een enkel glas het gevolg kan zijn, welke en voor het
besturen van spoortreinen en voor het rigten der excen
trieken op de juiste wijze en op het juiste oogenblik zoo
verradelijk werken en zoo menig onschuldig slagtoffer met
verminking of dood, en weder anderen met onherstelbaren
rouw en verliezen treffen kan
Na eene langdurige discussie werd besloten het bestuur
te magtigen, dit belangrijk punt onder de aandacht der
spoorwegdirectiën te brengen en pogingen tot verbetering
aan te wenden.
Ook te Bloemendaal zyn door de gemeente benoemde
en bezoldigde hooiroeijerspersonen namelijk, die voort
durend hebben te onderzoeken, of in het versch gewonnen
hooi gevaar voor broeijing is en in het algemeen, of bij de
berging wel de noodige voorzorgen worden genomen. Met
betrekkelijk geringe kosten voorkomt men daardoor groote
onheilen.
Te Scheveningen is jl. Zondag een ernstig ongeluk
gebeurd. De stoomtram had op een zijner ritten bijna den
togt afgelegd en het station Scheveningen bereikt, toen van
een der reizigers, die op het balkon stond, de hoed afwaaide.
De man sprong er af om den hoed terug te vinden, doch
viel en verbrijzelde door den val hoofd en beenen. Hij was
terstond dood. Zijn lijk werd in eene nabij zijnde loots
geplaatst. Den volgenden ochtend was het nog niet herkend.
Naar de kleeding te oordeelen behoorde de ongelukkige
tot den arbeidersstand.
Uit een uitvoerig voorloopig rapport der commissie
van onderzoek omtrent de verrigtingen der Rotterdamsche
Handelsvereeniging aan de buitengewone algemeene verga
dering der aandeelhouders, den 6 dezer te houden, blijkt,
dat het verlies dier Vereeniging bedraagt f 5,485,837.17het
mogelijk teregt f 1,404,518.80*, het teregt f 174,072.13,
het afgeschreven totaal dus: f 7,064,428.11.
Jl. Zaturdag namiddag te omstreeks half vier is dooi
de politie te Rotterdam een persoon in hechtenis genomen,
welke men vermoedt te behooren tot de dieven, die in het
magazijn van den heer van Loon hebben ingebroken. Deze
persoon, op wien men sterk vermoeden had, was, naar men
aan de Haarl. Crt. meldt, een der eigenaars van den dezer
dagen opgehouden Rijnlandsclien Bazar aan de Hoogstraat
te Rotterdam. Dientengevolge werd zijn huis (hij woonde
in de Kipstraat op kamers) in stilte door de politie bewaakt,
en toen Zaturdag middag op den genoemden tijd op eenige
meters afstand van het bedoelde huis een rijtuig stilhield
en de bewuste persoon er uitstapte en zich te voet naar
zijne woning begaf, werd hij onmiddellijk door de politie
gearresteerd. De tweede verdachte persoon is te Emmerik
in hechtenis genomen. De eerste had, meldt de N. Rott. Crt.,
de domheid begaan te Rotterdam terug te komen, om
zijn koffers en kleêren enz. af te halen, die hij op de
gestoffeerde kamer, welke hij bewoonde, had achterge
laten, en nog wel, naar men zegt, vooraf zijne voormalige
hospita per telegraaf van zijne aanstaande komst berigt te
zenden. Aldus moest hij wel in den val loopen. Men
vond bij hem een retourbillet op Emmerik, en dit leidde
gemakkelijk tot het vermoeden, dat zich daar zijn kame
raad bevond. Er werd naar Emmerik geseind, en het
gevolg was, dat beiden thans, na eene korte vreugd, aan
de justitie zullen overgeleverd worden.
Latere berigten luidenDe beide Duitschers, die als
vermoedelijke daders van den diefstal in het magazijn van
den heer van Loon zijn aangehouden, zijn afkomstig uit
Hamburg; zij hadden te Rotterdam gedurende 14 dagen
een vrij leven geleid en stonden op het punt om naar
Engeland te vertrekken.
Te Emmerik is op ongeveer 300 gestolen kostbaar
heden beslag gelegd.
