Met zekerheid wordt aan de Amsterd. Crt. gemeld,
dat de heer Roëll zijn ontslag heeft aangevraagd als com
missaris des Konings in de provincie Noordholland. De I
heer Roëll zal zich metterwoon te Amsterdam vestigen.
Door den heer dr. A. Kuvper, die, gelijk wij jl.
Zaturdag hebben gemeld, het beroep als predikant naar
Amsterdam niet heeft aangenomen, is dat besluit bij brief
aan den Standaard gemotiveerd. Dr. Kuvper is naar Vichy
gegaan, om zijne geneesheeren aldaar te raadplegen, en deze
hebben de vermoeijenissen, aan het predikambt te Amster
dam verbonden, zoo nadeelig voor zijn hart en hersenen
verklaard, dat een spoedige dood liet gevolg zou zijn van
het aannemen van het beroep. Bovendien zou de waarneming
van het predikambt voor hem toch van korten duur zijn,
wijl den heer Kuvper te Amsterdam een werkkring van
beperkter omvang (hoogleeraarsambt in de theologie) in
het vooruit/.igt is gesteld. Aan hen, die zijne benoeming
hebben tegengewerkt (de heer Kuvper is slechts met weinige
stemmen meerderheid verkozen), legt de heer Kuvper de
vraag voor, ,/of er toch niet zekere grenzen zijn, die men
onder mannen, die godzaliglijk wandelen willen, niet moest
overschrijden."
Te Rotterdam en te 's Gravenhage zijn jl. Zaturdag
ougelukken gebeurd met tramwagens. In de eerstgenoemde
gemeente kreeg een meisje een slag van het paard, dat voor
een voorbijrijdenden spoortrein schrikte en op zij sprong.
Zij geraakte onder den wagen en was terstond een lijk.
In den Haag wilde een heer op den wagen springen, die
reeds in vollen gang was; hij viel en moest zijn roekeloos
heid bekoopen met een verpletterd been.
Iemand heeft zijn pleizierjagt, zegt het Vaderland,
„Pincoffs New-York" gedoopt. Zulk een naam duidt snel
heid, maar ook gemis van goeden smaak bij den eigenaar aan.
Jl. Zaturdag is te Vlaardingen de tweede haringjager
binnengekomen met 180 ton haring.
De heer jhr. G. L. G. van Swinderen, sedert 30 jaren
onafgebroken lid der Eerste Kamer, afgevaardigd door de
Staten van Friesland, is jl. Zaturdag avond op zijn kasteel
Lunenburg, te Nederlangbroek, nabij Driebergen, overleden.
De opbrengst van hooi in de Betuwe belooft dit jaar
bevredigend te zijn; verkoopingen van hooigras en klaver
hebben nog dagelijks plaats: voor hooi betaalt men van
f 11 tot f' 13 per 500 kilo, voor klaver f 80 a 100 per
hektare voor beide sneden.
Van Pincoffs deelt de schijver der Haagsclie brieven
in de Zutph. Crt. het volgende staaltje van „geniale oplig-
terij" mee. Voor eenige maanden schreef hij aan een zijner
vrienden in het buitenland, dat hij misschien in de gelegen
heid was, hem nog eenige aandeelen te bezorgen in een zeer
goed gerenommeerde zaak. Het zal veel moeite kosten,
schreef Pincoffs, maar voor u wil ik mij die moeite wel
getroosten. De liefhebbers zijn echter vele. Terstond schreef
de vriend terug, dat hij zich inderdaad verpligt zou achten,
indien hij nog eenige aandeelen kon krijgen, en eenige
dagen later ontving hij dan ook van Pincoffs de verblijdende
tijding, dat het hem nog gelukt was, voor dertig duizend
gulden aandeelen magtig te worden; het had nog meer
moeite hem gekost, dan hij zich eerst had voorgesteld. En
wat bleek nu na het Rotterdamsch schandaal, waardoor de
aandeelen alle waarde verloren? Dat de moeite van den
genialen opligter eenvoudig hierin had bestaan, dat Pincoffs
zijn eigen aandeelen, waarvan Hij wist, dat ze weldra niets
meer waard zouden zijn, op den naam van zijn vriend had
overgeschreven.
