HELDCRSOHE
EN NIEUWEDIEPER EOIIRANT.
Nieuws- eu UverleutielM Toor Hollands Noorderkwartier.
1879. N°. 109.
Woensdag 10 September.
Jaargang 37.
„W ij huldigen
het goed e.*'
Verschijnt Dingsdaj;, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalJ 1.80.
0 0 franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 103.
Prijs der Ad ver ten tién: Van 1—4 regels GO Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indië.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEUWEDIEP, 9 September.
Zr. Ms. schroefstoomscliip Marnix, den 19 Julij 11. van
Simonsbaai vertrokken, zal naar men verneemt niet hier,
maar te Amsterdam binnenvallen.
Nadat we in ons vorig nummer liet meestbelangrijke
mededeelden betreffende de tentoonstellingen van Landbouw
en Floralia, valt thans nog te vermelden, dat de feestelijk
heden onder begunstiging van het schoonste weder hebben
plaats gehad. Een groote menigte bezoekers bewoog zich
de beide tentoonstellings-dagen op het feestterrein en
door de zalen. Ontzettend groot was des avonds de
toeloop van het publiekin den tuin waren duizenden
vereenigd, en kwam men daar in 't genot van eene
zitplaats, dan mogt men regt dankbaar zijn. Te vergeefs
bood een heer f 1.25 voor 't gebruik van twee stoelen
aanvoor dat van een wijnmand, omgekeerd tot zetel
ingerigt, werd 15 cents betaald. Het Muziekkorps der
Schutterij voerde een aantal muziekstukken uit, en deed
zich ook herhaaldelijk hooren, toen ten 10 ure vuurwerk
werd ontstoken. Inmiddels werden ten 9 ure door den
voorzitter der Floralia-Vereeniging, den heer jhr. W. A.
Alting^von Geusau, de prijzen en getuigschriften, in den
wedstrijd behaald, aan de overwinnaars uitgereikt. In de
toespraak die de voorzitter bij deze gelegenheid hield, bragt
hij dank en hulde voor de betoonde belangstelling en
deelneming van de zijde van het publiek en riep hij aller
medewerking voor 't vervolg in. De voorzitter der plaat
selijke afdeeling van Landbouw, de heer J. Schuijt, sprak
mede een woord van dank en erkentelijkheid en wees. op
den goeden uitslag, waarmee het streven der afdeeling
was bekroond.
Als we nu nog hebben medegedeeld, dat de kunstbroeijerij
door den heer J. Koster, van Zijpe, op uitnoodiging der
regelings-commissie tentoongesteld, met de grootste belang
stelling is bezigtigd en dat aan genoemde Ucei wu
prijs is toegekend; dat cle uitgeloofde prijzen voor land-
bouw-werktuigen zijn behaald door den heer L. Wissekerke
en dat de onderscheiding voor het behalen der meeste en
hoogste prijzen voor Landbouw is toegekend aan den heer
Jb. Zander, dan meenen we voldaan te hebben aan den
ons opgedragen last., om van deze beide feestelijke dagen
een verslag te geven, 't Is evenwel noodig, dat we eene
onjuistheid herstellen, in ons vorig nommer in de opgave
der prijzen van Landbouw ingeslopen. Deskundigen hebben
dat abuis ongetwijfeld voor zich zelve reeds hersteld. Daar
3)
IN DEN HERFST.
Novelle van A. WEITZMANN.
{Vervolg.)
Drie jaren waren verloopen sedert dien zonnigen voorjaarsmorgen,
waarop Guido Pelden het verpletterend bericht van den dood zijns
vaders en van den ommekeer in zijne maatschappelijke positie ont
vangen haddrie jaren van ernstig worstelen en van ingespannen
arbeid lagen achter hem. Toen hij zich naar Weenen had begeven
om de begrafenis van zijn vader bij te wonen en daar tevens de
zekerheid opdeed, dat, zooals te voorzien was, niet het geringste
deel van het vermogen voor hem kon gered worden, was hij met
zichzelveu te rade gegaan, wat hij in de toekomst zou aanvangen.
