in Bij J. BEIS, J£Men DEPOTS VAN THEE, C. A. SMITS Co. NIEUWE SGHOTSCHE MAATJESHARING. M. RAVENSWAAY ZONEN, D. XAUFMANN, De ondergeteekenden hebben de eer UEd. door deze mede te deelen, dat zij sedert 1 Junij jl. bij hunnen Handel in Bouwmaterialen te Botterdam, zich ook gevestigd hebben te HOORN, aldaar kantoor en magazijn houdende ten huize van den heer J. BEEK, West. Zij recommandeeren zich door deze voor de levering van alle materialen het vak betreffende, zooals: Luiksche Kluitkalk, Schelpkalk, Tras, Prima Portland Cement, Gips, Vuurvaste SteenEngelsche en Hollandsche Pothuizen Schoorsteenpotten, Privaattrechters, enz. Belgische Parquetvloeren, Waal-, Rijn-, IJsscl- en Utrechtsche Steen, Pannen, Tegels, enz. enz. Zij geven de verzekering, dat uwe orders steeds ten stipste zullen worden uitgevoerd, terwijl op aanvrage van alle artikelen prijsopgave verstrekt wordt. is ontvangen ZIJDEN HEEREN-HOEDEN in voorraad tot in de fijnste kwaliteiten (het laatste model). FANTAISIE-HOEDEN in de grootste keuze en sor tering, de allernieuwste modellen (prachtige zwarte kleur). De Fantaisie-Hoeden zijn allen direct aange- jyWy voerd van de eerste buitenlandsche fabrieken; de prijzen zijn daarom, de kwaliteit in aanmerking; nemende, zeer voordeelig. PETTEN in alle mogelijke en nieuwe modellen, meest allen eigengemaakt werk. De Lakensche en Leêren Petten met regte kleppen; allen met sterke fijn verlakte echte leéren (geen kartonnen) kleppen van best leer en fijn wol laken. Zij overtreffen alle andere soorten in deugdzaamheid. MARINE- en alle soorten MILITAIRE PETTEN worden ten spoedigste afgeleverd. LOODSPETTEN. Sommige modellen niet voorradig zijnde, worden ze gemaakt. Voor de kleur van het laken wordt ingestaan. Reparatie» aan Zijden Heeren-Hoeden volgens de bekende billijke prijzen. Iedere kooper zal zich van de voordeelige prijzen overtuigen. F, AUF DEM BRINKE, HOOFDGRACHT, K 60. UIT HET MAGAZIJN VAN te «OR1XC1IE1I. Deze THEEËN worden afgeleverd in ver zegelde pakjes van vijf, twee en een half en een Ned. ons, met vermelding van Nommer en Prijs, voor zien van nevensstaand Merk, volgens de Wet gedeponeerd. Zich tot de uitvoering van geëerde orders aanbevelende. Nieuwediep. A. METZELAAR, Binnenhaven 12. Helder. J. BREEBAART, Langestraat. Wieringen. J. D. BOERSEN. Schagen. J. DENIJS. komen in liet tijdperk van eenige maanden Mark 9,262,000 in Brnnawijk tor Terloting. De hoogste winnet is i'nt gelukkigste geval mark 450,000 300,000 300,000 150,000 100,000 75,000 2 k 50,000 40,000 6 a 30,000 25,000 2 a 20,000 12 a 15,000 150,000 100,000 75,000 100 000 40,000 180,000 25,000 40,000 180,000 ent De door den staat vastgestelde prijs der lotea tas de 1ste trekking is: 'A 9.35 4.68 f. 2.34 1.17 Tegen inzending van het bedrag hetwelk het gemakke* kelijkste pr.postwissel overte maken Is,worden orders op 'tprompete en'rorovuldlgtle dagelijks tot op den 20sten JueiJ a. s. uitgevoerd. Slechts Orlglnësle Staats-Loten en ofiiciftele prospectnssen worden door mij verzonden, zooals dadelijk na beëindiging der trekkingen de amb telijke lijsten en het bedrag der winsten enz. De trekkingen hebben pnbliek plaats en onder toezicht der regeering. Tot het nemen van een gelllhg' proef noodigd nit Hoofd-Collectenr te HAMBURG, Welckerstrasse 6. De „ASSOMMOIR" van EMILE ZOLA, hij vogelvlucht. II. (Slot.) Merkwaardig i9 de totale verandering