De heer Visser van Ilazerswoudc behandelt in het Meinummer van het Maandblad der Hollandscbe Maatschappij van Landbouw een onderwerp van groot actueel belang: „Ik wenschte zoo gaarne," zegt hij, „ieder te overtuigen van het nut van het landbouw-onderwijs, zoowel de landbouwers als de niet-landbouwcrs, maar bovenal ben die meenen, dat het bedrijf alleen door de uitoefening kan worden geleerd. Hij wenscht dat, vooral met het oog op den ongunstigen toestand van den landbouw. De klagten daarover, zegt hij. zijn algemeen in Europa. „Leest de dagbladen van Engeland, België, Fraukrijk en overal zult gij dezelfde treurtoonen terugvinden. Sommigen wenden zich tot de regeringen, evenals in allen nood, waaruit zij zich niet weten te redden, en zeggenbeschermt ons door inkomende regtcn „Maar het is nu eenmaal uitgemaakt, dat alles wat door de regering op een kunstmatige wijze wordt beschermd, niet vóór-, maar achteruitgaat. Evenmin als de regering den uitvoer van vee heeft kunnen beletten, waardoor de landbouw heeft gebloeid, maar de prijzen zijn gestegen, evenmin kan de regering den invoer van producten beletten, waardoor de prijzen eventueel kunnen dalen. Het kan daarenboven niet opkomen in het gezond hoofd van den Hollandschen landbouwer, om zijn voordeel te doen in dagen van misgewas en gebrek. De tijden van hongersnood zijn gelukkig voorbij, en wij hebben dit te danken aan den vrijen handel. Het is niet door oorlog te voeren met tarieven van inkomende regten, dat de regeringen den toestand zullen verbeteren. Zij kunnen elkander speldeprikken geven, maar zullen op die wijze den land bouw niet doen bloeijen. In kleine landen eindelijk, als België en Nederland, zouden dergelijke maatregelen feitelijk onmogelijk zijn. „Maar wat moet er dan gedaan worden, opdat de landbouw beloond worde voor zijn arbeid en rente kan genieten voor zijn kapitaal? Het antwoord is niet moeijelijk. De grond moet meer voortbrengen en de producten moeten worden verbeterd. Daarvoor vragen wij onderwijs, en voornamelijk lager landbouw-onderwijs. Het kan niet genoeg worden herhaald, hoe dringend noodzakelijk deze behoefte is en op welke wijze dat onderwijs kan worden tot stand gebrogt.„ Na opgemerkt te hebben dat Frankrijk ons op den goeden weg is voorgegaan, door een wet aan te nemen, waarbij bepaald is, dat binnen vijf jaren het land- en tuinbouw-onderwijs verpligtcud zal zijn op de lagere scholen, eindigt de heer V. zijn artikel aldus „Waar andere volken ons zoo voorgaan, mogen wij daarbij niet stilzitten. Nederland heeft door zijn ligging en door zijn vrucht bare gronden altijd behoord ouder de eerste der landbouwdryvende natiën. Wij moeten alles in het werk stellen om ons op die hoogte te handhaven. Maar wanneer anderen onderwijs geven en wij dc zaken op haar beloop laten, is de strijd niet gelijk. Maatschappijen en particulieren kunnen hier niet direct tusschen- beide treden. Zij kunnen alleen de regering herhaaldelijk opmerk zaam maken op het dreigend gevaar, en dan is het de pligt der regering toe te zien wat haar in deze te doen staat." VlscHt>eristen. De beugers vingen gisteren niet veel schelvisch; daarentegen bragten de korders dezen morgen zeer veel kleine schelvisschen aan, zoomede van 50 tot 200 groote. Kleine, middelbare en groote tongen werden nog al aangebragt; ook diverse tarbotten, grieten en vooral veel roode ponen sierden de markt. De laatste worden vooral door de Israëlieten gezocht. Geep is in eens van f 15 tot op f 3.50 a f 4.50 gedaaldwel een groot verschil in een paar dagen. Alle sloepen en loggers zij nu in zee. Benoemingen, exxzs. Aan den heer P. II. Veisen, ontvanger der registratie en domeinen alhier, vroeger te Oirschot, is op zijn verzoek eervol ontslag verleend als kantonregter-plaatsvervanger in laatstgenoemde gemeente. De benoeming vau den luitenant-kolonel J. A. IJ. van Es, als lid der commissie tot liet afnemen van het eindexamen aan de adelborsten 2de kl., is ingetrokken en in zijne plaats is benoemd de luitenant-kolonel bij het korps mariniers J. Gautier. De commissie, belast met het examineren der sollicitanten voor de betrekking van machinist-leerling 2de klasse bij de Marine, bestaat uit de heereu A. F. J. Frackers, luit. ter zee 1ste kl. G. J. Sluijterman, luit. ter zee 2de kl.; J. C. Graue, off.