Het Wag. Weekblad hoopt dat de heer van Lijnden
van Sandenberg een ministerie zal vormen en dat Heemskerk
er buiten zal blijven. Had het blad hem raad te geven,
deze zou aldus luiden: „Omring u met collega's zonder
eenig politiek verleden, met mannen wier eenige taak daarin
bestaan moet, dat zij de zaken gaande houden. Treedt gij
zelf dan als hervormer op. Grondwetsherziening is een
„Ik was bruid; Norring was te Triest, ik had zijn gezigt niet
helder meer voor mijn geest; ik weet dat het niet gelijkt."
Hij bespeurde hare verlegenheid en bladerde nadenkend verder,
nadat hij nog eenmaal bet portret naauwkeorig had bekeken, waar
van de trekken en houding zoo weinig aan den echtgenoot dier
jonge vrouw, en zoo zeer aan hem zei ven herinnerden.
„En nu komen wij aan uw allereerste proevenRr ligt iets
eigenaardigs in zoo'n lijvig album, een geheele levensloop spiegelt
er zich in af. Bladert gij veel in de oude herinneringen?"
„Bijna uooit; ze stemmen mij treurig."
„Dan willen wij er meê eindigen
O neen, op dit oogenblik zie ik ze gaarne, ik ben immers niet
alleen! wel, kent gij dezen langen ouden kennis nog?" Zij wees
lagchend op eene teekening. J
„De Katzeldorfer kerktoren waarachtig! Iets hebt gij echter bij
deze teekening toch vergelen. Hier boven op den toren moet nood
zakelijk een klein meisje staan, juichend dat dc donkere uniform-buis
van haar speelkameraad in de dorpsstraat zigtbaar wordt." Percy J
had lagchend een potlood genomen en maakte, dat met eenige strepen
een klein nieuwsgierig hoofdje over den rand heenkeek. „En daar
fladdert van den bliksemafleider ook uw mousselinen boezelaartje,
als een vreugde-signaalweet gij nog, mevrouw, een van die groote,
wijde, u geheel bedekkende boezelaartjes, die gij zoo verafschuwdet,
omdat het onmogelijk was, ze zonder groote averij thuis te brengen,
als wij strooptogtjes in het gebergte maakten?"
Genia had zich digt over zijn teekeuende hand gebogen en volgde
met belangstelling elke nieuwe lijn. Thans zag zij tot hem op met
een van geluk schitterenden blik. Alle schroom was van haar
geweken; duizend reeds lang vergeten herinneringen kwamen in
haar hoofd en hart op. De eene teekening volgde op de andere,
en hij lachte, schertste en keuvelde op zijne innemende, kalme,
vriendelijke wijze. Hij vertelde van haren en zijnen vader trekken
uit beider leven, welke zij toen nog te jong was om te begrijpen,
van zijn eigen lotgevallen, van alles, waarnaar hij streefde en wat
hij hoopte te bereiken. En haar meestal omfloersde groote bruine
oogen hingen met blijde verstandhouding aan zijne lippen; de
blaauwachtige schaduw onder hare oogleden scheen verdwenende
smartelijke trek om den fijnen mond wa9 weggevaagd; een fijne
blos kleurde haar bekoorlijk, opwaarts gerigt gelaat. Een geheel jaar
van smart had de jeugdige frischheid er van gepoogd te verdrijven-
en er die smartelijke trekken om te plooijen, die dubbel pijnlijk
aandoen, als wij ze bij jeugd en schoonheid zieneen enkel
uur van geluk was met zachte hand over haar gelaat gevaren en
had het met frisschen glans geplooid.
Geen van beiden wist, hoe lang zij zoo gezeten hadden. De
gouden zonnestralen speelden tusschen de wijngaardranken en op
de bloeijende mirteboschjes. Nu en dan gleed een luchtig windje
door de groene bladeren en ranken, suisde zacht over de bruine
glinsterende lokken der jonge vrouw, en speelde met de bladen van
het opengeslagen album.
