HELUERSCHB liV i\IEllWEI)IEPËR COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voer Hollands Noorderkwartier. Jaargang 37. 1879. N°.82. Woensdag 9 Julij. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BEKENDMAKING. 4) LIEFDE EN ONSCHULD. „W ij huldigen het goed e." Verschijnt Dingsdujï, Donderdag en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalJ 1.30. p franco per post 1.65. Bureau: MOLENPLEIN N°. 163. Prijs der Advrrtentiën: Van 14 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Be BURGEMEESTER der gemeente HEBBER brengt ter voorkoming van ongelukken (er algemeene kennis, dat in deze week met liet kanon 28 cM. A. geschoten zal worden van af Zr. Ms. stooinkanonneerhoot „Njord," liggende achter in de haven alhier. Be rigting der vuurlijn is oostelijk op den noordkant van Wieringen. Gedurende het vuren zal van de „Njord" de roode vlag waaijen. Helder, Be Burgemeester voornoemd, 7 July 1879. STAKMAN BOSSE. IIELDER en NIEUWED1EP, 8 Julij. Naar wij vernemen is de kapitein luit. ter zee W. F. H. Cramer benoemd tot ridder der 2de klasse van de Sint Anna orde van Rusland. De ongesteldheid onder de equipage van het fregat „Evertsen," die zieli tot de daar aan boord zijnde zeemiliciens bepaalde, is gelukkig geweken. Ze was, zooals men ver zekerde, van gastrischen aard en waarschijnlijk 't gevolg van de ilinke en copieuse voeding, die voor velen dier miliciens aanvankelijk ongewoon moest zijn. Bij de miliciens der landmagt doen zich die ziektever schijnselen gelukkig niet voor; men houdt daar, ten aanzien van de menage, meer rekening met de gezondheid der manschappen en rigt de voeding zoodanig in, dat de man schappen niet aan indigestie blootstaan. De 1ste luits. van de Vide afdeeling vesting-artillerie Brands en van der Poel, in garnizoen alhier, zijn tegen November a. s. overgeplaatst hij de veld-artillerie. Den 21 Junij 11. is door den koopman H. Stooker, alhier, volgens opgaaf, op den post gedaan een brief, geadresseerd aan den heer v. d. Griendt te 's Hertogenbosch, inhoudende een wissel groot f 1000, betaalbaar aan den heer v. d. Boogaard, te Amsterdam en een wissel, te Samarang getrokken, 7 Jan. 11., door en op de Nederl. Bank, betaal baar aan den heer W. C. M. van Bruggen alhier; deze brief is niet aan zijn adres bezorgd. De voordragt ter vervulling der betrekking van leeraar in de geschiedenis aan de Kweekschool voor onder wijzers en onderwijzeressen te Amsterdam, bestaat uit de heeren G. Meijer, onderwijzer te Arnhem en J. F. Berk, hoofdonderwijzer te Helder. Bescheiden is de omvang van het jaarlijksch volks feest ook het gehalte van hetgeen de kermis aanbiedt schijnt ons toe niet beter dan vorige jaren te zijn. Met genoegen hebben we zien verschijnen de heer E. Basch, Novelle van ELISE LINHART. (Tervolff.) Op uet balcon. Met verzengenden adem is de zomer op de vlakte neergedaald. Ilij heeft de weiden dor-gcel en het loof der boomen vuil-grocn en giys van het stof gekleurd, ja, het water der Leitha is onder zijn verzengende kussen bijna verdampt en sijpelt in dunne strepen over het kiezelzand. Het is laat in den namiddag. Be zou begint reeds naar het westen te dalen, om achter den Schneeberg onder te gaan, om welks kop een donkere wolkenmuur is geleserd. Be geitenjongen klautert lusscheu de rotsblokken op de helling rond, om de jonge geitjes, die grazend zich te ver gewaagd hadden, weer bijeen te drijven. In digte kudden dringen de koeijen van het dorp in den hollen weg naar boven. Op het balkon, dat ter halver hoogte vai hel slot torensgewijze vooruitspringt, zitten drie vrouwelijke gestalten Blanche en de aan hare zorg toevertrouwde meisjes. Be ongeveer twaalfjarige Frieda, die opmerkelijk veel op Genia gelijkt, behalve dat hare oogen bijna zwart en hare wangen vol kuiltjes zijn, zit op een laag voetbankje en naait voor hare pop klceren, welke Blauche, wier blonde schoonheid glinsterend tegen de zwarte kant om haren hals uitkomt, voor haar geknipt heeft. Genia leunt mijmerend over de balustrade. In haar rouwgewaad ziet zij er bleeker uit dan vroeger. Haar gelaat is dan ook inderdaad smaller eu doorschijnender geworden, het geleden verlies en