-mach. 2de kl. en J. H. Gijzen, mach. 2de kl. bij de Marine. De plaatsing van den luit. ter zee 1ste kl. H. J. K. Sutherland, als 1ste off op het ramschip Stier, wordt ingetrokken. Die betrek king is opgedragen aan den luit. ter zee lste kl. H. Quispel. De off. vau adm. 2de kl. P. Gallas, dienende bij het escader in Oost-Indië, is op zijn verzoek eervol uit de zeedienst ontslagen, met den laatsten der maand, waarin dat besluit te zijner kennis zal worden gebragt. volgende bericht gezonden „Kom zonder dralen tot mij en breng aanzienlijke sommen mee; het geldt het erediet van onzen vriend staande te houden. Alles nader mondeling en uitvoerig door uwe Melanie." Nadat de eerste vroolijke ontmoetingen tusschen vader en dochter en de beide oude vrienden waren afgeloopen, trokken Décamps en Melanie zich uit het gezelschap terug. Geruimen tijd bleven zij te samen. Daarop werd William Retcbaw verzocht bij den heer Décamps te komen. Met een hevig kloppend hart begaf hij zich naar de kamer van Melanie, de ontknooping van zijn lot moest nu volgen. In den laatsten tijd had hij zich met de gedachte verzoend om Melanie tot eclitgenoote te nemen; zij scheen hem thans meer beminnelijk dan vroeger toe. Ofschoon bij niet op zulk een huiselijk geluk kon hopen, als hij zonder twijfel met Alice zou gehad hebben, geloofde hij toch aan de zijde der jonge Creole een vreedzaam huiselijk leven te zullen genieten. Aan de andere zijde hield hij het echter voor onmogelijk, dat Melanie hem thans nog, na de ondubbelzinnige mededeelingen. die hij haar gegeven had, tot echtgenoot zou nemen. In zwarte kanten gehuld, die het bleeke gelaat met de don ker glanzende oogen nog sckooner deden uitkomen, lag Melanie, meer dan ze zat, in een schommelstoel. Een lichte blos overtoog haar aangezicht, toen William Retcbaw binnentrad. Nadat hij den heer Décamps eerbiedig had gegroet, richtte hij zijne oogen vragend naar Melanie. „Miju vader zal u het antwoord geven op het voorstel, dat gc mij eenige weken geleden gedaan hebt, William!" zeide zij op een vriendelijken en voorkomenden toon. Mijnheer Décamps bood den jongen consul de hand en plaatste hem op een fauteuil tegenover Melanie, zelve plaats nemende aan de zijde der jongelieden. Daarop sprak hij met ccne van ontroering sidderende stem„Mijn kind heeft mij uwe rondborstige en eerlijke handelwijze verteld. Daar ik u persoonlijk ken en tevens een diepen blik in uw karakter geslagen heb, betreur ik het des te inniger, dat dc lang gekoesterde wensch van mij en uwe dierbare ouders niet vervuld kan worden. Doch ofschoon nu onze wenschen onver vuld blijven, bestaat er geen reden om onze gemeenschappelijke betrekkingen, waarin we jarenlang tot elkander gestaan hebben, te verbreken; integendeel, het is onmogelijk, dat ik de belangen, die ik in Europa heb, aan waardiger handen kan toevertrouwen, dan aan de uwe. Melanie is voor zichzelve reeds meesteres van het aanzienlijk vermogen van hare moeder en zij heeft besloten dit te besteden om met u eene handelsverbindtenis aan te gaan. Zij is bereid om dadelijk, indien gij er zelf niets tegen hebt, uw stille compagnon te worden. Zoodra ten opzichte van deze zaak de noodige formaliteiten zijn vervuld, keert ze met mij naar Amerika terug." (Wordt ercolgd.) Staten-Generaal. Tweede