HELDERSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1879. N°.90.
Zondag 27 Julij.
Jaargang37.
LIEFDE EN ONSCHULD.
„W ij huldigen
li c t goed e."
Verschijnt Diugsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalJ 1.30.
p w franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: K L E N P L E I X K°. 1G3.
Prijs der A d ver ten tién Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indië.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
VERGADERING van den GEMEENTERAAD, op
DINGSDAG den 29 JULIJ 1879, des namiddags ten 2 ure.
Anna Paulowna, 25 Julij 1879.
De Voorzitter,
C. E. P E R K.
Onderwerpen ter behandeling:
1. Aanbieding Gemeenterekening 1878.
2. Onderzoek geloofsbrieven nieuw ingekomen Leden.
3. Voorstel aankoop Brandspuit.
4. Mededeeling ingekomen stukken.
HELDER en NIEUWED1EP, 26 Julij.
Gisteren heeft alhier voor eene commissie, onder presidium
van den heer Weckesser, liet examen plaats gehad van een
drietal sollicitanten naar de betrekking van kapelmeester
bij het Stafmuziekkorps der Marine, ter vervanging van
eerstgenoemde, die op zijn verzoek wordt gepensioneerd.
De adelborsten van de verschillende studiejaren zijn
dit jaar bevorderd zondfer overgangs-examens. De vacantie
is thans ingetreden en' duurt tot 1 Sept. a. s., als wanneer
de lessen weêr beginnen, ook voor de nieuwbenoemden.
Bij het schijfschieten op Kaaphoofd met het nieuwe
Krupp-kanon van 24 cM. had gisteren een komisch voorval
plaats. Een officier namelijk, die zijn burnou op de pali-
sadering nabij den vuurmond had gehangen, vond dit
kleedingstuk, na eenige schoten, op korten afstand in zoo'n
deplorablen toestand terug, dat men er alles behalve een
jas uit zou opmaken en daarbij was dit onoogelijk vrachtje
nog van een blaauwe in een bruine kleur veranderd. Dat
een en ander niet weinig stof tot lagchen gaf, behoeven
we wel niet te melden.
Sedert een paar dagen wordt hier door de marine-,
spuisluis het overtollige water van den Schermerboezem
geloosd. Volgens menschen geheugenis is dat nimmer gebeurd.
Te Schagen werd gisteren in de zaal van den heer
A. Knikker de jaarlijksche vergadering gehouden der
Onderwijzers-Vereeniging in het 7de schooldistrict van deze
provincie. De Voorzitter, de heer mr. M. Büchner, opende
de bijeenkomst met eene toespraak, waarin hij de aanwezigen
welkom heette, en op het nut wees van zulke bijeenkomsten
voor onderwijzers. Spreker herinnerde aan 't voorregt,
dat een der leden, den heer H. Wind, sedert de vorige
vergadering is te beurt gevallen, in de viering van zijn
Novelle van ELISE LINHAliT.
{Vervolg.)
Midden op de wankelende brug, daar waar liet water in eene
diepe bedding schuimend voorwaarts schoot, zat Frieda, met de
naakte voetjes iu het water spelend en met de handen zich aan de
leuning boven haar hoofd vasthoudend. Zij sprong op, toen zij
Percy zag naderen.
„Ho, ik moet eerst terug gij kunt cr zóó niet voorbij!" Zij
liep haastig naar hem toe. „Ik heb op u gewacht!"
„Hoe wist gij, Frieda, dat ik niet op het slot zou blijven?"
„Ik dacht zoo bij mijzelve, dat gij 't bij ons wel niet lang zoudt
uithouden
„Houdt gij niet van uwe mama?"
„Neen. Goeden avond, Percy!"
Zij ging op hare teenen staan, kuste hem op den mond en ver
dween tusschen de wilgenboomen aan den oever.Onder de
kruin van den beuk boven op den vooruitspringenden woudzoom
stond Blanche en staarde den aan den oever der rivier verdwij
nenden Percy na, zoolang nog een kleine zwarte stip van hem voor
haar scherpen blik zigtbaar was. Een leelijke glimlach ontsierde
hare trekken, toen zij zoo in de verte staarde, de lange guirlande
van veldbloemen stukscheurend en ze met de schoentjes van atlas
vertrappende.
