Te Schermer is jl. Maandag een 3jarig kind in een
gierput gevallen en in den volgenden nacht aan de gevolgen
overleden.
Op de veemarkt te Amsterdam waren jl. Maandag tien
Amerikaansche ossen aangevoerd, die verkocht werden. De
beesten zagen er krachtig uit en waren veel zwaarder dan
het Hollandsche vee.
De twee broeders (schuitenjagers) uit Purmerende,
die in hechtenis genomen waren wegens een moordaanslag
op hunnen oom (zie ons vorig nummer), zijn niet naar
Amsterdam, maar naar Haarlem gebragt. De oudste is
sedert reeds ontslagen, daar er geene voldoende termen
voor zijne aanhouding bestonden.
W. H. B., een 21 jarige Duitsclier, stond dezer dagen
voor het geregtshof te 's Gravenhage teregt, beschuldigd
van doodslag met voorbedachten rade, in den nacht van
29 op 30 Maart 11. te Rotterdam gepleegd op een landgenoot,
Kappel genaamd. Reeds eenige malen had hij met dezen
twist gehad. In den bewusten nacht kwam hij, vergezeld
van twee anderen, hem tegen in de Raamstraat, waar hij
andermaal twist met hem zocht. De beide medgezellen van
den besch. spoorden hem aan Kappel in 't water te werpen.
„Nou moet hij er maar aan," zeide een hunner tot hem,
./doe jij het niet, dan doe ik het," waarop besch. antwoordde:
„ik zal het wel doen." De daad bij het woord voegende,
dreef besch. zijn tegenstander naar het Stokvisch-verlaat,
een smalle gracht te Rotterdam, steeds gevolgd door het
tweetal kameraads. Na over en weer eenige woorden
gewisseld te hebben, gaf besch. zijn slagtoffer toen een duw,
waardoor hij op den grond en vervolgens langs den onge
veer 2 meter hoogen steilen kant in de diepe gracht viel.
De dader voegde zich daarop weder bij zijne vrienden,
doch het hulpgeschrei van zijn slagtoffer hoorende, wilde
hij terug om een poging tot redding te wagen, waarin de
beide anderen hem evenwel verhinderden. Intusschen waren
anderen den drenkeling te hulp gesneld en hadden hem
op het drooge gehaald. Hij kwam genoegzaam tot zich zelf
om zijn moordenaar aan te wijzen, maar stierf kort daarna.
De besch. ontkende aanvankelijk zijn schuld, maar werd
spoedig tot eene volledige bekentenis gebragt. Het O. M.,
waargenomen door den procureur-generaal jhr. mr. v. d.
Bergh, laakte in krachtige woorden de houding van de
beide makkers van den besch., die hem tot het bedrijven
van de misdaad hadden aangespoord. Zij waren even schuldig,
zoo niet meer, dan de besch., doch de terminologie van onze
strafwet liet niet toe hen mede te vervolgen. De verleiding,
waaraan de besch. van hun kant had blootgestaan, werd
als verzachtende omstandigheid aangenomen. Daarom werd
tegen hem geen levenslange, maar 15 jaren tuchthuisstraf
gerekwireerd.
De verdediger wees nog op eenige andere omstandig
heden, die een mindere straf zouden wettigen. Het Hof
nam die ook bij de bepaling der straf in aanmerking, want
bij het uitgesproken vonnis, werd W. H. B. tot 12 jaren
tuchthuisstraf veroordeeld.
Uit IJinuiden wordt aan het Vaderland gemeld:
„De Maatschappij, die eigenares is van alle gronden alhier,
heeflt aan den heer Bert Brouwer, te Sint-Anna woonachtig,
opgedragen een plan te maken voor de uitbreiding en den
aanleg van het bebouwde gedeelte der nieuwe gemeente,
met het doel IJmuiden zoo spoedig mogelijk tot een los
plaats van den eersten rang te verheffen.
Met dat doel wil de heer Brouwer de vallei aan de
zuidzijde van de sluizen tot een park maken en op de
hoogte, die daaraan grenst, een badhuis doen verrijzen en
ook een aan zee. Het park zou aan de beide andere zijden
worden omgeven door een rij van schoone villa's, zoo ge
plaatst dat zij geheel tegen de zeewinden zullen beschermd zijn."
Op den tuinmuur.
