is PincofFs gevat, maar ze hebben hein nog niet, en welligt
zal de herinnering dat hij gevat is, bij menigeen het ver
moeden wekken, dat het lang kan duren, eer men hem
gevat heeft.
Evenals op zoovele andere plaatsen is ook te Rijnsburg
de toestand van den landbouw veel ten achteren bij andere
jaren. Het vee werd in de weide gelaten, zonder dat er
genoegzaam gras voorhanden was. De aardappelen, die
anders omstreeks half Junij gerooid werden, zullen dit jaar
veel later verzonden kunnen worden, aangezien de nacht
vorsten aan de jonge spruiten veel kwaad hebben gedaan.
Aardbeijen beginnen te bloeijen. De uijen zijn beneden
het middelmatige. Koolplantjes komen langzamerhand te
voorschijn en, dank zij de gunstige weersgesteldheid van
de laatste "twee weken, is men op sommige akkers kunnen
beginnen met het uitpoten van vroege bloemkool. Nu een
verkwikkende regen den bovengrond heeft bevochtigd, kan
er nog veel behouden blijven van hetgeen oogenschijnlijk
verloren was. Het boomgewas alleen prijkt reeds in vollen
bloei en belooft een goeden oogst.
De Rotterdamsche correspondent van het D. v. Zh.
schrijft:
„Het zij mij vergund, met een enkel woord den indruk
weer te geven, dien de vergadering van schuldeischers der
Afrikaansche Handelsvereeniging op mij gemaakt heeft.
Zij is, om 't met een paar woorden te zeggen, deze,
dat de cliquc, die Rotterdam regeerde, nog steeds zooda-
nigen invloed heeft, dat slechts sommigen haar openlijk
durven wederstaan. Is dit niet blijkbaar, wanneer men
bespeurt hoe gedwee de vergaderde honderden zich neder-
legden bij het onverbroken stilzwijgen van commissarissen
en bij het alle antwoord afwijzend bescheid van den voor
zitter, op de categorische vragen van den heer Kohier?
Toch bedoelde die heer niets anders dan te weten,
waarom men de directeuren gelegenheid had gegeven om
te ontsnappen, wat zeker niet geweest is in het belang der
crediteuren. Mogt, ja moest dit hier niet gevraagd worden?
Het donderend geraas, waarmee die vraag werd ge
steund, drukte de overtuiging uit dier honderden; aan de
groene tafel gevoelde men dat; en toch toch den
heer Ivöhler met het woord steunen durfde niemand. Wat
had commissarissen bewogen? Welken commissaris? Die
vragen hadden de aanloop kunnen worden voor andere
vragen. Thans werd de naakte waarheid niet onthuld!
Maar dit is boven allen twijfel verheven. Al durft in
zulk eene vergadering A niet spreken, omdat hij met B
groote zaken doet, en C niet omdat D hem zijn vonnis
kan teekeiïun, door hem b. v. niet meer te bedienen, wat
C om velerlei redenen wil trachten te voorkomen, en al
durft E den mond niet te openen omdat hij tegen zoo'n
advocaat niet opdurft, het kookt in den boezem van velen,
en reikhalzend zien zij uit naar meer licht!
....„Zien zij uit," zeg ik. Maar waarom dan ook niet
een ziertje ineer moed, een beetje daden? En waarom
was er niemand, die de opmerking maakte, dat het voor
zitterschap in deze zaak was toevertrouwd aan den „vriend"
Tels, die weder uitnoodigde zijn „vriend" Muller, die
zich weder assumeerde zijn „vrienden" Reepmaker en
Schalkwijk? Niemand die een bekenden vijand der clique
(had men niet moeten schrijven „een geheel onpartijdig
man") wilde voordragen."
Ten bewijze hoe aanmerkelijk minder de zuivel-
productie in de omstreken van Delft, in de maand Mei
dezes jaars, tegenover die van Mei 1878 was, kunnen de
volgende cijfers dienen: Gedurende de vier eerste weken
van Mei 1878 werden daar ter markt aangevoerd 103,020
Ivgr. boter. In de vier eerste weken van Mei 1879 slechts
76,240 Kgr. Dus minder 27,380 Kgr. Van kaas bedroeg
de aanvoer op de vier eerste marktdagen in Mei 1878,
93,234 Kgr. Op de vier eerste marktdagen in Mei 1879,
38,935 Kgr. Dus minder 54,299 Kgr.