„Alles dus om niet!" Zij lachte bitter en wierp verschrikt een
blik in het rond, toen de tegenoverliggende helling haar schelle
stem weerkaatste. Het was prachtig, hoe schielijk alles in ziju
werk was gegaan; hij had haar in elk geval over de meening, die
hij van haar koesterde, niet in twijfel gelatenEen geheel jaar
van leugen en veinzerij, voor zoodanige teleurstelling van nog geen
half uur
Zij wierp het hoofd fier in den nek, raapte den sleep harer ligte
japon zamen en ging met opgerigten hoofde naar het slot. Op de
schrijftafel ;y(an rozenboomhout, die haar boudoir versierde, lagen
twee brievende postbode was er zoo pas geweest. Beiden droegen
het postmerk Triest. Blanche opende den eerstezij herkende het
mannelijke schrift van Norring.
„Als gij een man waart, mevrouw, zoudt ge mij rekenschap
hebben af te leggen van de welwillendheid, waarmede gij mij
een huwelijk met Eugenie -als ware 't opdrongt. Zoo ik 't
een of ander uitgangspunt had, om de beweegredenen uwer
goedheid na te gaan, zoudt ge mettertijd misschien nog vin
den, dat gij een eenigszins lastigen schoonzoon hebt gekozen.
Voorloopig stel ik mij er mee tevreden, u die verachting te
betuigen, welke de leugen verdient. Norring."
Zij glimlachte en brak den tweeden brief open. Genia schreef:
„Wij hadden afgesproken, Frieda om dezen tijd bij ons te
nemen, en toch moet ik u verzoeken, mijne zuster op een
instituut te doen, daar mijn huis geen geschikte plaats voor
een levenslustig vrolijk meisje zou wezen. Frieda's voogd zal
Yoor haar zeker wel een goed pensionaat weten te vinden.
zilveren jubile als hoofdonderwijzer te St. Maartensbrug.
Ten slotte uitte spreker den wenscli, dat de vriendschapsband
tusschen de leden dezer vergadering steeds moge blijven
bestaan. Tot leden van liet bestuur werden gekozen
de heeren J. W. II. Slangen, vice-presidentT. Mooy,
secretaris; P. Uurbanus, W. E. L. van Ewijk, J. II.
Bergman en R. Vissclier, en tot eerelid van het bestuur
de heer T. de Jongli. Achtereenvolgens werden de
volgende onderwerpen in discussie gebragt: 1. School-
spaarbanken, 2. Schoolvacantiën, en 3. de wiskundige aard
rijkskunde als studievak voor den onderwijzer. De bespre
king van deze punten werd ingeleid respectievelijk door de
heeren T. Mooy, C. A. de Braai en J. F. Berk. De ver
gadering verklaarde zich tegen de oprigting van scliool-
spaarbanken; toonde zich ingenomen met schoolvacantiën,
liefst langer durende dan ééne week, in 't belang vooral
van den onderwijzer; en vereenigde zich met het gevoelen
van den lieer Berk, dat de methode van onderwijs, in zake
de wiskundige aardrijkskunde, tot nog toe in de leerboeken
over dat vak van wetenschap gevolgd, minder goed is voor
den onderwijzer. Zijne opinie, om. bij dit vak eene geschied
kundige behandeling te volgen, vond algemeen bijval. Bij
de discussie over sclioolspaarbankcn, werden door den
inleider, die evenwel de oprigting daarvan slechts onder
eenige voorwaarden voorstond, zeer belangrijke mededee-
lingen gedaan omtrent de ervaring, te Rotterdam opgedaan,
en werden door hem gewigtige gegevens ter tafel gebragt
van den heer J. K. G. Muller, hoofdonderwijzer te Oude
Schild op Texel.
De discussiën over de verschillende onderwerpen waren
zeer levendig en werden gekenmerkt door den goeden geest,
die in deze bijeenkomst steeds heerschende is.
Met een vriendschappelijken maaltijd werd de vergadering
besloten. Aan 't dessert werden de leden verrast door de
zeer verdienstelijke muziekuitvoeringen van Schagen's Har
monie-kapel, onder directie van den lieer Hazeu, waardoor
het genoegen van dit zamenzijn ten zeerste wercl verhoogd.
Deze bijeenkomst heeft ongetwijfeld een zeer gunstigen
indruk achtergelaten bij allen die haar bijwoonden, en den
vriendschapsband versterkt tnsschen de onderwijzers, in dit
schooldistrict werkzaam.
Jl. Donderdag werd aan het gebouw van het provinciaal
bestuur van Noordholland te Haarlem aanbesteedhet doen
van stroo- en helmbeplantingen in de Rijksduinen onder
Petten en Schoorl, belioorende tot te zeewerken in Noord-
holland (raming f 5000). Laagste inschrijver was de heer
S. Blom, te Schoorl, voor f 3939.
Wat u ook tot den invloed moge bewogen hebben, dien gij
gedurende het laatste jaar op mij oefendet, ik wil mijne
zuster niet aan dien invloed blootstellen."