Terugkeeren tot de door hem reeds zeven of acht jaren verlatene
studie in de rechtsgeleerdheid en dan, wie weet hoelang, op de
eene of andere aanstelling te moeten wachten, tneen, dat ging
niet aan, te minder nog, omdat hij voor zulk eene loopbaan niet
de minste neiging gevoelde. Zou hij dan de pen opvatten en
schrijver worden? Ja, als hij, door zich aan de litteratuur te wijden,
verzekerd was een goeden naam te verkrijgen. Doch al ware het, dat
men dikwijls in gezelschappen zijn poëtisch talent bewouderd had,
was dat werkelijk een bewijs zijner bekwaamheid? Guido, was te
verstandig om zich door den lof, die hem in zijne rijke dagen
door tafelvrienden was toegezwaaid, één oogenblik te laten verblinden.
Maar wat zou hij dan aanvangen? Zich toeleggen op muziek? Hij
speelde zeer goed op de piano en zong tamelijk, talenten, die
schatten waard waren voor een jong meisje, doch wat gaven ze
hem, den dertigjarigen man? Zou hij die kunstgave gebruiken om
lessen te geven? Hij lachte op hetzelfde oogenblik, dat deze ge
dachte bij hem oprees, want om dat te doen achtte hij zich veel
te goed; voor het tooneel was hij veel te middelmatig.
Er bleef nu voor hem nog ééne beroepsbezigheid over, de eenige
die hem niet tegenstond, niet belachelijk toescheen en waaraan hij
met geestdrift denken kon, de schilderkunst. Haar had hij
in de eerste ja'ren van zijne academische loopbaan reeds beoe
fend; aan deze muze had hij vele uren gewijd en de gedachte was
meermalen bij hem opgekomen om zich van dilettant tot kunstenaar
op te werken. Waarlijk, toen hij zich na den gelukkig doorgestane»
tijd aan de Universiteit vrij en onafhankelijk gevoelde en zich
levenslustig in den maalstroom der wereld stortte, bestond bij hem
het voornemen om geheel voor de kunst te leven, welk voornemen,
evenals zoovele anderen, was ingesluimerd, en in de dolle en wissel
vallige jaren, die nu volgden, was er geen plaats overgebleven voor
een ernstig streven naar eene eigenlijke levenstaak. Wat beteekende
het, dat hij somtijds in het album van eene lieve dame sierlijke
vignetten toekende en eigengemaakte verzen er onder schreef, of
wanneer hij zich bijzonder beijverde eene lieve kleine vriendin
in een luchtig bloemengewaad schildeide, zichzelveu ter herin
nering aan een oogenblik, waarin liet geluk van champagne
hem bezielde? Dat was geen kunst, dat verdiende dien naam niet,
want uit de kunst spreekt ernst, diepe ernst, en deze wordt niet
wordt gesproken van i, 3, 2 cn ljarigo werkpaarden-, dit
moet zijn 4, 3, 2 en ljarige paarden.
Aan 't slot uiten wij den wenscli, dat feesten als deze,
nuttig cn aangenaam beide en waarbij zoo'n goede geest
heerschende is, nog dikwijls mogen worden gevierd. Daartoe
worden aan hen, die zulke gelegenheden tot ontspanning
weten te organiseren, steeds de noodige steun en mede
werking geschonken 1
Naar wij vernemen, zullen even als ten vorigen jare,
de prijzen en getuigschriften, behaald bij de Landbouw
tentoonstelling alhier, in de eerstdaags te houden afdeelings-
vergadering aan de overwinnaars worden overhandigd.
Eerstdaags worden alhier uit Duïtschland verwacht
40 waggons aardappelen, welke van eene uitnemende kwa
liteit moeten zijn.