Dattolidattoli atto sol-di il mezzo kilo!" In langgerekte
schelle toonen weergalmt de roep door de straten van Triest, door
welke de morgenbries frischweg blaast. Dattolidattoli!" Van
den molo San Carlo klinkt het geraas over van de in het ruim der
schepen naar beneden getakelde kolenladingende zee is in beweging,
de schepen kraken aan hunne ankertouwen. Op de kale steenen
zitten half naakte, gespierde gestalten, gretig hun morgen-polenta
verorberende. Het is Zondag, zij rusten, zij baden de gespierde
leden in den morgenwind.
Door de straten der oud-stad wandelt langzaam een slanke
vrouwengestalte. Een trek van stille, blijde helderheid ligt over
de fijne, bleeke trekken, terwijl zij, de drukkere stadswijken ver
latende, een dier steile, smalle steegjes inslaat, welke naar de op
de helling van den Karst verstrooid liggende huizen en villa's voeren
Nog een hoek omgeslagen en zij is bij hare woning. Reeds zijn
het welbekende boomen en heesters, die aan hare regterliand over
den muur heenglurendaar klinkt een onderdrukt geginnik boven
haar in de lucht; een breedgerande heerenhoed vliegt links naar
beneden voor hare voeten.
De in gedachten verdiepte vrouw schrikt en kijkt op; zij ziet in
twee van overmoed fonkelende, zwarte meisjesoogen, die van boven
op haar nederzien.
„Goeden morgen! signora Norring, benlevata?" klinkt het in een
Italiaausch accent.
De kleine zwellende mond van het met beide ellebogen op den
muurrand leunende en er half over heen liggende meisje, tracht
zich te vergeefs tot een ernstigen trek te plooijen; er speelt een
zweem van onderdrukt leedvermaak om hare lippen. Zij is klaar
blijkelijk gedurende haar toilet onder de handen van hare kamenier
weggeloopen. Het zwarte haar, anders altijd door de gouden draden
van een ruim netje in bedwang gehouden, golft krullend om
schouders en halseen geborduurde poedermantel sluit om het
ronde kinnetje.
Ook de ernstige mond van Genia plooit zich tot een naauw
merkbaar glimlachje. Zij heeft in het prieel van wijugaardloof
achter de spreekster, een zeer rood en zeer jeugdig gelaat van een
man zien verdwijnen, wien zijn hoofdbedeksel, zooals 't schijnt, niet
geheel vrijwillig heeft verlaten. Het is de tuinmuur der Donato's,
waar zij vóór staat. Zij heeft zich gebukt en reikt den heerenhoed
het jonge meisje toe, terwijl zij het vriendelijk de hand drukt. „Uw
hoed, Lucietta, daar is hij
Mille Grazie, signora! Duizendmaal dank! Hij viel mij van
't hoofd toen ik naar u uitkeek. Hebt gij ons gisteren nog naar
huis hooren komen?"
„Ja, ik geloof dat het bijna al middernacht was!"
„O, 't was kostelijkIk heb in mijn leven nog nooit zoo'n
harden tonijnvisch gegeten en zoo onmenschelijk veel gelagchen als
gisteren, 't Was heel jammer dat gij er niet waart."
„Om den harden tonijnvisch te helpen verorberen? Jc bent niet
heel menschlievend, Lucietta!"
„Toch wel, meer dan ge meentIk zou zoo gaarne u ook nog
eens vrolijk willen zien
De jonge vrouw had schielijk den blik naar beneden geslagen,
een blos kleurde hare wangen. „Werkelijk? Misschien leer ik het
nog wel van u!"
Zij groette hartelijk, snelde naar de ijzeren traliedeur der villa-
Norring, en verdween daar binnen.
{Wordt vervolgd.)
Werden de Rotterdammers bedreigd met de schorsing der
kermis, blijkens eene kennisgeving van den burgemeester
van Rotterdam zal deze nu toch doorgaan, daar op mede-
deeling van den inspecteur van het geneeskundig staats-
toezigt, het roodvonk opgehouden heeft epidemisch te
heerschen.
