deels herstellen zal. Het onderscheid met het vorige jaar is echter groot. Toen werd den 19 Mei het eerste gras gemaaid en nu verlaten de beesten pas de stallen. Eigen Haard bevat de volgende opmerking over de verzameling van postzegels. ,/Het is aan onze lezers en vooral aan onze lezeressen bekend, welk een „rage" er bij velen heerscht om de gebruikte postzegels netjes van de enveloppen af te doen en dan te bewaren. Vraagt men wat eigenlijk het doel hiervan is, wat men van plan is met al die nesten uit te voeren, dan krijgt men in den regel de zonderlingste ant woorden. De een verzamelt voor een ander, die er een bepaald, niet nader omschreven doel mede heeft (dit is nog het eenvoudigst); een tweede heeft gehoord, dat men met een onbehoorlijk groot aantal postzegels een slaaf kan vrij- "koopen of de opvoeding kan bekostigen van een of anderen wilde; een derde weet niet zekerheid te vertellen, dat voor zoo en zooveel postzegels een arine oude blinde vrouw of een kreupele jongen een goed onderkomen kunnen krijgen; kortom, de zonderlingste ideën zijn gangbare munt en dienen om vrienden en bekenden te vervolgen om de door hen ontvangen couverten. Sommigen veikeeren in de meening, dat zij als grondstof voor papier-maché dienen; doch dit is natuurlijk nimmer het geval. Maar waartoe dienen zij dan? In ons land worden nog al veel mozaïeken van postzegels gemaakt, maar-of alle verzamelde daarvoor gebruikt worden valt te betwijfelen. In Amerika (hopen wij, dat zulks niet even eens bij ons het geval is) komen, naar men zegt, minstens de helft der verzamelde zegels in handen van bedriegers, die er, door middel van chemische middelen, de stempels afwasschen en ze dan weder als nieuwe in den handel brengen. Een Amerikaan, die hierover het een en ander zegt, vermeldt, dat in een van de dagbladen met veel ophef gewag was gemaakt, hoe achthonderd dollars betaald waren aan eene dame, die een millioen aan driecents postzegels had verzameld. „Nu, de schurken kunnen gemakkelijk achthonderd dollars betalen," roept de Amerikaan veront waardigd uit, „want als ze schoon zijn, verkoopen zij ze voor dertig duizend dollars!" Berigten uit a Een bij het departement van Koloniën ontvangen tele gram van den gouverneur-generaal van Nederl.-Indië, dd. 18 dezer, bevat de navolgende berigten uit Atsjin: Tegen het einde van April is de vijand aanvallender- wijs te werk gegaan, eerst tegen Indrapoeri en vervolgens, na in grooten getale naar den linkeroever der rivier te zijn overgetrokken, tegen onze posten aan die zijde, terwijl ook onze transporten dagelijks beschoten werden. Zoodra het ingetreden drooge weder zulks veroorloofde, hebben onze troepen den vijand weder over de rivier gejaagd en hem daarbij aanzienlijke verliezen toegebragt (1 tot 4 dezer). Daarop zijn den 6 dezer drie kolonnes van Indrapoeri, Anak Galoeng en Tjot Besoetoi uitgerukt, om ook den règteroever van vijanden te zuiveren. Zij ondervonden een zeer hevigen tegenstand, maar na een driedaagsch gevecht, waarbij te Panteh Karang en Redieb eene rij zware versterkingen moest worden bestormd, werd de vijand totaal verjaagd, terwijl zijne kampongs (waaronder die van het weder afvallig geworden hoofd der V Moekim) getuchtigd werden. Aan onze zijde sneuvelde twee officieren (de kapitein van Berg en de luitenant Schuit) en werden er tien gewond terwijl meer dan honderd mindere militairen sneuvelden of gewond werden. De vijand moet belangrijke verliezen geleden hebben verscheidene voorname hoofden, waaronder de imam van Gliëng, zijn gesneuveld; imam Longbattah wordt gezegd zwaar gewond te zijn. Een der hoofden in de XXVI Moekim heeft zijne onderwerping aangeboden. opgemerkt; zij kende den jongen Retchaw te goed om te weten, dat hij niet in gebreke zou blijven zich met Alice bezig te houden. Toen William