die met Coupcau, na zijn herstel, heeft plaats gegrepenhij is dezelfde niet meer. De ruime verdiensten zijner vrouw hebben hem zorgeloos gemaakthij raakt meer en meer aan den drank en begint op vertrouwelijken voet te verkeeren met gelijkgezinde kameraden, drinkebroers van de ergste soort. Etienne, Gervaise's oudste zoon, is door bemiddeling van Goujet op zijn ijzerfabriek geplaatst. Goujet blijft Gervaise in stilte bewonderen, ja, aanbidden; zijn lievelingsplekje is een hoekje achter in den winkel, waar hij in zijn vrijen tyd uren aaneen zijn pijpje kan zitten rooken, alleen om naar Gervaise te kunnen kijken. Het eerste jaar heeft zij trouw haar schuld afbetaald, maar na dien tyd, toen de schuld ongeveer half was afgedaan, gaat het lang zoo geregeld niet meer en blijft ze soms geheel in gebreke, 't Geld loopt haar thuis tegenwoordig ook als water door de vingers en ze heeft soms hard werk om den wagen in 't spoor te houdeu, over eenkomstig de moederlijke raadgevingen van de oude juffrouw Goujet, die echter kiesch genoeg is om nooit direct van het geleende gfr'd te reppen. Terwijl zij op eeu keer, na een bezoek bij de Goujet's, de trap afgaat, heeft ze een onvoorziene ontmoeting. Er passeert haar een groote, knappe vrouw, die juist een visch gekocht heeft, om haar man op te onthalen. Het is de «lange Virginie," die ze in het wasclihuis indertijd zoo gevoelig gekastijd heeft. Reide vrouwen staren elkaar verbluft aan en Gervaise denkt dat zij den visch in haar gezicht zal krijgen. IntegendeelVirginie schenkt haar een goedig glimlachje, en nu wil de strijkster van haar kant ook toe nadering betoonen. „Ik vraag u vergiffenis," zegt zij. „Het is u van ganscher harte vergeven," antwoordt de lange brunette. En nu volgt de wederzydsche voorstelling: „Juffrouw Coupeau." „Juffrouw Poisson." Virginie's man, met wien ze pas gehuwd en in Gervaise's voor malige woning gevestigd is, staat op de nominatie voor sergeant de ville, agent van politie. Zijne vrouw stelt hem „haar oude vriendin" voor en de verhouding tusschen het drietal is zoo hartelijk mogelijk. Virginie schijnt alle wraakzuchtige planneu te hebben opgegeven, en passeert voortaan nooit meer den strijksters-winkel zonder eens even in te loopen. Over Lantier, de oorzaak van den twist tusschen de twee vrouwen, wordt geen syllabe gereptGervaise vraagt niet wat er van hem geworden is en Virginie zinspeelt zelfs in de verte niet op hem. In den beginne althans niet. Later verneemt Gervaise bij stukkeu en brokken dat Lantier werkelijk met de kleine Adcle er van door was gegaan, toen bij haar, nu zeven jaar geleden, verliet; maar volgens Virginie was twisten en plukharen bij die twee voortdurend aan de orde geweest. Acht dagen geleden zijn ze voor goed weer van elkaar gescheiden Adèle heeft de plaat gepoetst en Lantier heeft zich wel gewacht haar na te loopen. Gervaise is door deze mededeeling diep geschokt; doch ze verzekert tevens aan Virginie, dat tusschen haar en Lantier alles voor goed uit is; wil hij Etienne, die toch „zijn jongen" is, eens zien, dan zou ze hem zenden. Maar hij behoefde het niet te pro- beeren, ooit een vinger naar haar uit te steken Zij liet zich liever in duizend stukjes hakken! Die boodschap krijgt Virginie voor Lantier mede, als deze hem som9 ziet. Toch is ze, althans den eersten tijd, voortdurend ongerust dat zij hem hier of