Te Nieuwe-Niedorp zijn herkozen de heeren A. Francisa en J. van der Deure. Te Winkel zijn gekozen de heeren H. Koomen, Abr. Dekker en J. Witsmeer. Te Barsingerhorn zijn herkozen de heeren J. van Nienes Jz. niet 66 en W. Kossen met 56 van de 81 stemmen. Verder bekwamen de heeren C. Ivz. Jongejan 9, C. Spaans 7 en J. Hoekstra 6 stemmen. Te Alkmaar zijn slechts 242 stembilletten van de 935 ingekomen, waarvan 5 van onwaarde. Herkozen de heeren A. Maclaine Pont en J. C. Vonk ieder met 226, P. A. van der Drift met 223, J. G. A. Verhoeff met 220 en W. Helling met 215 stemmen. Te Schermerhorn zijn herkozen de heeren Dekker en Bleij. Herstemming tusschen de heeren P. Smit en Dekema. TeUrsem zijn herkozen dchh. Veldboer, Koppes en Kuijper. Jl. Zondag werd te Hugowaard bij de herberg „de Hengstman" van J. C. Hofdijk, eene harddraverij gehouden door paarden van zessen klaar. Er werden 16 paarden ingeschreven. De prijs, een marmeren pendule, werd gewonnen door „Graaf Adolf," van den heer J. Dam te Alkmaar, pikeur J. Broers te Benningbroek, terwijl de premie, een toilettafel, werd behaald door „de Eva," van den heer C. de Wit te Zijpe, pikeur de Wit aldaar. Aan de harddraverij met paard en kar den 15 dezer, namen 11 paarden deel. De prijs, een berlin zilveren thee servies, werd behaald door de „Graaf Adolf" van den heer J. Dam van Alkmaar, pikeur C. Broers te Benningbroek: de premie een rooktafel met stel, door de „Susanna" van den heer T. Schilder te Spierdijk, door den eigenaar zeiven bereden. Jl. Dingsdag werd aan het lokaal van het Provinciaal Bestuur van Noordholland te Haarlem aanbesteed: het gedeeltelijk vernieuwen en herstellen van de brug over de molenkolk der strijkmolens van Ilaaksmaatsboezem aan het einde van de Breelaan te Oudorp. Laagste inschrijver was de lieer H. Schuit te Alkmaar, voor de som van f 4800. Het bootje van de havendienst te Amsterdam had jl. Dingsdag morgen eenige gewonden, die met de mailboot Koning der Nederlanden uit Indië waren gekomen, opge nomen. Met deze passagiers aan boord, voer het tegen een dukdalf. Door den schok sloegen twee personen, een adjudant-kwartiermeester en een fourier overboord. De fourier werd gewond, maar kon gered wordende adjudant kwartiermeester echter is helaas verdronken. Een veldwachter, gestationeerd te Overveen en Bloemen- daal, is jl. Maandag nacht tusschen twee en half drie ure, terwijl hij achter in de buitenplaats van den heer Jan Borski op het geschreeuw van kippen was komen aanloopen, door stroopers vermoord. Zijn lijk is gesleept naar de spoorweglijn HaarlemUitgeest, een meter of twintig van de plaats waar de moord geschiedde. Het heeft verscheidene wonden, de doodelijke wond is door het afsnijden van den hals toegebragt. De mantel van den ongelukkige is op de rails gevonden. De machinist van den eersten trein, komende van Uitgeest, stopte dadelijk bij het zien van den mantel en het lijk, dat vlak tegen de rails lag, zoodat elk denkbeeld aan een ongeluk of een zelfmoord onmiddellijk moest worden opge geven, daar geen trein gepasseerd was. Het parket van Haarlem heeft zich naar de plaats begeven om ean onder zoek in te stellen. Het door de stroopers gestolen gevo gelte, benevens groenten, zijn gevonden. Men schrijft aan de Leidsclie Crt.: „Ongerekend de tijd dat het vóór den langsten dag geregend heeft, regende het sedert dien dag vaak zonder tusschenpoozen tot heden. De wind was meestal zuidwest en blijft nog zoo. Uit het oosten zou droogte