de schilderes zoo onverwacht voor zich zag staan, geraakte hij in verwarring; hij wist nauwelijks of hij zijne oogen vertrouwen mocht. Haar hier te vinden in zulk eeu uitgelezen gezelschap, waar de aanzienlijksten der stad vereenigd waren, had hij niet verwacht, niet durven hopen. Alice waagde het nauwelijks de oogen naar hem op te slaan; na haar plotseling verbleeken had het volgende oogenblik haar een hooge kleur aangejaagd. Hij, dien ze sedert maanden niet meer gezien, doch die steeds in hare gedachten geleefd had, stend daar zoo onverwacht vóór haar. Beiden wisten geen woorden te vinden bij dit onverwacht wederzien. Als van vreugde dronken hingen de oogen van William aan de slanke gestalte van het schoone meisjeziehzelven gelukkig ge voelende, zag hij aan hare verwarring, aan de kleur die zij kreeg, dat ze hem niet vergeten, dat ze aan hem, gelijk hij aau haar, gedacht had. Sterker dan ooit gevoelde hij, hoe dierbaar Alice hem was, en één enkel oogenblik slechts was er noodig om in hem bet vaste besluit tot rijpheid te brengen, dat hij alle hinder palen omver zou werpen, die zich misschien tusschen hem en haar zouden opdoen. Zij moet de mijne worden. Hij. de anders zoo schrandere man van de wereld, kon in deze oogenblikken geen woorden vinden om inet Alicc een gesprek aan te knoopen. Einde lijk zeide hij met eene bevende stem: „Mag ik u aan inijne ouders voorstellen, mejuffrouw Schilfer?" Zacht legde zij hare hand op den arm van den jongen man, die haar eerbiedig werd aangeboden. Verwonderd zagen de ouders van William op, toen hun zoon met de jonge dame tot hen naderde. Hij stelde Alice hun voor. Met eenige vormelijke uitdrukkingen wendde zijne moeder zich tot het jonge meisje. Zonder eenige verlegenheid antwoordde Alice haar in goedgekozene en beschaafde uitdrukkingen. Men kon het haar niet aanzien en men hoorde het evenmin in hetgeen zij sprak, dat de salons der groote wereld niet de plaatsen waren, waar zij verkeerde; zij bezat de ware verstands-ontwikkeling, die nog verhoogd werd door een betamelijk gevoel-van eigenwaarde. Dit alles geleidde haar over de klippen, die in het gezellige leven der groote wereld voor haar bestonden. De oude consul-generaal scheen eene bijzondere belangstelling in de schilderes te stellen. Hij vermoedde, dat zij het was, wier beeld William's hart vervulde; in haar scheen hij het geschetste portret te herkennen, dat zijn zoon hem met gloeiende kleuren van zijne geliefde ontworpen had. Dat peinzende, schoone meisje maakte zichtbaar op hem den gunstigsten indruk en hij kon zich nu ook voor stellen, dat zijn zoon door zulk een liefelijk wezen aangetrokken en geboeid moest wordeu. Altijd was William een idealist geweest, en dat deze buitengewone verschijning hem geketend hield, vond hij geheel overeenstemmende met het karakter van zijn zoon en daarom zeer natuurlijk. Terstond zocht de oude heer Retchaw mevrouw Clausen op. „Hooggeachte mevrouw! mag ik u om een kort onderhoud onder vier oogèn verzoeken?" vroeg de oude heer, zich buigende. „Met genoegen, mijnheer de consul! Ik verzoek u mij te volgon in de bibliotheek hiernaast; wij zullen daar ongestoord met elkander kannen spreken," antwoordde mevrouw Clausen, die hem reeds voorging en hem verzocht op een stoel, die raid den in de kamer stond, plaats te willen nemen. Slot volgt.) Het financieel onheil te Rotterdam. Jl. Dingsdng middag heeft te Rotterdam de vergadering plaats gehad van aundeelliouders in de AJrikaamclie Handelsvereeniging. Mr. Tels opende haar met de volgende toespraak: „Mijne Heeren De uiterst bedroevende aanleiding tot deze vergadering is alge meen bekend. De directeuren der Afrikaausche Handelsvereenigiiig hebben de betrekking verlaten, hun door 't vertrouwen der aandeel houders, ar.n 't hoofd dier Verecniging aangewezen. De meest