Omtrent de reusachtige Praterfahrt,welke jl. Vrijdag
te Weenen plaats had, na afloop van de groote wedren,
meldt men o. a. aan de N. Roft. Crt.:
De Keizer en de Keizerin in een rijtuig a la Daumont
met 4 paarden bespannen openden den stoet, waarachter
alle rijtuigen volgden, waaronder voornamelijk werden
opgemerkt een vierspan van Prins Esterliazy, een stage coach,
waar de heeren en dames bovenop en de bedienden binnen
in zitten van Prins Liechtenstein en Prins Czetwertinsky,
welke hunne 6 paarden van den bok bereden. Daarachter
kwam graaf Andrassv, die met zijn dochter op den bok
van een hoogen Napoleon gezeten, een vurig span Ilongaar-
sche paarden bestuurde. En daarna volgden honderden
rijtuigen van de vorstelijke equipage af tot de gewone fiacre,
die alle de schoone Prater-allee, welke ongeveer een uur
gaans lang is, doorreden. Ik ben digter bij de waarheid
als ik zeg doorvliegen, want het ligt nocli in het temperament
van de paarden noch van de Weener koetsiers om langzaam
te rijden. In vliegenden draf poogt elke koetsier, die maar
een beetje koetsierseer heeft, zijn collega vooruit te komen,
en zoo bewegen zich die honderden rijtuigen in een dolle
vaart door de Prater-allee. Zoo werd de afstand van een
uur gaans door mijn rijtuig in 14 minuten afgelegd. Weldra
bereikt men de tentoonstellingsrotonde en de koffij huizen
waar de Hongaren hunne czarda spelen en dansen, en
de militaire kapellen de walsen van Strauss en Suppé
doen hooren. Aan den Praterstern, het uiteinde van den
Prater gekomen, draait de geheele file rijtuigen om, en de
vliegende rit begint opnieuw naar het Lusthaus en restaurant,
die aan het tegenovergestelde einde der Allee gelegen zijn.
De rijweg, welke hooger ligt dan het voetpad, wordt door
een doorloopenden steenen rand van de andere wegen afge
sloten. Op dien steenen rand staan de personen welke in
geen rijtuig zijn, man aan man het interessante schouwspel
aan te zien. Zoo duurt de rit gedurende een uur voort,
tot eindelijk de lange sleep rijtuigen den Praterstern over
schrijdt en door de Praterstrasse stadwaarts rolt, om zich
eindelijk in de verschillende straten te verdeelen.
Hebben de Rotterdamsche zwendelarijen in vele
plaatsen van ons land aan menigen inwoner gevoelige
slagen toegebragt, niet minder heeft Vlissingen in verhou
ding tot de bevolking en de fortuinen, door die ontzet
tende financiële ramp geleden. Zoo noemt men aldaar vijf
of zes respectabele familicn, die als slagtoffers van die
afschuwelijke bedriegerijen voortaan een zorgvol leven
zullen te slijten hebben.
Ook een aldaar gevestigde groote onderneming wordt
aangeduid, als indirect een groot verlies te zullen lijden.
De gemeenteraad van Vlissingen heeft afwijzend
beschikt op het door den kerkeraad der Ned. Hervormde
gemeente ingediend verzoek, om nog dit jaar de kermis
af te schaffen.
Te Vlissingen wordt alsnog een gemaal-accijns
geheven, bedragende f 4.50 per 100 IIL.
De ramp, die onze stad getroffen heeft zoo schrijft
men uit Rotterdam aan de Arnh. Crt. is van zulk een
omvang, dat er met zekerheid nog niet te bepalen, wat
er het gevolg van zijn zal. Bijna alle bankinstellingen
zijn er in meer of minder mate door getroffen.
Bijnr. alle, zeg ik, omdat ik tot mijn genoegen één ken,
en wel de oudste onzer stad, die met de vreeselijke
katastrophe volstrekt niets te maken heeft. Het is de firma
Mozes Ezechiels Zonen, die zich niet door schijn en
zoogenaamde grootheid liet verblinden en daardoor niet in
den val liep. Meer nog: Reeds jaren lang waarschuwde
zij, en maakte bij herhaling hare vrienden attent op den
grooten zwendel, welke met behulp der wisselruiterij door
Kerdijk en Pincoffs en hunne Afrikaansche Handelsver
eeniging en alle die vereenigingen, door hen gesticht, op
zulk een groote schaal gedreven werd. Zij vergeleek de
stichting dier instellingen steeds met het zetten van ver
diepingen op een gebouw, waarvan de fondamenten wrak
stonden. Men wilde echter niet luisteren en beschouwde
de waarschuwingen als voortspruitende uit persoonlijke
antipathie. Thans, nu de slag gevallen is, komt men tot
de conclusie, dat die soliede en ouderwetsche Ezechiels
toch wel gelijk had. Maar de groote kredietgevers hadden
het even goed kunnen inzien, want. zij kregen eveneens
dag aan dag wissels van enorme bedragen in handen, dat
niets anders dan familie- of accomodatiepapier was en het
is onbegrijpelijk dat dit zwendelpapier door bijna alle groote
instellingen zoo jaren lang gemakkelijk in disconto ge
nomen werd.