Het Rott. Nieuwsblad meent, dat de natie er dankbaar
voor zal mogen wezen, wanneer de lieeren Heemskerk en
van Lijnden bereid zijn de regering te aanvaarden, 't Schip
van Staat zou anders vrij stuurloos rondzwalken. Met welke
laffe aardigheden men Heemskerken van Lijnden ook bespotte
lijk moge willen maken, men moet eerbied hebben voor hunne
groote bekwaamheden, waardoor zij, zonder op den steun
eener meerderheid in het parlement te kunnen rekenen,
toch reeds meer tot stand hebben weten te brengen en
misschien nog doen zullen, dan menig liberaal kabinet, van
hetwelk men alles had mogen verwachten. „Laat ons
eerlijk zijn," zegt het R. N., „en erkennen dat men toch
eigenlijk niet veel heeft aan een partij, die, in weerwil
van hare groote meerderheid, slechts krachtig is als
oppositie-partij en herhaaldelijk getoond heeft, al over
zeer weinig regeringskracht te beschikken, zoodat zij telkens
weder het roer van Staat in handen harer tegenpartij moet
afstaan. Niemand kan meer dan wij met hart en ziel de
liberale beginselen zijn toegedaanniemand kan vaster over
tuigd zijn van hun voortdurende ontwikkeling en eindelijke
overwinning, zelfs bij allen tegenstand en bestrijding; maar
de eerlijkheid dwingt ons de erkentenis van het hart, dat
die beginselen in de laatste jaren op politiek gebied bij ons
op alles behalve schitterende wijze zijn toegepast, en zoo
een conservatief kabinet mogt optreden, dan ware het te
wenschen, dat de liberale partij niet zoozeer haar kracht
zocht in het voeren van oppositie, maar in haar vorming,
organisatie en voorbereiding tot een waarlijk krachtige
regeringspartij, die na rijp beraad en goed overleg een
homogeen kabinet leverde, met een flink, weloverwogen
en door de partij goedgekeurd programma, opdat dan
misschien, helaas! na jaren eerst eindelijk toch eens de
tijd van krachtige werkzaamheid en vooruitgang moge
aanbreken."
Het vlasplukken, dat op 't oogenblik te Westmaas in
vollen gang is, zal van 't jaar spoedig zijn afgeloopen, daar
bijna alle vlasboeren veel minder vlas hebben, dan zij
gewoon zijn. Enkelen rekenen zelfs op p. m. 50 voer minder
dan verleden jaar.
Het kwaad in de vroege aardappelen begint zich allerwege
te vertoonen. Ook de late aardappelen laten over 't algemeen
veel te wenschen over.
Het hooi is duur en van slechte kwaliteit.
Men meldt aan het U. D. omtrent de kermis, die
aldaar heeft plaats gehad:
„De kermis is voor dit jaar weder ten einde; de
bijbelkraam heeft weder hare taak volbragt ofschoon
de vraag over het zijn of niet-zijn der kraam op de kermis
moeijelijk was te beslissen, zoo bleek toch bij de uitkomst,
dat ook zij eene plaats op de kermis moet beslaan. De
weg tot daarstelling werd ons dit jaar zoo gemakkelijk
mogelijk gemaakt. Wij stonden er zoo vrij, overtuigd als
wij waren, dat het ons om geen ijdele eer of roem of
vuil gewin te doen was, maar om door geschriften tot de
harten der menschen te spreken en te waarschuwen voor
het kwaad, dat de kermis kan teweegbrengen. Met veel
belangstelling werden onze geschriften aangenomen, dank
zij het publiek daarvoor; niemand werden ze opgedrongen,
en al spraken wij weinig, omdat wij het weten, dat groote
klank niets geeft, wij lieten de geschriften zelf spreken,
die wij tot bijna 15,000 konden verspreiden.
Het is dan ook een goed teeken des tïjds, dat. op eene
kermis, waar zooveel wordt tentoongesteld, zooveel vraag
was naar de H. Schrift, die wij tamelijk verkochten en
degelijke werken en dat wij aldus in eene stad als de onze,
waarin vooral bijbels voor een geringen prijs, ja, zelfs gratis
zijn te bekomen, op eene kermis de begeerte zagen naar
iets dat beter is dan eene wegstervende kermis geven kan.
Mogt het een en ander hebben geleid, om harten te
veredelen."
In een artikel over de kabinetscrisis zegt de Arnh. Crt.,
als slotsom van eenige beschouwingen, het volgende:
„De onthullingen, die thans gedaan zijn, hebben geen
ander uitwerksel gehad, dan dat de heeren Kappeyne en
Tak bovenal de eerste er te meer door gecompro
mitteerd zijn. De premier heeft deze crisis op de meest
onverantwoordelijke wijze uitgelokt en den toestand totaal
bedorven door zijue eigendunkelijke improvisatie van eene
op dit oogenblik onmogelijke grondwetsherziening. Om
dit groote werk te ondernemen en tot een goed einde te
brengen, is een ander man en een andere tijd noodig. Eene
herziening onder deze leiding, op het ongunstigste oogen
blik ondernomen, zou ontwijfelbaar op eene nationale teleur
stelling uitloopen en ons voor jaren achteruit zetten.