Wo'dt vervolgd.)
dringende en onafwijsbare eiscli des tijds geworden. Zonder
grondwetsherziening is 't scheppen van een nieuwen toestand
niet mogelijk. Gij zijt de man, die haar aan kunt en aan
durft. Ontwerp een plan. Neem daarin op wat gij meent,
dat in staat \an wijzen is. Niet te veel, maar ook niet te
weinig. Vraag daarbij niet te zeer naar wat deze en gene
partij wenscht, maar naar wat werkelijk eisch is van het
oogenblik. Wil de Tweede Kamer u niet volgen, dat ze
dan ontbonden worde en de kiezers beslissen. Maar ons
dunkt, dat de Tweede Kamer wijzer zal zijn; ze zal nemen
wat gij haar biedten ook de Eerste Kamer zal zich drie
maal bedenken, eer zc haar veto uitspreekt. En als dan uw
ontwerp alle pliases heeft doorloopen, in 't Staatsblad opge
nomen is en een nieuwe kieswet, gezuiverd van hare tegen
woordige, ellendige bestanddeelen en op beter grondslagen
gevestigd, den lande nieuwe kamers gegeven heeft, dan kunt
gij 6f desverkiezend rust nemen, óf blijkt het, dat gij dan
ook nog de begeerde man zijt, dan definitief als eerste
minister optreden, na u omringd te hebben met mannen
voor hun taak opgewassen, die met u een werkelijk homo
geen ministerie vormen.
Naar wij vernemen zal de generaal Beijen, gewezen
minister van Oorlog, waarschijnlijk weder als zoodanig
optreden. Dit zal dan de 13de maal zijn, dat binnen 10
jaren tijds de regeling van ons krijgswezen in andere handen
overgaat. En nog klaagt men over gebrek aan vastheid in de
eindelooze reeks voorschriften voor het leger. (Arob. Crt,)
In spijt van het warme weder en den Zondag, was
men jl. Zondag ver in den omtrek van Zwolle druk bezig
met den hooioogst. De prijs van het prima hooi in de
eerste helft van Julij f 12 is thans f 18 per 500 KG.
In 1878 gold die hoeveelheid om dezen tijd f 14.
Jl. Vrijdag avond had in het feestgebouw op de Worp
te Deventer de piegtige ontvangst plaats van de verschillende
aan het zangersfeest deelnemende liedertafels. De burgemeester
mr. II. R. van Marle eere-voorzitter van het Deventer
Mannenkoor, hield een sierlijke toespraak.
Zoodra deze was geëindigd hief de feestvierende vereeniging,
het Deventer Mannenkoor, een zangersgroct aan. Hierna
beantwoordde de 1ste voorzitter van het Nederlandsch Natio
naal Zangersfeest den spreker in een keurige redehij bragt
hem hierin zijn dank voor alles wat hij gedaan had om het
feest daar te kunnen vieren, en bragt zijn dank aan de
feestcommissie en aan allen die deze zaak gesteund hadden.
Vervolgens werd de eerewijn geschonken, de feestinsignes
en de feestwijzers aan heeren zangers uitgereikt.
De eerste algemeene repetitie kon niet gehouden worden
omdat het electrisch licht niet goed branden wilde, terwijl
het, nadat men naauwelijks met de repetitie was aangevangen,
voor goed uitging. In de open lucht op het feestterrein
slaagde de electrische verlichting beter.
In een weideland bij Steen wijk heeft men van 5 koeijen
de staarten afgesneden, waarschijnlijk uit wraakzucht jegens
den eigenaar.
Jl. Zondag zijn onder Waarthuijzen, gemeente Alinkerk,
een 19jarige jongeling, te Dalfsen een van 20 jaar en te
's Hertogenbosch een onderofficier bij het baden verdronken.
Naar inen verneemt, wenscht ook eene firma te
Groningen eene proef te nemen om daar ter stede Ame-
rikaansc.be ossen aan de markt te brengen, welke proef
dezer dagen ook in Amsterdam is genomen en volgens de
vandaar ontvangen berigten uitmuntend is geslaagd.
Een Belgisch officier, Massart gehceten, heeft de
dienst van Mars vaarwel gezegd voor dien van de Muzen
en is geëngageerd bij de Brusselsche opera.