verwacht kunnen worden. Intusschen gaan de poldermolens voort, het overvloedige water uit de drassige weilanden te malen, terwijl de sluizen te Katwijk geopend worden en het stoomgemaal te Spaarndam werkt, om den gezwollen boezem te ontlasten. In alles gelijk bij natte jaren plaats heeft." Een stier van den heer A., te Charlois, viel jl. Dingsdag een paard aan en stak het zoodanig, dat het paard spoedig aan de gevolgen is bezweken. Het D. v. Zh. en 's Gr. behelst de vertaling van een artikel uit het officiëele blad van Venezuela over den brug te legeen, met eigen oogen de sporen van paalwoningen zag." „Dat daar, die groote vlakte, is dat het moeras? Maar zij is immers voor 't grootste gedeelte bebouwd, het is bouwgrond!" „Dien men in een eeuwenlangen strijd op liet moeras veroverde. Als het nu donker was, zoudt ge de dwaallichtjes hun heksendans nog kunnen zien houden." „Hebt ge dat wel eens gezien?" „Vaak genoeg, in den tijd dat de dijk gelegd werd. 't Was een zware taak, die aan de ingenieurs opgedragen was. Zooals nu in den slijkerigen grond van de haven te Triest, moesten wij ook hier massa's puin laten zinken, laag op laag, en dan geduldig wachten, of de grond vast genoeg wou worden voor den steenen onderbouw. Wie thans vliegensvlug over dit eindje spoorweg rijdt, vermoedt weinig, hoeveel zweet het den arbeiders, hoeveel slape- looze naehten het den ingenieurs gekost heeft. Maar het wordt koud en donker, willen we niet naar huis gaan, lieveling?" „Naar huis? Ge bedoelt toch naar ons hotel?" Genia glimlachte opgeruimd. „Heel gaarne, maar kijk eens, Herbert, die beer groette!" Zij waren om het slot heengewandeld en stonden juist op 't punt, weer neder te dalen. Norriug keerde zich haastig om. „Ha, buona seraHoe komt ge te Laibnch Genia, ik stel u hier doctor Helmroth. uw nieuwen buurman, voor, wiens tuin onmiddellijk aan den onzen grenst. Doctor, mijn vrouwtje is ook een „ketter;" mij dunkt, dat alleen reeds dit haar in uwe vriende lijke welwillendheid moet aanbevelen." Zij reikte den ouden heer vertrouwelijk de hand. Met zijne dunne grijze lokken, zijne van verstand schitterende oogen en de welwil lende trekken om zijn mond, had hij Genia's hart in stormloop veroverd. Zij legde vriendelijk hare hand in de zijne en zag hem uitvorschend aan, Hij moest veel beleefd en gestreden hebben, die grijsaard met het bruine van voren doorploegde gelaat, in wiens oogen kloekheid en verstand blonken. „En is dat nu uw vrouwtje, meneer Norring? Moge zij een gelukkig leven leideu in de woning, die gij voor haar bereid hebt „Maar hoe komt gij hier, doctor? Ik was er zoo aan gewend, 11 dag in cag uit in uw tuiutje te zien wandelen, zoodat ik u hier, in den vreemde, schier niet zou herkend hebben!" „Ik had eene treurige taak te verrigten, en kwam, helaas, te vergeefs „Een ziekenbezoek? Ik meende, dat gij maar alleen meer in uwe boeken leefdet?" „Ik heb de praktijk neergelegd, doch een mijner vroegere patiënten werd door een hard noodlot in het krankzinnigenhuis te Laibach opgenomen. Ik wilde zijn geest kalraeeren en trachten, hem daardoor het licht der rede weer te geven hij herkende mij niet, hij luisterde niet eens naar mij Wordt vervolgd verkoop van Curaijao, waarmede men op dat eiland alles behalve is ingenomen. In afwachting van den zomer, begint liet op de Alpen reeds te sneeuwen. Uit Zwitserland en van den Rijn ontvangt men berigten, die ook allertreurigst zijn omtrent den invloed, welke het gure weer op het