Kamer. Zitting van Maandag 19 Mei. Met de behandeling der Kanalen-wet vordt voortgegaan. Meer bepaald is aan de orde het onderdeel van art. 1, betreflende voltooijing voor Staatsrekening der Noordervaart van Nederwecrt tot Venlo. Door eenige leden, afgevaardigden uit de streken waar 't kanaal gelegen is, onder steunen met warmte de regeringsvoordragt. Een der leden, de heer Brouwers, acht het voorgestelde echter onvoldoende; hij wil verder gann en stelt dus als amendement voor te lezen, in plaats van Nederweert tot Venlo, van Venlo tot Helmond. Spreker schrijft het onvoldoende der regerings-voord ragt toe aan onbekendheid des ministers met het werkelijk belang van Limburg, 't Regerings voorstel wordt door deu minister van Waterstaat toegelicht en ver dedigd, het amendement-Brouwers bestreden. Door een zestal leden der Kamer is een amendement op de Kanalen-wel ingediend strekkende om nog in de wet op te nemen: een kanaal gegraven ter verbinding van bet Winschoterdiep met het Eemskanaal. Het financiëel onheil te Rotterdam. De bladen van jl. Zaturdag, zegt de N. Rott. Crt., zijn weder vol van allerlei bijzonderheden, die niets anders zijn dan losse geruchten, zoo als er honderden loopen. Men weet te verhalen dat Pincoffs op een eigen of een gecharterd stoomschip van Ostende uit is ontsnapt, dat het schip onder Spaansche, anderen zeggen Argentijnsche vlag vaart; nadat men Vrijdag had gemeld, dat hij zich doodgeschoten had, of dat- hij gevat was. Altemaal verhalen, door onbedachtzame correspondenten al te ligt vaardig als feiten overgeseind. Van een vertrek per stoom schip uit een der Xoordzeehavens is bij onderzoek niets gebleken. Het eenige, dat men met genoegzame zekerheid weet, is dat hij jl. Woensdag avond omstreeks 7 uur te Brussel aan de Gare du Midi is geweest. De Midd. Crt. doet uitkomen hoe w ij thans ook wat zwendelaars betreft, gelijk staan met andere landen. Aan België konden wij de treurige onderscheiding laten van onder zijne Senantsleden, aan Engeland die van in zijn Parlement, aan Pruissen die van onder zijne spoorwegprinsen, aan Amerika die van in al zijne stantsligehamen de mannen met den vinger te kunnen aanwijzen, die met de spaar penningen van anderen zich rijk gemaakt en hun positie als middel omdat gemakkelijk te doen gebruikt hadden. Voortaan is dat anders en naast Fortamps of Stroussberg, naast de eerwaarde directeuren der Scbotscbe Bank en de opligters van den New-Yorkschen Tam- manyring hebben wij voortaan met schaamte op den naam van Pincoffs, lid der Eerste Kamer en de ziel van de Rotterdamsche handelswereld en het gemeentebestuur zijner geboortestad, te wijzen Aan de Haar]. Crt. wordt uit Rotterdam gemeld: „De ramp is voor de stad zeer groot; men kan aannemen, dat het verlies, hetwelk hier geleden wordt, 10 millioen kan zijn, wclligt meer; er valt nog weinig met zekerheid van te zeggen. De aandeelhouders veelal particulieren en kooplieden zullen waarschijnlijk geheel hun kapitaal verliezende obliegatiehouders in de leeningen der Afrikaanschc Handelsvereeniging meerendeels particulieren, weduwen, dames, enz.zeker een groot gedeelte van hun kapitaal." Het Kamerlid, de heer Viruly, verliest een groot gedeelte van zijn vermogen door deze gebeurtenis, naar de Haagsche kroniek der N. Gron. Crt. mededeelt. De Haarl. Crt. deelt nog de volgende bijzonderheden mede: „Hoe groot de opschudding te Rotterdam is, blijkt o. a. hieruit, dat de spaarbank, welke hoegenaamd niet in de zaak betrokken is, in de laatste dagen nis het ware belegerd wordt, terwijl het publiek in de grootste spanning verkeert. Dit was te erger, daar het juist de termijn was, dat de spaarbank eenige dagen gesloten was, als gewoonlijk, voor het opmaken der balans en het bijschrijven der rente. Tot geruststelling hebben