HELDËRSUHE
EN N1EUWE1MEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1879. N°. 104.
Vrijdag 29 Augustus.
Jaargang37.
BEKENDMAKING.
26) LIEFDE EN ONSCHULD.
„W ij huldigen
het g* o e d e."
Verscliijut Dingsdag, Donderdag cn Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 1.30.
p M franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prys der Advertentiën: Van 11 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
De BURGEMEESTER der gemeente HELDER maakt bij deze
aan de daarbij belanghebbenden bekend, dat de Voljaars-Patent-
bladen, (Tappers, Slijters en Koffijhuishouders) over de dienst
1879/80, aan de Secretarie der gemeente te bekomen zijn, op vertoon
der aanslag-billetten, van af Woensdag 27 Augustus tot Donderdag
4 September 1879, van des morgens 9 tot des namiddags 4 uur,
den invallenden Zondag uitgezonderd.
Patenten die niet worden afgehaald, worden overeenkomstig de
wet, legen betaling van 10 cents door den Deurwaarder bezorgd.
Helder, 26 Augustus 1879.
De Burgemeester voornoemd,
STAKMAN BOSSE.
G-emeenteraad..
Zitting van Dingsdag 26 Augustus 1879.
Voorzitter de beer Burgemeester.
Tegenwoordig alle leden.
Na de opening der zitting worden de notulen der vorige bijeen
komst gelezen en goedgekeurd.
Door den Voorzitter wordt aan de orde gesteld de vaststelling
der gemeente-rekening, alsmede die van het Algemeen Weesbuis,
bet Burgerlijk Armbestuur en de dd. Artillerie-Schutterij, over bet
dienstjaar 1878. Deze rekeningen zijn in de nfdeelingen van den
Raad onderzocht, en tengevolge van dat onderzoek is door de
Commissie van rapporteurs, bestaande uit de heeren Jelgersma,
van Veen en de Lange, een verslag opgemaakt, dat door laatst
genoemde als algemeen rapporteur wordt voorgelezen. Dat verslag
vermeldt, dat bet onderzoek geregeld beeft plaats gehad, dat de
rekeningen met de daarbij beboorende bewijsstukken zijn vergeleken
en dat bet onderzoek tol geene aanmerkingen heeft geleid. De
Commissie stelt tengevolge daarvan voor om elk dezer rekeningen
goed te keuren en vast te stellen, die van de Schutterij echter
behoudens nadere goedkeuring door HH. Gedeputeerde Staten dezer
provincie. Zonder discussie worden daarop de onderscheidene reke
ningen eenparig goedgekeurd en de daartoe strekkende besluiten
vastgesteld.
De hoofdstukken der gemeente-rekening sluiten met de volgende
totalen
Novelle van ELISE LTNIIART.
(Slot.)
Besluit.
Een huiverige koude October-avond is op de Seine-stad neer
gedaald. Om de half uitgedoofde gasvlammen der lantarens pakt
de nevel zich zaraen, die in koude druppelen van de beslagen glazen
naar beneden loopt. Op de pleinen en boulevards ligt bij in digte
grijze massa's, tot de wind er tusscben blaast, hem bruisend uit
eenjaagt en hem terugdringt in de naauwere straten en stegen, waar
hij nu zamengepakt neerhangt en door de vensterreten en schoor-
steeneu de woningen binnendringt.
In een elegant apartement staren de groote grijze oogen eener
blonde dame met een somberen blik in de nevelen daar buiten.
Haar golvende lokken komen licht uit tegen de donkerroode ven
stergordijnen; hare hand ontbladert achteloos een der rozen die op
de spiegel-console, naast haar, heure geuren verspreiden.
Zij is zoo pas naar de kerk geweest en nog en grande parure;
het rijkversierde gebedenboek ligt op hare knieën; het zware atlas
kleed golft over het parket van den vloer.
Een bediende komt binnen: doctor Helmroth wordt aangediend.
„De oude Helmroth?" Een bittere glimlach zetelt om de volle
lippen der schoone vrouw. „Laat hem binnenkomen."
De binnentredende maakt een diepe buiging. De koude October-
wind heeft hem het sneeuwwitte haar van het voorhoofd naar
achteren gewaaid; zijn helder oog rigt zich uitvorschend op de
vrouw, die hem onverschillig over haar schouder heeu groet.
„Mijne komst wekt uwe bevreemding op?"
„Toch niet! Gij houdt er immers van, tegenover mij de ról van
vermanende en straffende voorzienigheid te spelen?"