Men zag namelijk wissels getrokken door M. L. Bauer
Co. te Londen (zwager van Kerdijk en van Pincoffs);
op de Afrikaansche Handelsvereeniging; op Kerdijk
Pincoffs; op de Rotterdamsche Bank (commissaris Pincoffs);
op de Commanditaire Bankvereeniging Rensberg van
Witsen (stichting van Pincoffs); op L: J. Enthoven,
te 's jHage (zwager van Kerdijk en van Pincoffs). Een
huis te Lissabon door hen opgerigt, Brucher Muurling,
trok maar altijd door op bovengenoemde firma's. Een
familielid, Ilalle te Parijs, idem, idem.
En al deze wissels gingen in grooten getale dag aan
dag door bankiershanden en werden gedisconteerd en betaald,
zonder dat men zich waarschijnlijk een enkel maal de vraag
stelde: „Mijn hemel! wanneer die lui toch met zooveel
millioenen werken, waartoe dan al die trekkerijen!"
De eenige oplossing hiervoor is, dat do schurk Pincoffs
een groote geest had en een redeneerkracht, welligt zonder
weêrga, waardoor hij een ieder wist te winnen en aan
zijn wil dienstbaar te maken. Door de hooge positie, die
hij zich in het openbaar leven wist te verschaffen, was men
vereerd met hem in aanraking te komen, maar kon men
er dan ook tevens verzekerd van zijn, aandeelen Afrikaansche
of Rotterdamsche Handelsvereeniging te moeten slikken.
Het buitenland heeft door bovengenoemde waarschuwing
van den heer E. meer geprofiteerd dan onze stad. Zoo is
het dat een Europeesch Koning voor groot verlies behoed
is, door de informatiën hem indirect verstrekt en het zijn
ook deze, thans zoo hoog gewaardeerde inlichtingen, die
de voornaamste bankiers der wereld voor een groot ge
vaar behoed hebben, dat hen boven het hoofd hing, daar
een laatste poging, zoo het schijnt, bij dezen werd aange
wend om het wankelende gebouw staande te houden, dat
thans zoo plotseling en met zulk een hevigen knak is in
eengestort.
Uit den Gelderschen Achterhoek wordt gemeld dat
het Rotterdamsch incident ook in die streken wordt gevoeld.
In Goor hebben o. a. twee fabrieken, die hoofdzakelijk
voor de Afrikaansche Handelsvereeniging werkten, den
arbeid moeten staken.
De Neder-Vel uwe bevat den volgenden brief van
eene keukenmeid aan haar vereerder:
„Geliefde Piet van mijn hart.
Lieve, eeuwig beminde Piet, ik neem de pen op, lieve
Piet, ik heb er lang naar een gezocht, maar heb er toch
eindelijk een gevonden, namelijk een plaats, waar je als
huisknecht kunt komen; 't zijn nog al goede menschen;
men kan ze tegenwoordig ook al niet met een schaartje
knippen. De kost is er goed, en wie weet, of je de
keukenmeid daar niet eens vandaan kunt krijgen; nu
we kunnen nog eens zien. Lieve Piet, je loon is vier
gulden in de week en je hebt alle Zondagen een Zondag
en ik zal 't zoo zien te schikken, dat jou Zondag op mijn
Zondag valt. Het is hier om den hoek bij Heckman, 't
is een goede sul, en zij ook, en je zult Frits heeten,
omdat de vorige ook Frits geheeten heeft, maar voor mij
blijf je toch altijd Piet, want omdat de andere Frits ge
heeten heeft, moet je ook Flits heeten, maar dat is niets.
Lieve Piet van mijn hart, zij nemen je op mijn risico, en
ik heb je aanbevolen; ik heb ook gezeid, dat je met
paarden kunt omgaan, dus je moet ook zeggen dat je 't
kunt. Ik wacht je morgen met den spoorwagen: hier heb
je drie gulden reisgeld. Ik had je graag in de apetheek
op den hoek gebragt om te stampen; dat was digterbij,
maar daar was 't al bezet. Maar kom nu vooral; maak
me niet tot een leugenaar, want ik heb niet graag, dat ze
me voor een leugenaar houden. Nu lieve Piet, ik blijf je
liefhebbende geliefde tot aan het eind van mijn leven.