getal der reizigers uitoefent. De hotels, waar anders ter naauwernood plaats was te bekomen, zijn nu nagenoeg ledig. Men verhaalt ook, dat in een der voornaamste hotels te "s Gravenhage, waar de ontvangst in het saizoen gewoonlijk f1200 daags bedraagt, nu slechts f 12 wordt ontvangen. Bij de opening der tentoonstelling van teekeningen en voorwerpen op 't gebied van kunstnijverheid, door de Maatschappij van Nijverheid georganiseerd, den 9 dezer te Arnhem geopend, werd door den heer A. C. Kruseman een rede gehouden, waaraan o. a. 't volgende is ontleend: „Onze Maatschappij heeft zich, onder hare vele werk zaamheden, de taak gesteld, zooveel in haar vermogen is mede te werken aan de bevordering van den kunstsmaak in toepassing op onze nijverheid. Zij meende haar eeuwfeest niet waardiger te kunnen vieren dan door te toonen, dat zij, met de ervaring des ouderdoms, een nieuwe jeugd, een tweede tijdvak van krachtige werkzaamheid tegemoet wenschte te gaan. Haar kunstmuseum, bescheiden als het nog zijn moge, roept allen tot zich, die zich op het ruime en zooveeleischende veld der kunstindustrie bekwamen willen; haar wedstrijden hebben ten doel de jeugdige arbeiders tot inspanning te prikkelenhaar bijeengebragte verzameling van teekenproeven uit het gansche schoolgebied van ons vaderland moge een middel zijn tot de kennis van de hoogte, waarop dit onderwijs staat en tot onderlinge vergelijking en verbetering. De vernieuwing, de uitbreiding, de practische rigting van dat teekenonderwijs op de school voor alle klassen der zamenleving is in de laatste jaren een vraag van heteekenis geworden in het volksbestaan der natiën. Men is het gaan inzien, dat het teekenen niet is een zaak van zeer goed tc missen weelde, noch van een vrij ontbeerlijke opwekking van eenigen schoonheidszin, maar dat het wel degelijk een plaats moet innemen in de algemeene opvoeding en geen zwakker middel is tot ontwikkeling des verstands en der practijk dan lezen, schrijven en rekenen; dat het schier nog veel meer dan deze leert zien, opmerken, denken, vergelijken, oordeelen, begrijpenmen is het gaan inzien, dat het vooral voor den aanstaanden werkman de weg is tot handigheid, vaardigheid en bekwaamheid, dat zijn broodwinning, zijn bestaan, het verbeteren van zijn lot en dat der zijnen er innig mee verbonden is, en dat in verband met zijn maat schappelijke toekomst de volksschool afin den ambachtsman niet onthouden mag wat van zulk een hoogstgewigtigen invloed is op zijn voorbereiding tot zijn later bedrijf. En sinds de wereldtentoonstellingen den invloed barer kunst schatten te genieten en te bewonderen hebben gegeven; sinds bij alle beschaafde volken het bewustzijn is wakker geworden, dat niet alleen de degelijkheid en de doelmatigheid de eenige vereisehten zijn bij de voortbrengselen van des menschen arbeid, maar dat het schoone dien arbeid moet bezielen, adelen en hem stempelen tot verhevener doel dan het nuchtere gebruik; sinds uit het binnenste van onze consciëntie zich al meer en meer de overtuiging doet gelden, dat de mensch, ook in zijn materiëel, practisch, dagelijksch bestaan van brood alleen niet leven kan, maar behoefte heeft aan het schoone, aan het nobele, aan dat wat spreekt tot het betere, onstoffelijke deel van zijn natuur, dat, in één woord, de kunst, de poëzy is van don arbeid, sinds is men er toe gekomen de grootere rijken allereerst, de kleinere weldra daarna, om in de jaren der opvoeding, bij de lagere zoowel als bij