HELDERSUHE EN NIEUWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Aivertentiellal voer Hollands Noorderkwartier. 1879. N°. 78. Jaargang37. Zondag 29 Junij. sMli „W ij b u 1 tl i f e het goeil e."' Verschijnt Dingsdair, DonderJng en Znturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalJ 1.30. franco per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: M O L E N P L E I ft'0. 163. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. De ter-aarie-bestelling van den Prins van Oranje. Nederland had jl. Donderdag wederom een treurigen pligt te vervullen. Binnen twee jaren het thans ten derden male, dat het een lid van zijn Oranjehuis, waaraan het zoo gehecht is, de laatste eer bewees. Eerst de onver getelijke Koningin Sophia, toen de niet minder algemeen geachte en beminde Prins Hendrik en thans Prins Willem van Oranje, voor wien, toen op den 4 September 1840 de mare door Nederland klonk, dat den toenmaligen Prins van Oranje, thans Koning Willem III, een zoon was ge boren, door het geheele land een feesttoon opging. Men herinnert zich nog levendig, hoe dit feit algemeen werd gevierd; men gevoelde, dat de troon van Oranje, de Koningstroon, was bevestigd. Toen, na den bekenden strijd over de vraag van de meerderjarigheid van den Prins van Oranje, de meerderjarig erkende Prins, na wèlvolbragte studiën te Leiden, toegerust met kennis en liefde voor de wetenschap, zijn intogt deed in de hofstad en de voor naamste steden des lands, was die intogt eeu ware triomf- togt.. liet paleis van den Prins van Oranje en de omgeving baadde in een zee van licht en de muziek deed over het paleis hare opwekkende toonen hooren. Weer smolten vreugde en dank zamen in één toon. Men vleide zich, dat de Prins een sieraad van zijn Huis en de trots van zijn land zou zijn en dat hij de vele gaven, hem geschonken, eenmaal ten nutte van het vaderland zou aanwenden.... Hoe geheel anders was het echter den 26 dezer. Geen welkomstzang, maar een doodenmarsch; geen triomftogt, maar een uitvaartgeene gunstige verwachting meer, maar teleurstelling en neerslagtigheid. Om den overledene de laatste eer te bewijzen, had zich in of nabij het paleis van den ontslapen Vorst verzameld eene breede schare van de edelsten in den lande, waar onder velen, die de afgestorvene tot zijne vertrouwelijke vrienden rekende, van autoriteiten, van hofbeambten en dienaren, terwijl in de lommerrijke lanen van het Voor hout en den Kneuterdijk het garnizoen en de schutterij gereed stonden om den Vorst grafwaarts te geleiden, die van den zomer zijns levens zoo kort mogt genieten. In diepe stilte verbeidde men het plcgtig oogenblik, dat de deuren van deze woning des rouws ontsloten werden, om doorgang te verleencn aan het stoffelijk hulsel van den jeugdigen Oranjetelg. In de driedubbele lijkkist werd het door het daartoe aanwezige personeel uit de rouwkamer naar den lijkwagen overgebragt. Een treffend oogenblik, vooral voor de zwaargetroflën koninklijke verwanten, die met enkele hoogwaardigheidsbekleeders in de rouwkamer vertoefden en ook voor de trouwe dienaren van den be treurden Prins, die ter naauwernood hunne ontroering konden verbergen. 