Je liefhebbende Door."
De arrondissements-regtbank te Leeuwarden heeft
F. Westerling, hoofdonderwijzer te Surhuistcrveen, vrijge
sproken van den hem ten laste gelegden diefstal van turf
uit het schoollokaal, op grond dat niet wettig en overtuigend
is bewezen dat hij in dezen met arglist heeft gehandeld,
daar alle hoofdonderwijzers in Achtkarspelen ieder jaar eene
vaste hoeveelheid turf van de gemeente ontvangen ten
behoeve van de verwarming hunner schoollokalen, en door
het gemeentebestuur nooit meer paar die turf wordt omgezien
nadat zij op den zolder boven de scholen gebragt is, en
de onderwijzers dan ook niet verpligt zijn van de turf
rekening en verantwoording te doen, evenmin als van de
gelden die zij, per lamp berekend, voor de verlichting
ontvangen.
Een beambte aan het postkantoor te Harlingen is
dezer dagen, verdacht van verduistering van gelden aan
zijn beheer toevertrouwd, in zijne betrekking geschorst en
naar Leeuwarden overgebragt. De man heeft eene vrouw
en zes kinderen.
Uit Amsterdam schrijft men aan de Prov. Gr. Crt.:
„Zij, die Kerdijk hebben gekend, beschouwen hem als
dupe in het begin, als door de omstandigheden gedwongen
complice later. Al droeg hij den borst veel hooger dan
zijn compagnon hij had een air hautain over zich van
belang hij was lang zoo knap niet en miste de energie
van P. Bewijs genoeg in de akelige poging tot zelfmoord
te Antwerpen, een parodie! Twee schoten, chloroform,
messteken en nog niet dood! Arme man, ge zijt te beklagen.
De wijze, waarop hij Rotterdam verliet, 's morgens vroeg,
zonder familie, met een klein valiesje, toont aan, dat hij
wegging om zich van het leven te berooven. Te Ant
werpen kocht hij een pistool. Hij maakte een inventarisje
van de voorwerpen cn van het geld (300 francs) dat hij
bij zich had, welk lijstje door zijn zoon werd gevonden.
De man speelde dus geen komedie, toen hij trachtte zich
zich van het leven te berooven; maar 't schijnt niet ieder
een te zijn gegeven, door eigen hand van de wereld te
scheiden. Daaruit blijkt, dat er geen afspraak tusschen
hemen Pincoffs heeft bestaan. Integendeel, ik meen te weten,
dat de heeren Dingsdag avond elkander lang niet malsch
hebben uitgescholden voor al wat leelijk is. Toen Kerdijk
al op reis was, trachtte Pincoffs nog te 's Hage geld te
krijgen, veel geld, maar hij moest zooveel, zoo erg veel
hebben, 't ging niet meer. Ik zou 't betreuren, als Kerdijk
alleen voor de misdaden van zijn compagnon zou moeten
boeten. Van de Nederlandsche justitie mag men eischen.
dat zij Pincoffs in handen krijgt, gebeure wat er wil, koste
't wat ook. liet regtsgevoel der natie zou worden be-
leedigd, als de man zijn geregte straf ontliep, die reeds
falsaris zijnde om het lidmaatschap der Eerste Kamer wierf
cn om de ridderorde van den Nederlandschen Leeuw, die
acht jaren lang, voor zoover men weet en misschien nog
veel langer, zoo flagrant den huichelaar heeft gespeeld. De
moeijelijkheden om den man te krijgen, ook al weet men
waar hij is, kunnen groot zijn. Vestigt hij zich ergens
vanwaar de uitlevering niet bij traktaat is geregeld, dan
zal 't het werk der diplomatie moeten zijn, om toch uit
levering te veikijgen. Is hij naar Amerika, dan zal't geld,
veel geld kosten, als P. ten minste zelf geld bij zich heeft.
In Amerika toch is alles met geld te doen en wanneer P.
door omkooping de uitlevering tracht te voorkomen, dan
zal de justitie door opoffering van geld die uitlevering toch
mogelijk kunnen maken. In één woord, we moeten Pincoffs
hebben. Als het berigt zijner aanhouding komt, dan zullen
ordentelijke lieden de vlaggen uitsteken."
De heer Tak van Poortvliet, zegt de Haagsche
kroniek der N. Gron. Crt., heeft op het eerste belangrijke
wetsontwerp, dat hij in de Kamer verdedigde, échec
geleden. Men moge tegenover dat votum tien betui
gingen van vertrouwen stellen, voor den minister, die niet
met zijne beginselen transigeert, is de uitspraak beslissend.