daar zal ontmoeten of plotseling zien verschijnen. In haar radeloosheid klaagt ze Goujet haar nood, tot wien ze zich intusschen meer en meer voelt aangetrokken, gelijk hij zich tot haar; en deze belooft een oog in 't zeil te houden. Goujet is haar raadsman nu en dan ziet zij hem werken als zij naar Etienne gaat, in de fabriek, en als ze hem dan den zwnren hamer als een veer in 't rond ziet zwaaien, is hij in haar oog het ideaal van mannelijke kracht en fierheid. Maar er is nog een andere reden van angst, die haar het hart met schrik vervult, meer nog dan de vrees voor Lantier. Het valt niet meer te loochenenCoupeau gaat den verkeerden weg op. Op een dag toen ze juist uit de fabriek van Goujet terugkwam, zag zij haar man zitten in de groote tapperij L'Assommoir van baas Colombe, waar hij zich met eenige kameraden aan den brandewijn te goed deed. En een paar dagen later brengt haar eerste helpster de tijding dat Coupeau stomdronken op straat komt aanzwaaien. Hij tuimelde byna tegen de deurpost aan toen hij in huis wilde gaan. En ouder gewoonte wilde Gervaise hem lachend beknorren en hem naar bed brengenmaar hij stiet haar ruw op zijde en hief zelfs dreigend zijn vuist tegen haar op.... Als verpletterd blijft zij staan, peinzende over de mannen, over haar man, over Goujet, over Lantier, met eeu gebroken hart, wanhopende of ze wel ooit gelukkig zal worden. Den 19den Juni is het Gervaise's verjaardag. Van zulke gelegen heden werd bij de Coupeau's altijd gebruik gemaakt om eens goed uit te halen en zich voor een week lang den buik vol te eten. AL er nog vier stuivers in kas waren, moesten ze op zulke dagen alle vier er aan gelooven. Gervaise werd daarin door Virginie nog gesterkt. «Als men toch een man heeft die alles er door lapt, is het immers geen zonde zijn inwendigen mensch eens te goed te doen?" En de zwakke Gervaise, verzot als ze is op wat lekkers, geeft aan zulke praatjes maar al te gaarne gehoor. Daarom zal er dan ook den 19den Juni een feestmaal aangericht worden van sta-vast! Veertien gasten worden er gevraagd, familie en goede kennissen. Wel moet moeder Coupeau, die sedert eenigen tijd bij haar zoon in huis is, Gervaise's bruidsjapon en trouwring naar de bank van leening brengen, maar dat zal men aan het eten niet proeven. Eindelijk is de welvoorziene disch gereed en dagen de gasten op: Goujet met zijn moeder, de Lorilleu's, Virginie met haar man den politieagent, de helpsters van Gervaise, en wie er verder genoodigd waren. Er is maar één roep over het vorstelijk onthaal dat de Coupeau's hun gasten aanbieden. Nadat de eerste honger gesteld is, uit zich de algemeene vroolijkbeid in het zingen van grappige of roereude coupletten, zoodat de menschen op straat staan blijven, want men heeft om de warmte de deur moeten open zetten. Daar,.... eensklaps.... «Kijk eens, fluistert Virginie Gervaise in 't oor, wie staat daar op de trottoir aan de over/ij?