belofte door den dood, dan kan Klaas de erfenis mijns vaders
verkrijgen en bestaat er geen reden meer om hem te kwellen. Ik
heb mij tijd om te bedenken voorbehouden, hoe lang dat weet
ik niet. Misschien komt er nog redding opdagen, doch geschiedt
dit niet en is de dag eenmaal daar, dan, Bertus!"eene sombere
vastberadenheid gloeide in hare oogen «zorg ik voor uwe moeder
door een schriftelijk bewijs, waarin ik alles wat het mijne is aan
haar vermaak; dan kom ik 's nachts tot u en met uwe boot zeilen
wij de zee in, zóóver en zóólang totdat weer en wind zich over
ons erbarmen. Ja, mijn vriend, dat zal onze bruiloftsnacht zijn
Als rechtschapene inenscben hebben wij geleefd, wij zullen ook
zoo sterven."
„Hoe kan er nog redding mogelijk zijn?" vroeg Bertus en zijne
stemde trilde van aandoening. Hij nam Kerdels hand in de zyne
en zag haar bevreesd in de oogen.
„Ik geef alle hoop nog niet op," antwoordde zij teeder. „Overleg
alles goed, Bertus! nog hebt ge den tijd; spreek openhartig.
Moogt ge u aan uwe moeder onttrekken? Ik bezweer liet u, als
ik alleen moet sterven, zal het zijn met een laatste zegenbede voor u."
„Opdat mijne moeder mij langzaam zal z.ien wegkwijnen, hernam
hij hartstochtelijk. „Neen, Kerdelhet is beter, dat al het leed
haar tegelijk overkomt en het zal haar vertroosten, dat wij sameu
naar de diepte zijn gegaan. Doch laat ons er niet verder over
spreken, want waar gij blijft, blijf ik. Noem mij een uur, zoek
een dag uit als de storm built en de golven brullen" zijue
oogen gloeiden van geestdrift en zijne stem klonk vaster „en
ik haal u met mijne boot tot de bruiloftsvaart af. Mijn gehcele
leven heb ik met storm en windstilte, met branding en stortzeeën
geworsteld, een schooner einde bestaat er dus voor mij niet,
dan in liet zoute water, dat mij zoolang gedragen heeft. Kan het
niet anders, heeft de wereld geen barmhartigheid met ons, dan
zullen wij voor haar uit den weg gaanHij omarmde Kerdel,
kuste haar en vergat daardoor alles, wat zoo even zijne ziel met
ontzetting vervulde.
Kerdel weende. De wind ruischte door de hoornen en de ver
dorde bladeren kraakten onder hunne voeten. Zij hoorden of zagen
niet, dat op weinige schreden afstands een doodsbleek gelaat zich
ophief, zijne vurige oogen op hen richtte en toen achter een ver
dord boschje van varenkruiden verdween. Een nauwelijks hoorbare
beweging volgde tusschen het struikgewas, waarna alles weder stil
werd. Slechts het loof ruischte boven de hoofden der in diepen
weemoed en getrouwe liefde elkander zoo toegenegeue harten en
ouder gewoonte kwam het holle ruischen der zee van het strand
tot hen.
Toen Bertus zich een uur later alleen naar het strand begaf, om
de tebuisreis te aanvaarden, hoorde hij z.ich bij zijn naam noemen
en terstond daarop stond hij voor Seiling. In zijne eigene gelaats
trekken nog de duidelijkste sporen van onrust vertoonende, meende
hij in Seiling's blik eene kalmte te ontdekken, die geheel in tegen
spraak was met hetgeen hij kort te voren over hem en zijne be
trekking tot Klaas gehoord had. Bertus groette eerbiedig, doch
Seiling beantwoordde zijn groet niet en fluisterde hem toe: „Wilt
gij Kerdel voor u redden, bpgeef u dan te middernacht naar deze
plaats; ik zal u verwachten. Wees voorzichtig, want niemand, zelfs
Kerdel niet, mag de waarheid vermoeden."