12) HET HUIS IN DE BERGKLOOF, door BALDUIN MOLL1IAUSEN. De eerste compagnie van het eerste bataillon der Ilangsche schutterij met den staf, onder commando van den kapitein jhr. mr. van lieenen, die als eerewacht aan het Paleis was opgesteld, brengt het militair saluut, de troepen volgen dat voorbeeld, de klokken luiden en onder die sombere toonen en het doffe gebulder van het geschut aanvaardde de lijk stoet zijn droeven gang. De trein werd geopend door drie escadrons van het derde regiment huzaren, voorts door het 2de bataillon en de artillerie-compagnie der Haagsche schutterij, onder commando van den majoor mr. H. graaf van Hogendorp, en door het 1ste en 3de bataillon van het regiment grenadiers en jagers met den staf en het vaandel van 's Ivonings keurcorps. Voorafgegaan door een hoffourier en rijknechts te paard, olgde in een rijtuig 's Konings kamerheer-ceremonie meester, de heer J. M. L. van Bronkhorst. Daarachter sloten zich aan twee rijen van rouwdragende hofbeambten en officianten van verschillende Vorstelijke Hoven en van het huis van wijlen den Prins. Ook diens livereibedienden maakten daarvan een deel uit. Een aantal hofrijtuigen volgden, bestemd voor de dragers van het vorstelijk lijk, voor 's Prinsen bibliothecaris dr J. C. Horcli en 's Konings lijfarts dr. Vinkhuyzen. In een ander rijtuig ging 's Konings opper-ceremoniemecstcr, de heer O. baron van Wassenaar van Catwijck, den lijkwagen vooraf, waarheen aller blikken gerigt waren, naar den wagen, die in den laatsten tijd, helaas! zoo vaak werd gezien. Geheel in 't zwart gehuld, hangen zwarte met zilver afgezette draperiën aan beide zijden af van het baldekijn, waarboven een zestal zwart-witte pluimen wuiven. Zes paarden, wier zwarte manenkappen en dekkleeden eveneens met zilveren borduursel zijn opgelegd, trokken den lijkwagen voort. Het rouwkleed, dat de lijkkist bedekte, was bijna onzigtbaar onder den schat van veelkleurige bloemen en kransen. Liefde, vriendschap en vereering bragten hier in welsprekende bloementaal een laatste hulde aan den ons te vroeg ontvallen vorstenzoon. Onmogelijk al die kransen te beschrijven of de namen op te geven der Nederlanders in den vreemde en in het geboorteland, die ze aan de nage dachtenis van den Prins gewijd hebben. Van velen is trouwens reeds melding gemaakt. Vermelden wij alleen dat ze toegezonden zijn uit alle standen der maatschappij. Prinses Hendrik, de weduwe van den koninklijken Prins, die zoo kort geleden 's Konings zoon in den dood vooraf ging, zond als teeken van haar sympathie in deze droefenis, een prachtigen bloemenkrans, waaraan een wit lint gehecht is met haar naamcijfer en kroon in gebouillonneerde franje. De leden der vereeniging, in wier midden de afgestorvene zoo vaak vertoefde, der Place Royale, legden een sierlijken krans neer met vier afhangende zwarte linten met witte bouillonfranje en plaat met opschrift. (Slot.) De barometer van Peter Seiling had niet gefaald, Avant den volgenden morgen Avaaidc er eene zware koelte van over de punt der landtong. Zwarte wolken bespoedigden het vallen \an de duisternis van den avond, en wie niet naar buiten moest, zat met zijne huisgenooten genoegelijk te praten achter gesloten deuren en vensters. Slechts één man vertoefde buiten in het onstuimige weer. AL had hij een bijzonder AA'elgevallen in het bulderen van het vertoornde element, was hij op den tijd valt het spoedig invallende schemerlicht uit de kloof getreden. In de linkerhand droeg hij een lichte reistnsch; met de rechterband steunde hij, alsof hij krachte loos was, op zijn stok. De schemering bedekte als met eeu sluier de witte wenkbrauwen, den witten baard en de doodsbleeke gelaatstrekken van Peter Seiling. Bij bleef voor de kloof op het strand staan. Als