bcdriegelijke balansen en staten zijn gebezigd om op de listigste wijze het toezigt van commissarissen te verschalkenen nu, nu eindelijk dc knoeijerij en het bedrog niet langer konden worden volgehouden, blijkt van eene onbeschrijfelijke verwarring in de zaken der Vereeniging. Nadat Zaturdag avond en Zondag den 11 dezer eenige crediteuren door den directeur PincofTs in kennis waren gesteld met de moeije- lijkheden, waarin de Vereeniging zich bevond, zijn commissarissen Maandag avond den 12 dezer bijeengekomen, in welke vergadering de directeur Pincoffs geroepen, beleed sinds jaren valsche balansen en staten, sluitende met hel daartoe frauduleus ingerigte grootboek, aan commissarissen te hebben overgelegd en het aanbod deed om binnen korten tijd eene som van zestien tonnen gouds bijeen te brengen, ten einde daarin een middel te vinden ter vergemakke lijking van de afwikkeling der zaken. De vrecselijke schok, welke te voorzien wa9, dat eene staking van betaling zou geven aan zoo vele en zoo groote financiële belangen en de wenschelijkheid voor crediteuren van eene geleidelijke afwikkeling, noopten commissa rissen om de hoogste financiële autoriteit in 't land, den president der Nederlaudsche Bank, te raadplegen over hetgeen in deze pijn lijke en moeijelijke omstandigheden het raadzaamst was. De president en secretaris der Nederlaudsche Bank waren zoo welwillend om de vergadering, die den volgenden dag Dingsdag den 13 dezer, werd gehouden, bij te wonen, en in deze vergade ring spraken beiden, na rijp beraad en koel overleg, het gevoelen uit, dat er weinig kans op redding was, maur ontraadden tevens ten ernstigste ieder overijlden stap en meeuden, dat in allen gevalle alles moest worden gedaan om een geleidelijke afwikkeling mogelijk te maken en zoo slechts eenigsrins doenlijk een faillissement te voorkomen, opdat de groote bij de zaak betrokken financiële be langen niet nog meer zouden worden geschaad. Dienzelfden Dingsdag avond werd nog over de beste wijze van zulke geleidelijke afwikkeling in overleg getreden met de belangrijk in de zaak betrokkene crediteuren, met welke werd besloten den volgenden dag (Woensdag) te onderzoeken, hoe het best dat doel bereikt zou kunnen worden. Vóór dat daartoe kon worden overgegaan, namen de directeuren de vlugt. Krachtens het den vorigen avond genomen besluit, kwamen commissarissen Woensdag avond ivcdcr bijeen en besloten de ver gadering van aandeelhouders op te roepen, op den termijn in de statuten bepaald, en belegden wij in overleg met hen deze vergade ring van crediteuren, ten einde te bepalen hoe te handelen in hun beste belang. Ieder uwer, mijne heeren, begrijpt dat het bij de bestaande ver warring eene volslagen onmogelijkheid is eenig betrouwbaar over- zigt te geven van den toestand der vereeniging. Zooveel is gebleken, dat het maatschappelijk kapitaal niet meer bestaat; dat volgens een staat uit de boeken opgemaakt, dien wij hopen dat juist zal zijn, de lasten met inbegrip der obligaticn, bedragen ongeveer twaalf millioen. Een lijst van crediteuren kunnen wij u niet overleggen, omdat de verwikkelde wisseltransactiën met garanticn en ondergarantiën het onmogelijk maken de juiste bedragen der verschillende hoofden te kennen. De baten vertegenwoordigen, al brengt men de gesurchargeorde taxariëu tot de vermoedélijk juiste cijfers terug, een zeer aanzienlijke waarde. Het grootste deel dier waarden bevindt zich aan de kust, verdeeld over een 50tal factorijen. Een faillissement, waarmede een geforceerde liquidatie zoude ge paard gaan, zou voor de realiseering dier waarden de noodlottigste gevolgen hebben. Dit maakt voor commissarissen, in het belang van crediteuren, de meest voorzigtige gedragslijn raadzaam en daarom stellen wij u voor, eene commissie van drie leden te benoemen, die met