De heer Visser van Ilazerswoudc behandelt in het Meinummer
van het Maandblad der Hollandscbe Maatschappij van Landbouw
een onderwerp van groot actueel belang:
„Ik wenschte zoo gaarne," zegt hij, „ieder te overtuigen van het
nut van het landbouw-onderwijs, zoowel de landbouwers als de
niet-landbouwcrs, maar bovenal ben die meenen, dat het bedrijf
alleen door de uitoefening kan worden geleerd.
Hij wenscht dat, vooral met het oog op den ongunstigen toestand
van den landbouw. De klagten daarover, zegt hij. zijn algemeen in
Europa. „Leest de dagbladen van Engeland, België, Fraukrijk en
overal zult gij dezelfde treurtoonen terugvinden. Sommigen wenden
zich tot de regeringen, evenals in allen nood, waaruit zij zich niet
weten te redden, en zeggenbeschermt ons door inkomende regtcn
„Maar het is nu eenmaal uitgemaakt, dat alles wat door de
regering op een kunstmatige wijze wordt beschermd, niet vóór-,
maar achteruitgaat. Evenmin als de regering den uitvoer van vee
heeft kunnen beletten, waardoor de landbouw heeft gebloeid, maar
de prijzen zijn gestegen, evenmin kan de regering den invoer van
producten beletten, waardoor de prijzen eventueel kunnen dalen.
Het kan daarenboven niet opkomen in het gezond hoofd van den
Hollandschen landbouwer, om zijn voordeel te doen in dagen van
misgewas en gebrek. De tijden van hongersnood zijn gelukkig
voorbij, en wij hebben dit te danken aan den vrijen handel.
Het is niet door oorlog te voeren met tarieven van inkomende
regten, dat de regeringen den toestand zullen verbeteren. Zij kunnen
elkander speldeprikken geven, maar zullen op die wijze den land
bouw niet doen bloeijen. In kleine landen eindelijk, als België en
Nederland, zouden dergelijke maatregelen feitelijk onmogelijk zijn.
„Maar wat moet er dan gedaan worden, opdat de landbouw beloond
worde voor zijn arbeid en rente kan genieten voor zijn kapitaal?
Het antwoord is niet moeijelijk. De grond moet meer voortbrengen
en de producten moeten worden verbeterd. Daarvoor vragen wij
onderwijs, en voornamelijk lager landbouw-onderwijs. Het kan niet
genoeg worden herhaald, hoe dringend noodzakelijk deze behoefte is
en op welke wijze dat onderwijs kan worden tot stand gebrogt.„
Na opgemerkt te hebben dat Frankrijk ons op den goeden weg
is voorgegaan, door een wet aan te nemen, waarbij bepaald is, dat
binnen vijf jaren het land- en tuinbouw-onderwijs verpligtcud zal
zijn op de lagere scholen, eindigt de heer V. zijn artikel aldus
„Waar andere volken ons zoo voorgaan, mogen wij daarbij niet
stilzitten. Nederland heeft door zijn ligging en door zijn vrucht
bare gronden altijd behoord ouder de eerste der landbouwdryvende
natiën. Wij moeten alles in het werk stellen om ons op die hoogte
te handhaven. Maar wanneer anderen onderwijs geven en wij dc
zaken op haar beloop laten, is de strijd niet gelijk.
Maatschappijen en particulieren kunnen hier niet direct tusschen-
beide treden. Zij kunnen alleen de regering herhaaldelijk opmerk
zaam maken op het dreigend gevaar, en dan is het de pligt der
regering toe te zien wat haar in deze te doen staat."
VlscHt>eristen.
De beugers vingen gisteren niet veel schelvisch; daarentegen
bragten de korders dezen morgen zeer veel kleine schelvisschen aan,
zoomede van 50 tot 200 groote. Kleine, middelbare en groote
tongen werden nog al aangebragt; ook diverse tarbotten, grieten
en vooral veel roode ponen sierden de markt. De laatste worden
vooral door de Israëlieten gezocht. Geep is in eens van f 15 tot
op f 3.50 a f 4.50 gedaaldwel een groot verschil in een
paar dagen.
Alle sloepen en loggers zij nu in zee.
Benoemingen, exxzs.
Aan den heer P. II. Veisen, ontvanger der registratie en domeinen
alhier, vroeger te Oirschot, is op zijn verzoek eervol ontslag verleend
als kantonregter-plaatsvervanger in laatstgenoemde gemeente.
