deels herstellen zal. Het onderscheid met het vorige jaar
is echter groot. Toen werd den 19 Mei het eerste gras
gemaaid en nu verlaten de beesten pas de stallen.
Eigen Haard bevat de volgende opmerking over de
verzameling van postzegels.
,/Het is aan onze lezers en vooral aan onze lezeressen
bekend, welk een „rage" er bij velen heerscht om de
gebruikte postzegels netjes van de enveloppen af te doen
en dan te bewaren. Vraagt men wat eigenlijk het doel
hiervan is, wat men van plan is met al die nesten uit te
voeren, dan krijgt men in den regel de zonderlingste ant
woorden. De een verzamelt voor een ander, die er een
bepaald, niet nader omschreven doel mede heeft (dit is nog
het eenvoudigst); een tweede heeft gehoord, dat men met
een onbehoorlijk groot aantal postzegels een slaaf kan vrij-
"koopen of de opvoeding kan bekostigen van een of anderen
wilde; een derde weet niet zekerheid te vertellen, dat voor
zoo en zooveel postzegels een arine oude blinde vrouw of
een kreupele jongen een goed onderkomen kunnen krijgen;
kortom, de zonderlingste ideën zijn gangbare munt en dienen
om vrienden en bekenden te vervolgen om de door hen
ontvangen couverten.
Sommigen veikeeren in de meening, dat zij als grondstof
voor papier-maché dienen; doch dit is natuurlijk nimmer
het geval. Maar waartoe dienen zij dan? In ons land
worden nog al veel mozaïeken van postzegels gemaakt,
maar-of alle verzamelde daarvoor gebruikt worden valt te
betwijfelen. In Amerika (hopen wij, dat zulks niet even
eens bij ons het geval is) komen, naar men zegt, minstens
de helft der verzamelde zegels in handen van bedriegers,
die er, door middel van chemische middelen, de stempels
afwasschen en ze dan weder als nieuwe in den handel
brengen. Een Amerikaan, die hierover het een en ander
zegt, vermeldt, dat in een van de dagbladen met veel ophef
gewag was gemaakt, hoe achthonderd dollars betaald waren
aan eene dame, die een millioen aan driecents postzegels
had verzameld. „Nu, de schurken kunnen gemakkelijk
achthonderd dollars betalen," roept de Amerikaan veront
waardigd uit, „want als ze schoon zijn, verkoopen zij ze
voor dertig duizend dollars!"
Berigten uit a
Een bij het departement van Koloniën ontvangen tele
gram van den gouverneur-generaal van Nederl.-Indië,
dd. 18 dezer, bevat de navolgende berigten uit Atsjin:
Tegen het einde van April is de vijand aanvallender-
wijs te werk gegaan, eerst tegen Indrapoeri en vervolgens,
na in grooten getale naar den linkeroever der rivier te
zijn overgetrokken, tegen onze posten aan die zijde, terwijl
ook onze transporten dagelijks beschoten werden. Zoodra
het ingetreden drooge weder zulks veroorloofde, hebben
onze troepen den vijand weder over de rivier gejaagd en
hem daarbij aanzienlijke verliezen toegebragt (1 tot 4 dezer).
Daarop zijn den 6 dezer drie kolonnes van Indrapoeri,
Anak Galoeng en Tjot Besoetoi uitgerukt, om ook den
règteroever van vijanden te zuiveren. Zij ondervonden
een zeer hevigen tegenstand, maar na een driedaagsch
gevecht, waarbij te Panteh Karang en Redieb eene rij
zware versterkingen moest worden bestormd, werd de
vijand totaal verjaagd, terwijl zijne kampongs (waaronder
die van het weder afvallig geworden hoofd der V Moekim)
getuchtigd werden.
Aan onze zijde sneuvelde twee officieren (de kapitein
van Berg en de luitenant Schuit) en werden er tien gewond
terwijl meer dan honderd mindere militairen sneuvelden of
gewond werden. De vijand moet belangrijke verliezen
geleden hebben verscheidene voorname hoofden, waaronder
de imam van Gliëng, zijn gesneuveld; imam Longbattah
wordt gezegd zwaar gewond te zijn. Een der hoofden in
de XXVI Moekim heeft zijne onderwerping aangeboden.
opgemerkt; zij kende den jongen Retchaw te goed om te weten,
dat hij niet in gebreke zou blijven zich met Alice bezig te houden.