De bijeenkomst der veertig, der veertig liberale leden
uit de Kamer, heeft, zooals te verwachten was, niets opge
leverd. De heeren van de Putte en Cremers zijn gekomen,
hebben gesproken en zijn heengegaan gelijk zij gekomen
zijn, de heer Cremers, als iemand die erg geschrikt is, zoo
ver mogelijk heen. Thans lezen wij in de couranten het
volgende berigt uit 's Gravenhage: „„Wij vernemen, dat
het ministerie van Z. M. magtiging heeft gevraagd tot het
openbaar maken van alle stukken, die op de hangende
crisis betrekking hebben.""
„Een verstandig besluit, maar waarom het niet vroeger
genomen? Waarom moest de officieuse partijspraak voorgaan
en mislukken? zou ook, wanneer de magtiging verleend
wordt, overlegging der stukken aan en bijeenroeping van
de Tweede Kamer, niet noodzakelijk wezen!"
De gamelangspelers te Arnhem hebben van een
Arnhemmer elk een horologie gekregen.
Hoe groot de schade is, door de overstrooming in
den omtrek van Brakel aangerigt, is moeijelijk te gissen
zooveel evenwel is zeker, dat het, alleen wat het hooi- en
aardappelgewas betreft, duizenden bedraagt. Daarenboven
liggen vele werkzaamheden op de steenovens, aan de kribben
en de dijken stil; het maken der batterijen is gestaakt
moeten worden. De nood, de ellende, daardoor in vele
gezinnen heerschende, laat zich beter doen gevoelen dan
beschrijven.
Uit het Noorden des lands meldt men aan het U. I).,
dat de hooge waterstand gunstig heeft gewerkt op de
vermenigvuldiging van waterwild, dat ruim aanwezig is en
reeds voldoende onder 't schot der jagers valt. Vooral
eendvogels worden in menigte aangetroffen.
Dat eenige touiisten slechts ter loops een blik op de
zaken werpen is bekend, en zoo één land, kan Nederland
er van spreken, want van onze zeden en gewoonten weten
zekere buitenlanders al heel wat vreemds op te disschen.
Fanny Folks neemt heel aardig een loopje met zulke
oppervlakkige „reizigers." Het blad geeft een zamenspraak
van een heer, die bij een dame een bezoek aflegt, met
deze dame en haar dochter.
De heer. U bragt dus slechts éèn enkelen dag te Rome
door; maar de St. Pieterskerk heeft u toch zeker bezocht?
Mama. Neen, dat geloof ik niet.
Dochter. Wel zeker, mama. Herinner u je maar eens
de trappen van een kerk, waarop zich eenige bedelaars
bevonden. Een er van heeft nog getracht uw zakdoek te
stelen.
Mmaa. Juist! Nu herinner ik 't me. Wel zeker hebben
wij de St. Pieterskerk bezocht.
Figaro maakt de volgende opmerking: „Wanneer een
Franschman en een Engelschman een dame te paard zien
aankomen, dan blijven ze beiden staan; De Franschman om
de dame te beschouwen de Engelschman om het paard
te bekijken."
Als er onder onze lezers gevonden worden, die er
ernstig op bedacht zijn liet celibaat te verlaten en een vrouw
te nemen, komen zij misschien op hun voornemen terug,
wanneer zij de volgende advertentie in het Berliner Tage-
blatt lezen:
„Een jonge dame van een voorname en geachte familie,
schoon als Helena (natuurlijk die jonge dame), een huisvrouw
als Penelope, zuinig als de Keurvorstin Marianne van
Brandenburg, geestig als madame do Staël, chanteuse als
Jenny Lind, „de Zweedsche nachtegaal," pianiste als Rosa
Kastner, vioolspeelster als Teresita Milanotto, harpspeelster
als mad. Bertrand, beeldhouwster als Prinses Maria van
Orleans, gestreng in deugd als Lucretia, weldadig als
Elisabeth van Hongarije, opofferingsgezind als Nighthingale,
beschikkende over een groot vermogen, zoekt langs dezen
meer en meer gebruikelijken weg, bij gemis aan mannelijke
kennissen, een echtgenoot. Brieven, franco, aan de redactie
van dit blad."
Kolter, de beroemdste koorddanser van zijn tijd, heeft
thans in den ouderdom van 88 jaren een plaatsje gevonden
in het Johannes-hospitaal te Leipzig. Hij bevindt zich in
een toestand van volslagen armoede.
Rondom Prosselstein, Vogelsburg, Seligenstadt en
verscheidene plaatsen in den omtrek van Wiirzburg vertoont
zich tengevolge der abnormale weersgesteldheid het vreemde
schouwspel, dat alle boeren wegens de koude bij het maaijen
der granen hunne wintermantels dragen.