commissarissen de beste wijze beraamt, om tot eene geleidelijke realisatie te geraken, en voorts al die maatregelen te nemen, welke het belang van crediteuren vorderen en zich die personen teassumeeren, die zij tot bereiking van dat doel dienstig achten. Tot conservatie van het aanwezige hebben wij den heer B. P. van IJsselstein verzocht zich met het toezigt op het kantoor te willen belasten, en een juiste opmaking van den staat der zaken te willen controlecren. Naar de kust is aan den Hoofd-agent geseind, dat de directeuren zijn gevlugt, de vereeuiging niet verkeert in staat van faillissement en de belangen der vereeniging aan zijn beste zorgen blijven toe vertrouwd, terwijl de medewerking van Justitie en Regering ons niet ontbreekt. Ziedaar, mijne heerenwat ik in deze treurige zaak kan inede- deelcn, ik geef thans mijn zooeven gedaan voorstel in overweging." Tot leden der Commissie werden benoemd de hh. H. Muller Sz., mr. J. C. Reepmaker <»n W. C. Schalkwijk. Nu volgde er eene discussie, waarbij o. a. de heer Kohier de vraag deed, waarom commissarissen Pincoffs lieten echapperen. De toejuiching, die hierop volgde, duurde zeer lang. Bij herhaling van deze vraag werd geantwoordNiemand liet ze gaan, ze gingen zelf. Op eene zeer heftige aanmerking tegen hh. commissarissen, die van onbekwaamheid en verwaarloozing der belangen van de aandeelhouders werden beschuldigd, antwoordde de heer Reepmaker: Wat dien lieeien gebeurd is, kan ons allen gebeuren, Ik zelf ben commissaris in onderscheidene maatschappijen en spreek uit ondervinding. Commissarissen zijn geen experts-boekhouders. Zij moeten directeuren vertrouwen, dc zaak steunen, haar in bloei doen toenemen, rand geven, maar tegenover falsarissen is niemand bestand. Neen, deze wakkere, algemeen geachte, bij ons allen zoo guslig bekende mannen, zijn daarvoor niet verantwoordelijk. Adolf Bastian maakt in zijn in 1874 te Jena uitgekomen werk over de Duitsche expeditie naar de kust van Loango ook melding van de factorij der Afrikaausche Handelsvereeniging, welke dezer dagen zoo algemeen besproken is. Eene schipbreuk had hem op de kust geworpen nabij de Zaire en hij verhaalt omtrent de handels kantoren, welke hij daar vond, het volgende: Banana is het middenpunt van de uitgebreide handelsbetrekkingen, die eene Nederlaudsche Maatschappij te Rotterdam (de Afrikiiansehc Handelsvereeniging) langs de kust van Mayombe in het Noorden tot aan Loanda of Dande in het Zuiden, en waarschijnlijk nu reeds verder, sedert een reeks van jaren onderhoudt. Het station stond destijds, bij afwezigheid van den hoofdagent den heer d'Angremont, onder leiding van zijn plaatsvervanger, den heer van Oort, een man, wien wij tijdens de expeditie voor de welwillende vriendelijkheid, waarmede hij ons doel hielp bevorderen, grooten dank schuldig zijn. Ook dc overige bij deze factorij aangestelde Hollanders, de heeren Witsen, Pape, Fontein en auderen, zal ik mij steeds met erkentelijk heid herinneren, eu met genoegen zal ik de aangename dagen gedenken, die ik in hun kring doorbragt. Banana ligt op eene zandbank aan den mond der Zaire, die eene kleine kreek afsluit eu daardoor eene in alle opzigten veilige haven vormt. Het station bestaat uit twee factorijen, de factorij Rotterdam aan de punt van de zandbank gelegen, en door het Fransche huis Regis, dat het tijdens de zoogenaamde vrije emigratie bouwde, over genomen, en de factorij Holland, waar zich, als de zetel van den hoofdagent, de kantoren bevinden. Alle handwerken zijn daar ver tegenwoordigd, vooral dat der kuipers, schrijnwerkers en smeden. In groote loodsen wordt de palmolie gekookt en voorts zijn er nog magazijnen, welke de volle vaten en andere voortbrengselen van het land bevatten of hetgeen uit Europa is aangevoerd. Op drie werven liggen bestendig uit Rotterdam