eeu opgewekt gevoelsleven zijn in al hare gelaatstrekken te lezen. Met ecu dweepende uitdrukking ziet zij naar den avondhemel op. Waar vertoeft thans de geest haars vaders, met wien zij écu was, zoolang de dierbare leefde, en die nu, opstijgend van klaarheid tot klaarheid, de oorspronkelijke bron des lichts naderbij komt? Zal hij op haar wachten? Zal hij niet vooruitgesneld zijn tot grooter volmaking, eeuwig vooruit, eeuwig voor haar onbereikbaar? En als hij op haar wacht, is zij dan rein en edel genoeg om aan zijne zijde op waarts te stijgen tot het hart van den wereldgeest? „Willen we met elkaar niet weêr wat lezen, kinderen? Kom, Kugenie, ik heb een mooi boek uit de stad laten komen!" Het kostte der toegesprokene moeite, hare gedachten, die op de vleugelen van het oneindige voortzweefden, bij het aardsche te bepalen. Zij keerde zich langzaam om. „Zeker, mama, maar hel is toch niet weêr de geschiedenis van een martelaar?" „Be lectuur zal u bevallen; het is „Elisabeth," van Cottin. Ik heb de Buitsche vertaling besteld, opdat ook Frieda alles goed zou begrijpen." Genia legde de hand zacht onder haar hoofd, zoodnl het weelde rige bruine haar over heur slanke jingers viel. Zij las. En hoe verder zij las, des te hooger kleurden zich hare wangen, des te opgewondener klonk hare stem. Ja, zij begreep Elisabeth; o, dat zij in hare plaats had mogen zijn! Voor dc in ballingschap gezon den ouders door de qswoestijn van Siberië te trekken, te voet, de echte, die zijn tent heeft opgeslagen vóór Tivoli. Het is nu elf jaar geleden, dat ieder van de kunstvoorstellingen, daar gezien, met lof gewaagde. Sedert dien tijd moet het Théatre van genoemden heer zeer in belangrijkheid zijn toegenomen. Ook ontbreekt het niet aan schouwburgen; een tweetal zijn er toch, namelijk van Bouwmeester en Bamberg, beiden gunstig bekend. De Heldersche jeugd begroet de komst van Spriettrouwens, het is geen kermis waar hij niet present is. D. Visser, van Purmerende, met zijn gezochte kraam, hebben we ook opgemerkt. De heer Vroon van Hoolwerff heeft er voor gezorgd een gezelschap te engageren. Louis Gelubcke, de Duitsche komiek, moet men niet verzuimen te gaan hooren bij Nicoline Sürenscn op het Molenplein. Voor danslustigen is Musis iederen avond geopend. Prinses von Wied is te Neuwied voorspoedig bevallen van cene dochter, die kort na de geboorte is overleden. De Prinses bevindt zich redelijk wel. Naar aanleiding van het gerucht, dat de republiek Venezuela een voorstel zou gedaan hebben om het Neder- landsche eiland Cura^ao aan te koopen, schrijft de heer L. v. W. van Vliet aan het D. v. Zh.: „Voor de Nederlandsche regering is dat geen nieuws. Het moet haar bekend zijn, dat het gouvernement van Venezuela reeds voor twee jaren, in van dat gouvernement uitgegane diplomatieke stukken, het verlangen heeft geuit om Cura^ao te koopen, zich voorbehoudende den koopprijs te vereffenen met het bedrag van vorderingen, die het beweert ten laste van Nederland te hebben. Nu aan dit verlangen, na geruimen tijd te hebben gerust, door middel van den telegraaf openbaarheid gegeven wordt, rijst de vraag: 1. Zou in deze publiciteit een wenk zijn opgesloten van eene bevriende mogendheid, om ons in acht te nemen tegen een coup de main van Venezuela? 2. Heeft de Nederlandsche regering zorg gedragen, dat Curn^ao tegen een aanslag van Venezuela bestand zij? A bon entendeur demi mot suffit. Onwaar is het, dat het gouvernement der Vereenigde Staten van Noord-Amerika eenige daad gepleegd, eenig woord gesproken of geschre ven hebbe, waaruit zou mogen worden afgeleid, dat het eenig de minste begeerte koestert om in Oost- of West- Indië ons cenigo bezitting of kolonie afhandig te maken. Van dien kant hadden en hebben wij niets te vreezen. Van het avontuurlijk gouvernement van Venezuela daar entegen behoort een onverhoedsche aanslag op Cura^.ao niet tot de onwaarschijnlijkheden. Door dat gouvernement verschalkt te worden, ware voor Nederland eene onuit- wischbare schande." zonder geleide, blootgesteld aan honger en koude, zicli in de sneeuw begravende, oin zich tegen de noordsche stormen te beschutten, om eindelijk, genade smeekend, neêr te