Jl. Zondag is het standbeeld van Thiers te Nancy
onthuld.
Toen de tooneelspeelster Rachel haar loopbaan begon,
was ze bij lang of na nog niet de gevierde tragédienne,
die velen onzer lezers nog zullen hebben gekend. Ze
ondervond teleurstelling na teleurstelling en, ten einde
raad, wendde ze zich tot Provost, eersten komiek van het
Théatre Francais, om te weten, wat deze van haar dacht.
Provost, op wien ze weinig indruk maakte, mat haar
van hoofd tot voet met verachtenden blik cn zeide: „Ge
zijt voor het tooneel niet geboren, mijne waardeGa liever
op de boulevard staan om ruikers te verkoopen!" Diep
bedroefd ging ze heen.
Eenigen tijd later was Rachel de eerste ster aan den
kunsthemel en gansch de wereld vervuld van haar roem.
Nu was het uur der wrake voor haar gekomen. Lagchend
nam ze op een morgen eenige groote ruikers, die haar
den vorigen avond door het enthousiastische publiek waren
toegeworpen, ging naar Provost en bood ze hem aan.
„Wilt gij thans ruikers van mij koopen?" vroeg ze.
„Kom, kom," antwoordde Provost met een lang gezigt,
„omhels den valschen profeet maar en draag hem om liet
gebeurde geen kwaad hart toe."
Bismarck en Moltke bezitten, volgens het nieuwste
officiëele handboek voor het Duitsche rijk, het grootste
aantal decoratiën; te weten: Bismarck 43, Moltke 41.
Den 15 October a. s. zal het eene halve eeuw
geleden zijn, dat de eerste locomotief van Stephenson in
gebruik werd genomen. In 1830 werd de eerste spoorlijn,
die van Liverpool naar Manchester, tot stand gebragt, en
in 1878 bezat alléén Europa reeds een spoorwegnet van
154,523 kilometer. Noord-Amerika alleen heeft een net
van 127,470 kilometer. Men berekent, dat het kapitaal,
hetwelk is besteed om alle spoorwegen ter wereld aan te
leggen, ongeveer 75 milliarden francs vertegenwoordigt.
De kruidtoren te Durango is in de lucht gesprongen.
Veertien menschen hebben bij dat ongeluk het leven verloren.
Bij de laatste revolutie in Hayti had in de Wetge
vende Vergadering een voorval plaats, dat zeker alles
overtreft wat tot dusver onder warme Kamerdebatten is
voorgekomen. De eigenlijke aanleiding is nog niet bekend,
maar het schijnt, dat de heer Petit Canal, een broeder
van den President, door zekeren heer Lorm, lid van de
Vergadering, zwaar beleedigd werd; hij vond ten minste
goed zijn revolver voor den dag te halen en den heer
Lorm neêr te schieten. Daarop namen ook de andere leden
van de Vergadering hunne revolvers en de beide partijen
openden een geregeld vuur op elkander. Er moet goed
geschoten zijn, want veertig leden werden buiten gevecht
gesteld.
Daarmede was echter de zaak niet gedaan, want het
publiek buiten de zaal mengde zich in den strijd en zette
het gevecht voort. Nu kwam de politie, die ook mede-
vocht. De president van den Senaat was reeds onder de
gevallenen en het had den schijn, dat geen der leden dien
dag zou overleven, toen troepen aanrukten. Deze vuurden
met een mitrailleuse op de aanwezigen, zonder zich om
een der partijen te bekommeren. Eenige granaatschoten
voltooiden het werk; toen werd het rustig in Porte au
Prince en men begroef de dooden.
Men verhaalt dat de Keizer van China zijne lijfartsen
ruim bezoldigt zoolang hij gezond is, maar dat hun traktement
onmiddellijk ophoudt zoodra hij ziek wordt, en niet weder
wordt uitbetaald voor dat hij geheel hersteld is. De Keizer
wil, dat zijne lijfartsen bij zijne gezondheid belang zullen
hebben.
Iemand, die nog al „op den penning" was, had met
een kameraad een twintigste lot in de Staats-loterij. De
trekking liep op een einde en het dreigend uitkomen met
een niet verontrustte onzen vr;end hoe langer hoe meer.