Toen William de schilderes zoo onverwacht voor zich zag staan,
geraakte hij in verwarring; hij wist nauwelijks of hij zijne oogen
vertrouwen mocht. Haar hier te vinden in zulk eeu uitgelezen
gezelschap, waar de aanzienlijksten der stad vereenigd waren, had
hij niet verwacht, niet durven hopen. Alice waagde het nauwelijks
de oogen naar hem op te slaan; na haar plotseling verbleeken had
het volgende oogenblik haar een hooge kleur aangejaagd. Hij,
dien ze sedert maanden niet meer gezien, doch die steeds in hare
gedachten geleefd had, stend daar zoo onverwacht vóór haar.
Beiden wisten geen woorden te vinden bij dit onverwacht wederzien.
Als van vreugde dronken hingen de oogen van William aan de
slanke gestalte van het schoone meisjeziehzelven gelukkig ge
voelende, zag hij aan hare verwarring, aan de kleur die zij kreeg,
dat ze hem niet vergeten, dat ze aan hem, gelijk hij aau haar,
gedacht had. Sterker dan ooit gevoelde hij, hoe dierbaar Alice
hem was, en één enkel oogenblik slechts was er noodig om in
hem bet vaste besluit tot rijpheid te brengen, dat hij alle hinder
palen omver zou werpen, die zich misschien tusschen hem en haar
zouden opdoen. Zij moet de mijne worden. Hij. de anders zoo
schrandere man van de wereld, kon in deze oogenblikken geen
woorden vinden om inet Alicc een gesprek aan te knoopen. Einde
lijk zeide hij met eene bevende stem: „Mag ik u aan inijne ouders
voorstellen, mejuffrouw Schilfer?"
Zacht legde zij hare hand op den arm van den jongen man, die
haar eerbiedig werd aangeboden.
Verwonderd zagen de ouders van William op, toen hun zoon
met de jonge dame tot hen naderde. Hij stelde Alice hun voor.
Met eenige vormelijke uitdrukkingen wendde zijne moeder zich tot
het jonge meisje. Zonder eenige verlegenheid antwoordde Alice
haar in goedgekozene en beschaafde uitdrukkingen. Men kon het
haar niet aanzien en men hoorde het evenmin in hetgeen zij
sprak, dat de salons der groote wereld niet de plaatsen waren,
waar zij verkeerde; zij bezat de ware verstands-ontwikkeling, die
nog verhoogd werd door een betamelijk gevoel-van eigenwaarde.
Dit alles geleidde haar over de klippen, die in het gezellige leven
der groote wereld voor haar bestonden.
De oude consul-generaal scheen eene bijzondere belangstelling
in de schilderes te stellen. Hij vermoedde, dat zij het was, wier
beeld William's hart vervulde; in haar scheen hij het geschetste
portret te herkennen, dat zijn zoon hem met gloeiende kleuren van
zijne geliefde ontworpen had. Dat peinzende, schoone meisje maakte
zichtbaar op hem den gunstigsten indruk en hij kon zich nu ook voor
stellen, dat zijn zoon door zulk een liefelijk wezen aangetrokken en
geboeid moest wordeu. Altijd was William een idealist geweest, en
dat deze buitengewone verschijning hem geketend hield, vond hij
geheel overeenstemmende met het karakter van zijn zoon en daarom
zeer natuurlijk. Terstond zocht de oude heer Retchaw mevrouw
Clausen op.
„Hooggeachte mevrouw! mag ik u om een kort onderhoud
onder vier oogèn verzoeken?" vroeg de oude heer, zich buigende.
„Met genoegen, mijnheer de consul! Ik verzoek u mij te volgon
in de bibliotheek hiernaast; wij zullen daar ongestoord met elkander
kannen spreken," antwoordde mevrouw Clausen, die hem reeds
voorging en hem verzocht op een stoel, die raid den in de kamer
stond, plaats te willen nemen. Slot volgt.)
Het financieel onheil te Rotterdam.
Jl. Dingsdng middag heeft te Rotterdam de vergadering plaats
gehad van aundeelliouders in de AJrikaamclie Handelsvereeniging.
Mr. Tels opende haar met de volgende toespraak:
„Mijne Heeren
De uiterst bedroevende aanleiding tot deze vergadering is alge
meen bekend. De directeuren der Afrikaausche Handelsvereenigiiig
hebben de betrekking verlaten, hun door 't vertrouwen der aandeel
houders, ar.n 't hoofd dier Verecniging aangewezen. De meest
bcdriegelijke balansen en staten zijn gebezigd om op de listigste
wijze het toezigt van commissarissen te verschalkenen nu, nu
eindelijk dc knoeijerij en het bedrog niet langer konden worden
volgehouden, blijkt van eene onbeschrijfelijke verwarring in de
zaken der Vereeniging.