De benoeming vau den luitenant-kolonel J. A. IJ. van Es, als
lid der commissie tot liet afnemen van het eindexamen aan de
adelborsten 2de kl., is ingetrokken en in zijne plaats is benoemd de
luitenant-kolonel bij het korps mariniers J. Gautier.
De commissie, belast met het examineren der sollicitanten voor
de betrekking van machinist-leerling 2de klasse bij de Marine,
bestaat uit de heereu A. F. J. Frackers, luit. ter zee 1ste kl.
G. J. Sluijterman, luit. ter zee 2de kl.; J. C. Graue, off.-mach.
2de kl. en J. H. Gijzen, mach. 2de kl. bij de Marine.
De plaatsing van den luit. ter zee 1ste kl. H. J. K. Sutherland,
als 1ste off op het ramschip Stier, wordt ingetrokken. Die betrek
king is opgedragen aan den luit. ter zee lste kl. H. Quispel.
De off. vau adm. 2de kl. P. Gallas, dienende bij het escader in
Oost-Indië, is op zijn verzoek eervol uit de zeedienst ontslagen,
met den laatsten der maand, waarin dat besluit te zijner kennis
zal worden gebragt.
volgende bericht gezonden
„Kom zonder dralen tot mij en breng aanzienlijke sommen
mee; het geldt het erediet van onzen vriend staande te
houden. Alles nader mondeling en uitvoerig door
uwe Melanie."
Nadat de eerste vroolijke ontmoetingen tusschen vader en dochter
en de beide oude vrienden waren afgeloopen, trokken Décamps en
Melanie zich uit het gezelschap terug. Geruimen tijd bleven zij te
samen. Daarop werd William Retcbaw verzocht bij den heer
Décamps te komen. Met een hevig kloppend hart begaf hij zich
naar de kamer van Melanie, de ontknooping van zijn lot moest
nu volgen. In den laatsten tijd had hij zich met de gedachte
verzoend om Melanie tot eclitgenoote te nemen; zij scheen hem
thans meer beminnelijk dan vroeger toe. Ofschoon bij niet op
zulk een huiselijk geluk kon hopen, als hij zonder twijfel met
Alice zou gehad hebben, geloofde hij toch aan de zijde der jonge
Creole een vreedzaam huiselijk leven te zullen genieten. Aan de
andere zijde hield hij het echter voor onmogelijk, dat Melanie hem
thans nog, na de ondubbelzinnige mededeelingen. die hij haar
gegeven had, tot echtgenoot zou nemen.
In zwarte kanten gehuld, die het bleeke gelaat met de don
ker glanzende oogen nog sckooner deden uitkomen, lag Melanie,
meer dan ze zat, in een schommelstoel. Een lichte blos overtoog
haar aangezicht, toen William Retcbaw binnentrad. Nadat hij den
heer Décamps eerbiedig had gegroet, richtte hij zijne oogen vragend
naar Melanie.
„Miju vader zal u het antwoord geven op het voorstel, dat gc
mij eenige weken geleden gedaan hebt, William!" zeide zij op een
vriendelijken en voorkomenden toon.
Mijnheer Décamps bood den jongen consul de hand en plaatste
hem op een fauteuil tegenover Melanie, zelve plaats nemende aan
de zijde der jongelieden. Daarop sprak hij met ccne van ontroering
sidderende stem„Mijn kind heeft mij uwe rondborstige en eerlijke
handelwijze verteld. Daar ik u persoonlijk ken en tevens een diepen
blik in uw karakter geslagen heb, betreur ik het des te inniger,
dat dc lang gekoesterde wensch van mij en uwe dierbare ouders
niet vervuld kan worden. Doch ofschoon nu onze wenschen onver
vuld blijven, bestaat er geen reden om onze gemeenschappelijke
betrekkingen, waarin we jarenlang tot elkander gestaan hebben, te
verbreken; integendeel, het is onmogelijk, dat ik de belangen, die
ik in Europa heb, aan waardiger handen kan toevertrouwen, dan
aan de uwe. Melanie is voor zichzelve reeds meesteres van het
aanzienlijk vermogen van hare moeder en zij heeft besloten dit te
besteden om met u eene handelsverbindtenis aan te gaan. Zij is
bereid om dadelijk, indien gij er zelf niets tegen hebt, uw stille
compagnon te worden. Zoodra ten opzichte van deze zaak de
noodige formaliteiten zijn vervuld, keert ze met mij naar Amerika
terug."