„En toch heb ik op dit oogenblik, bij de weelde die u omringt,
den moed, nog eenmaal met mijn verzoek tot u te komen.
„Gij zijt een dwaas oud man; 't is heel natuurlijk, dat ik niet
met u ga!"
„Ik zou voor u weten te werken, Blanche."
„Niet, omdat ik van al dezen rommel niet zou kunnen scheiden,
die tot het laatste stuk verpand is, maar omdat ik bid u, lach
niet omdat ik in 't klooster ga
„Gij, Blanche in 't klooster?"
„Als priores van Waldbühl, waar ik deze vereerende betrekking
aan den invloed van graaf Almers heb te denken. Ik ben niet
geschapen voor het bekrompen burgerlijke leven, dat de middelen,
mij door de Norriug's toegestaan, mij veroorloven te leiden. Kan
het in de toekomst geen zijde meer zijn, dat om mijn leden ruischt,
dan zal het fijne ordegewaad hare plaats vervangen! Ik denk nog
een tamelijk dragelijk figuur te maken.
„En het is in elk geval veel gemakkelijker, dan boete te doen
door ingespannen arbeid I"
„Boete te doen? Waarvoor? Warren is gelukkig
„Het is waarlijk niet uwe verdienste, dat dit het geval is
„En wanneer het mijne verdienste ware?" Hare lippen krulden
zich tot honenden spot. „Wat, oude man, wéét gij dan van mij
Boete doen? Hoe weet gij, dat ik geen boete gedaan heb?" Zij
was opgesprongen, hare oogen schoten bliksemstralen; zij stond
tegenover hem, de armen vast over de borst geslagen. „Ik had dien
Warren lief, ik beminde hem zoo waanzinnig, dat ik op mijne
knieën hem om zijue liefde had kunnen smeekenKrampachtige
snikken braken hare woorden af. „Wilt gij weten, wat ik gedaan
Ontvangsten.
Ontvangsten wegens vroegere diensten. f 22544.67
1. Inkomsten van gem.-eigendommen en bezittingen 562.50
1. Opbrengst van belastingen en heffingen 158865.69
Ontvangsten van verschill. aard en toevallige baten 1503.46
Buitengewone ontvangsten183.31
Totaal f 183659.63
Uitgaven.
Kosten van huishoudelijk bestuurf 12743.145
Kosten van invordering van de plaatselijke belas
ting, en teruggave deswegens12299.14
Kosten van onderhoud van gem.-eigendommen,
en de deswegens verschuldigde lasten. 22869.97*
h Kosten der openbare veiligheid en brandweer. 26666.79
i. Kosten der plaatselijke gezondheids-poli!ie 50.
i. Kosten voor het onderwijs43265.99
Kosten van het armwezen, mitsgaders subsidiën
en bijdragen aan onderscheidene daarmede in
verband staande instellingenH 29721.156
I. Renten en aflossingen,t 4400.
l. Pensioenen en wachtgelden1331.
I. Andere uitgaven, niet onder de vorige hoofd
stukken beboorende604.27
Buitengewone uitgaven van allerlei aard 75S4.85
I. Onvoorziene uitgaven3504.78
Totaal f 165041.09'
Balans.
Bedrag der inkomsten f 183659.63
165041.09'
Saldo f 18618.53'
De overige rekeuingen hebben de volgende eindcijfers
die van het Algemeen Weeshuis:
Ontvangsten f 16701.93'
Uitgaven. 13731.82
Saldo f 2970.11'
die van het Burgerlijk Armbestuur:
Ontvangsten f 9659.68*
Uitgaven 8761.56
Saldo f 898.12'
heb? Ik heb niet voor hem op de knieën gelegen. Ik wachtte
er op dat hij komen zou, wachtte met smart in het hart en koorts
in de hersens, wachtte te vergeefs, en toen toen zond ik Erieda
naar hem
Hare oogen staarden in de ijle ruimte. Zij zag er plotseling oud
uit, oud en verwelkt.
„Gij hebt zwaar geleden?"
„Als boete doen lijden is, dan heb ik boete gedaan!"
„En gij gelooft, dat achter de kloostermuren dit hart vol kwelling
en strijd rust zal vinden?"
„Rust ja, rust! De vrome zusters zullen spoedig op nieuw naar
eene priores moeten uitzien, mijne gezondheid is ondermijnd
„Ik ben geneesheer, Blanche; ik wil u verplegen gij zult
leven
„Weet gij dan ook, of ik leven wil? Ik heb gestreden om
liefde, rijkdom, ja eindelijk om eene vorstenkroonde fortuin
begunstigde mij niet. Zonder geluk wil ik niet leven. Ik heb
getracht aan Erieda goed te maken, wat ik aan Genia misdaan
heb zacht kermend drukte zij hare hand tegen het voorhoofd
„verlaat mij nu
„Ik u verlaten? Zijt gij niet Blanca's kind?"