* Gervaise dreigt te bezwijken. Het is Lantier, die kalm het vroolijke schouwspel gadeslaat. Eindelijk krijgt ook Coupeau, die reeds vrij opgewonden is, hem in 't oog. Met een zwaren vloek rent hij de deur uit; Gervaise houdt haar hart vast. Nu staan beide mannen tegenover elkaar en hoort men de ruwe stem van Coupeau, die allerlei scheldwoorden uitbraakt. Doch Lantier schijnt hein tot bedaren te brengen. De woordenwisseling wordt wel voort gezet, maar op kalmer toon, om allengs den voriu van een gemoe delijke beraadslaging aan te nemen. En vijf minuten later stapt Coupeau arm in arm met Lantier den winkel binnen en doet hem tegen wil en dank naast zich aan tafel plaats nemen. Gervaise, Coupeau, Lantier, Virginie, aan één en denzelfden feestdiscli vereenigd! De toestand is niet onbelangwekkend. Hoe zal het afloopen? Hoe? Voortreffelijk! Coupeau is reeds dieper gezonken dan het scheen. «Kom, zegt hij tot zijn vrouw, sta eens opzie eens of er nog een warm kop koffie is!" Eerst had Gervaise, toen Lantier binnentrad, door den grond meencn te zinkendoch ook zij weet zich in den staat van zaken te schikken. «Als die twee 't samen vinden kunnen, waarom zou zij dan de spelbreekster zijn En dus bracht ze Lantier zijn koffie. Wat Gervaise half en half gedacht heeft, gebeurt ook. Een paar dagen na het feest komt haar man weer met haar vroegere» minnaar aan. Tusschen die twee ontstaat een echte droukemansvriendschap. En nis Lantier, zoo schijnbaar terloops, vertelt dat hij maar nergens een goed logies kan vinden, biedt de zinkwerker hem een kamer in zijn huisje aan.... En zoo vinden we Gervaise, met haar gewezen minnaar Lantier, hun zoon Etienne, en haar man Coupeau onder één en hetzelfde dak bijeen en spijzend aan één en dezelfde tafel. In den aanvang is Lantier koel en afgemeten tegenover Gervaise, maar allengs blijkt het dat zij hem niet zoo onverschillig is als hij veinst en de oude hartstocht weer bij hem levendig wordt. Lang zamerhand veroorlooft hij zich eenige aardigheden, kleine galanteriën. En op een nvond, juist toen Goujet onverwachts binnentreedt, heeft Lantier haar in een hoek van den winkel weten te krijgen, waar hij haar wil omhelzen. Gervaise heeft den volgenden morgen rust noch duur vóór zij haar nobelen vriend de zaak heeft opgehelderd. Goujet verwijt haar dat zij hem tegen de lastige vrijpostigheden van Lantier niet te hulp heeft geroepen; maar zij zweert dat het de eerste keer was dat zoo iets gebeurde en zij wel «de minste der minsten" zou zijn, als zij aan de slechte oogmerken van haar kostganger gehoor gaf, en haar man onder zijn eigen dak bedroog, En nu Goujet inziet op hoe weinig bescherming ze van dien man rekenen kan eu hoeveel ellende ze in zulk een omgeving te wachten heeft, maakt zijn innige liefde voor Gervaise hem onvoorzigtig en oppert hij ccn voorstel, waarqver hy «al lang" gedacht heeft «Wij moeten samen weggaan." Hij wil met haar naar België; voor haar wei ken; haar rust en vrede verzekeren. Maar daar kan niets van komen, meent zij; en ze legt hem de dwaasheid van zijn plannetje zoo netjes uit, dat hij geen woord weet in te breDgen, maar zich vergenoegt met haar in vervoering in zijn armen te sluiten en een brandende kus in haar hals te drukken; zij bestraft hem niet: dat kleine genoegen hadden ze wel verdiend. Ondanks al haar stellige verzekeringen en dure eeden, gevoelt Gervaise zich evenwel tegenover Lantier niet zoo standvastig als ze wel beweert. Hernieuwt hij zijn pogingen, dun vree9t ze voor zichzelre, omdat ze weet hoe zwak ze i9 en hoe het haar bijna onmogelijk valt, zich krachtig tegen iets of iemand te verzetten. Dich hoewel hij dikwijls met haar alleen is, beproeft Lantier vooreerst geen nieuwe aanslagen. Zijn vriendschap met Coupeau wordt iumiddels bij den dag hechter en inniger; beurtelings «leent" het