besluiteloos over de richting, die hij wilde inslaan, zag hij op- en benedenwaarts. Eerst toen hij in de schaduw eene gedaante meende te herkennen, die hem scheen te zoeken, begaf hij zich met langzame schreden naar den inham. Voordat de gedaante door de duisternis geheel aan zijn oog onttrokken Averd, ontdekte hij, dat zij hem volgde en naderbij kwam. Hij begaf zich naar de plaats, waar Bertus bij ruw weer gewoon Avas om Kerdel aan land te zetten en bereikte haar binnen tien minuten. Meerdere visschersbooten waren daar vóór het opkomen van den hevigen Avind geborgen; ook Seiling's boot lag daar. Onder deze lagen twee houten rollen, zoodat het stuk hout, dat die rollen steunde, slechts verwijderd behoefde te worden, om haar met een lichten stoot over de branding te Aroeren. Toen Seiling op die plaats aaukwam, was alles reeds in diepe duisternis gehuld. Zonder dralen Avierp hij zijne reistasch in de boot, zette den mast op en bevestigde het opgerolde zeil zóó, dat het door een strik losgemaakt cn aan den wind prijsgegeven kon worden. Het roer hing in de boot en er was voor gezorgd, dat het bij het afloopeu niet hinderde of gebroken kon worden. Als om aan het vaartuig een weerstandbiedende kracht te verleenen. trok hij de ketting, die bestemd was om bet roer vast te zetten, beneden den roerstok hoen van boord tot boord. Het losse eind met den ring en het hangslot, Avaarin de sleutel stak, legde hij onder den stuurbank. Nauwkeurig onderzocht hij de boot en na zich overtuigd te hebben, dat niets aan de uitrusting ontbrak, sprak hij bij zichzelven, ofschoon zeer luid „Zoo zal het wel gaande boot heeft reeds meermalen met geringere hulpmiddelen eene verre reis volbracht." „Gij wilt dus op reis gaan?" vroeg Klaas, uit de duisternis te voorschijn tredende en zijne hand op Seiling's schouder leggende. „Ik wil des duivels zijn, als ge mij heden Aveder door de vingers glijdt!" „Wie zegt u, dat dit mijn voornemen is?" was de kalme weder vraag van Seiling. „Ilcb ik mijn A'ertiek geheim gehouden?" „Neen, dat. hebt ge niet," antwoordde Klaas toornig. „Gij hebt ten minste uw rcischtnsch onder mijne oogen ingepakt, doch bij dit stormweer kon ik niet anders denken, dan dat gij landwaarts zoudt kruisen. Maar waarlijk, thans zie ik, hoe het met de zaken gelegen is. Gij wilt naar de overzijde, naar Bertus, en vandaar Avie Avcet waarheen. Gij meent, dat Avannecr ge van hier zijt, het met mij op dit eiland gedaan is. Maar ik ben uw manverlaat u daarop." „Gij zult inij niet verhinderen om Bertus te bezoeken, als mij dat behaagt," antwoordde Seiling op een dreigenden loon. Hij liep om de boot heen, bukte en schoof het blok, dat dc rollen steunde, ter zijde. Vóórdat Klaas zijn oogmerk vermoedde, greep hij met beide handen den rand van de boot, die zich, zoodra er tegen Averd geduwd, in beAveging zette. Het bleek ten duidelijkste, dat Klaas verwacht had, dat het vlotmaken der boot grootere krachtsinspanning vereischte. Hij ont dekte echter spoedig van welk middel Seiling zich bediende en greep met een verschrikkelijken vloek de boot aan de andere zijde, om haar in het afrollen van het strand te stuitenmaar op den hellenden rand van den oever overtrof de ZAvaarte van de in bewe ging geraakte boot verre zijne krachten. Hij werd eenige schreden niet de boot voortgetrokken, doch zoodra hij bemerkte, dat Seiling er in sprong, volgde hij in blinde Avoede zijn voorbeeld cn in de eerstvolgende seconde Averdcn