(Wordt ercolgd.)
Staten-Generaal.
Tweede Kamer.
Zitting van Maandag 19 Mei. Met de behandeling der
Kanalen-wet vordt voortgegaan. Meer bepaald is aan de orde het
onderdeel van art. 1, betreflende voltooijing voor Staatsrekening
der Noordervaart van Nederwecrt tot Venlo. Door eenige leden,
afgevaardigden uit de streken waar 't kanaal gelegen is, onder
steunen met warmte de regeringsvoordragt. Een der leden, de heer
Brouwers, acht het voorgestelde echter onvoldoende; hij wil verder
gann en stelt dus als amendement voor te lezen, in plaats van
Nederweert tot Venlo, van Venlo tot Helmond. Spreker schrijft
het onvoldoende der regerings-voord ragt toe aan onbekendheid des
ministers met het werkelijk belang van Limburg, 't Regerings
voorstel wordt door deu minister van Waterstaat toegelicht en ver
dedigd, het amendement-Brouwers bestreden.
Door een zestal leden der Kamer is een amendement op de
Kanalen-wel ingediend strekkende om nog in de wet op te nemen:
een kanaal gegraven ter verbinding van bet Winschoterdiep met
het Eemskanaal.
Het financiëel onheil te Rotterdam.
De bladen van jl. Zaturdag, zegt de N. Rott. Crt., zijn weder vol van
allerlei bijzonderheden, die niets anders zijn dan losse geruchten, zoo
als er honderden loopen. Men weet te verhalen dat Pincoffs op een eigen
of een gecharterd stoomschip van Ostende uit is ontsnapt, dat het schip
onder Spaansche, anderen zeggen Argentijnsche vlag vaart; nadat
men Vrijdag had gemeld, dat hij zich doodgeschoten had, of dat-
hij gevat was. Altemaal verhalen, door onbedachtzame correspondenten
al te ligt vaardig als feiten overgeseind. Van een vertrek per stoom
schip uit een der Xoordzeehavens is bij onderzoek niets gebleken.
Het eenige, dat men met genoegzame zekerheid weet, is dat hij
jl. Woensdag avond omstreeks 7 uur te Brussel aan de Gare du
Midi is geweest.
De Midd. Crt. doet uitkomen hoe w ij thans ook wat zwendelaars
betreft, gelijk staan met andere landen. Aan België konden wij de
treurige onderscheiding laten van onder zijne Senantsleden, aan
Engeland die van in zijn Parlement, aan Pruissen die van onder
zijne spoorwegprinsen, aan Amerika die van in al zijne stantsligehamen
de mannen met den vinger te kunnen aanwijzen, die met de spaar
penningen van anderen zich rijk gemaakt en hun positie als middel
omdat gemakkelijk te doen gebruikt hadden. Voortaan is dat anders
en naast Fortamps of Stroussberg, naast de eerwaarde directeuren
der Scbotscbe Bank en de opligters van den New-Yorkschen Tam-
manyring hebben wij voortaan met schaamte op den naam van
Pincoffs, lid der Eerste Kamer en de ziel van de Rotterdamsche
handelswereld en het gemeentebestuur zijner geboortestad, te wijzen
Aan de Haar]. Crt. wordt uit Rotterdam gemeld: „De ramp is
voor de stad zeer groot; men kan aannemen, dat het verlies,
hetwelk hier geleden wordt, 10 millioen kan zijn, wclligt meer; er
valt nog weinig met zekerheid van te zeggen. De aandeelhouders
veelal particulieren en kooplieden zullen waarschijnlijk geheel
hun kapitaal verliezende obliegatiehouders in de leeningen der
Afrikaanschc Handelsvereeniging meerendeels particulieren,
weduwen, dames, enz.zeker een groot gedeelte van hun kapitaal."
Het Kamerlid, de heer Viruly, verliest een groot gedeelte van
zijn vermogen door deze gebeurtenis, naar de Haagsche kroniek der
N. Gron. Crt. mededeelt.
De Haarl. Crt. deelt nog de volgende bijzonderheden mede:
„Hoe groot de opschudding te Rotterdam is, blijkt o. a. hieruit,
dat de spaarbank, welke hoegenaamd niet in de zaak betrokken is,
in de laatste dagen nis het ware belegerd wordt, terwijl het publiek
in de grootste spanning verkeert. Dit was te erger, daar het juist
de termijn was, dat de spaarbank eenige dagen gesloten was, als
gewoonlijk, voor het opmaken der balans en het bijschrijven der
rente. Tot geruststelling hebben directeuren dezen termijn eene
week verkort, voor zoover de terugbetaling betreft, en dus kon de
gelegenheid daartoe onmiddellijk geopend worden.