vallen voor de voeten van den Czanr, op wien zij vertrouwt... de hemel as voor haar geopend, voor haar, die zich opgeofferd had voor hot geluk der haren 1 Zij ha:l het boek laten zinken en staarde zwijgend naar de zon, die achter de wolken wegdook. Be donkere randen werden purper, kleurig getint, en vurige stralen schoten naar alle zijden er uit voort. Be geheele hemel scheen in het weslen in vuur te staan; alleen de zwarte wolken en de Schneeberg in hare schaduweu lagen somber dreigend daar. Ook Frieda had het naaiwerk neergelegd, en droogde zich stil de tranen van de wangen. Blanehe's oog hing onafgewend, met een gretig vorschenden blik, aan Genia's peinzend gelaat. Ten slotte verbrak zij het zwijgen. „Ik wist, dat gij deze Elisabeth bewonderen zoudteu toch hooger dan zij zou het meisje staan, dat in staat is haar leven aan het geluk van vreemden te wijden. Aan een man den vrede weêr te geven, die, \erbitterd legen de wereld, wantrouwend tegen de meuschen, geestelijk te gronde dreigt te gaan, dat moet goddelijk wezen! Ik wou dat ik in uwe plaats was, Eugenie!" Beze had met groote, verbaasde oogen naar Blanche geluisterd. Al sinds weken was cr bijna geen dag. voorbijgegaan, dat zij niet met een of audcr woord in hare toch reeds overspannen gevoels wereld had gegrepen, 't welk haar in een nog bepaalder rigting naar het bovenzinnelijke dreef. „En wat wcudt gij dan doen, als gij in mijne plaats waart?" „Ben man niet laten zinken, als ik voor hem het eenige was, dat hij bemint." „Ik ken hein niet wie is het?" Be vraag klonk schier verschrikt. „Het is Norring. Hij heeft zooveel treurigs in zijn leven onder vonden, dat hij het geloof aan de mensehen verloren heeft, behalve aan u, Eugenie! Als liij u om en bij zich had, zou hij met nieuw leven worden bezield." Het jonge meisje was driftig opgesprongen. „En als gij dat wist, mama, waarom zeidet ge mij dat dan niet vroeger. Hij moet niet vertrekken, de ongelukkige man. Hij moet hier bij ons zijn intrek nemen, en ik wil altijd bij hem zijn en hem zijne vorige opgeruimdheid teruggeven 1" „Bat is het waarschijnlijk niet, wat hij hooptzoo ge er toe kondt besluiten, met hem naar Triëst te gaan Genia stond (ligt voor Blanche en zag haar opregt vragend in het schoone madonna-gelaat. „Gij bedoelt, dat ik hem zou trouwen „Ja, dat bedoel ik. Het zou hem met God verzoenen." „Maar waarom is hij dan zoo peilloos diep ongelukkig?" „Kunt gij dat nog vragen? Ziet gij niet zijne mismaaktheid, die hem Uitsluit van het algemeene regt ora betniud te worden?" „Is hij clan zoo leelijk? Bat wist ik werkelijk niet! Zoo schoon als papa is hij zeker niet, maar papa was ook de schoonste man dien ik ooit gezien hebzij aarzelde „uitgezonderd natuurlijk Percy Percy was nog schooner! Maar waarom zou hij niet Beroepen te Schanvoude ds. W. de Vries, predikant te Hensbroek. Mej. Charlotte Jacobs te Sappemeer, heeft het liulp- apothekers-examen met goed gevolg gedaan. Voor eenigen tijd is door de Amsterdamsche bladen gemeld, dat door Gedeputeerde Staten van Noordholland het besluit van den gemeenteraad van Amsterdam tot het aangaan eener geldleening van 9 millioen zou zijn goedge keurd. De mededeeling blijkt onjuist of althans voorbarig te zijn geweest, want het blijkt nu uit een verslag van B. en W. aan den gemeenteraad, dat „Gedeputeerde Staten bezwaren hebben gemaakt tegen de goedkeuring van gemeld besluit." Wel vleijen B. en W. zich, dat door nadere onderhande lingen die bezwaren uit den weg geruimd kunnen worden, maar daar nu in ieder geval het eerste gedeelte der leening later zal worden uitgegeven, dan waarop aanvankelijk gerekend was, moet er op andere wijze in de behoefte aan kasgeld worden voorzien. B. en W. stellen voor te dien einde anticipatie-billetten uit te geven, tot een bedrag van hoogstens 2 millioen, zijnde een deel der eerst later te innen belastingen; f 40,000 voor te betalen rente kan uit den post voor onvoorziene uitgaven gevonden worden. Aan de Leidsche Crt. wordt geschreven „Reeds bij den eersten pluk der aardbeziën bestond het vooruitzigt, dat die spoedig zou geëindigd zijn. Hoeveel te meer nu bijna dagelijks de regen neerstroomt, donkerheid