„Arme moeder!" Hare stem klonk gebroken, dof. „De herinne
ring aan haar was het, die mij voor het ergste bewaarde de
schande.... de herinnering aan mijne moeder en aan u, die haar
bemind hebt. Ga nu heen ik ik dank u!"
Het was weer stil geworden in het vertrek. Voor het crucifix op
den schoorsteenmantel lag Blanche op de knieën; zij vond dat de
gekruiste nog nooit zoo zacht en verzoenend op haar had neerge
zien als in dit oogenblik.
De oude heer knoopte zijn overjas digt over de in het weêr ge
harde leden, toen hij op dien kouden mistigen avond huiverend de
straat afging en zijn sneeuwwitte lokken in den wind fladderden.
Terwijl Parijs huivert onder den invloed van donkere dagen en
koude nachten, de voorboden van den winter, baadt de golf, aan
wier oever Triëst ligt, in glans en gloed. Blaauw en purperachtig
licht tintelt boven de golven de nazomer vertoont zich daar in
al zijn pracht.
In de op de zee uitziende, luchtige kamer van een der nieuwe
huizen, die het digtst bij de haven liggen, heerscht een vertrouwe
lijk schemerlicht. De rouleaux zijn half neergelaten, opdat de late
namiddagzon den kleinen slaper niet zou hinderen, die met rozen
op de wangen en in den droom glimlagchenden mond, in de armen
zijner moeder rust.
De fijne handen der laatste spelen mijmerend met de donkere
lokken van het kind, terwijl zij met de uitdrukking van innig geluk
en onuitsprekelijke teederheid neerziet op den schoonen knaap op
haren schoot. Genia's gestalte is nog altijd zeer slank en zeer tenger,
maar een gezonde blos siert hare wangen, hare oogen zien helder
en er staat vertrouwen in te lezen.
Tan het nabij gelegen station klinkt het schelle fluitje van een
naderenden trein. Zij verschiet even van kleur elk uur kunnen
de verwacht wordenden komén.
Uit den tuin klinken de tooncn van een vrolijk lied naar boven.
Zij luistert er naar met een vriendelijken blikhet is haar echtgenoot
die ze haar toezendt.
Het lied verstomt, het is weêr stil gelijk te voren; mijmerend
staart zij tusscheu de rouleaux door op de als gloeijend goud
glinsterende oppervlakte der zee. Daar klinken haastige schreden in
de voorkamereen in een ligt reisgewaad gekleede gestalte snelt naar
binnen, slingert hare armen om Genia's hals en snikt overgelukkig
en die van de dd. Artillerie-Schutterij
Ontvangsten. f 1575.28
Uitgaven. 1571.65
Saldo f 3.63
Door den Voorzitter geschiedt mededeeling, dat met het begin
van 't volgende jaar de lOjarige volkstelling moet plaats hebben.
Het koninklijk besluit, houdende bepalingen omtrent die telling,
wordt daarop door den Secretaris gelezen. Deze mededeelingen
worden voor kennisgeving aangenomen, waarna de zitting voor
gesloten wordt verklaard.
HELDER en NIEUWED1EP, 28 Augustus.
Onder bevel van den schout-bij-nacht Escher, is gisteren
alhier onder het lossen van salutschoten binnengekomen de
oefenings-divisie, bestaande uit Zr. Ms. schroefstoomschepen
van Galen en Zilveren Kruis. Deze oorlogsvaartuigen hebben
de reis afgelegd van Oost-Indië langs de Kaap de Goede
Hoop. Over 't geheel was de togt voorspoedig, doch twee
man der equipage van de van Galen zijn onderweg door
overboord te slaan op noodlottige wijze om het leven gekomen,
't Was nabij en in het gezigt van de Nederlandsche kust
dat de tweede der bedoelde mannen uit het want in zee
viel en verdronk. Het schip liep een 9mijls vaart en redden
was dus onmogelijk; men kon nog zien dat de man zich
geruimen tijd boven water hield. Algemeen was de deel
neming, vooral ook omdat de ongelukkige zeer goed van
gedrag was. 't Spreekt van zelve dat de vreugde van het
wederzien der vaderlandsche kust getemperd werd door dit
treurig ongeval.