Nadat Zaturdag avond en Zondag den 11 dezer eenige crediteuren
door den directeur PincofTs in kennis waren gesteld met de moeije-
lijkheden, waarin de Vereeniging zich bevond, zijn commissarissen
Maandag avond den 12 dezer bijeengekomen, in welke vergadering
de directeur Pincoffs geroepen, beleed sinds jaren valsche balansen
en staten, sluitende met hel daartoe frauduleus ingerigte grootboek,
aan commissarissen te hebben overgelegd en het aanbod deed om
binnen korten tijd eene som van zestien tonnen gouds bijeen te
brengen, ten einde daarin een middel te vinden ter vergemakke
lijking van de afwikkeling der zaken. De vrecselijke schok, welke
te voorzien wa9, dat eene staking van betaling zou geven aan zoo
vele en zoo groote financiële belangen en de wenschelijkheid voor
crediteuren van eene geleidelijke afwikkeling, noopten commissa
rissen om de hoogste financiële autoriteit in 't land, den president
der Nederlaudsche Bank, te raadplegen over hetgeen in deze pijn
lijke en moeijelijke omstandigheden het raadzaamst was.
De president en secretaris der Nederlaudsche Bank waren zoo
welwillend om de vergadering, die den volgenden dag Dingsdag
den 13 dezer, werd gehouden, bij te wonen, en in deze vergade
ring spraken beiden, na rijp beraad en koel overleg, het gevoelen
uit, dat er weinig kans op redding was, maur ontraadden tevens
ten ernstigste ieder overijlden stap en meeuden, dat in allen gevalle
alles moest worden gedaan om een geleidelijke afwikkeling mogelijk
te maken en zoo slechts eenigsrins doenlijk een faillissement te
voorkomen, opdat de groote bij de zaak betrokken financiële be
langen niet nog meer zouden worden geschaad.
Dienzelfden Dingsdag avond werd nog over de beste wijze van
zulke geleidelijke afwikkeling in overleg getreden met de belangrijk
in de zaak betrokkene crediteuren, met welke werd besloten den
volgenden dag (Woensdag) te onderzoeken, hoe het best dat doel
bereikt zou kunnen worden.
Vóór dat daartoe kon worden overgegaan, namen de directeuren
de vlugt.
Krachtens het den vorigen avond genomen besluit, kwamen
commissarissen Woensdag avond ivcdcr bijeen en besloten de ver
gadering van aandeelhouders op te roepen, op den termijn in de
statuten bepaald, en belegden wij in overleg met hen deze vergade
ring van crediteuren, ten einde te bepalen hoe te handelen in hun
beste belang.
Ieder uwer, mijne heeren, begrijpt dat het bij de bestaande ver
warring eene volslagen onmogelijkheid is eenig betrouwbaar over-
zigt te geven van den toestand der vereeniging.
Zooveel is gebleken, dat het maatschappelijk kapitaal niet meer
bestaat; dat volgens een staat uit de boeken opgemaakt, dien wij
hopen dat juist zal zijn, de lasten met inbegrip der obligaticn,
bedragen ongeveer twaalf millioen. Een lijst van crediteuren kunnen
wij u niet overleggen, omdat de verwikkelde wisseltransactiën met
garanticn en ondergarantiën het onmogelijk maken de juiste bedragen
der verschillende hoofden te kennen.
De baten vertegenwoordigen, al brengt men de gesurchargeorde
taxariëu tot de vermoedélijk juiste cijfers terug, een zeer aanzienlijke
waarde. Het grootste deel dier waarden bevindt zich aan de kust,
verdeeld over een 50tal factorijen.
Een faillissement, waarmede een geforceerde liquidatie zoude ge
paard gaan, zou voor de realiseering dier waarden de noodlottigste
gevolgen hebben.
Dit maakt voor commissarissen, in het belang van crediteuren,
de meest voorzigtige gedragslijn raadzaam en daarom stellen wij
u voor, eene commissie van drie leden te benoemen, die met
commissarissen de beste wijze beraamt, om tot eene geleidelijke
realisatie te geraken, en voorts al die maatregelen te nemen, welke
het belang van crediteuren vorderen en zich die personen teassumeeren,
die zij tot bereiking van dat doel dienstig achten.