Eindelijk kon bij 't niet meer uithouden en bood zijn
aandeel te koop. Een andere kameraad kocht het voor
een daalder, waarvoor de man, die één vogel in de hand
boven tien in de lucht verkoos, een mooije pet kocht.
Terwijl hij eenige dagen later zijn koopje met welgevallen
stond te bewonderen en zich verheugde, dat hij nu toch
„wat had" voor zijn geld, kwam het berigt, dat op zijn
nommer de f 20,000 was gevallen. Men kan denken, hoe
zijne kameraden hein in 't ootje namen met zijn „duro pet."
Brieven uit de Hoofdstad.
(Slot.)
Eu wat zegt ge wel van Albrcgts begrafenis, amice? Ik verzeker
ii, dat liet ecu indrukwekkend schouwspel was, toeu de rouwwagen,
die onder een berg van bloemen en kransen en linten het lijk van
dezen betreurden doode grafwaarts droeg, van den Stadsschouwburg
naar de Oi9terbegraai plaats toog, gevolgd door een lange reeks van
kunstbroeders, vrienden en vereerders. Wat mij vooral trof, was
de devotie waarmede het volk, de groote menigte langs den weg,
dit tafereel gadesloeg. Ik zag er een teeken vau een betere toe
komst in. Vroeger, zoo heel lang nog niet geleden, stond „zoo'n
acteur" iu de volksscliatting ongeveer even hoog aangeschreveu als
een koorddanser of straatmuzikant, en alleen als het de uitvaart
gold van een jonge, aanvallige priesteresse der kunst, die met een
paar mooie oogen of een betooverend stemmetje avond aan avond
liet publiek had weten te electriseeren en in te pikken, was dat
publiek nog wel eens zoo neerbuigend om op zijne wijze van zijne
belangstelling blijk te geven. Maar overigens was het in onzen tijd
en ons land nl even droevig gesteld als een paar honderd jaren
geleden iu Frankrijk bg den dood van Molière, toen niets minder
dan de persoonlijke tusscheukomst van Lodewgk XIV noodig was
om den schepper vau zooveel kunstgewrochten een waardige uit
vaart te bereiden. Want Molière was ook zelf tooueelspeler. En
nu is het publiek wel zoo goed om zich te amuseeren met het
talent van den kunstenaar: maar om in hem, buiten hel tooneel,
meer dan een kunstenmaker te zien, vond men waarlijk toch wat
te veel gevergd. Eerst in den laatsten tijd, misschien wel sedert
dc laatste acht of tien jaren, is in dit opzicht onder ons eeuige
verandering ten goede te bespeuren. En vooral de beweging op
kunstgebied, die het ontstaan gaf aan het Tooneelverbond, de Ver
eeniging het Nederlandsch Tooneel, de Tooneelschool, en de aan
leiding vormde lot dc samenstelling tan nieuwe gezelschappen,
waarin zooveel mogelijk de beste elementen waren saamgebracht,
die beweging heeft ook op de maatschappelijke positie van den
artist gunstig gewerkt. En wie weet, als wij ook eenmaal in onze
tooneelwereld op een Sarah Bernhard of een Agar kunnen wijzen,
zal ook bij ons het verschijnsel niet vreemd zijn, dat de élite des
lands haar salons voor den „tooneelspeler" opent.