aangekomen of derwaarts bestemde schepen, eeu van de drie stoombooteu die den handel op de noor delijke of zuidelijke kust of op de Zaire ten dienste zijn, even als een aantal kleinere kustschepen, die aan de instelling behooren. Een aantal negers werken hier; deels Kruboys, die voor eenige jaren contract hebben gesloten en naar hunne kusten terug worden gezonden, deels Krumanos, deels het dienstpersoneel gesteld door de koningen van de omliggende Staten, die van de factorij bestel lingen outvangen of opgeven voor de uit- en inloopende schepen. De Europeanen eten dagelijks tweemaal te zamen in de groote voorzaal van de factorij Holland, waar twee tafels gedekt staau, een voor de blanke arbeiders en bedienden, de andere voor de handclsagenteu en kantoorbeambten. Sotns zijn daar dertig personen vereenigd. De woniugen, eene afzonderlijke kamer voor ieder persoon, zijn aan dc veranda gebouwd, die om het gebouw loopt of op het plein in op zich zelf slaande huizen verdeeld. Des morgens vroeg heerscht altijd eene groote drukte in de factorij, omdat daar markt x^ordt gehouden voor de mussoronghi, waarop mannen, vrouwen en kinderen uit de aangrenzende dorpen komen, om hunne waar te verkoopen. Van de verschillende factorijen, die gezamenlijk onder het hoofd station Banana staan, zijn de voornaamste te Landana, Massabaen Puntanegra, die allen ouder bestuur van Hollanders zijn gesteld. Van haar zijn de Portugesche factorijen afhankelijk. Ten zuiden van de Zuire bezit de Handelsvereeniging hare hoofdstations te Ambrizetti, Ambriz en Dande en op de Zaira te Punta da Lenlia eu Romma. Landana is voor den handel der Europeanen vooral vau gewigt. De vele blanken, welke zich hier ophouden, kunnen er onbevreesd leven, omdat zij de negers gedwongen hebben hunne dorpen naar verren afstand te verplaalseu. Men is daar dus gevrijwaard tegeiv- de plagerijen, die kunnen voortspruiten uit de afhankelijkheid der bevolking van de Vorsten aan de kustlanden; maar het gevolg is dan ook, dat men van de bevolking afgesneden is. De factorij te Landana drijft geen regtstreekschen handel op het binnenland, maar met de filiaalhuizen aan de Congo-rivier gelegen. Uit Rotterdam meldt meu: Wat de andere maatschappijen en firma's betreft, die wankelend staan of groate schude lijden, is er hoop dat alles nog zal geschikt worden, zij het dau ook met groote opoffering van crediteuren. Die van de firma wed. Polak Co. zijn tegen Woensdag door hunne regtsgeleerde raadslieden mrs. Goudsmit en Rombaeh bijeen geroepen. Het slechtst zullen er aan toe zijn de aandeelhouders in de Afrikaausche Handelsvereeniging, en verder die in de Indische Gasmaatschappij, de Rottcrdamsche Handelsvereenigiiig, de Com manditaire Bankvereeniging, de Rotterdamsche Bank, welke allen door Pincoffs zijn meegesleept als slagtoffere van zijn knoeijerijen. Uit Rotterdam wordt aan de Middelb. Crt. geschreven: „Een feit is het, dat Pincoffs bij zijn vertrek vergezeld was van zijne vrouw en zijn jongsten zoon, en zich kalm, alsof het een onschuldig reisje gold, met zijn rijtuig naar het spoorwegstation liet brengen. Zijne volwassen zonen zijn op eigen gelegenheid ver trokken en hebben waarschijnlijk in het buitenland zich bij de overige familie gevoegd. Men weet thans ook wat er gebeurd is kort vóórdat-de catastrophe eene publieke zaak was. In eene bijeenkomst met commissarissen der Afrikaausche Handelsvereeniging en enkele geldmannen, heeft Pincoffs gedeeltelijk opening van zaken gedaan. In die bijeenkomst zou reeds gebleken zijn dat men met een schurk te doen had. Een der commissarissen moet hem dit toen onbewimpeld te kennen hebben gegeven, en onmiddellijk de justitie hebben willen verwittigen, tegelykertijd ranatregelen willende nemen, opdat Pincoffs niet zou kunnen ontsnappen. Op de vermaning echter van een