In een brief uit Ileikiawik, op het eiland IJsland,
dd. 16 Julij, leest men o. a. dat „de droogte en warmte
aanhouden."
Ter westkust van Afrika zijn op dit oogenblik twee
troonen vakant, die van Nieuw- en die van Oud-Calabar;
beide vakaturen zijn door overlijden ontstaan. Eenige kleine
stamhoofden twisten onderling om het oppergezag in die
streken van deze oneenigheden zijn reeds bloedige botsingen
en liet verlies van veel menschenlevens het gevolg geweest.
Bij liet vertrek van de laatste mailboot was het nog aan
geen der vechtenden gelukt, zijne aanspraken op de trouw
en de hulde zijner mede-stamhoofden te doen erkennen.
De strijd duurde voort.
De Messager Franco Americain levert een staaltje
hoever de dwaasheid en waanzinnigheid der uitgeweken
communards gaat. Een comité uit hun midden heeft zich
gevormd, met het doel bijdragen in te zamelen „om een
eerelans te bieden aan den onbekenden Zoeloe, die de
partij der toekomst verlost heeft van een tiranniek element."
Het genoemde blad bevat niet alleen den tekst dezer
oproeping, met hare onderteekenaars, maar tevens het begin
der naamlijst van inschrijvers. „De lans der Zoeloes, de
assegaai der wilden," aldus luidt de aanhef van dit fraaije
document, „de zoogenaamde barbaren hebben aan de zoo
genaamd beschaafden een dienst bewezen."
Het onzinnigste van alles is echter nog dat deze bende,
die gemoord en geroofd heeft en Parijs in brand stak, die
zelve een bloedig schrikbewind vestigde, in hetzelfde stuk
deze woorden bezigt: „Dat de ondernemers van coups d'êtat,
de liefhebbers van fusileren, hunne laatste tranen vergieten;
zij moeten zich onderwerpen aan hun lotde regering van
liet despotismus, de regering der moordenaars, is geëindigd."
V isotitoerigteii.
De vissclierij is over 't algemeen schraal te noemen; er zijn
weinig tongen, en deze zijn meestal zeer klein. De prijzen blijven
hoog in verhouding van de grootte der visch. Tongen golden
gisteren en heden 5 a 35 cents en tarbot t 1 a 6 per stuk,
scholletjes f 1.75 a. 2.25 per mandje, scharren (zeer gezocht) f 6
per mand, rog 12 cents per stuk; deze visch is door het warme
weder niet zeer in trek.
Benoemingen, enz.
De luit. ter zee 1ste kl. P. Zegers Yeeckens, van het escader in
Oost-Indië teruggekeerd, is op non-activiteit gesteld.
De jongeling H. J. Kohier is, bij gunstige uitzondering en zonder
gevolgtrekking voor anderen, benoemd tot adelborst 3de kl. voor
de zeedienst bij het Koninklijk Instituut voor de Marine alhier,
en zulks boven het dit jaar, krachtens Zr. Ms. besluit van 11 Febr. 11.,
No. 19, geplaatste aantal adelborsten.
België.
Te Brussel heeft graaf Husson de Sampigny zijn vrouw
doodgeschoten op het oogenblik dat zij bij haar minnaar
den voormaligen koetsier van den graaf wilde gaan.
De gravin was moeder van 4 kinderen en was van Rennes,
waar zij met haar man woonde, naar Brussel gevlugt. De
graaf heeft zich na den moord vrijwillig laten arresteren.
Gelijk reeds gemeld is, zal in 1880 het feest der
50jarige onafhankelijkheid van België in stad en land met
grooten luister gevierd worden. Zoo zullen o. a. vier vee-
en land- en tuinbouwtentoonstellingen gehouden worden,
waaromtrent een Brusselsch blad de volgende bijzonder
heden meldt:
De wedstrijden voor huisdieren zullen plaats hebben in
twee afdeelingen. De eerste wordt geopend den 19 Juuij
1880 en bevat rundvee, schapen, varkens en tam gevogelte.
Er zullen 46 wedstrijden zijn, met 175 prijzen voor eene
gezamenlijke waarde van 29,505 francs en 241 eeremetalen,
waaronder 8 gouden. De tweede wordt geopend den 6 Julij
en bevat alleenlijk de paarden en ezels. Er zullen 129
prijzen zijn, een bedrag van 38,680 francs en 129 eere
metalen, waaronder 10 in goud.