Een marinier, die jl. Zondag namiddag in de Lange-
straat alhier van zijn hartsvanger een hoogst ongepast
gebruik wilde maken, werd ontwapend en door eene militaire
wacht der artillerie in verzekerde bewaring genomen.
Beroepen te Berkenwoude ds. Steenmeijer, predikant
te Petten.
Aangenomen liet beroep naar Oudewater door ds. J.
W. Margadant, predikant te Altforst.
Bedankt voor het beroep naar Wieringerwaard en
naar Oudenhoorn door ds. W. van der Veen, predikant te
Ransdorp.
Wij maken onze lezers opmerkzaam op een feest,
dat e. k. Zondag in de kerk der Hervormde gemeente te
de Cocksdorp zal gevierd worden. In de voormiddag
godsdienstoefening zal aldaar het nieuwe orgel worden
ingewijd, terwijl er des namiddags, met medewerking van
het Zanggezelschap, een concert staat gegeven te worden.
Wie nu eens een schoon, eenig in zijn soort, gebouwd
orgel wil zien en een goed gezang wil hooren, verzuime
niet van de aangebodene goedkoope gelegenheid gebruik
te maken.
Totwejhouder der gemeente Callantsoog is herbenoemd
Op een baf'^^JVuwe-jwieuurp, uij gcicgouuwu
najaars-kermis in de vorige week, werd in eene der
herbergen de danslustige jeugd op minder aangename
wijze gestoord in haar genot, omdat èn muzikanten èn
dansers onophoudelijk moesten niezen. Er was namelijk
ongemerkt met volle handen peper gestrooid te midden der
vrolijk huppelende schare, en het laat zich begrijpen, dat
tengevolge daarvan het verblijf in de herberg voor een
poos schier onmogelijk was. Tegen de vermoedelijke daders
van die onbehoorlijke grap is proces-verbaal opgemaakt.
Tot wethouder en ambtenaar van den burgerlijken
stand te Ursein is liei'benoemd de heer J. Veldboer.
Over eenige dagen zal te Amsterdam een hal worden
geopend, waar aardappelen bij het gewigt zullen worden
verkocht. In het buitenland geschiedt dit algemeen.
Op de begrooting der gemeente Amsterdam voor het
volgend jaar komt een post voor van f 563,000 voor de
houthaven. Dit aanzienlijk bedrag kan alleen dan goede
vruchten dragen, indien de houthandel zich daar meer en
meer centraliseert.
Het. is te hopen dat zij, die met den houthandel in
betrekking staan, dat wil zeggen handelaars, reeders, car
gadoors, en vooral ook de opzigters en werklieden met de
lossing belast, al hun vermogen zullen aanwenden, opdat
de lossing zoo vlug en goedkoop mogelijk geschiede.
Het is eene levensvraag voor houtschepen, om zooveel
reizen als maar mogelijk is in den tijd der vaart te maken.
Het is ook wenschelijk, om voor de houtschepen de kanaal-
tarieven voor een tweede en derde reis in hetzelfde jaar
te verlagen, evenzeer als de tarieven der sleepgelden op
het kanaal.
Wij vernamen, dat in de laatste dagen weder onder
scheidene houtschepen in het Nieuwediep binnenvielen en
dat het nog voordeel opleverde daar te vlotten en het hout
naar elders te vervoeren. Indien dit waar is, zou het zaak
zijn naar de oorzaak daarvan te onderzoeken, om zoodoende
aan dien ongezonden toestand een einde te maken.
[Een trillende leeuw tegenover een muis, die op zijn
achterpooten staat, dachten we bij de overname van deze
regelen uit liet N. v. d. D. Red.]
De leden van het Internationaal Medisch Congres
(een 200tal) werden gisteren op het Raadhuis te Amsterdam
op regt hartelijke wijze door het gemeentebestuur ontvan
gen. De waarnemende burgemeester, de heer Koning, riep
hun het welkom toe en drukte den wensch uit, dat de
vreemde gasten, dank zij de Ilollandsche gastvrijheid,
.vergeten, dat zij in den vreemde vertoefden. Hij
door dit Congres zou bevorderd worden.