Voordat Bertus zich van zijne verwondering hersteld had, was
Seiling achter het kreupelhout verdwenen.
Waggelend, als door eene onverwachte tijding bedwelmd, ging
Bertus naar het, strand. Eenige minuten later zag Kerdel van de
hoogte het kleine zeil op de onstuimige zee de richting naar de
landtong met spoed vervolgen.
Wordt vervolgd.)
Te Zwolle zijn jl. Zaturdag ter markt aangebragt
nieuwe aardappelen en aardbeziën.
Wegens de belangrijke inkoopen, jl. Zaturdag door
Noordhollandsehe kooplieden te Zwolle gedaan, is de prijs
der boter, die bij den aanvang der markt f 0.85 per KG.
was, tot o]) f 1.40 gestegen.
De N. Gron. Crt. verhaalt de volgende anecdote
uit de jongelingsjaren van den Kroonprins:
Onze Kroonprins bezocht, met eenige vrienden, bij
gelegenheid van de Haagsclie kermis, eenige jaren geleden,
de salon de concert van Lyon. ?t Was laat en het gezel
schap keerde in opgewonden stemming huiswaarts, toen
men in het Voorhout een heer ontmoette met drie dames;
het was een commies aan een der ministeriën, met zijn
echtgenoote en twee dochters. De Kroonprins fixeerde
een der jonge meisjes op vrij schalksche wijze en veroor
loofde zich zelfs haar in den wang te knijpen.
De verontwaardigde vader trad daarop op den onbekende
toe en diende hem een réprimande toe.
„Weet ge wel, wien ge voor u lieht?" vroeg een der
jongelui uit 's Prinsen gezelschap. „Den Kroonprins!"
„Dat is onwaar," antwoordde de in zijn eer gekrenkte
grijsaard. „De Prins van Oranje is een gentleman en
zou niet tot zoo'n onbetamelijkheid in staat zijn."
„Uw naam?" vroeg een der heeren.
„Ik hen commies hij
Des anderendaags werd de heleedigde vader ten paleize
van den Kroonprins ontboden en deze erkennende, dat
hij in al te groote luidruchtigheid zich vergrepen had,
vroeg den grijsaard excuus. En toen deze nu zijn ver
ontschuldiging aanbood voor de réprimande, die hij hem
had gegeven, antwoordde de Prins:
„Die was immers niet aan mijn adres zooals gij
zeidet."
Vier weken later ontving de commies zijne aanstelling
tot hoofdcommies en in dien rang is hij overleden.
Men heeft in liet persnieuws gezien, dat verschillende
generaals elkander hardheden gezegd hebben, naar aanlei
ding van den Atsjin-oorlog. In de Haagsclie kout der
Prov. Gr. Crt. wordt nu medegedeeld, dat na een heftig
artikel in de N. Rott. Crt. van generaal van Swieten, „de
generaal Booms eene zamenkomst heeft gehad met de
gcueraals Knoop, Rodi de Loo en twee andere hoofdoffi
cieren." In die bijeenkomst is de vraag overwogen of
generaal Booms zijn tegenstander niet behoorde uit te dagen.
Er was reden toe, maar het is de vraag, of de kloeke
oude generaal niet teregt geantwoord hadde met het refrein
van liet volksliedje: „Daar kan van Swieten niet aan doen
De slotsom is echter geweest, dat de heeren het (of elkaar?)
met de pen maar moesten afmaken. Had men tot een
tweegevecht besloten, dan zou generaal van Swieten, door
zijn collega Booms uitgedaagd, en van zijn kant vermoe
delijk den heer Nieuwenhuisen uitdagende, in navolging
van een tooneel in Marryat's Midshipman, een duel a trois
kannen hebben, dat om de originaliteit van het geval als
Atsjin-tweegevecht gedoopt had kunnen worden."