de hoogere standen der maatschappij, de ontwikkeling van den schoonheidszin en van den kunstsmaak en liet teekenonderwijs volgens een strenge, maar met tact en warmte toegepaste methode te beschouwen als één van de ernstigste pligten der school." In den omtrek van Zwolle koopt een Amerikaan veel jong fokvee voor hooge prijzen. Van dat vee moet extract uit het veestamboek en signalement geteekend en gelegaliseerd en afgegeven worden, voordat de Amerikaan het in ontvangst neemt. Men zegt, dat bedoeld vee moet dienen ter veredeling van den veestapel in Amerika. Een boerenmeid te Westergast (Friesland) die, ver gezeld door een hondje in het land was gegaan om de koeijen te melken, is zeer ernstig door de beesten, die onrustig waren geworden door 't keffende hondje, gekwetst. Zij verkeert in zorgwekkenden toestand. Te Zijldijk (Groningen) werd jl. Vrijdag verkocht eene boerenbehuizing met den grond (ruim 56 hectaren) voor f 77,880. Vóór ongeveer 6 jaren was de plaats aangekocht voor omstreeks f 93,000. In het Verslag der verrigtingen van het Roode Kruis in Nederlandsch Indië over het jaar 1878 wijst het Centraal Comité er op dat een gunstiger staat van zaken in Atsjin, voornamelijk in het laatste halfjaar, zijne taak veel heeft verligt. Overigens was ook in het afgeloopen jaar de arbeid overeenstemmende met dien in vorige jaren en bepaalden de werkzaamheden zich hoofdzakelijk tot liet verzenden van versnaperingen, lectuur en gezelschapspelen naar Atsjin en de verschillende hospitalen en reconvalescenten-gestichten, voor zooveel daarin lijders werden verpleegd die van Atsjin naar Batavia waren geëvacueerd, terwijl het Comité voor namelijk aan de gedelegeerden bij de land- en zeemagt te Atsjin en aan directeuren van hospitalen en reconvalescenten gestichten bijzonderen dank verschuldigd is voor hunne welwillendheid en steeds even bereidvaardige medewerking daar, waar het dien steun behoefde. Onder referte aan de in het jaar 1878 uitgegeven bulletins bevattende de opgave der verrigtingen van Tiet Roode Kruis, komt het Comité in korte trekken terug op den aard zijner verrigtingen en de verleende niateriëele hulp. Het hoofdcomité deed ook wederom in het afgeloopen jaar belangrijke verzendingen van lectuur. Niettemin doet het N.-I. comité een beroep op de belang stelling en de welwillende medewerking der medeburgers, vermits de voorraad lectuur bijna geheel is uitgeput. De heer G. F. W. Kehrer geeft in het Hld. eene interessante beschrijving van den „gamelan," thans te Arnhem aanwezig. Ook dr. Jan ten Brink spreekt er over in het Zondagsblad van 't N. v. d. D. Beiden wijzen er op, dat men bij de beoordeeling rekening moet houden met de Oostersche natuur en omgeving, wil men werkelijk de muziek en de dansen waardeeren. De heer Kehrer schrijft, naar aanleiding van een eenigs- zins spottende opmerking in 't Hld. aan 't adres der Javaansche kunstenaars, o. a. 't volgende:' „Begrijpelijk is het zeker, dat Javaansche muziek weinig aantrekkelijks heeft, voor wie ze de eerste maal hoort, te meer nog als klimaat en omgeving zoo weinig aan de tropen doen denken als hier; men begrijpt de muziek niet en herkent maat noch wijs. In Java's binnenland echter ken ik Europeanen, die er bartstogtelijke vereerders van zijn, en mijzelf kon een vermoeijende dagreis te voet of te paard nooit tegenhouden, als de uitnoodiging van een inlandscb hoofd gelegenheid bood, om goed te zien tandakken en daarbij goede gamelan te hooren; dikwijls