Nu weet ik wel en mij dunkt, ik hoor het achter mij en
naast me reeds fluisterend mompelen dat de heeren en dames
van het voetlicht het er lang niet altijd naar gemaakt hebben om
in kringen te worden toegelaten, waar orde en goede zeden op den
hoogsten prijs gesteld worden. O, ik weet wel dat de chronique
seandalcuse vooral van t'eze heeren en dames menig lijvig boekdeel
met interessante lectuur zou kunnen vullen. Maar dan wil ik toch
in de eerste plaats gevraagd hebben, hoeveel overdrijving er wel
zal schuilen in al die verhalen uit een wereld, waarvan men gaarne
het ergste gelooft en waarvan o zoo weinigen ooit het rechte te
weten komen. En ten andere wilde ik vragen of het lage peil van
moreele ontwikkeling, waarop de kunstenaarswereld in vroeger dagen
zich bevond, niet voor een groot deel te wijten was aan de houding
van datzelfde oordeelende en veroordeelende publiek, dat door zijn
souvereiue minachting tegeuover allen, die met het tooneel in
betrekking stonden, deze lieden dan ook immer afstootte, althans
ze nooit in de gelegenheid stelde zich op den inaatschnppelijken
ladder een paar sporten hooger op te werken. Eerst in den aller-
laatstcn tijd schijnt men, het oor leenend aan de volhardende
pleitredenen van enkele warme kunstvrienden en wakkere voor
vechters der volksontwikkeling, in dit opzicht eenigszins tot andere
gedachten te zijn gekomen en begint men eenige meerdere wuardee-
ring te koesteren jegens den tooneelspeler, die niet alleen als
kunstenaar, maar ook als mensch en als burger daarop aanspraak
kan maken.
Die gedachten hoe zou ik mij verheugen als ze door velen
meer en meer gedeeld werden welde onwillekeurig bij mij op,
toen ik die schat van bloemen op Albregts lijkkist zag en daarom
heen dien stoet van achtbare mannen, mannen met nainen die
klinken als een klok op het gebied van letteren en kunst. En
waarachtig, dat was nu althans geen komedie die daar gespeeld
werd: onze Albrcgt verdiende dat men zoo openlijk en zoo flink
zijn nagedachtenis hulde bewees. Ik sprak zooeven van de chronique
9candaleuse uit de tooneelwereld en men heeft nu en dan nog al
eens voor geschiedenissen van dat genre mijne belangstelling trachten
op te wekkenmaar ook niet een enkele maal heb ik een woord
gehoord dat afbreuk kon doen aan de reputatie van den kunstenaar,
wiens dood thans als een onherstelbaar verlies betreurd wordt. Van
meet af is deze man op het gladde pad dat hij zich ter loopbaan
had gekozen, door zijn rechtschapen en nobel karakter staande
gehouden en staande gebleven. Alle bladen hebben in de laatste
dagen uitvoerige bijzonderheden omtrent Albregts levensloop mede
gedeeld, en ik behoef hier dus niet te herinneren hoe hij letterlijk
van de eerste sport af al hooger en hooger is geklommen op den
ladder der kunst, waarop hij het tot een hoogte bracht als slechts
weinigen bereiken. Maar in alle periodes van zijn „veelbewogen"
leven bleef hij dezelfde eenvoudige, hartelijke, hulpvaardige man.
Altijd dezelfde, behalve op het tooneel, waar hij geen rust kende
en steeds naar hooger streefde. Wie hem eenigszins trouw volgde
en hem niet alleen bepaald in zijn komische, maar vooral in zijn
karakterrollen gadesloeg, zal dat streven niet ontgaan zijn. Er was
altijd vooruitgang en meerdere studie merkbaar. Zijn beste rollen
warcu, naar ik ergens in een betrouwbare levensbeschrijving vind
opgeteekend, allereerst de Harpagon in Moliere's Vreken voorts
Caussade in Vrienden van Ons, Habakuk in Alpenkoning en Menschen-
hater, de arme Edelman in Consciences stuk van dien naam, de
Ridder de Roche Eerrière en Een partij piket, de titelrol van Janus
Tulp, Weichelt in Mijn Leopold, de Ridder de Grignon in de
Vrouwenkrijg, Isaac Stern in de Oude Kleêrkooper, Bird in de
Negerhut, Champin in de Twee Invaliden, Benoiton in de Familie
Benoiton, en Bartelman in Bartelmans Lijden; terwijl hij evenzeer
schitterde in De Militaire Willemsorde, van Rosier Faassen, als in
Aan den rand des afgronds, waar hij in een geheel nieuw karakter
optrad.
Wat al aangename herinneringen roept die reeks van namen uit
verschillende tijdperken ons voor den geest en hoe betreuren we het
gemis van een talent, dat ons zooveel schoons te genieten heeft
kunnen geven! t. t.
AMSTELAAR.