Onmiddellijk na de stemming is dan ook Dingsdag de
ministerraad vergaderd geweest en in die vergadering
is men niet tot een resultaat gekomen; waarschijnlijk zou
een nadere bijeenkomst gehouden worden. Want, hoe
zonderling het ook schijnen moge de kwestie der
aftreding van het geheele ministerie is in den ministerraad
ter sprake gebragt. In de couloirs der Kamer werd
medegedeeld, dat de heeren Kappeyne, Gleichman en Tak
vast besloten zijn, hunne portefeuilles ter beschikking van
Z. M. den Koning te stellen. De overige ministers zouden
echter nog niet geneigd zijn, dit voorbeeld te volgen, en
ik geloof dan ook inderdaad, dat er geen reden hoegenaamd
is voor een crisis. De Kanalenwet kan voor den minister
van Waterstaat een reden van aftreden zijn, voor het
ministerie niet; zoo Kappeyne thans aan den vooravond
der verkiezingen „wegloopt," zou hij zijn persoonlijk
gezag en het aanzien der liberale partij een gevoeligen
slag toebrengen.
Verbazende, doch historische, anecdoten, zoo meldt
men o. a. uit Batavia, dd. 19 April, omtrent de Atsjin-
hoofden en hun verhouding tot het gouvernement kan
men somtijds vernemen. Hoe Toekoe Kadli, het hoofd
der regters, toen hij te Batavia was en bij den heer
Levysohn Norman logeerde, door den Raad van Indië ge
consulteerd werd omtrent de regtspleging op Atsjin, als
eersten eisch stelde, dat nooit een Ilollandsch regter op
Atsjin regt zou spreken, in weerwil van die onbeschaamd
heid met onderscheiding verder aangehoord werd, en einde
lijk, toen de overeenkomst tusschen hem en het gouverne
ment zou geteekend worden, verzocht het stuk mee te
mogen nemen, omdat een Atsjinesche groote volgens den
adat nooit schreef in het bijzijn zijner minderenover welk
vreemd beweren in Atsjin om inlichting gevraagd werd,
waarop de informatie volgde, dat de groote Toekoe Kadli
niet schrijven kon. Hoe een ander Atsjinees hier te Batavia
met eere ontvangen en aan de tafel van den gouverneur-
generaal genoodigd, bij zijn terugkeer op Atsjin onmid
dellijk met den vijand heulde, en zijn straf niet ontgaan
heeft; hoe Toekoe Baid, Ilabit's schoonvader, thans onder
worpen, maar door niemand meer vertrouwd, en daaren
boven op zijn eigen gebied verdrongen door een Atsjineesch
patriot, toen hij voor het eerst, indertijd te Lepong met
den controleur over de onderwerping kwam spreken, al
dadelijk voorschot vroeg en kreeg, daarna het horologe en
den gouden ketting van den controleur ter leen vroeg tot
den volgenden morgen, en het niet teruggaf, wat bij zijn
latere onderwerping, waarschijnlijk als krijgslist of mis
verstand, met den mantel der toegevendheid bedekt wex-d; hoe
hij de onbeschaamdheid had om daarna bij het vertrek van
dienzelfden controleur naar Batavia hem zijn eigen horo
loge ter reparatie toe te vertrouwen, en toen hij het niet
terug kreeg er later naar te vragen; hoe hij bij zijn onder
werping een kostbaren gouden keten van de regering ten
geschenke kreeg, en tijdens zijn verblijf te Kotta-Radja
in een bamboe bijgebouwtje zijn koten aan den muur op
hing en uitging, om zich later te beklagen, dat hij gestolen
was (natuurlijk weggenomen door een van zijn handlangers
of gevolg) en daarop een nieuwe ketting te vragen, die
hem echter geweigerd werd met een berisping, dat hij het
eere-geschenk der regering op onwaardige wijze verwaar-
loosd had; hoe niettemin de assistent-resident weigerde, tot
onderzoek van den diefstal, het gevolg, dat voor zijn
woning had moeten waken, voorloopig te arresteeren,
omdat men de Atsjinesche hoofden door vertrouwen moest
winnen, en hoe ten slotte uit Batavia aan Toekoe Baid
tot troost toch nog een horologe werd gezonden.
Al zulke verhalen, die wij uit vertrouwbare bron ver
namen, zouden zeer grappig zijn, zoo zij ons zeiven niet
golden. Zij kunnen de zoetsappigen misschien verzoenen