heb ik dan de mij aangeboden slbidang opgenomen en zelf meegedaan. De Javaan, die in zijn land een Europeesch bal bij woont, meent een troep gekken te zien rondspringen, maar uit beleefdheid spreekt hij dat oordeel niet openlijk uit, zet het in allen geval niet in de courant. Met dien Javaan vind ik, dat het zinneloos ronddansen van zweetende en zwoegende meisjes en vrouwen, in de armen van voor haar vaak onbekende dito heeren, wel zoo ongenietbaar is als de tandak, welker gracieuse bewegingen nooit tegen het schoonheidsgevoel zondigen en altijd binnen de grenzen der strengste welvoegelijkheid blijven. Wanneer op Java een fazicZa^-partij wel eens ontaardt in een bacchanalie, is dat zonder uitzondering aan de daarbij tegenwoordige Europeanen te wijten. Wie liet, nu eens verleidelijk week en zaeht, dan weder wild zich verheffend en dreigend, diep doordringend trillen der gamelan-toonzn gevoelt, de weergaloos rijke bevallige gebarentaal der tandakkenden verstaat en in hunne prach tige oogen weet te lezen, hij ziet daarin gloeijenden harts- togt, rijker verbeelding en meer geest, dan waarop vele Europesche tooneelspelers kunnen roemen. Poëzie en proza van het Javaansche leven worden zeker treffend door de kunstenaars vertolkt, maar voor den schrijver in uw blad ging het schoone verloren: er zullen er eehter geweest zijn, die ondanks zichzolven in die Oostersche wereld werden binnengeleid, die meeleden en genoten, en dan overtuigd werden hoe de Javaan in zijn anders eentoonig leven van tijd tot tijd behoefte heeft aan deze dichterlijke voorstellingen en hoe de tandakmits met zorg geleid, een veelvermogend middel is tot ontwikkeling van het volk en zelfs voor den Europeaan in Indië eene aangename en nuttige opwekking kan zijn." De Amerikanen hebben, hij telegram, alsnog uitstel van zomerweder gevraagd tot den 18 dezer. Onlangs is te Jedo uitgekomen, in het Japansch, voor rekening van het Jnpansche gouvernement: „Anatomie, physiologie, pathologie van de oogen," volgens de voordrngten gehouden in Niigata, door doctor Fock, van Utrecht, met eene voorrede van doctor Ito, den lijfarts van den Keizer. Aan liet Handelsblad ontleenen wij de volgende regelen omtrent de Londensche Landbouwtentoonstelling: Geen land dat, als Engeland, kan roemen op zijne levende voort brengselen. Paarden en vee zijn buitengewoon fraaialle rassen zijn er zuiver afgescheiden; incn voelt eerbied voor den Engelschuian, die sedert ecuwen zich met stalen volharding toelegt op het bekomen en bewaren van zuivere rassen. Hij heeft getoond te weten wat hij wil en te kunnen wat hij wenscht. Wilde hij een werkpaard, waarbij trekken alleen de hoofdzaak is, het zware Engelsche Clydesdale werd gemaakt. Wil hij alleen snelheid, het renpaard is daar; wil hij snelheid met trekkracht, zijn harddravers leggen acht mijlen at in een gang, waarbij reeds terstond de Hollandscbe harddraver op de internationale harddraverij te Parijs achter bleef. In Engeland zal men de renpaarden niet kruisen met de zware bierbrouwerspaarden, zooals in Nederland het ras verknoeid werd door „Engelsche hengsten," d. i. door renpaarden. Engeland fokt zijne renpaarden voor het renperk, en gebruikt ze voor niets anders. Het is zeker te betreuren, dat in Nederland nooit de verschillende rassen van Engelsche paarden gezien zijn. Op eene vergadering te Utrecht hoorde ik eens iemand, die den naam had van een goed paardenkenner te zijn, fulraineeren tegen de Engelsche paarden, met