Een Parijsch professor nam daarop het woord, dankte
den heer Koning voor zijn warm welkomstwoord en roemde
Iiolland's rijkdom, zijn kunstzin en zijne wetenschappelijke
ontwikkeling. Hij hoopte, dat de liefde voor de medische
wetenschap door dit Congres zou vermeerderen.
Een der Duitsche professoren sprak vervolgens over de
stamverwantschap tusschen Nederland en Duitschland. Een
zijner collega's uit New-York wijdde daarop uit over de
uit zinnelijkheid geboren.
De ernst om een nieuw leven aan te vangen werd in Guido
wakker geschud toen hij bij het graf zijns vaders stond en de
harde aardkluiten zag nedervallen op de kist van den geliefden
doode; toen eerst wijdde hij zich met volle sympathie aan zijn
nieuw beroep, ofschoon niet meer met een rein hart en frisschen
jeugdigen moed.
Als ernstig streven met talent gepaard gaat, brengt het na ver
loop van langeren of korteren tijd schoone vruchten voort. Zoo
was het ook bij Guido Pelden. Hij had zich, zijne vroegere voor
liefde ten eenenmale vaarwel zeggende, op het landschap-schilderen
toegelegd en onder de leiding van bekwame meesiers deugdelijk
geoefend. De critiek beoordeelde zijne eerste proeven, die het licht
zagen, zeer welwillend; het geluk had hem ih de keuze vau zijn
nieuw beroep niet verlaten.
Na een tijdsverloop van ruim drie jaren ontmoeten wij den held
van ons verhaal weder op een schoonen, praclitigen namiddag in
den herfst, terwijl hij, met zijn schildersinappe onder den arm
vermoedelijk op een studiereis uitgegaan den eenzamen weg aan
den zoom van een bosch langzaam en nadenkend aflegt. Zijn
uiterlijk was, vergeleken bij vroeger, aanmerkelijk veranderd; zijne
kleeding was niet meer zoo nauwgezet elegant, maar losser en
ongedwongenerzijne handen waren bruiner; maar onder den
grooten schildershoed vertoonde zich nog hetzelfde fijugevormde,
bleeke gelaat en om de donkere oogen lagen nog dezelfde groote
wenkbrauwen. Zijne vrienden en bekenden waren gewoon te zeggen
„Een interessanten kop," en zij hadden waarlijk gelijk.
Was de kunst voor Guido thans de hefboom geworden om zijne
vermogens met jeugdigen ijver te ontwikkelen, na de vermoeiende
bedwelming van de tien verbeuzelde jaren? In cén opzicht zeker.
De kunst had hem ten minste den steen van het knagend nabe
rouw, de ontevredenheid over de werkeloosheid van zijn leven rein
in de ziel gewenteld; zij had aan zijn aanzijn op deze wereld een
doel gegeven. Doch wie eenmaal oververzadigd van levensgenot; uit
het volle hart de woorden ontboezemd heeft: „IJdelheid der ijdcl-
lieden, alles is ijdelheid," heeft het vermogen niet, met één slag
door den arbeid een nieuw hart te scheppen, dat zulke overschat
ting vergeten kan, om vroolijk het leven op nieuw te beginnen.
Eenzaam was de weg, waarop de schilder al droomende voort
ging. De donkere pijnboomen, die een aangenamen geur verspreid
den en wier blootliggeude wortels dikwijls ver van de stammen
verwijderd waren, beschutten hem voor de namiddagzon, terwijl
aan de andere zijde zich eene vlakte bevond, waar weilanden en
stoppelvelden en daarboven een blauwen hemel met een bleeke
doch heldere kleur, de onbedriegelijke voorbode van den naderenden
herfst, de blik van den wandelaar ongehinderd deed voort/.weven.