Het état-major van de van Galen is zamengesteld als volgt:
schout-bij-nacht W. B. F. hlscher, divisie-kommandant;
kapt.-luit. ter zee H. Dyserinck, koramandant; luit. ter zee
lste kl. P. C. Pabst, 1ste officier; H. R. J. J. Thorbecke,
adjudant van den divisie-kommandant; luits. ter zee2kekl.
J. L. Hordijk, J. M. Steers, H. P. Netscher en J. M.
Noorduijn; adelborsten lste kl. G. P. van Hecking Colen
brander, H. O. W. Planten, J. Hartog, H. J. F. Miclielhoff,
E. A. Steinmetz, II. M. E. van den Brandeler, L. E. van
Diggelen, A. Leijh, H. J. Wichers en G. Fabius Jr.off.
van gez. lste kl. J. B. Coomans de Ruiter; off. van adm.
„Genia, Genia, daar zijn wij!" Een hooge mannengcstalte verschijnt
op den drempel.
„Percy!"
De arm, die het hoofdje van den kleinen Raoul steunt, is slap naar
beneden gezonken; het ligchaam, waartegen hij rustte, krimpt zoo
plotseling ineen, dat de kleine zich slaapdronken de oogen wrijft.
Genia heeft den knaap hartstogtelijk aan haren boezem gedruktde
blik van haar nedergeslagen oog rust op hem alsof zij één oogenblik
in den grond zou zinken. Maar hare trekken hernemen schielijk
hunne kalmte, de stokkende adem doet haren boezem weder geregeld
rijzen en daleu zij is zich volkomen meester, nu zij langzaam
opstaat, den kleinen slaper op de canapé legt en bedaard naar Percy
gaat, wien zij de hand toesteekt.
„God zegene u, Percy maak Erieda gelukkig!"
Ook over het gelaat van Percy vliegt een zenuwachtige rilling.
Hij brengt de hem toegestoken smalle hand vol eerbied aan de lippen,
en er ligt zooveel eerbiedige bewondering in zijne oogen, dat Frieda
niet jaloersch had kunnen worden, zelfs al zou zij 't gewild hebben.
„Ich war schon so alt,
Nun bin ich so juDg,
Als lebt ich von neuem mein Leben,
SchÖn ist die Welt!
Kühn wie ein Held
Möcht ich mein Banner erheben,"
klonk Ileyse's lentelied zacht uit den tuin naar boven, om juichend
ie eindigen
„Ich war schon so frech,
Nun bin ich so fromm,
Und blicke voll Andacht zur Sonne.
Schön ist die Welt!
Meine Liebste halt
Am Busen ihr Kind voll Wonne."
In 't volgende oogenblik staat Norring in de deur.
„Daar zijn onze reizigers! Welkom, duizendmaal welkomI"
Met zigtbare blijdschap treedt bij nader. „Maar nu moogt gij
ook zoo spoedig niet weêr vertrekken op de huwelijksreis heeft
men zoo'n haast niet! Gij blijft toch in elk geval eenige dagen bij
ons, beste Warren?"
Percy gevoelt Genia's blik met een ontkennende bede op zich
rusten. Hij veistaat haar.
„Ik dank u, meneer Norring, maar wij moeten heden avond nog
weêr vertrekken; wie weet hoe spoedig het met het schoone herfst
weder gedaan is! En Erieda moet al mijn oude garnizoenen nog
leeren kennen, Pola en Lussin Piccolo; later willen wij nog naar
Rome en Napels!"
„En dan? Zijt gij van plan, uwe betrekking aan de militaire
academie te Neustaclt te blijven bekleeden?"
„Yoorloopig, ja. Doch lang zullen wij aan den wcnsch mijner
moeder geen weêrstaud kunnen bieden, zij wil hare kinderen gaarne
bij zich hebben op ons goed in Opper-Oostenrijk. Waarschijnlijk
neem ik reeds het volgende jaar het beheer er van over."
Genia heeft stil de kamer verlaten, om voor de reizigers eenige
ververschingen te halen. In de voorkamér blijft zij staan en pinkt
schielijk een traan weg, die haar tegen wil en dank in de oogen
komt. De deur wordt geopend, Erieda staat naast haar.
„Ik weet alles. Genia, alles! Aan u heb ik mijn geluk te danken;
maar zeg, mijn lieveling, kan ik mij met een gerust gemoed over
zijn bezit verheugen?
Genia drukt vol teederheid haar smalle wang tegen het bloeijend
gelaat harer zuster. „Ik zelve heb het zoo gewild. Ik deed en
doe mijn plicht en ook daarin is geluk gelegen,"