HELDERSCHE EN NIEUWERIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1879. N°. 92. Vrijdag 1 Augustus. Jaargang37. „Wij huldigen bet goed e." Verschijnt Dingsdag:, Donderdag en Zatnrdag namiddag. Abonneineutsprijs per kwartaalJ 1.80. p p franco per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN N°. 163. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 C'ents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente ANNA PAULOWNA maken bekend, dat erop ZATURDAG den 2den AUGUSTUS a. s., des namiddags ten 7 ure, op het terrein voor de gewezen Meestoof eene OSOFEXIIVG met de beide BBA1VD8FUITE1V zal worden gehouden voor de dienstplifftfgen, woonachtig tusschen de van Ewijcksvnnrt en den Spoorweg, begrensd ten noorden door den Kleiweg en ten zuiden door den Grasweg. Zij, die niet opkomen, zullen volgens den verordening worden gestraft. Anna Paulowna, 26 Julij 1879. Burgemeester en Wethouders voornoemd, C. E. PERK, Burgemeester. A. J. DE JONGH, Secretaris. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente ANNA PAULOWNA brengen ter openbare kennis, dat de BBHEKlNrG der inkomsten en uitgaven dezer gemeente over het dienstjaar 1878, op gisteren den Raad aangeboden, gedurende de eerstvolgende veertien werk dagen op de Secretarie der gemeente voor een ieder ter lezing nedergelegd en in afschrift tegen betaling der kosten algemeen verkrijgbaar is gesteld. Anna Paulowna, den 30 Julij 1879. Burgemeester en Wethouders voornoemd, C. E. PERK, Burgemeester. A. J. DE JONGH, Secretaris. HELDER en NIEUWED1EP, 31 Julij. De uitslag der verkiezingen van twee leden voor den gemeenteraad is als volgt: Wit stembriefje: Uitgebragt 406 geldige stemmen. Gekozen: liet aftredend lid, de heer M. J. Manheim, met 210 stemmen. De heer A. Vos Rz. bekwam 165 en de heer K. C. van Vliet 32 stemmen. Rood stembriefje: Uitgebragt 394 geldige stemmen. Ter vervanging van den heer Hugenholtz is gekozen de heer K. C. van Vliet, met 295 stemmen. De heer A. Vos Rz. bekwam 99 stemmen. 14) LIEFDE EN ONSCHULD. Novelle van ELISE LlNHABT. {Vervolg.) Schaduwen van donkere wolken vlogen over de zee, toen Warren een half uur later op de zich heuvelachtig verheffende zuidelijke punt van het schiereilandje, uitkeek naar de stoomboot, die elk oogenblik op de terugvaart naar Triest hier voorbij kon komen. Fladderend vlogen witgevederde, in de avondzon rood achtig blinkende duiven beneden langs hem heen, en verdwenen in de openingen van de uit de zee opstijgende grondmuren van het kasteel. Ligt gekrulde golven dansten voort, door den maestro opgestuwd en met zacht gedruisch den heuvel omspoelende. De jonge man leunde peinzend met het hoofd in de handen thans hief hij het levendig op en zag naar het digt langs hem voorbij stoomende vaartuig. Voorop, op een afstand van de andere passagiers, stond Genia's slanke getalte. Zij had haar hoed afgenomen, de zeewind dartelde in haar bruine lokken, die om het fijne doorschijnende gelaat speelden. Een trek van brandend, onvoldaan verlangen zetelde ora de groote oogen, die op de vliedende wolken staarden, en bitter wee om de vastgesloten lippen. Als een luchtverheveling gingen zij langs hem heen stoomboot en gestalte en verdwenen in den nevelsluijer van den avond. „Nu, ridder Toggenburg, de schoone is verdwenenwsarop wacht gij nog?" De toegesprokeue sprong op uit zijn droomerijen. Amberg stond voor hem, met den blik vast op hem geslagen; en toch lag cr geen spottende uitdrukking in zijn woorden. „Zaagt gij haar, Eugeen?" „Ja, ik beklaag haar. Donato heeft wel gelijk, zij schijnt zeer ongelukkig te zijn." „Schijnt? Zij is het, moet het zijn aan de zijde van dien man, dien ik in het eene oogenblik zou kunnen wurgen, om in het volgende medelijden met hem te hebben om zijne gebrekkelijkheid. Ik mag er niet aan denkeu, Eugeen, dat zij mijne verloofde was zonder het te vermoeden, dat zij de mijne had kunnen worden, als zij het geweten had!" „Neem