directeuren dezen termijn eene week verkort, voor zoover de terugbetaling betreft, en dus kon de gelegenheid daartoe onmiddellijk geopend worden. Bij de huiszoeking, welke ten huize van Pincoffs is gehouden, is slechts voor f 25 ougeveei aan geldswaarde gevonden. Op rekwisitoir van het Openbaar Ministerie is jl. Vrijdag morgen de firma Kerdijk en Pincoffs, waarvan leden zijn L. Pincoffs en H. Kerdijk, in kwaliteit van commissionairs en kooplieden, als voortvlugtig zijnde en niet hebbende gesteld orde op het beheer hunner zaken, in staat van faillissement verklaard. Regter-com- missaris in deze zaak is mr. Bouvin en curators zijn de hoeren mr. Driebeek en mr. Trostorff. Uit zekere bron verneemt haar correspondent, dat Kerdijk te Antwerpen door vier politie-agenten wordt bewaakt en dat eene som van f 264,000 in zijn bezit is gevonden. Men zegt, dat de regering aan Portugal de eveutuëele uitlevering van Pincoffs gevraagd heeft." De Bott. Crt. laat zich o. a. aldus uit: „We gelooven, dat de val van Pincoffs ook zijn zegenrijke gevolgen voor de stad onzer inwoning in de toekomst zal hebben. Hiermede is toch een magt gebroken, die zich op ieder gebied oppermagtig deed gevoelen, en daardoor de energie van vele onzer handelsmannen verlamde, die door zijn invloed op reg~eergebied velen onzer nobelste ingezetenen sedert jaren afkeerig deed worden om de belangen onzer stad in den gemeenteraad te vertegenwoordigen; maar vooral door de les, die velen hieruit kunnen putten, dat hoe hoog men ook gestegen is, slechts strikte eerlijkheid en trouw voor vallen kan behoeden. Eu nu ten slotte nog een enkel woordOfschoon wij ons nimmer in het karakter van den voortvlugtigen Pincoffs bedrogen en hem steeds bestreden hebben in zijn eigenbaatzuchtige plannen en handelingen, waar deze de publieke zaak konden benadeelen, ofschoon wij wenschen dat vooral hij achterhaald worde, (daar wij Kerdijk ook als zijn slagtoffer beschouwen) en de wet in al hare gestrengheid op hem toegepast wenschen te zien, zoo bezielt ons toch medelijden met den man, die, door eigen energie zulk een hoogte bereikt hebbende, op zulk een ellendig misdadige wijze met zijne familie moet vlugten. Die staat, zie toe, dat hij niet vnlle!" „Naar men wil, schrijft men aan het Dagblad, zouden personen, die met den stand der zaken welbekend waren, aan de schuldigen gelegenheid hebben gelaten, om hun persoon in veiligheid te brengen." Degenen, die deze vlugt hebben toegelaten of in de hand gewerkt, zullen zich deswege zwaar hebben te verantwoorden. Verder leest men in dat blad: „In een vergadering van commis sarissen en directeuren der Afriknansche Handelsvereeniging, Dings- dag jl. gehouden, moet de vervalsching van de balansen van die Vereeniging aan den dag gekomen zijn. De directeuren hebben haar toen bekend. Sommige commissarissen hebben daarop onmid dellijk de justitie met de zaak ir. kennis willen stellen, doch anderen verzetten zich daartegen en hebben een afwachtende houding willen aannemen. Vooral de redeneeringen van Pincoffs, die op de schromelijke gevolgen wees, welke zoodanige gebeurtenis voor den handel hebben zou, deden de laatste zienswijze de overwinning behalen. Kerdijk en Pincoffs hebben hiervan toen gebruik gemaakt, om jl. Woensdag morgen te ontsnappen; Kerdijk met den eersten trein, Pincoffs ten 1 ure. Laatstgenoemde had reeds evenwel jl. Zondag en Maandag een zijner zoons en zijn echtgenoote vooruitgezonden naar Ostende waar de Prins Hendrik (een geheel nieuwe boot) gereed lag onder Spaansche vlag en met Spaansche bemanning. Onmiddellijk na aankomst van Pincoffs Sr. is de Prins Hendrik vertrokken, vermoedelijk met bestemming naar Spanje of Portugal. Men hoopt echter, de landing te beletten. Dit schip behoorde met de lading aan de Afrikaansche