Tot conservatie van het aanwezige hebben wij den heer B. P.
van IJsselstein verzocht zich met het toezigt op het kantoor te
willen belasten, en een juiste opmaking van den staat der zaken
te willen controlecren.
Naar de kust is aan den Hoofd-agent geseind, dat de directeuren
zijn gevlugt, de vereeuiging niet verkeert in staat van faillissement
en de belangen der vereeniging aan zijn beste zorgen blijven toe
vertrouwd, terwijl de medewerking van Justitie en Regering ons
niet ontbreekt.
Ziedaar, mijne heerenwat ik in deze treurige zaak kan inede-
deelcn, ik geef thans mijn zooeven gedaan voorstel in overweging."
Tot leden der Commissie werden benoemd de hh. H. Muller Sz.,
mr. J. C. Reepmaker <»n W. C. Schalkwijk. Nu volgde er eene discussie,
waarbij o. a. de heer Kohier de vraag deed, waarom commissarissen
Pincoffs lieten echapperen. De toejuiching, die hierop volgde, duurde
zeer lang. Bij herhaling van deze vraag werd geantwoordNiemand
liet ze gaan, ze gingen zelf. Op eene zeer heftige aanmerking tegen
hh. commissarissen, die van onbekwaamheid en verwaarloozing der
belangen van de aandeelhouders werden beschuldigd, antwoordde de
heer Reepmaker: Wat dien lieeien gebeurd is, kan ons allen gebeuren,
Ik zelf ben commissaris in onderscheidene maatschappijen en spreek
uit ondervinding. Commissarissen zijn geen experts-boekhouders.
Zij moeten directeuren vertrouwen, dc zaak steunen, haar in bloei
doen toenemen, rand geven, maar tegenover falsarissen is niemand
bestand. Neen, deze wakkere, algemeen geachte, bij ons allen zoo
guslig bekende mannen, zijn daarvoor niet verantwoordelijk.
Adolf Bastian maakt in zijn in 1874 te Jena uitgekomen werk
over de Duitsche expeditie naar de kust van Loango ook melding
van de factorij der Afrikaausche Handelsvereeniging, welke dezer
dagen zoo algemeen besproken is. Eene schipbreuk had hem op de
kust geworpen nabij de Zaire en hij verhaalt omtrent de handels
kantoren, welke hij daar vond, het volgende:
Banana is het middenpunt van de uitgebreide handelsbetrekkingen,
die eene Nederlaudsche Maatschappij te Rotterdam (de Afrikiiansehc
Handelsvereeniging) langs de kust van Mayombe in het Noorden
tot aan Loanda of Dande in het Zuiden, en waarschijnlijk nu reeds
verder, sedert een reeks van jaren onderhoudt. Het station stond
destijds, bij afwezigheid van den hoofdagent den heer d'Angremont,
onder leiding van zijn plaatsvervanger, den heer van Oort, een man,
wien wij tijdens de expeditie voor de welwillende vriendelijkheid,
waarmede hij ons doel hielp bevorderen, grooten dank schuldig zijn.
Ook dc overige bij deze factorij aangestelde Hollanders, de heeren
Witsen, Pape, Fontein en auderen, zal ik mij steeds met erkentelijk
heid herinneren, eu met genoegen zal ik de aangename dagen
gedenken, die ik in hun kring doorbragt.
Banana ligt op eene zandbank aan den mond der Zaire, die eene
kleine kreek afsluit eu daardoor eene in alle opzigten veilige haven
vormt. Het station bestaat uit twee factorijen, de factorij Rotterdam
aan de punt van de zandbank gelegen, en door het Fransche huis
Regis, dat het tijdens de zoogenaamde vrije emigratie bouwde, over
genomen, en de factorij Holland, waar zich, als de zetel van den
hoofdagent, de kantoren bevinden. Alle handwerken zijn daar ver
tegenwoordigd, vooral dat der kuipers, schrijnwerkers en smeden.
In groote loodsen wordt de palmolie gekookt en voorts zijn er nog
magazijnen, welke de volle vaten en andere voortbrengselen van het
land bevatten of hetgeen uit Europa is aangevoerd. Op drie werven
liggen bestendig uit Rotterdam aangekomen of derwaarts bestemde
schepen, eeu van de drie stoombooteu die den handel op de noor
delijke of zuidelijke kust of op de Zaire ten dienste zijn, even als
een aantal kleinere kustschepen, die aan de instelling behooren.