u in acht, Percy, ik geloof dat gij al half en half verliefd op haar zijt, schoon zij een auder toebehoort. t Zou ligtzinnig wezen, te zeggen, dat ik haar thans bemin, nadat ik haar zoo vlugtig gezien heb; maar ik gevoel het, dat wij elkander zouden bemind hebben, als wij elkander hadden mogen leeren kennen, als Blanche niet valsch geweest was „Gij meent dat deze uwe verhouding waarvan gij mij onlangs verteldet voor Geuia met opzet zou verzwegen hebben?" „Zeker. Ik zie haar nog voor mij, de blondgelokte fee van het woud, hoe zij ongaarne, ja, met tegenzin op mijne vragen omtrent dit punt antwoordde „En de reden van dat verzwijgen Ik weet niets naders van de dame, die gij zoo familiaar „Blanche" noemt." „Zij wilde voor zich zelve beslag op mij leggen." „En gij?" „Ik veracht haar, zooals men slechts eene vrouw verachten kan." „Gij kendet haar reeds vroeger?" „Ik zag haar twee jaren geleden te Ems. Zij was eene avontu rierster, maar zij had verstand genoeg om de onschuldige te spelen, anders ware 't immers ook ondenkbaar geweest, dat de vrijheer in De jagt op klein wild is, sedert eenige dagen, op de Marinewerf alhier geopend. Het is namelijk aan de „werf- klanten" vergund, om 's avonds, als de werf is „afgeluid," strikken te zetten, om de konijnen, die daar vroeger geplant zijn en zich sedert op onrustbarende wijze vermenigvuldigd hebben, te vangen en 's morgens, een half uur vóór het „aangaan" der werf, den buit op te halen, 't Schijnt echter dat 't op dat jagtterrein ook al niet aan stroopers ontbreekt., die, gedurende den nacht, die strikken al eens nakijken. Naar men zegt zouden die konijnen daar alles ondermijnen en zou het uitroeijen op dat terrein, waar het bezigen van vuurwapenen niet geoorloofd is, vrij wat moeite kosten. Ter vervanging van den heer A. H. van Doorn, is uit Utrecht naar hier verplaatst de apotheker 3de klasse bij de landmagt A. G. van der Land. Gisteren namiddag bragten de kinderen, die in het Algemeen Weeshuis alhier verpleegd worden, een bezoek aan de poffertjes-kraam van den heer v. d. Kam, waar zij op gebak werden onthaald. Z. K. H. de Prins van Waldeck, vader van H. M. de Koningin, zal met twee zijner dochters den 1 Augustus van Arolsen op het Loo aankomen. Volgens een jl. Dingsdag uit Londen ontvangen telegram heeft het Hof van Appèl aldaar in de zaak der aanvaring van de Voorwaarts, van de Stoomvaartmaatschappij Neder land, en de Khedive, aan het eerstgenoemde schip alleen de schuld daarvan gegeven. Er zijn echter in dit vonnis termen van appèl bij het Ileerenhuis, zoodat het te verwachten is, dat de Maatschappij bij deze uitspraak niet zal berusten. Bij een onderzoek naar het gezigtsvermogen van het personeel der Hollandsche spoorwegmaatschappij bleek, dat van de 995 personen 21 ongeschikt voor de dienst waren, 17 leden aan gebrekkig kleuren onderscheidings-vermogen. Uit Koedijk meldt men: „Jl. Zondag werd de onlangs beroepen predikant, de heer Tenthof, in onze gemeente bevestigd door den heer Jelgersma, predikant bij de hervormde gemeente te Schoorl. De bevestiger sprak naar aanleiding der woorden uit den eersten zendbrief van Paulus aan de gemeente van Corinthe, hoofdstuk XVI 1, liet eerste gedeelte. Des namiddags deed de bevestigde zijne intrede, met de woorden uit den val ware geloopen!" „Wat verstaat gij onder avonturierster?" „Zij had noch wettige aanspraak op den adellijken naam, dien zij voerde, noch de middelen om de uilgaven te bestrijden, die het verblijf in de badplaats haar moest kosten. Dat alles vernam ik echter niet terstondzij kan, zooals ik zeide, uitstekend comedie- spelen. Een toeval, dat waarschijnlijk haar blanke hand had bestuurd, bragt baar in den kring onzer bekenden. Gij weet dat ik mijne gehuwde zuster naar Ems gebragt had. Ik moet tot mijne schaamte bekennen, dat noch ik, noch de andere heeren van ons gezelschap, scherpzinnigheid genoeg bezaten om Blanche terstond te door gronden; daarentegen