Blanche frommelde den brief ineen, ging, ineengedoken, in een
hoek der canapé zitten, en verborg het hoofd in de handen. Hare
vingers raakten deii krans aan, die nog in hare lokken hing. Zij
nam hem van 't hoofd en slingerde hem zoo drifiig van zich, (lat
hij, door de kamer vliegend, het albasten kruisbeeld van het bid
bankje in den val meesleepte. Met een strakken blik, alsof zij hare
zinnen verloren had, staarde zij op de stukken; toen bukte zij zich
langzaam en greep met eene onvaste hand naar het medaillon,
welks ketting om den voet van het crucifix zat geslingerd. Zacht-
kens streek zij met de hand over het kromgebogen lijstje en liet
gebroken glas. „Ware ik gestorven als gij jong! Alles is in
mij en buiten mij verwoest, maar het is regtvaardig, ik was dwaas
De arm, in welken ik mij wilde redden, stoot mij van zich af; is
het mijne schuld, als ik den strijd om het geluk op nieuw moet
beginnen, als ik weêr moet leeren zwemmen in de woeste golven
des levens? Dat zij over mijn hoofd zamenslaan, als zij mij maar
genot brengen, genot en vergetelheid!"
Met den arm om den stam van een olijfboom geslagen, leunde
om denzelfden tijd Genia tcgeu den verbrokkelden muur, die den
tuin van haar klein eigendom naar het zuiden afsloot. Met bran
dende, tranenlooze oogen staarde zij op het prachtige tooneel, dat
zich aan hare voeten ontplooide.
En toch zag zij weêr de stad beneden aan hare voeten, weêr de
tooverachtig glinsterende zee, weêr de in den rooden avondgloed
der zon verdwijnende Italiaansche kust; zij hoorde niet de toonen
der avondklokken, die door de stille lucht tot haar doordrongen
hare lippen prevelden zacht smeekend de woorden van Hebbel, die
zij vandaag gelezen had:
„Gij, die boven het sterrenheir
Met de ledige schale
Yoortzweeft, om ze uit de eeuwige bron
IJlings op nieuw weêr te vullen
Schud ze, o geluknog een enkelen keer,
Ééns slechts, glimlagchende godheid!
Zie, óón trillend droppel (jen hangt
Nog aan den rand als verloren.
En die droppel, die óóne, is genoeg
Om eene hemelsche ziele,
Die hier beneden van smarte verstijft,
Weer tot verrukking te ontgloeijen...
O, laat hem vallen, dien droppel!"
Te Miramare.
„HaltHoOpgepast een tonijnSakkerloot, hij is weêr
weg! Waarom trokt gij niet aan, Percy, toen hij er in was?"
„Pst, Eugeen! Daar komt hij iveêr! Doch als je zoo boven-
menschelijk schreeuwt, moet hij sterke zenuwen hebben, om in onze
nabijheid zich op zijn gemak te gevoelen. Pas op, aangetrokken!"
Men schrijft ons van Texel, del. 25 dezer:
„Het groote nieuws alhier is de zaak van den gewezen
koopman Q., sedert eenige dagen gefailleerd. Het schijnt
dat sommige handelingen van dien man in strijd zijn met
de eerlijkheid en goede trouw op grond waarvan hij
dan ook in optima forma! door twee, zegge twee veld
wachters naar Alkmaar is getransporteerd.
Zooals evenwel met de meeste publieke geruchten, wordt
ook in deze zaak veel overdrevens voor waarheid opgedischt.
De man moge in enkele opzigten verkeerd hebben gehandeld,
wij voor ons gelooven, dat hem dat alles niet ten zwaarste
kan worden toegerekend."
„Met zekerheid wordt vernomen, dat bij de dezer dagen
opgemaakte voordragt tot benoeming van een nieuwen
dijkgraaf voor de 29 Gemeenschappelijke Polders alhier,
de heer Jn. Jb. Roeper, aan de Waal, als zoodanig het
éérste op die voordragt wordt genoemd."
Men schrijft ons uit Petten, dd. 24 dezer:
„In het huis van den broodbakker S. Koeman alhier
ontstond dezen nacht omstreeks half drie ure brand, die,
door den wind aangewakkerd, zóó toenam, dat het gebouw
en de daarnaast staande woning, door A. Luwens bewoond,
spoedig een prooi der vlammen werden. De inboedel van
A. Luwens is gedeeltelijk, die van S. Koeman geheel
verbrand; ook is liet oudste kind van laatstgenoemde, een
meisje van 3 jaren, in de vlammen omgekomen."