De grootste olifanten-markt wordt jaarlijks gehouden
te Sonepoor aan den Ganges in Indië. Duizenden paarden
en honderden olifanten worden daar ten verkoop aangeboden.
De prijs der olifanten is in de laatste jaren aanmerklijk
hooger geworden. In 1835 was die gemiddeld f 540.
Toen in 1875 de Engelsche regering 70 olifanten wilde
aankoopen tegen f 1680 liet stuk, waren zij voor dien prijs
niet te krijgen. Jonge olifanten en dan wijfjes kunnen
thans voor niet minder dan f 1800 gekocht worden. Vol
wassen olifanten worden soms verkocht voor f 10,000 en
de Ivoomeriah, de beste soort, brengt niet zelden f 24,000 op.
Op liet eiland Cuba zijn 1190 suikerplantages, die
bewerkt worden door 91,666 slaven, 21,570 vrije werk
lieden en 13,361 Chinezen.
Indien bij het openen van glazen stopflesschen, de stop
er moeijelijk af kan, giete men eenige druppels olie of
glycerine op den rand van den stop en late de fieseh daarna
eenige uren rustig staande stop laat dan gemakkelijk los,
en menige goede en dure stopflescli blijft behouden.
Berigten uit Atsjin.
Aan een particulier schrijven uit Atsjin, dd. 8 Mei 11.,
ontleenen wij de volgende bijzonderheden:
„Tot mijn genoegen bevind ik mij thans in liet wel
gevaarlijk gelegen, maar toch veel gezonder deel des lands,
dat heuvelachtig en dus vrij van moerassen is. De Atsji*-
nezen maken het ons vaak vrij lastig met hun schieten.
Soms houden ze daarmee den gansehen dag vol. Toen het
al te lang volhield en zeer lastig werd, zijn er troepen
afgezonden, die nog al suceès van liun werk hebben gehad,
't Is daarna stiller, rustiger geworden, doch langzamerhand
komen de „kerels" als muggen weerom. Volgens berigten
van spionnen, liebhen ze, bij 't treffen op 30 April,
wel een 50tal dooden gehad. Dapper streden de onzen,
maar ook de vijand hield moedig stand, totdat hij bemerkte
dat eene afdeeling Afrikanen in aantogt was om hem in
de flank aan te vallen. Toen was het vlugten, met achter
lating van wapens en leeftogt zelfs. Onder de gevonden
voorwerpen was een fraaije klewang met goud gemonteerd,
afkomstig van een panglima. Ieder onzer had dit moord
tuig gaarne als aandenken behouden, doch 't zal stellig hij
„de Compagnie" ingeleverd moeten worden.
Op een der jongstverloopene dagen was liet gerucht
verspreid van een te wachten nachtelijken aanval. Er is
echter niets van gekomen, en dit is geen wonder: 't volk
is slim genoeg om 't niet te doen als 't vooraf hekend is.
De uitslag van 't laatste gevecht is hier in 't bivak nog
niet officieel bekendofschoon dit zeer gunstig voor ons
moet geweest zijn, wordt ons hij voorloopige berigten
medegedeeld, dat er aan onze zijde nog al eenige gesneu
veld en gewond zijn."
V isolx t>©r i stexi-
Gisteren morgen kwamen de schuilen binnen met eene kleine
onbeduidende vangst, 's Avonds arriveerde ook een gedeelte der
vloot met 100 a 200 schelvisschen en 6 a 8 mandjes scholletjes;
de prijs wa9 rcspectivelijk f 8 per honderd en f 1.20 per mandje.