Bij de huiszoeking, welke ten huize van Pincoffs is gehouden, is
slechts voor f 25 ougeveei aan geldswaarde gevonden.
Op rekwisitoir van het Openbaar Ministerie is jl. Vrijdag morgen
de firma Kerdijk en Pincoffs, waarvan leden zijn L. Pincoffs en
H. Kerdijk, in kwaliteit van commissionairs en kooplieden, als
voortvlugtig zijnde en niet hebbende gesteld orde op het beheer
hunner zaken, in staat van faillissement verklaard. Regter-com-
missaris in deze zaak is mr. Bouvin en curators zijn de hoeren
mr. Driebeek en mr. Trostorff.
Uit zekere bron verneemt haar correspondent, dat Kerdijk te
Antwerpen door vier politie-agenten wordt bewaakt en dat eene
som van f 264,000 in zijn bezit is gevonden.
Men zegt, dat de regering aan Portugal de eveutuëele uitlevering
van Pincoffs gevraagd heeft."
De Bott. Crt. laat zich o. a. aldus uit: „We gelooven, dat de
val van Pincoffs ook zijn zegenrijke gevolgen voor de stad onzer
inwoning in de toekomst zal hebben. Hiermede is toch een magt
gebroken, die zich op ieder gebied oppermagtig deed gevoelen, en
daardoor de energie van vele onzer handelsmannen verlamde, die
door zijn invloed op reg~eergebied velen onzer nobelste ingezetenen
sedert jaren afkeerig deed worden om de belangen onzer stad in
den gemeenteraad te vertegenwoordigen; maar vooral door de les,
die velen hieruit kunnen putten, dat hoe hoog men ook gestegen
is, slechts strikte eerlijkheid en trouw voor vallen kan behoeden.
Eu nu ten slotte nog een enkel woordOfschoon wij ons nimmer
in het karakter van den voortvlugtigen Pincoffs bedrogen en
hem steeds bestreden hebben in zijn eigenbaatzuchtige plannen
en handelingen, waar deze de publieke zaak konden benadeelen,
ofschoon wij wenschen dat vooral hij achterhaald worde, (daar wij
Kerdijk ook als zijn slagtoffer beschouwen) en de wet in al hare
gestrengheid op hem toegepast wenschen te zien, zoo bezielt ons
toch medelijden met den man, die, door eigen energie zulk een
hoogte bereikt hebbende, op zulk een ellendig misdadige wijze met
zijne familie moet vlugten. Die staat, zie toe, dat hij niet vnlle!"
„Naar men wil, schrijft men aan het Dagblad, zouden personen,
die met den stand der zaken welbekend waren, aan de schuldigen
gelegenheid hebben gelaten, om hun persoon in veiligheid te brengen."
Degenen, die deze vlugt hebben toegelaten of in de hand gewerkt,
zullen zich deswege zwaar hebben te verantwoorden.
Verder leest men in dat blad: „In een vergadering van commis
sarissen en directeuren der Afriknansche Handelsvereeniging, Dings-
dag jl. gehouden, moet de vervalsching van de balansen van die
Vereeniging aan den dag gekomen zijn. De directeuren hebben
haar toen bekend. Sommige commissarissen hebben daarop onmid
dellijk de justitie met de zaak ir. kennis willen stellen, doch anderen
verzetten zich daartegen en hebben een afwachtende houding
willen aannemen. Vooral de redeneeringen van Pincoffs, die op de
schromelijke gevolgen wees, welke zoodanige gebeurtenis voor den
handel hebben zou, deden de laatste zienswijze de overwinning
behalen. Kerdijk en Pincoffs hebben hiervan toen gebruik gemaakt,
om jl. Woensdag morgen te ontsnappen; Kerdijk met den eersten
trein, Pincoffs ten 1 ure.
Laatstgenoemde had reeds evenwel jl. Zondag en Maandag een
zijner zoons en zijn echtgenoote vooruitgezonden naar Ostende waar
de Prins Hendrik (een geheel nieuwe boot) gereed lag onder Spaansche
vlag en met Spaansche bemanning. Onmiddellijk na aankomst van
Pincoffs Sr. is de Prins Hendrik vertrokken, vermoedelijk met
bestemming naar Spanje of Portugal. Men hoopt echter, de landing
te beletten. Dit schip behoorde met de lading aan de Afrikaansche
Handelsvereeniging.