Een aantal negers werken hier; deels Kruboys, die voor eenige
jaren contract hebben gesloten en naar hunne kusten terug worden
gezonden, deels Krumanos, deels het dienstpersoneel gesteld door
de koningen van de omliggende Staten, die van de factorij bestel
lingen outvangen of opgeven voor de uit- en inloopende schepen.
De Europeanen eten dagelijks tweemaal te zamen in de groote
voorzaal van de factorij Holland, waar twee tafels gedekt staau,
een voor de blanke arbeiders en bedienden, de andere voor de
handclsagenteu en kantoorbeambten. Sotns zijn daar dertig personen
vereenigd. De woniugen, eene afzonderlijke kamer voor ieder persoon,
zijn aan dc veranda gebouwd, die om het gebouw loopt of op het
plein in op zich zelf slaande huizen verdeeld. Des morgens vroeg
heerscht altijd eene groote drukte in de factorij, omdat daar markt
x^ordt gehouden voor de mussoronghi, waarop mannen, vrouwen en
kinderen uit de aangrenzende dorpen komen, om hunne waar te
verkoopen.
Van de verschillende factorijen, die gezamenlijk onder het hoofd
station Banana staan, zijn de voornaamste te Landana, Massabaen
Puntanegra, die allen ouder bestuur van Hollanders zijn gesteld.
Van haar zijn de Portugesche factorijen afhankelijk. Ten zuiden
van de Zuire bezit de Handelsvereeniging hare hoofdstations te
Ambrizetti, Ambriz en Dande en op de Zaira te Punta da Lenlia
eu Romma.
Landana is voor den handel der Europeanen vooral vau gewigt.
De vele blanken, welke zich hier ophouden, kunnen er onbevreesd
leven, omdat zij de negers gedwongen hebben hunne dorpen naar
verren afstand te verplaalseu. Men is daar dus gevrijwaard tegeiv-
de plagerijen, die kunnen voortspruiten uit de afhankelijkheid der
bevolking van de Vorsten aan de kustlanden; maar het gevolg is
dan ook, dat men van de bevolking afgesneden is. De factorij te
Landana drijft geen regtstreekschen handel op het binnenland,
maar met de filiaalhuizen aan de Congo-rivier gelegen.
Uit Rotterdam meldt meu:
Wat de andere maatschappijen en firma's betreft, die wankelend
staan of groate schude lijden, is er hoop dat alles nog zal geschikt
worden, zij het dau ook met groote opoffering van crediteuren.
Die van de firma wed. Polak Co. zijn tegen Woensdag door
hunne regtsgeleerde raadslieden mrs. Goudsmit en Rombaeh bijeen
geroepen. Het slechtst zullen er aan toe zijn de aandeelhouders
in de Afrikaausche Handelsvereeniging, en verder die in de Indische
Gasmaatschappij, de Rottcrdamsche Handelsvereenigiiig, de Com
manditaire Bankvereeniging, de Rotterdamsche Bank, welke allen
door Pincoffs zijn meegesleept als slagtoffere van zijn knoeijerijen.
Uit Rotterdam wordt aan de Middelb. Crt. geschreven:
„Een feit is het, dat Pincoffs bij zijn vertrek vergezeld was van
zijne vrouw en zijn jongsten zoon, en zich kalm, alsof het een
onschuldig reisje gold, met zijn rijtuig naar het spoorwegstation
liet brengen. Zijne volwassen zonen zijn op eigen gelegenheid ver
trokken en hebben waarschijnlijk in het buitenland zich bij de overige
familie gevoegd.
Men weet thans ook wat er gebeurd is kort vóórdat-de catastrophe
eene publieke zaak was. In eene bijeenkomst met commissarissen
der Afrikaausche Handelsvereeniging en enkele geldmannen, heeft
Pincoffs gedeeltelijk opening van zaken gedaan. In die bijeenkomst
zou reeds gebleken zijn dat men met een schurk te doen had. Een
der commissarissen moet hem dit toen onbewimpeld te kennen
hebben gegeven, en onmiddellijk de justitie hebben willen verwittigen,
tegelykertijd ranatregelen willende nemen, opdat Pincoffs niet zou
kunnen ontsnappen. Op de vermaning echter van een der aan
wezigen (een man, die in de financiëele wereld een zeer hooge
positie bekleedt en wiens goede trouw in deze boven alle verdenking
gaat, om geen overijlde stappen te doen, maar liever alles te
beproeven om de dreigende ramp te voorkomen, besloot men Pincoffs
24 uren tijd te laten om volledige opening van zaken te geven en
maatregelen voor te stellen om de Vereeniging te redden. Pincoffs
verklaarde in deze bijeenkomst, dnt eene som van f 600,000 vol
doende zou zijn, om aan de eerste moeijelijkhedcn het hoofd te
bieden en den val der Handelsvereeniging te voorkomen.