en guur weder lieerschen. Het jonge blad van het geboomte wordt gezweept door storm, een menigte pas gezette vruchten is afgeslingerd. Takken en bladeren, door den wind afgerukt, stuiven als in den herfst langs de wegen. De moerbeziënboom noch de wijnstok zullen rijpe vruchten voortbrengen, tenzij spoedig de koesterende zomerwarmte aanbreekt. I)e lucht is ten eenenmale ontstemd, het is September-wecr al geruimen tijd. Te vergeefs zoekt het oog naar de zomerweelde van bloeijende planten in lusthoven of kweekerijen. De rozen alleen verheden zich fier omhoog. Vruchteloos, naar het weer zich liet aanzien, zal gewacht worden op eenig voldoend gewas van stam- en snijboonen, benevens ander teeder moeskruid. De aardappelen groeijen zeer sterk in het loof, maar zetten geen knollen van aan belang. Bijgevolg wordt er weinig gerooid en daarbij is de aardappel onsmakelijk. Van Amerikaanschen oorsprong en tot de familie der Solaneeën behoorende, gedijt de aard appel bijzonder met warmte en gematigde droogte. Zoowel in de late als in de vroege is de ziekte ontstaan. Bij den begonnen hooibouw zijn aller handen gebonden en de wei landen zijn nat, tengevolge waarvan het gras weinig groeit. bemind kunnen worden, zelfs als bij werkelijk „mismaakt" is, zooals gij zegt?" „Hij heeft daarin bittere ervaring genoeg opgedaan, dat dit het geval is. Zijn eigene moeder, door wier achteloosheid hem het ongeluk overkwam, hield niet van hein om zijne leclijkheid. Later beminde hij een meisje; dit verliet hem kort voordat zij zouden trouwen, omdat iemand, die veel schooner was, hare hand vroeg. Sinds dien tijd geloofde hij niet meer aan trouw en liefde. Eerst thans, hier bij ons, sinds hij u kent, schijnt hem het hart nog eenmaal opengegaan te zijn. En zoo ook gij hem nu inogt teleur stellen, Eugenie ik durf daar niet aan denken!" Zij had met eene zachte stein gesproken, en hield haar blik ter neergeslagen voor den vorschenden oogopslag, die op haar rustte. Genia was van haar stukzij kon nog altijd de noodzakelijkheid er niet van inzien, dat zij de vrouw van een mau moest worden, die haar eigenlijk vreemd was. Voorzeker was dat alleen haar eigene schuld; wanneer zelfs Blanche een zoo levendig medelijden met hem gevoelde, hoe veel te meer was het dan haar pligt, want haar beminde hij immers! „Gij gelooft zeker, dat ik hem redden kan?" „Ik geloof het niet, ik weet het." Zij sloeg hare oogen niet op, hare stem klonk onzeker. Genia ging langzaam naar haren stoel terug. Met de beide handen tegen de slapen gedrukt, liet zij al» radeloos hare blikken over het (lal gaan. „Ik wil goed zijn, goed en edelmoedig als mijn vader," klonk eene stem zucht in haur binnenste. Be kleine Frieda knielde voor haar neder, vol bekom mering het zorgvolle gelaat harer zuster beschouweude. „Hoe lang gelooft gij, dat ik leven zal, mama?" „Hoe kan ik dat weten? Gij zijt immers gezond Uwe moeder stierf wel jong „Misschien zal ook iko, hoe gaarne zou ik dat willen!" Be avondklok van het klooster beijerde hare toonen in de avond schemering. Beneden zong een krachtige mannenstem: „En schoon zij ook nooit uw liefde, En nooit uw lijden verstond." Genia sloeg hare beide handen voor heur gelaat zij snikte zacht. Een zachte hand raakte haren schouder aan, Blanche stond voor haar. „Nu, Eugeuie?" „Als de heer Norring het wenscht, zal ik hem huwen." „Ik had niet anders vau u verwacht. Hij vertrekt nu natuurlijk alleen. In het v'ooijaar kan dan uw huwelijk gesloten wordeu." „Zoo spoedig na papa's dood?" „Wij zullen niemand tot de plegligheid uitnoodigen, welke stil en zonder eenige praal kan gevierd worden, zoodat de wereld er niet veel van verneemt; ook ik houd dat voor 't beste." „Eu mijn voogd? Wij dienen het hem toch mede te deelen!". „Natuurlijk! Ik zal hem schrijven; ik geloof haast niet, dat hij eenige bedenking tegen ons beider wcnsch zal hebben." „Gij weet toch, dat meneer Norring mij mede trouwen moet, mauia?" 't Was geen bijzonder ootmoedige houding, waarin Frieda met deze woorden opstond en voor Blanche ging staan. „Ik blijf niet alleen hier, dat is zeker 1 Ik ga met Genia I"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 1