Uit Rotterdam meldt men aan den Brusselschen Moniteur des
intéréts materiels:
„Prins Hendrik der Nederlanden liet zich in 1877 de benoeming
lot eere-voorzitter welgevallen. Een der redenen waarom de alge-
meene vergadering van 28 Junij van dat jaar den Prins het eere
voorzitterschap aanbood was, zoo als de directie aanvoerde, het feit
dat de Prins zich gesteld had aan het hoofd van het internationale
Afrikaanschc comité te Brussel gevestigd, op initiatief en onder
bescherming van den Koning der Belgen. later zond deze Vorst
baron Greindl, toen algemeen secretaris van dat comité, naar Rot
terdam, om zich daar bekend te maken met de middelen, welke de
Afrikaansche Handelsvereeniging had aangewend om hare factorijen
in Afrika te vestigen en met de door haar verkregeu uitkomsten.
Zelfs hadden Koning Leopold II en Pincoffs dikwijls een onderhoud.
Ik durf echter niet verzekeren of die bijeenkomsten uitsluitend ten
doel hadden den Koning der Belgen in te lichten. Integendeel
schynt het dat pogingen gedaan werden om uwen souverein te
bewegen zich van de Afrikaansche Handelsvereeniging te bedieneu
ter verwezenlijking van zijn plan Midden-Afrika te beschaven. Te
dien einde zou de Koning zes millioen ter beschikking van de
Vereeniging moeten stellen. Ik hoop dat die planneu niet met
goed gevolg bekroond mogen zijn, want thans is het niet moeijelijk
te weten waartoe die millioenen zouden hebben moeten dienen,
vooral als het waar is, dat, naar men zegt, sedert 1870 elke jaar-
lijksche balans niet den waren toestand aantoonde."
De raadsheer in den Hoogen Raad, mr. P. R. Feith, is benoemd
tot raadsheer-commissaris in de strafvervolging, ingesteld tegen
L. Pincoffs, die als lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
door den hoogste» regter wordt vervolgd.
Volgens de laatste berigten is Pincoffs aan boord van een Engelsch
stoomjagt, waarvan de naam bekend is, en dat door hem voor
f 24000 is afgehuurd.
Voor de poging met het scheermes heeft Kerdijk zich met chloroform
en toen nog met een revolver getracht van het leven te berooven.
De wond was zoo onbeduidend, dat hij te voet naar het gasthuis
werd overgebragt.
Het schijnt, dat Kerdijk te Antwerpen niet meer dan eene som
van 300 francs bij zich had. Van Pincoffs daarentegen wordt verteld,
dat hij met wel dertig koffers op reis is.
„De Genestel's Scheurkalender" gaf voor Donderdag 15 Mei, den
"dag dat Rotterdam het financieel onheil overkwam, de volgende
regelen
„Wat heeft onze eeuw al menig muur
Als Jericho zien vallen!"
De Times en de Daily News maken onder haar rubriek Money-
Market gewag van dc staking van betaling der Afrikaansche
Handelsvereeniging. Dientengevolge, melden zij, zijn de wissels
geweigerd van haar agenten te Londen, de heeren M. L. Bauer 8c Co.,
een firma, vele jaren aldaar gevestigd en goed geaccrediteerd.
Onder het opschrift: „Ramp in Rotterdam, 15 Mei," bevat het
jl. Vrijdag verschenen nummer van den Nederl. Spectator een plaat,
voorstellende een kamer, waarin een kaart van de kust van Afrika
hangt, waarnaast de woorden „Afrikaansche Handelsvereeniging"
en in vlngtige trekken de cijfers „800,000,000" zyn te lezen.
Op den achtergrond vertoont zich het geblinddoekte beeld der
geregtigheid, met het zwaard naar beneden in de linkerhand, doch
de schalen zijn aan haar andere hand ontvallen en liggen op den
grond. Op den voorgrond bij een tafel zit de Nederlandsche maagd,
treurende en peinzende. Naast haren stoel en op tafel liggen een
aantal boeken met het woord, „balans" tot rugtitels. Onder de
plaat leest men de veelbeteekenende woorden O oude Nederlandsche
goede trouw, waar gaat gij heen 1
Fran
Te Parijs stonden dezer dagen voor het hof de „drie
valsche" koetsiers teregt, die de personen, welke van hun
rijtuig gebruik maakten, naar eene eenzame plaats bragten
en ze daar uitplunderden. Zij werden veroordeeld tot levens
lange tuchthuisstraf.