Heden kwam eene groote vloot binnen; door de windstilte van
dezen nacht bragten zij weinig tongen en tarbot aangroote tong
gold 374 424 cent en tarbot f 2 a f 7 per stuk; er is veel
schelvisch gevangen, groote gold f 4 a 8 en kleine f 1 per honderd
veel scharren aangevoerd, die zeer in trek waren, prijs f 6 a f 8
per aasmand; scholletjes waren veelal klein, naar grootte f 0.90 a
f 1.20 per mandje; rog gold gisteren 34 en heden 20 cents per stuk.
BenoeroJLugen., ems.
Met ingang van 1 Julij a. s. is benoemd tot burgemeester van
VVarmenbuizen de beer lt. Slot.
Tot kan tonregter-plaats ver vanger te Medemblik is met ingang van
1 Julij a. s. benoemd de heer J. P. de Zwaan, burgemeester aldaar.
Met ingang van 1 Julij a. s. is benoemd tot ott'. van gez. 2de kl.
bij de zeemagt de heer K. Kuiper Middel, arts.
Staton-Generaal.
Kerite Kamer.
Zitting van Zaturdag 21 Junij. Unaniem werd aangenomen
de vestingbegrooting en met 20 tegen 3 stemmen de oorlogsbe-
grooting voor 1879. In de discussie herhaalde de minister dat hij
het land verdedigbaar achtte, mits bij eene behoorlijke inrigting van
het leger en bij afschaffing der plaatsvervanging. Voorts verklaarde
hij niet te zijn tegen wettelijke legerorganisatie, maar de meest
rationeele uitvoering van dat beginsel te overwegen. De Kamer is
op reces gescheiden.
Ds. Clermler bij het lijk van den Prins van Oranje.
Mijne Heeren!
Wij zijn vereenigd om het lijk van Z. K. H. Willem,
Prins van Oranje, dien het God behaagde uit deze wereld
weg te nemen den 11 dezer, in het 39ste jaar zijns levens.
Een laatst vaarwel rigtend tot dit stoffelijk omhulsel,
dat weldra naar Nederland vertrekt, waar het de laatste
eerbewijzen zal ontvangen onder de algemeene deelneming
van een loyaal, innig aan 't geslacht zijner souvereinen
gehecht volk, wensch ik, na uwe gedachten en onze gebeden
tot God te hebben verheven, uit naam van Frankrijk te
spreken een woord van eerbiedige sympathie voor den
Koning der Nederlanden, voor zijne geheele familie, voor
die natie, die ons dierbaar is, voor u, Monseigneur, die in
dezen dood, waardoor gij plotseling geroepen zijt eenmaal jl
een kroon te erven, slechts wij weten het eene
ontzaggelijke beproeving ziet, die uw broederhart wreede-
lijk trof.
Wij zijn smartelijk getroffen door dien slag, onverwachts
als een bliksemstraal, welke in volle jeugd en te midden
van de drukten en het gedruiseh van Parijs, dit leven is
komen vellen, eer hiervoor het uur geslagen had van
inkeer, waarin de pligten van den rijpen leeftijd in 't licht
hadden kunnen stellen de schitterende gaven van verstand
en de aangeboren edelmoedigheid,- welke gaarne erkend
werden door allen, die den Prins van Oranje van naderbij
kenden.
Aller hart is vol sympathie, als wij denken aan den
rouw, waarin gedompeld is die dynastie, welke in hare
geschiedenis zoovele roemrijke bladzijden telt, waar moed
en loyauteit erfelijk zijn en die kort geleden door zoovele
verliezen is beproefd. Gisteren was 't Prins Hendrik van
Luxemburg, twee jaren geleden, in deze zelfde Junijmaand,
was het de Koningin, die uitstekende vrouw, zoo scherp
zinnig van geest en wier gehechtheid aan Frankrijk wij
kenden. Ovoor haar is het zonder twijfel beter, dat God
haar toen opriep en aan haar moederhart die groote smart
spaarde van dezen zoon te verliezen, dien zij teeder liefhad.