zij door een bruischende golf opge nomen tegelijk viel een felle Avindvlaag in het zeil, dat Seiliug had losgemaakt-, en in plaats van door de eerstvolgende golf op het strand teruggeslagen te worden, schoot het ranke vaartuig zee waarts omhoog. „De langste schurkenstreek, die ooit door een moordenuar is uitgevoerd geworden!" brulde Klaas, nadat hij zich door de bran ding heengewerkt en zijn evemvicht teruggekregen had, „maar gij zult er mij voor moeten betalen, al zou ik zelve er voor in ketenen geklonken Avorden." Seiling had op de stuurbank plaats genomen. „Moet ik tcrugkeeren vroeg Seiling op spottenden toon. „Om in diep Avater te kantelen en te zwemmen nis een tien centenaars anker?" bulderde Klaas, bleek van Avoede. Dit waren de laatste woorden die door een man, die aan den oever stond, gehoord werden. Het Avas Bertus. Ilij stond op de plaats, waar kort le voren de boot gelegen bad. Op den landweg naar het huis in de kloof hij had zich door het onstuimige Aveêr niet aan de reis over zee gewaagd had hij de stemmen der beide mannen herkend. Eenig onheil vermoedende, had hij zich naar de ligplaats der boot gespoed en kwam juist op het oogenblik aan, dat de boot als een schaduw in de schuimende baren verdween. Ademloos zag hij naar de zijde vanwaar de stemmen het laatst tot hem waren doorgedrongen. De tegenwoor digheid van geest ontbrak hem om zijne nabijheid te verraden. liet eveneens door een deputatie uit haar bestuur een fraaijen bloemkrans op de lijkbaar nederleggen: witte bloemen en roode rozen op een grond van zwarte beuken bladeren en za&m gehouden door een strik van zwarte en witte zijde met zilveren franje. De koninklijke ki*oon en de ordeteekencn des Prinsen: het Grootkruis van de orde van den Nederlandschen Leeuw en die van de Eikenkroon en het ridderkruis van den Gouden Leeuw van Nassau waren op het lijkkleed vast gehecht. De kist zelf is van mahoniehout, waarin een eikenhouten, sluitende om de looden kist dat het lijk be\'at. Zij rust op een zestal verzilverd bronzen voeten, Leeft een hoogte van 64, een breedte vau 85 en een lengte van 207 cM. en is voorzien van een tiental zilveren schroeven. Op het deksel bevindt zich, juist boven het spiegelglas aan het boveneinde der eikenhouten kist, een klep welke gemak kelijk geopend kan worden en waardoor het gelaat in zijn geheel zigtbaar wordt. De opening van die klep is ver borgen door een prachtig in zilver bewerkten krans van eikenloof en rozen. Iets lager is een breede zilveren plaat aangebragt, waarin met groote duidelijke letters het volgend opschrift is gegraveerd: WILLEM NICOLAAS ALEXANDER FREDERIK KAREL HENDRIK, PRINS VAN ORANJE GEBOREN 4 SEFTEMBER 1840. OVERLEDEN II JUNIJ 1879. Vier mannen uit 's Prinsen naaste omgeving, luitenant- generaal jhr. E. A. O. de Casembroot, kolonel jhr. IC. W. de Ivock en majoor V. W. R. baron Bentinck, heide laatst genoemden adjudanten van wijlen den Prins, en de gewezen kapitein-luitenant ter zee A. F. R. E. baron A-an Haersolte van den Doorn, droegen de slippen van het rouAvkleed, terwijl als dragers aan beide zijden van den rouwwagen een 18tal kamerlieeren gingen, Avier namen zijn: jhr. G. B. Bronkhorst, mr. \V. A. baron van Pallandt, die als kamerheeren van den Prins voor deze eer in de eerste plaats in aanmerking kwamen, jhr. Hovy, graaf van Limburg Stirum Warmond, baron van Aylva van Pallandt van Waarden burg, baron de Constant Iiebecque de Villars, baron d'Yvov van Mijdrecht, graaf