bezat het vrouwenoog mijner zuster die scherp zinnigheid in dubbele mate. Zij was het, die mij opmerkzaam maakte op den eigenaardigen driesten blik van de wandelaarster, op den coquet driemaal om de taille geslagen gouden horologe- ketting, en op de garde-dame der schoone, die in 't publick „tante" genoemd werd, maar binnen de vier muren als bare kamenier werd behandeld „Eu gij gelooft dat zij u beminde?" „Op hare wijze, ja! Zij speelde eerst de naïeve, toen de smach tende, en toen '/ij zag dat zij met mij niet vooruitkwam" hij aarzelde „Ik zou u dat op dit oogenblik evenmin vertellen als ik het vroeger gedaan heb, indien zij niet door hare handelwijze jegens Genia elke aanspraak op verscliooning verloren had. Toen zij zag dat hare pogingen vruchteloos bleven, deed zij gcruchteu verspreiden, die ons beider namen op een zeer bedenkelijke wijze met elkander in verband bragten, ten einde mij daardoor te dwingen, haar te huwen." „Zeer goed! En wat deedt gij toen?" „Ik vertrok oogenblikkelijk, om mij aan den strik te onttrekken, die al naauwer en naamver werd toegehaald. Een maand later trad /ij in het huwelijk met den vrijheer, die te Ems de baden gebruikte." „Zij moet uw vertrek vau daar aan verkeerde beweegredenen hebben toegeschreven, want anders zou zij het niet gewaagd hebben, nog eens uwe verovering te beproeven!" ,,'t Schijnt bijna zoo. Ik wilde haar toen verschoonen, en wendde dringende dienstzaken voor. Ook meende zij misschien, toen zij door haren echtgenoot later mijne verloving met Genia vernam, dat deze alleen eene belemmering voor mij was om hare liefde te beantwoorden. Zij huwde Genia voorzeker alleen uit, om mij vrij te maken." „Gij beschouwt Genia's huwelijk als haar opgedrongen?" „Niet physisch, daarvoor is Blanche te verstandig, maar wel moreel opgedrongen „Gij kunt wel gelijk hebbenHet is schier ondenkbaar, dat het meisje plotseling een zoo hevige liefde voor dien Norring zou op gevat hebben't Is een zeer ongelukkig paar." „En die liefde moet wel zeer schielijk wéér vervlogen zijn waarom auders die diep ongelukkige uitdrukking in het matte, wonderschoone, jeugdige gelaat Onduidelijk echter blijft het altijd, waarom hij haar gehuwd heeft, jfrj schijnt hem uiet alleen onver schillig te zijn, inaar als dit tegenover zulk een wezen niet te onnatuurlijk ware hij schijnt haar zelfs te haten. Het bloed kookt mij nog in de aderen, als ik denk aan de belecdigingen, die hij haar van daag herhaalde malen in tegenwoordigheid vau vreemdelingen toevoegde!" „Mogelijk dat hij ora haar vermogen naar hare baud dong. Arme vrouw! Zij heeft in elk opzigt dit huwelijk aangegaan zonder iets te vermoeden; weet gij waar ik Norring jaren geleden heb 1 Corinthe XIV 1, het 2de gedeelte. De talrijke opkomst bewees met hoeveel belangstelling de nieuw beroepen predikant werd ontvangen." De heer J. Huizinga, leeraar bij de Doopsgezinde gemeente te Burg, Waal en Oosterend op Texel, nam jl. Zondag afscheid van zijne gemeente met eene toespraak naar aanleiding van I Joh. 2 18a, na sedert 11 November 1832 onafgebroken werkzaam geweest te zijn, eerst te Knollendam, later te den Horn (Groningen) en sedert 14 April 1844 op Texel. De deelneming in deze aan doenlijke gebeurtenis was algemeen en bleek zoowel uit de overgroote opkomst, als uit het fraai en doelmatig geschenk door velen, leden der gemeente zoowel als andere belangstellenden, den nu zijne welverdiende rust nemenden leeraar tot aandenken aangeboden. Tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal is in liet district Leiden (vacature van den Berch van Heemstede) gekozen jhr. mr. P. J. Elout van Soeterwoude, anti-revolutionair, met 1223 van de 1869 geldige stemmen. Op mr. de Laat de Kanter, liberaal, waren 625 stemmen uitgebragt. Te Texel is bij de jl. Dingsdag gehouden herstem ming tot lid van den Gemeenteraad gekozen de heer Willem Klz. Bakker met 86 van de 144 uitgebracte stemmen; de