waardige tweetal geld van Gervaise, ora zich in de naburige kroegen te goed te doen. Lantier, hoeveel hij ook drinkt, is zelden dronkenCoupeau echter raakt meer en meer aan den drank verslaafd. Beide mannen leven grootendeels van de opbrengst van Gervaise's winkel, daar Coupeau voortdurend zijn werk in den steek laat ora in VAssommoir en dergelijkeu zijn geld zoek te brengen. Hij komt nu dikwijls in walgelijken toestand thuis, meer dier dan mensch. Zoo is hy dan ook zelf de oorzaak dat zijne vrouw, reeds van nature zoo onstandvastig van karakter, meer en meer met onverschilligheid en eindelijk zelfs met afschuw jegens hem vervuld wordt, waardoor Lantier de vervulling van zijn oog merken ten opzichte van Gervaise niet weinig bespoedigd ziet. Hij behoeft niet vele woorden te bezigen om de zwakke vrouw in zijn strikken te vangen, nu haar eigen man door zijn liederlijk gedrag de eerste is om haar van den rechten weg af te doen dolen. Het wordt nu feitelijk in de woning der Coupeau's een «ménage a trois," een woord dat we zelfs niet beproeven willen iu onze taal weer te geven. Wat Gervaise aangaat: haar hart bleef bij dit alles geheel buiten spel; zij koesterde jegens beiden misschien even diepe verachting; maar zij had op die wijze de meeste rust en de minste moeite en dat nrgument gaf bij haar altijd den doorslag. De buurt gewaagde van het schandaal; maar men went aan alles. En daar er overigens niet gekeven of gevochten werd in haar «gezin," meende Gervaise dat het nog wel erger had kunnen wezen, en iedereen maar op zich zelf moest toezien. Oudertusschen helpen de beide mannen, die van weinig werken en lekker eten houden, dapper mede om den winkel in den grond te boren. Gaandeweg verhuist de inboedel naar de bank van leening; de klanten trekken zich de eeu na den ander terug, en eindelijk zyn de Coupeau's zoover achteruit gegaan dat Gervaise, hoe 't haur ook aan 't hart gaat, genoodzaakt is de verdere huur van haar winkel af te staan aan Virginie en haar man, die in suikergoed en cho colade zullen gaan doen. De Coupeau's blijven in hetzelfde huis,.... op eeu zolderkamer, zes verdiepingen hoog! Lantier is slim genoeg om niet mee te verhuizen: hij doet of hij bij den winkel gehuurd is en blijft als kostganger bij den sergeant de ville in huis. Gervaise laat hij voortaan links liggen Vireiuie heeft haar plaats vervangen.... Sedert haar verhouding tot Lantier heeft de arme Goujet zijn hand geheel van Gervaise afgetrokken. „O, mijn God, zoo klonk zijn verwijtende stem haar in het oor dat zou nooit gebeuren, nooit! Ge hadt het mij onder eede beloofd. En nu, nu is het toch gebeurd! O mijn God, dat valt mij te zwaar! Ga heen!" En zoo is ze heengegaan. Over het geld was hij niet te spreken. Over niets meer. De Coupeau's hebben het lang niet ruim op hun nieuwe woning, in dubbelen zin r.iet. Mad. Fauconnier, bij wie Gervaise in het begin van haar huwelijk met Coupeau als strijkster werkte, heeft haar uit medelijden teruggenomen eu betaalt haar drie francs per week. Veel is het niet, maar Gervaise heeft hoop het er mee te zullen bolwerken, als Coupeau.... Nana is nu dertien jaar geworden, doet haar eerste communie en zal op een atelier hetbloemenmaken leeren. Ze leert het er ook, met en benevens eenige takken van algemeene wereldwijsheid. En in de twee jaren, die nu volgen, daalt het gezin al dieper en dieper en