der aan wezigen (een man, die in de financiëele wereld een zeer hooge positie bekleedt en wiens goede trouw in deze boven alle verdenking gaat, om geen overijlde stappen te doen, maar liever alles te beproeven om de dreigende ramp te voorkomen, besloot men Pincoffs 24 uren tijd te laten om volledige opening van zaken te geven en maatregelen voor te stellen om de Vereeniging te redden. Pincoffs verklaarde in deze bijeenkomst, dnt eene som van f 600,000 vol doende zou zijn, om aan de eerste moeijelijkhedcn het hoofd te bieden en den val der Handelsvereeniging te voorkomen. Hij heeft van de 24 uren, die hem gegeven waren, gebruik gemaakt om zich zelf te redden, waartoe blijkbaar alle maatregelen reeds te voren geuomen waren. Misschien waren de 6 ton, als hij ze gekregen had, bestemd om met hem de reis over zee te maken." Is inderdaad aan Piucoffs zulk een vrijheid van handelen en zich te bewegen gelaten, nadat commissarissen der Afriknansche Handels vereeniging wisten dat hij een schurk was, dan mag men die achte loosheid gerust onverantwoordelijk noemen. Het zou alweer een bewys zijn, dat het in moejjelijke omstandigheden zelfs voor schrandere mannen niet gemakkelijk is, het hoofd bij elkaar te houder.. Niets toch ware eenvoudiger, dan Pincoffs te beletten zich te verwijderen, ook zonder dat men overijlde stappen deed. Men hadden man juist bij en onder de hand moeten houden, al ware het slechts om inlichtingen te ontvangen. De verblindheid der Rotterdammers eu hun vertrouwen in Pincoffs schijnen echter zoo groot geweest te zijn, dat men zelfs den schurk-inconfetio Pincoffs nog vertrouwd heeft, en zoo hebben zij hem het ontvlugten mogelijk gemaakt, ja hem zelfs voor hun oogen zien vertrekken. "V isciilaorlgton. Dingsdag en Woensdag werd alhier eene ruime keuze in zeevisch nangebragt, namelijk: schelvisch, kabeljaauw, rog, tong, tarbot, steur, roodc ponen, griet, zalm, geep, enkele harders en schol. De prijzen waren over 't algemeen redelijk te noemen. Geep is in eens zeer in prijs gedaald. Deze visch is een wonder lijk handels-artikelweken lang is zij zeer duur en nu bijna zonder waarde. De WieringT moesten zelfs tot 75 c. per tal verkoopen. Een Hamburger ever, schipper Kuiper, bragt aan: circa 180 pond tarbot, 12 wigtjes groote schol (verkocht a f 23) en een partijtje middelbare (verkocht a 8.50). De ansjovisvisscherij verbetert volgens geruchten. Benoemingen, enz. De 'kapt.-luit. ter zee jhr. E. P. E. de Stuers, tijdelijk belast met de waarneming der betrekking van directeur van het marine- etablissement te Soerabaija, wordt op zijn verzoek, eervol uit de zeedienst ontslagen met den laatsten der maand, waarin dit besluit ter zijner kennis zal worden gebragt, met vergunning tot liet blijven diagen der activiteits-uniform. De off. van gez. 1ste kl. J. A. G. Hulst, van het escadcr uit Oost-Indic teruggekeerd, is op non-activiteit gesteld. Aan den generaal-majoor W. A. A. B. van Toll, plaatselijk— kommandant 1ste kl. en waarnemend gouverneur der residentie is pensioen verleend ad f 2700. In diens plaats is benoemd de generaal-majoor S. L. J. Queysen, adjudant des Konings in buiten gewone dienst, kommandant der 1ste divisie, onder bepaling, dat hij die functiën zal vervullen gelijktijdig met zijue betrekking hier boven genoemd. Staten-Generaal. Tweede Kamer. Zitting van Dingsdag 20 Mei. Het debat over art. 1 der Kanalenwet is afgeloopen. Alle amendementen werden verworpen, uitgezonderd dat om de Noordervaart te laten vervallen, dat werd aangenomen; doch het gehede artikel is verworpen roet 40 tegen 89 stemmen. De heeren v. d. Koay en de Bruyn Kops stemden vóór; de heer de Jong tegen. De minister van Waterstaat verzocht daarop de behandeling van het wetsvoorstel niet voort te zetten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 2