tegen zullen de gezworenen voortgaan met te schieten, te
steken en te moorden tot dat de geheele kliek, welke den
Keizer omgeeft, verdelgd is.
In dit stuk worden den regters onregtvaardigheden, den
cipiers wreedheden verweten.
Dat de politie den dader van den moordaanslag op generaal
Drentelen gevat heeft, gelijk aan de Wiener Abendpost
geschreven werd en die ook reeds zijn naam mededeelde
is nog niet bevestigd. De nihilisten gaan intusschen voort
met hun arbeid en de uitwerking van hun stelsel van
waarschuwingen en kennisgevingen blijft niet uit. De
directeur der kanselarij van het stedelijk kommandement te
Petersburg en zijn personeel hebben, zooals de Nowosti
schrijft, na door het geheime revolutionaire comité daartoe
te zijn aangemaand, voor hunne betrekkingen bedankt, ten
gevolge waarvan de werkelijke staatsraad Turtschaninoft
en de gewezen onder-gouverneur van CharkoffScheltuchin
voorloopig met die ambten zijn bekleed. Naauwelijks waren
deze den 27sten Maart in functie getreden, of reeds den
dag daarop bekwamen zij beiden de aanzegging, dat een
zekere dood heii dreigde, indien zij hunne betrekkingen
uitoefenden. Ook deze beide heeren dienden daarop hun
ontslag in, dat evenwel tot heden niet aangenomen is.
Meer moed toont de kommandant van Petersburg, de
generaal-majoor Surofi', die, ondanks hel aantal bedreigingen
dat hij bijna dagelijks bekomt, geduldig op zijn post blijft.
Maar Suroff is dan ook voortdurend door een talrijke
schaar gendarmen in uniform en in burgerkleeding omgeven.
Amerika.
Een merkwaardig feest werd den 10 Maart 11. te New*-
York gevierd, namelijk de 25ste verjaardag van het leggen
van den eersten telegraafkabel door den Oceaan. De heer