Naauwelijks had de president die woorden uitgesproken,
of de veroordeelden wierpen zich op de bewakers, en een
heftige strijd volgde. Twee was men spoedig meester,
want de politiemagt was verdrievoudigd met het oog op
zulk een aanval, die men maar al te zeer verwachtte en
vreesde, omdat men de zeldzame kracht van de drie kerels
kende. De derde stortte zich met zijne tegenstanders op
den grond en geruime tijd was de geregtszaal in de hoogste
ontroering door de geweldige vechtpartij, die er plaats greep.
Eigenaardig is de petitie van de dames de ftrdialle te
Nizza tegen de voorstellen van den minister Ferry. Zij
luidt: „Afgevaardigden! Men vertelt, dat gij de broeders
en zusters, die onderwijs geven, uit Nizza wilt wegzenden.
Om Gods wil, laat deze menschen toch met rust, wij zijn
met hen tevreden. Zij onderwijzen onze kinderen, geren
hun een goede opvoeding, houden Zondags toezigt over hen,
bezoeken ze, als zij ziek zijn; wat kan men meer verlangen?
Misschien zendt gij ons wel mooije heeren en dames, die
eindigen, met elka&r te trouwen. Dat zou heel aardig zijn;
maar wij weten, wat wij hebben, en willen dat liever
behouden. Ook zegt men, dat gij in de school van geen
godsdienst meer wilt weten. Goede God! dan zullen onze
kinderen er nooit meer iets van hoofen. Onze mannen zijn
aan hun werk, wij zei ven zijn den geheelen dag op de
markt of aan onze bezigheden; zonder ae scholen zouden er
alleen heidenen bij ons zijn, en toch hebben onze jongens
een weinig godsvrucht noodig; deugnieten worden zij toch
vroeg genoeg. Dat geldt nog meer van onze meisjes. Een
meisje zonder godsdienst heeft men nog nimmer in onze
streek gezien. In de dagen der republiek, mag de stem des
volks en zelfs die der vrouwen niet ongehoord blijven.
Wij verzoeken u daarom, omdat alles toch goed gaat, niets
te veranderen, en ons voor de opvoeding onzer kinderen te
laten kiezen, wie ons bevalt." Het adres is in het dialekt
van Nizza geschreven.
Engeland.
De Economist zegt, dat de Oostersche kwestie, voor
zoover zij in de laatste jaren aan de orde was, thans als
beslecht kan worden beschouwd. Zoolang als de verhouding
tusschen Rumelie en de Sultan twijfelachtig bleef, was het
altijd nog mogelijk, dat er iets gebeuren kon wat Turkije
en Rusland in nieuwe twisten kon wikkelen. Nu de Keizer
en de Sultan het op dit punt eens zijn, is er geen reden,
waarom zij geen goede vrienden zouden blijven. De supre
matie van den Russischen invloed te Ivonstantinopel kan als
gevestigd beschouwd worden en daar de Keizer feitelijk
alles heeft gekregen, wat hij te San Stefano geëiseht had,
is het zijn belang te bewijzen, dat, als Rusland voldaan is,
Europa rustig is. In Engeland is over dezen afloop veel
ongenoegen aan den dag gelegd. Tien maanden geleden
legden de verdedigers van het traktaat vooral gewigt op
het regt der Turken, garnizoenen in den Balkan te leggen.
Nu verraste lord Salisbury ons Dingsdag met de theorie,
dat het doel geweest was, dat regt aan de Turken toe te
kennen, voor het geval, dat zij er gebruik van wilden maken.
Dit maakt het traktaat onbegrijpelijker dan ooit. De waarde
van den Balkan als verdedigingslinie moge overdreven zijn
geworden, maar zoolang er Turksche garnizoenen liggen,
is Europa toch gewaarborgd, dat de Russen niet tegen
Konstantinopel optrekken.
De Daily News bevat een artikel van den heer Forbes,
waarin hij de treurigste berigten mededeelt over den gezond
heidstoestand der Britsche troepen in Zuid-Afrika. De
waarheid is, zegt hij, dat trots de schoonklinkende officiële
berigten, de oorlog tegen de Zoeloes reeds den omvang van
den Krimoorlog heeft aangenomen.