wordt de ellende steeds grooter. Coupeau, die thuis aan vrouw en kind geen eten, geen kleëren, iu den harren winter geen vuur kan verschaffen, haalt zich door het brandewijnzwelgen een borstziekte op den hals, met be ginselen van delirium tremens, en moet naar het gasthuis, vanwaar hij hersteld terugkeert en zijn genezing onmiddellijk met een «petit verre" bezegelt. Gervaise wordt langzamerhand onverschillig voor haar werk, voor haar huishouden, voor alles, en drinkt met haar man en zijn slechte makkers schaamteloos mede. Hoe dit alles op de nu bijna volwassen Nana werkt, laat zich denken. Er daagt dan ook al spoedig een «deftige oude heer" op, die trouw haar voet stappen volgt als ze naar het atelier of naar huis gaat, en ondub belzinnige blijken van belangstelling geeft in het pas ontloken rozenknopje; want Nana ziet er lief uit, een beauté du diable, en ze reikhalst naar de eerste gelegenheid de beste om de ouderlijke «woning" voor altijd te ontvluchten. Als ze dan ook, op eeu Zaterdag avond thuis komende, haar vader stomdronken vindt liggen snorken op zijn bed, en haar moeder in een niet veel beter toestand op een stoel is neergevallen, keert ze zich om zooals ze gekomen is en zoekt elders eeu goed heenkomen. Bij geruchte vernemen haar waardige ouders nu en dan hoe ze zich voedt met het brood der schandelijkheid. Voor hen zelf klimt de ellende met den dag. Coupeau's drinkwoede is tot razernij gestegen, terwijl de honger Gervaise foltert. Ten laatste komt het zoover, dat hij haar zelf aanspoort het voorbeeld van haar dochter te volgen.... In dien toestand ontmoet ze Goujet, die de rampzalige vrouw medevoerl naar zijne woning en haar door voedsel eu warmte van den dood redt. E11 nog spreekt hij van zijn liefde voor haar.... Maar die liefde vindt nu slechts hare hoogste uiting in een droeven kus op de grijzende haren der arme verdoolde. Zoo gaat ze heen. liet einde kon niet ver meer zijn. Coupeau is weder voor de vijfde of zesde maal reeds in het gasthuis geraakt, doch nu niet met het vooruitzicht om er ooit weer uit te komen. Als Gervaise hem bezoekt, bevindt hy zich in een cel die rondom met matrassen bekleed is ter manshoogte; hij heeft hevige aanvallen van delirium tremens, springt en danst als eeu bezetene in 't rond, heeft de afgrijselijkste visioenen en wil zich overal tegen te pletter stooten. Met iedere minuut klimt zyn razende woede; het zweet breekt hem aan alle kanten uit en hij brult van tijd tot tijd de akeligste wartaal. En steeds danst hij en springt hij, als door onzichtbare geesels voortgezweept. Geen menschelijkc macht kan hem baten; de ingezwolgen drank laat hem geen rust; hij moet zich dooddanseu. Dat duurt zoo vier dagen en vier nachten aaneen totdat de laatste vonk van levenskracht is uitgebluscht en de dood een einde maakt aan het afschuwelijk schouwspel. En wellicht door het te lang aanstaren er van, vertoonen zich kort daarna bij Gervaise in lichter graad de verschijnselen vau diezelfde ziekte. Toch was dat niet de oorzaak van haar doodhonger en ontbering, de wroegiugen van haar walgelijk leven, brengen haar eindelijk voor goed ten onder. «Kom.... ge zijt nog goed af..... Slaap zacht, liefje!" prevelt de man, die haar «van den arme" komt begraven. Dat was haar lykrede. Stoomanelpersdruk van A. A. Bakker Cf, Nieuwediep.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 4