lieer Jan Hz. Kuiper bekwam er 58. Te Petten zijn gekozen de heeren A. Eriks Kz., K. Zwaan, S. Koeman en J. Brouwer Cz., elk met 8 stemmen de heeren P. Bakker Az., J. G. Ludeke, A. W. Schaf- raad en G. de Groot bekwamen er ieder 7. Te Schagen is gekozen de heer Jacob Stammes Jbz. met 99 van de 146 geldige stemmen; de heer Jan Keet Czn. bekwam er 47. Voor de vacature, ontstaan door het overlijden van den heer Jacob Denijs Wzn., is gekozen de heer Jan Noë Sr. met 99 van de 144 geldige stemmen; op den heer Arie Meijer Sz. waren er 45 uitgebragt. Tot dijkgraaf van den Anna Paulowna-Polder is benoemd de beer J. C. de Leeuw en tot heemraad de heer J. C. Geerligs. leeren kennen?" „Nu?" „In het krankzinnigen-gesticht mijns vaders te Brünn." „Hij was daar beambte?" „Hij was daar niets anders dan een krankzinnige, wiens waan zinnigheid mij, toen ik nog een half volwassen knaap was, daarom zooveel belang inboezemde, omdat ik vernam, dat zij het gevolg vau eene ongelukkige liefde was. Bovendien trokken zijn in 't oog vallende figuur, zijn gang, zijn geheele wezen en gebaren zoo sterk mijne aandacht; ik herkende hem op het eerste gezigt, toen ik hem vandaag zag." Percy had naar hem met gebogen hoofd geluisterd, alsof hij zijn vriend de woorden vau de lippen wilde lezen. „Gij vergist u, dat is onmogelijk!" „Het doet mij leed, dit te moeten ontkennen. Nu ik er over nadenk, herinner ik mij zelfs den naam. Ik zie hem nog duidelijk voor mij, hoe hij, met de handen in het dikke zwarte haar woelend eene gewoonte, die hij, als hij opgewondei is, ook nu nog schijnt te hebben onaangenaam lagchend, steeds dezelfde woorden bij zich zeiven prevelde: „Kreupele, misvormde kreupeleHij werd na verloop van drie jaren als ik mij niet vergis als genezen ontslagen." In koortsachtige gejaagdheid stapte Warren op en neer. ,',Gij wilt toch niet zeggen, dat Genia dat niet wist?" „Ik ben zooeven tot deze overtuiging gekomen Percy's hand balde zich in toorn. „Ik zou hem veel kunnen vergeven als hij haar beminde, maar zóó „Ik hoop dat gij niet voornemens zijt, de jonge vrouw de zaak op te helderen „Dat zou laag zijn, dat kunt gij niet ernstig van mij denken ,,Ik vreesde 't schier. Misschien echter wilt gij toch aan dit huwelijk rukken, dat bovendien niet op al te vaste voeten schijnt te staan?" „Wees niet bezorgd, gij weet, ik ben niet ligtzinuig. Ik heb eerbied voor het huwelijk en ben niet van plan, verliefd op Eugenie te worden." Hij was bedaard geworden en zag zijn vriend ernstig aan. „Mogt ik echter tot de onbetwistbare overtuiging komen, dat beiden hun huwelijk als een keten gevoelen, dat, zooals het den schijn heeft, .aan weerskanten geen liefde bestaat, en ik wist, dat /ij met mij gelukkig zou worden, dan zou mij niets terug houden, niets op de wereld, om den brozen band met vaste hand te verscheuren en te nemen wat voor mij bestemd was. Ik ben protestant en beschouw het huwelijk niet als een sacrament, maar als een reine bloem van zede en moraal. Waar deze beiden in 't aangezigt worden geslagen, is het huwelijk geen reine bloem meer, en ik zou geen oogenblik aarzelen, zijn band te verscheuren. En nu, vaarwel. Eugeen, verontschuldig mij bij de anderen; ik ben vandaag niet meer geschikt voor gezelschap." Percy drukte zijn vriend warm de hand en beklom met veêr- krachtigen tred de hoogte naar de Kuststraat toe, die als een glinsterende slang langs den voet van den Karst loopt. Een graauwe nevel hing boven de zee. De wind had de wolken verjaagd, maar dreigend hingen zij boven den Nanos, den reusbarometer van Triest. In den avondnevel, waarin de stad gedompeld lag, glommen de lichten der schepen, het een na het ander een lange streep van licht teekenende in de nederdalende duisternis. Op den vuurtoren ver scheen en verdween het licht; de witte schuimende koppen der golven kwamen spookachtig glinsterend tegen het strand uit.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 1