van Rechteren Almelo, baron R. van Lijnden, jhr. W. van Loon, jhr. van Pabst van Bingerden, jhr. Steengracht van Mooyland, baron du Tour van Bellinchave, jhr. W. W. A. Boreel, baron van Bricnen van de Groote Lindt, jhr. de Jonge van ZAvijns- bevgen, baron Forstner van Dambenoy en S. J. graaf van Limburg Stirum. Zestien onderofficieren van zeemagt, landmagt en schutterij stonden hen ter zijde. Onmiddellijk achter den rouwwagen volgde het met acht Doch Avat zou zijn geroep geholpen hebben? Niemand kende dit vaarwater beter dan hij, maar ook niemand wist nauwkeuriger, Avat een vaart in den duisteren nacht bij zulk weer betcekendedaaren boven, als de boot onder de beschutting van de landtong bleef, zou ze ten laatste in de nabijheid zijner woning op het strand loopen, doch moest om daar te kunnen komen nog een lange reis afleggen. Hij herinnerde zich dc Avoorden, die Seiling den vorigen avond tot hem gesproken hadzij strekten hem tot waarborg, dat hij eene moeielijke zeereis wilde ondernemen. Een ZAvare last drukte op het gemoed A-an Bertus. Lang duurde het eer hij besluiten kon om zijn weg naar het huis iu de kloof te vervolgen. De nacht ging voorbij cn bij het aanbreken van den morgenstond zaten Kerdcl en Bertus nog altijd hand in hand voor het venster, Avnar Seiling gewoon was naar de zee te zien. De lamp Avas reed9 lang uitgebrand. Elk oogenblik meenden zij liet hulpgeschrei van een stervende te hooren, doch het Avas niet anders dan het loeien van den storm. „Dat ge mij niets verzwijgt, is mij een bewijs uwer eerlijkheid en onbegrensd vertrouwen, zeide Kerdel diep bewogen tot Bertus, zoodra deze, in de overtuiging slechts aan een doode te gedenken, met zijne mededeelingen eindigde. „Ik kon het niet alleen dragen, Kerdel! antwoordde hij, zijn verkropt gemoed lucht gevende. „Met dit geheim op het hart had ik u niet vrijmoedig en oprecht in de oogen durven zien en na zulk eene verzoening is het, dunkt mij, niet moeielijk om te ver geven, ook dan, Avanneer vergeten onmogelijk is." „Wij zien hem niet weder," gaf Kerdel somber ten antwoord. „Ik ken hem; gedurende zijn gchecle leven drukte hem een te zwaren last op het geAvetcn, dan dat hij nu de geringste poging zou aan wenden om zich te redden. IIoc gemakkelijk was het vroeger ook ons om inet den dood te spelenhoe kalm verzoenden wij ons gisteren nog met de gedachte aan een gezamenlijk graf." Met eene heimelijke huivering sloot Bertus zijne geliefde in de armenzwijgend sloegen beiden den aanbrekenden dag gade, die hun de zee als zeer onstuimig deed aanschouAA'en. De zon verteerde met gouden randen de uit elkander stuivende ivolken, maar steeds heviger bulderde de wind over de woelige watervlakte. In tegen stelling met het liefelijke hemelblauw, schenen de golven donkerder en hunne gekroonde koppen verblindender. Aan den mond der kloof vertoonde zich een visscher. De haast, die hij had, was in het oog Aran Bertus een slecht voortecken. Hij raadde Kerdel aan om het huis niet te verlaten, ijlde toen den visscher tegemoet cn begaf zich met hem naar het 9trand. Halver- Avege van het dorp vonden zij de bewoners op écn punt verzameld. Zij stonden om Seiling's verbrijzelde boot; verder op het strand lagen de lijken van Seiliug en Klaas. Men had hen niet van elkander kunnen scheiden, zóó vast hielden ze elkander omklemd. Uit hunne verstijfde gelaatstrekken sprak nog de doodelijkst^

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 1