Handelsvereeniging. Uit Rotterdam meldt men aan den Brusselschen Moniteur des intéréts materiels: „Prins Hendrik der Nederlanden liet zich in 1877 de benoeming lot eere-voorzitter welgevallen. Een der redenen waarom de alge- meene vergadering van 28 Junij van dat jaar den Prins het eere voorzitterschap aanbood was, zoo als de directie aanvoerde, het feit dat de Prins zich gesteld had aan het hoofd van het internationale Afrikaanschc comité te Brussel gevestigd, op initiatief en onder bescherming van den Koning der Belgen. later zond deze Vorst baron Greindl, toen algemeen secretaris van dat comité, naar Rot terdam, om zich daar bekend te maken met de middelen, welke de Afrikaansche Handelsvereeniging had aangewend om hare factorijen in Afrika te vestigen en met de door haar verkregeu uitkomsten. Zelfs hadden Koning Leopold II en Pincoffs dikwijls een onderhoud. Ik durf echter niet verzekeren of die bijeenkomsten uitsluitend ten doel hadden den Koning der Belgen in te lichten. Integendeel schynt het dat pogingen gedaan werden om uwen souverein te bewegen zich van de Afrikaansche Handelsvereeniging te bedieneu ter verwezenlijking van zijn plan Midden-Afrika te beschaven. Te dien einde zou de Koning zes millioen ter beschikking van de Vereeniging moeten stellen. Ik hoop dat die planneu niet met goed gevolg bekroond mogen zijn, want thans is het niet moeijelijk te weten waartoe die millioenen zouden hebben moeten dienen, vooral als het waar is, dat, naar men zegt, sedert 1870 elke jaar- lijksche balans niet den waren toestand aantoonde." De raadsheer in den Hoogen Raad, mr. P. R. Feith, is benoemd tot raadsheer-commissaris in de strafvervolging, ingesteld tegen L. Pincoffs, die als lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal door den hoogste» regter wordt vervolgd. Volgens de laatste berigten is Pincoffs aan boord van een Engelsch stoomjagt, waarvan de naam bekend is, en dat door hem voor f 24000 is afgehuurd. Voor de poging met het scheermes heeft Kerdijk zich met chloroform en toen nog met een revolver getracht van het leven te berooven. De wond was zoo onbeduidend, dat hij te voet naar het gasthuis werd overgebragt. Het schijnt, dat Kerdijk te Antwerpen niet meer dan eene som van 300 francs bij zich had. Van Pincoffs daarentegen wordt verteld, dat hij met wel dertig koffers op reis is. „De Genestel's Scheurkalender" gaf voor Donderdag 15 Mei, den "dag dat Rotterdam het financieel onheil overkwam, de volgende regelen „Wat heeft onze eeuw al menig muur Als Jericho zien vallen!" De Times en de Daily News maken onder haar rubriek Money- Market gewag van dc staking van betaling der Afrikaansche Handelsvereeniging. Dientengevolge, melden zij, zijn de wissels geweigerd van haar agenten te Londen, de heeren M. L. Bauer 8c Co., een firma, vele jaren aldaar gevestigd en goed geaccrediteerd. Onder het opschrift: „Ramp in Rotterdam, 15 Mei," bevat het jl. Vrijdag verschenen nummer van den Nederl. Spectator een plaat, voorstellende een kamer, waarin een kaart van de kust van Afrika hangt, waarnaast de woorden „Afrikaansche Handelsvereeniging" en in vlngtige trekken de cijfers „800,000,000" zyn te lezen. Op den achtergrond vertoont zich het geblinddoekte beeld der geregtigheid, met het zwaard naar beneden in de linkerhand, doch de schalen zijn aan haar andere hand ontvallen en liggen op den grond. Op den voorgrond bij een tafel zit de Nederlandsche maagd, treurende en peinzende. Naast haren stoel en op tafel liggen een aantal boeken met het woord, „balans" tot rugtitels. Onder de plaat leest men de veelbeteekenende woorden O oude Nederlandsche goede trouw, waar gaat gij heen 1 Fran Te Parijs stonden dezer dagen voor het hof de „drie valsche" koetsiers teregt, die de personen, welke van hun rijtuig gebruik maakten, naar