Vorstelijke familiën worden getroffen als alle andere,
maar haar is de bijzondere beproeving weggelegd, dat zij
nimmer hare smarten en tranen kunnen verbergen, noch
een toevlugt zoeken in die stilte, waarin gewonde harten
gaarne tot zichzelf inkeeren en waarin God alleen nimmer
te veel is. Het is dubbel lijden, te lijden op een groot
tooneel en te voelen, dat men, wat men ook doe, een
schouwspel is, de algemeene nieuwsgierigheid aangeboden.
Zoo echter iets die smart kan lenigen, dan is het wel
het gevoel, omringd te zijn door een trouw volk, dat in
zijn hoofd de incarnatie ziet van het vaderland, dat hem
altijd en ondanks alles liefheeft en voor hetwelk de rouw
des Konings een rouw van allen wordt. Ja, mijne heeren,
zoo wij ooit gevoeld liebhen, wat er edels, treffends en
innigs is in die schoone deugd van een volk, welke men
trouw en aanhankelijkheid noemt, dan is 't zeker in een
uur als dit. Ja, hoe slecht velen ook de menschelijke
natuur mogen willen voorstellen, deze trouw strekt haar
tot eer en verheft haar.
Een volk is sterk als het in zijne instellingen gelooft
en ze eerbiedigt in den persoon van hen, die er in zijne
oogen de historische vertegenwoordigers van zijn. In
Nederland, houdt er u van verzekerd, zal er niet alleen de
plegtigheid van een officiëelen rouw zijn. Als binnen
weinige dagen de sombere rouwstoet door liet land zal
trekken, dan zal de hoer op den drempel zijner hut, de
dienstbode aan de deur van de woning zijns meesters, de
ruwe varensgezel op zijn scliip, de oogen voelen vochtig
worden door tranen van droefenis, en de naam van Oranje,
die eertijds op zoovele slagvelden weerklonk te midden
van de juichkreten der zegevierende soldaten, die naam
welke steeds in alle vreugde en in alle droefheid van liet
vaderland gemengd was, zal op dien dag eerbiedig worden
uitgesproken tot in de kleinste gehuchten van Nederland
en in de verre koloniën waar de Nederlandsclie vlag wappert.
Maar, mijne heeren, in een oogenhlik als dit, houden
ons andere gedachten bezig dan onze gedachten, en reikt
onze blik verder dan tot den horizon der aarde. De
Vorstenkroonen verdorren even als de honderden kransen,
die liier en ginds deze kist zullen dekken. Wenden wij
onze blikken omhoog, naar het eenig vaderland, waar geen
rouwe meer zijn zal, naar het vaderland der verlosten,
waar geen smart meer is, naar den Koning van alle
Koningen, die alleen blijft terwijl alle droomen, debedrie-
gelijke bekoorlijkheden en de heerlijkheden der aarde ver
gaan. Prijzen wij hem, dat hij in de sombere duisternis,
die dezen dood omgeeft, de beloften van het eeuwig leven
voor onze oogen doet doorschijnenprijzen wij Hem, den
Heilige en den Regtvaardige, dat Hij ons, volgens het
heerlijk Psalmwoord, geopenbaard heeft, dat Zijne barm
hartigheid eeuwig is, want zoolang er barmhartigheid in
den hemel zal zijn, zoolang ook is er hoop op aarde. God
zelf heeft ons gezegd te blijven hopen, en wie onzer ge
voelt niet hoe wij met den dood en het laatste oordeel
voor oogen hoop en barmhartigheid behoeven?
Ja! barmhartigheid in den hemel en hoop op aarde.
Groote God, wat zouden wij zonder deze zijn? Yaak in
dit groot Parijs, te midden van den maalstroom die de
zielen meêsleept, zonder haar een oogenhlik tijd tot na
denken en tot berouw te geven, vraag ik met angstige
smartwordt uwe stem gehoord, o Heerdringt zij door
tot het geweten van hen, die door hun verheven positie