dunne beenen, enz. De man had blijkbaar het renpaard op het oog, en had denkelijk nooit een goed Yorksbire of Norfolk paard gezien. Ware hij op de tentoonstelling geweest een retour lste klasse kost circa f 30 dan had hij zich kunnen overtuigen, dat Engelsche paarden beenen hebben en ze weten te gebruiken. Natuurlijk is alles aan mode onderhevig. Zoo ook eenigszins de paarden; de poney en de wat grootere hackney zijn nu in trek en, onder voorwaarde dat ze goed zijn en vooral verheven bewegingen hebben, worden buitengewoon hooge prijzen besteed. Geen paarden werden bekroond, of ze hebben krachtige bewe gingen en verheven gangen; het met de voorbeenen langs den grond schuivende paard is geheel uit de mode; de Trahener merries, door een Duitsche vereeniging gezonden, waren fraai en goed, maar hadden geen kniebuigiug en dus slechts succes zoolang ze op stal stonden, terwijl eene zware Belgische schimmel, een eenvoudig werkpaard, met groot zwaar hoofd, zeer werd toegejuicht, toen het met zeldzame kracht en verheven gang door den dikken modder van den „ring" als op een gazon ronddraafde. De „rings" waren ompaalde ruimten, waar binnen paarden en vee werden gekeurd; in den grooten ring, c. a. 100 pas breed en 300 lang, met eene tribune voorzien, werden 's morgens het bekrooude vee cn eiken middag de bekroonde paarden rondgeleid het publiek stond rond den ring, of wel men zat voor een stelling op de tribune cn 't maakte een aardigen indruk dc bekroonde diereu, als ze in den smaak van het publiek vielen, luide te hooren toejuichen. Het rondgeleiden van paarden en vee kon na den 4den dag niet meer plaats liebbcu; het terrein was onbruikbaar geworden; zelfs ligte wagens zakten, al waren ze niet geladen, tot aan de assen in den modder. Voor de voetgangers kwam wat comfort door het leggen van meerdere balken en horden en van een kunstweg van puin op horden. Ook bet Engelsche vee was prachtig door schoone vormen en verscheidenheid, waarbij de oogeu terstond vielen op het kolossale Welsh-ras, met horens van een el lang, op het in Nederland bekende Durham,- op het hoornlooze Galloway- en Aberdeen,- en het lig tere Jersey-ras. Voor een hoorn loozen A berdeen-stier werd een zeer matige prijs, f 1300, gevraagd. Een lQOOtal der fraaiste runderen uit Engeland wasingezonden; en een Darwinist zou daaronder bij het kleinste rund verwantschap niet het hert, en opklimmende tot liet grootste rund den overgang tot het nijlpaard aanwijzen: terwijl de kleinste poney aan den hond en menig Clydesdaler aan den rhinoceros doet deuken. De Engelsche schapen zijn volgens de kenners uitstekend, door rassen schoon en goedik heb me er kort bij opgehouden in de Londensche hotels wordt men genoeg met schapen vervolgd. Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat ziet en ruikt men ze gekookt, gebraden, gestoofd, en gelukkig hij, die aan tafel maar op twee geregtcn van schapen vleesch wordt onthaald. Ook de Engelsche varkens verdienen een eereplaats; ge keut die opgewipte mopsneusjes uit de illustratie; een dezer dieren keek zoo goedig uit zijne kleine oogjes, het neusje lag zoo aardig in de vette wangener ontbrak alleen een neepjesmutsje aan. Van de niet-Engelsche inzenders bekleeden onder de werkpaarden de Belgische, onder de luxe-paarden de Anglo-Normands de eerste plaats. Ook de Trakhener paarden waren goed; de inzending van alleen veuleu-merriën was minder gelukkig gekozen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 2