.Vau deze zijde gezien was liet landschap, thans verschoond van het
gouden zonnelicht, niet oubekooilijk, maar zeer eentonig, terwijl
aan de rechterzijde het zich ver uitstrekkende woud elk uitzicht
verborg op het bekoorlijke heuvelachtige land en op de bergen aan
den achtergrond.
„Wanneer zal ik toch het einde van dit bosch bereikt hebben?"
sprak Guido, ongeduldig staan blijvende, terwijl hij met den rug
tegen een vooruitspringenden pijnboom leunde en rondkeek over
de door het zonnelicht beschenen vlakte.
„Zoodra de boomen ophouden, antwoordde eene heldere, lachende
vrouwenstem dicht achter hem.
Bij deze onverwachte ontmoeting schrikte Guido een weinig.
„Eene zeer wijze opmerking," antwoordde hij spoedig gevat en zag
naar de ongevraagde spreekster om. Deze was echter het schrikken
van den schilder niet ontgaan, want ze barstte terstond na het
eigenwijze antwoord dat ze gegeven had in een schaterend lachen
uit, dat echter ophield toen Guido zijne donkere oogen op haar
gericht hield. Wat hij hier in de eenzaamheid ontdekte, moest wel
iets verrassends zijn. Geheel alleen, in een oord, ver verwijderd
van de geliefde zomerverblijven der stedelingen, zat op ongeveer
tien schreden afstands, op den mossigen boschgrond, een zeer jong
meisje, eene kleine, sierlijke kindergestalle van vijftien of zestien
jaren in lichte zomerkleeding, terwijl een paar elegante laarsjes van
onder den zoom der kleeding zichtbaar waren. Weelderige, zwarte
lokken omgaven het smalle, blanke gelaat, waarin een paar groote,
donkere oogen en kersroode lippen uitblonken.
„De opmerking is echter minder wijs, dan waar," antwoordde
de jonge dame vroolijk, bleef op hare plaats zitten en beantwoordde
onbeschroomd den blik vau den jongman.
Guido trad een paar schreden nader om het kleine meisje, dat
hij hier zoo onverwachts had ontmoet, beter in oogenschouw te
kunnen nemen. Er was echter niets bijzonders te zieneen gratieus,
elegant kind „meisje" kon men haar nog niet noemen, dat met
lachenden mond en vroolijke oogen naar hem ofrzag, zonder voor
den vreemden man bang te zijn of weg te loopen.
„Wat beweegt u, om u zoo geheel alleen in het bosch te hege
ven?" vroeg hij eindelijk. „(lij zijt zekerlijk uwe gouvernante
ontloopen."
„Ik heb geen gouvernante," zeide de kleine op een toon, alsof
ze zich door die woorden beleedigd gevoelde, terwijl ze haar hoofdje
toornig in den nek wierp. „Er is hier in den omtrek niemand, die
mij kan berispen; ik ga altijd alleen in het bosch, omdat ik dat
zoo wil."
Guido lachte. „En gij deelt mij maar terstond met de grootste
naïviteit mede, dat zich hier in den omtrek niemand bevindt. Als
ik mij nu eens uwe zao belangrijke mededeelingen ten nutte maakte
om in alle stilte een aanslag op uw kleine persoon te beproeven
Wie waarborgt u er voor, dat ik geen struikroover of moorde
naar ben?"
„O, stellig niemand," antwoordde zij en dartele vroolijkheid
fonkelde iu hare donkere oogen. „Slechts dit is mijn waarborg,
dat dergelijke lieden niet met een 'schildersmnppe onder den arm
bij helderen zonneschijn gaan wandelen. Doch al is het ook, dat
wij dat bijzondere laten passeeren, geloof mij, dat ik, in het
ergste geval, voortreffelijk kan loopen."
„Deze logica moet ik laten gelden," antwoordde de schilder,
terwijl hij lachend een blik op zijn mappe wierp. „Daar ik mij
dus als een niet gevaarlijk persoon in uwe oogen heb gewettigd,