Jlir. mr. C. J. M. den Tex, sedert ruim elf jaren
burgemeester van Amsterdam, heeft aan den Koning eervol
ontslag verzocht uit die betrekking, met ingang van 1 Sept. a. s.
Een lieer uit Amsterdam, die met ziju gezin gedu
rende eenigen tijd op zijne hoeve aan den Sloterweg in de
Haarlemmermeer logeerde, heeft zich door een revolver
schot van het leven beroofd, na in een brief van zijne
vrouw, die zich ook op de hoeve bevond, afscheid te
hebben genomen.
Men leest in bet te Haarlem verschijnend Vliegend
Blad „de Spaarnebode:
De gesprekken van den dag behelzen bijna niets anders
dan den nabij Haarlem gepleegden moord en de vermoe
delijke dader of daders. De groote bladen weten, de een
nog beter dan de ander, allerlei bijzonderheden op te
disschen van de toedragt der zaak, van volledige bekentenis
door W. Joosten, van overtuigende bewijzen, enz.; het
ontbreekt dan ook te Haarlem niet aan praatjes, en zoo
de correspondenten hieraan gehoor geven, dan kunnen de
kolommen nog veel meer bijzonderheden, waarheid of
leugen, meedeelen.
„Bij den heiligen Chrysostomus, een pracht-exemplaarHoeho!
Nummer zes!"
De beide krachtige gestalten der visschers in hun fijn, gemak
kelijk zittend matrozen-pak klauterden vlug op de naaste reus
achtige rotsblokken, waavop de eerste aanval der golven breekt,
voordat zij tegen de arduinsteenen van Miramare slaan. Zij baalden
het net op en wenkten hunne kameraden, die op eenigen afstand
van de boot insgelijks aan het visschen waren.
AvantiSignori, Avanli!"
De boot schoot voorzigtig tusschen de rotsblokken door, die
gedeeltelijk door het water overspoeld werden.
„Zij hebben er waarachtig al weêr een!" klonk het den beiden
wachtenden uit de boot te gemoet. „Je bent gelukkig, Warren
„Omdat wij ons handwerk niet in de uiterste volmaaktheid ver
staan, zooals jeluiMaar het is nu genoeg, dunkt me; denk je er
ook niet zoo over, Eugeen?"
„Drommels, ja! Ik begin te merken, dat de rotsen, waarop ik
gezeten heb, puntig en hard waren; ik heb geen lust, mij voor 't
algemeen welzijn nog langer te laten spietsen!" Eugeen Amberg
sprong haastig van de rots over den rand der boot om de vangst
te bergen. Het was niet te raden, over wat hij niet had kunnen
springen met zijn lange beenen, waarmede wij reeds eenigszins
kennis gemaakt hebben op het Neustadter Steinfeld, bij de attaque
herinneringen van den jongen Warren.
„Santa Barbara de waard van Osteria zal oogen opzetten, als
wij hem de benoodigdliedeu voor den avondmaaltijd in de keuken
leveren
Hij borg met zorg het vischnet en keek op. Warren stond nog
altijd op de rotsblok, de hand boven de oogen houdende en scherp
uitziende naar de juist voorbijvarende stoomboot Miramare. die,
digt langs hen heenstoomende, de golven zoo wild tegen de steenen
joeg, dat het bootje lustig op eu neêr danste.
„Percy, ben je behekst? Heb je Lorelei gezien?"
De toegesprokene scheen hem niet te hooreuzijne oogen volgden
nog altijd de stoomboot, over wier leuning eene jonge dame boog,
die insgelijks een uitvorschenden blik op hem wierp.
Amberg's oogen volgden die van zijn vriend, en hij kon een
glimlach niet onderdrukken.
„Bij San Eulampius! Percy, dat had ik het allerminst van u
verwachtnog geen drie dagen in Triest, en al kennissenNiet
kwaad, men moet bij u in de leer gaan l"
„Je vergist je, ik ken de dame niet. Een flaauwe gelijkenis trot
mij, dat is alles!"
Warren sprong in de boot. „En nu voorwaarts!"
De twaalf riemen werden in het water neergelaten, de bark
schoot naar de opene zee, boog om den hoek van het muurwerk en
landde in de kleine haven van Miramare, digt onder de oogen van
de naar zee starende sphinx.
't Waren prachtige jongelui, die uit het bootje sprongen en de
naar het slot voerende steeneu trappen bestegen. Het donkere
matrozen-pak, met de brcede fijngestikte opslageD, liet den hals en
een gedeelte der borst vrijde ligte wasleêren hoeden waren kranig
naar achteren gedrukt, 't Schenen jonge zeelui te zijn, en toch