eene eenzame plaats bragten en ze daar uitplunderden. Zij werden veroordeeld tot levens lange tuchthuisstraf. Naauwelijks had de president die woorden uitgesproken, of de veroordeelden wierpen zich op de bewakers, en een heftige strijd volgde. Twee was men spoedig meester, want de politiemagt was verdrievoudigd met het oog op zulk een aanval, die men maar al te zeer verwachtte en vreesde, omdat men de zeldzame kracht van de drie kerels kende. De derde stortte zich met zijne tegenstanders op den grond en geruime tijd was de geregtszaal in de hoogste ontroering door de geweldige vechtpartij, die er plaats greep. Eigenaardig is de petitie van de dames de ftrdialle te Nizza tegen de voorstellen van den minister Ferry. Zij luidt: „Afgevaardigden! Men vertelt, dat gij de broeders en zusters, die onderwijs geven, uit Nizza wilt wegzenden. Om Gods wil, laat deze menschen toch met rust, wij zijn met hen tevreden. Zij onderwijzen onze kinderen, geren hun een goede opvoeding, houden Zondags toezigt over hen, bezoeken ze, als zij ziek zijn; wat kan men meer verlangen? Misschien zendt gij ons wel mooije heeren en dames, die eindigen, met elka&r te trouwen. Dat zou heel aardig zijn; maar wij weten, wat wij hebben, en willen dat liever behouden. Ook zegt men, dat gij in de school van geen godsdienst meer wilt weten. Goede God! dan zullen onze kinderen er nooit meer iets van hoofen. Onze mannen zijn aan hun werk, wij zei ven zijn den geheelen dag op de markt of aan onze bezigheden; zonder ae scholen zouden er alleen heidenen bij ons zijn, en toch hebben onze jongens een weinig godsvrucht noodig; deugnieten worden zij toch vroeg genoeg. Dat geldt nog meer van onze meisjes. Een meisje zonder godsdienst heeft men nog nimmer in onze streek gezien. In de dagen der republiek, mag de stem des volks en zelfs die der vrouwen niet ongehoord blijven. Wij verzoeken u daarom, omdat alles toch goed gaat, niets te veranderen, en ons voor de opvoeding onzer kinderen te laten kiezen, wie ons bevalt." Het adres is in het dialekt van Nizza geschreven. Engeland. De Economist zegt, dat de Oostersche kwestie, voor zoover zij in de laatste jaren aan de orde was, thans als beslecht kan worden beschouwd. Zoolang als de verhouding tusschen Rumelie en de Sultan twijfelachtig bleef, was het altijd nog mogelijk, dat er iets gebeuren kon wat Turkije en Rusland in nieuwe twisten kon wikkelen. Nu de Keizer en de Sultan het op dit punt eens zijn, is er geen reden, waarom zij geen goede vrienden zouden blijven. De supre matie van den Russischen invloed te Ivonstantinopel kan als gevestigd beschouwd worden en daar de Keizer feitelijk alles heeft gekregen, wat hij te San Stefano geëiseht had, is het zijn belang te bewijzen, dat, als Rusland voldaan is, Europa rustig is. In Engeland is over dezen afloop veel ongenoegen aan den dag gelegd. Tien maanden geleden legden de verdedigers van het traktaat vooral gewigt op het regt der Turken, garnizoenen in den Balkan te leggen. Nu verraste lord Salisbury ons Dingsdag met de theorie, dat het doel geweest was, dat regt aan de Turken toe te kennen, voor het geval, dat zij er gebruik van wilden maken. Dit maakt het traktaat onbegrijpelijker dan ooit. De waarde van den Balkan als verdedigingslinie moge overdreven zijn geworden, maar zoolang er Turksche garnizoenen liggen, is Europa toch gewaarborgd, dat de Russen niet tegen Konstantinopel optrekken. De Daily News bevat een artikel van den heer Forbes, waarin hij de treurigste berigten mededeelt over den gezond heidstoestand der Britsche troepen in Zuid-Afrika. De waarheid is, zegt hij, dat trots de schoonklinkende officiële berigten, de oorlog tegen de Zoeloes reeds den omvang van den Krimoorlog heeft aangenomen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 2