Hij heeft van de 24 uren, die hem gegeven waren, gebruik
gemaakt om zich zelf te redden, waartoe blijkbaar alle maatregelen
reeds te voren geuomen waren. Misschien waren de 6 ton, als hij
ze gekregen had, bestemd om met hem de reis over zee te maken."
Is inderdaad aan Piucoffs zulk een vrijheid van handelen en zich
te bewegen gelaten, nadat commissarissen der Afriknansche Handels
vereeniging wisten dat hij een schurk was, dan mag men die achte
loosheid gerust onverantwoordelijk noemen. Het zou alweer een
bewys zijn, dat het in moejjelijke omstandigheden zelfs voor schrandere
mannen niet gemakkelijk is, het hoofd bij elkaar te houder.. Niets
toch ware eenvoudiger, dan Pincoffs te beletten zich te verwijderen,
ook zonder dat men overijlde stappen deed. Men hadden man juist
bij en onder de hand moeten houden, al ware het slechts om
inlichtingen te ontvangen. De verblindheid der Rotterdammers eu
hun vertrouwen in Pincoffs schijnen echter zoo groot geweest te
zijn, dat men zelfs den schurk-inconfetio Pincoffs nog vertrouwd
heeft, en zoo hebben zij hem het ontvlugten mogelijk gemaakt, ja
hem zelfs voor hun oogen zien vertrekken.
"V isciilaorlgton.
Dingsdag en Woensdag werd alhier eene ruime keuze in zeevisch
nangebragt, namelijk: schelvisch, kabeljaauw, rog, tong, tarbot,
steur, roodc ponen, griet, zalm, geep, enkele harders en schol. De
prijzen waren over 't algemeen redelijk te noemen.
Geep is in eens zeer in prijs gedaald. Deze visch is een wonder
lijk handels-artikelweken lang is zij zeer duur en nu bijna zonder
waarde. De WieringT moesten zelfs tot 75 c. per tal verkoopen.
Een Hamburger ever, schipper Kuiper, bragt aan: circa 180
pond tarbot, 12 wigtjes groote schol (verkocht a f 23) en een
partijtje middelbare (verkocht a 8.50).
De ansjovisvisscherij verbetert volgens geruchten.
Benoemingen, enz.
De 'kapt.-luit. ter zee jhr. E. P. E. de Stuers, tijdelijk belast
met de waarneming der betrekking van directeur van het marine-
etablissement te Soerabaija, wordt op zijn verzoek, eervol uit de
zeedienst ontslagen met den laatsten der maand, waarin dit besluit ter
zijner kennis zal worden gebragt, met vergunning tot liet blijven
diagen der activiteits-uniform.
De off. van gez. 1ste kl. J. A. G. Hulst, van het escadcr uit
Oost-Indic teruggekeerd, is op non-activiteit gesteld.
Aan den generaal-majoor W. A. A. B. van Toll, plaatselijk—
kommandant 1ste kl. en waarnemend gouverneur der residentie is
pensioen verleend ad f 2700. In diens plaats is benoemd de
generaal-majoor S. L. J. Queysen, adjudant des Konings in buiten
gewone dienst, kommandant der 1ste divisie, onder bepaling, dat
hij die functiën zal vervullen gelijktijdig met zijue betrekking hier
boven genoemd.
Staten-Generaal.
Tweede Kamer.
Zitting van Dingsdag 20 Mei. Het debat over art. 1 der
Kanalenwet is afgeloopen. Alle amendementen werden verworpen,
uitgezonderd dat om de Noordervaart te laten vervallen, dat werd
aangenomen; doch het gehede artikel is verworpen roet 40 tegen
89 stemmen. De heeren v. d. Koay en de Bruyn Kops stemden
vóór; de heer de Jong tegen. De minister van Waterstaat verzocht
daarop de behandeling van het wetsvoorstel niet voort te zetten.