leveranciers door bemiddeling van hoogen invloed voor geschikte personen verkrijgbaar zijn." In de Amst. Crt. doet L. de vraag waarom men, met het oog op het daltonisme, waaraan onderscheidene menschen lijden, geen sein-stelsel uitdenkt dat voor alle ziende oogen kan dienen. Waarom laat men de meest bedriegelijke kleuren niet uit het stelsel weg, of waarom seint men niet met figuren (driehoek, cirkel enz.) of getallen (één bol, twee bollen enz.) alles bij avond verlicht. In de algemeene vergadering van het Nederlandsch Zendelinggenootschap in de Zuiderkerk te Rotterdam, hield jl. Woensdag avond ds. J. Knappert, van Leiden, de opwekkende rede naar aanleiding van Joh. 16 33c. In de volgende zitting deed de zendeling Teffer eenige mede- deelingen omtrent zijne ervaringen op het eiland Savoe, en verhaalde hij vervolgens op welke wijze hij, in navolging van Hamburg, een diaconessenhuis bad gesticht in Leeu warden. Verder gaf een artikel van den Barnier zendeling, dr. Schreiber, over den Islam in Nederlandsch-Indië, aan leiding tot belangrijke beraadslaging. Daarop behandelde de vergadering de vraag: „Wat is de reden, dat er nog vele opregte christenen gevonden worden, die zich aan de zending niet laten gelegen liggen?" nadat deze op voortreffelijke wijze was ingeleid. Daarna werd de 83ste jaarvergadering gesloten. Jl. Dingsdag morgen is in den polder Binnenland onder de gemeente Barendrecht aan een wilgenboom in eene weide hangende gevonden het lijk van een manspersoon, vermoe delijk Duitscher. Zijn wit katoenen overhemd was gemerkt V. Des avonds te voren had hij bij den herbergier B. van den Berg te Barendrecht om logies gevraagd, waarbij hij zich van de Duitsche taal bediende. Het logies werd hem niet gegeven, wel een glas bier dat hij bestelde en uitdronk, maar niet betaalde. De man scheen zeer gejaagd en onrustig en sprak, zoo dikwijls men hem iets vroeg, van Rotterdam. Het lijk is overgebragt naar het lijkenhuis op de algemeene begraafplaats te Barendrecht. Jl. Woensdag avond is op de Kranskade te Utrecht een kind jammerlijk om het leven gekomen. Een jongen, die belast was twee kinderen, een jongen en een meisje, in een kinderwagen te rijden, reed met zulk een vaart van de daar zijnde helling, dat de wagen hem ontsnapte en in den singel teregt kwam. Alhoewel onmiddellijk hulp opdaagde en beide kinderen er betrekkelijk spoedig uit werden gehaald, was liet jongste reeds dood. Te Deventer worden thans groote hoeveelheden Duitsche aardappelen aangevoerd, die verkocht worden voor f 4.25 per hectoliter. Uit verschillende plaatsen worden klagten vernomen, dat, terwijl de veeprijzen dalen, de vleeschhouwers het vleesch op denzelfden prijs houden. Inwoners van Amsterdam, Delft en Assen o. a. beklagen zich in ingezonden stukken in verschillende bladen daarover. De dagbladen van Atrecht deelen mede, dat dezer dagen aldaar eenige stieren door de voorstad Bouville gedreven wordende, een zich van de kudde verwijderde. De geleider, een jongeling van 17 jaren, liep hem na en trachtte hem met de zweep terug te drijven. De stier, een groot en sterk dier, werd woedend, keerde zich om, wierp den drijver in een greppel, en kwam met een nieuwen aanloop op zijn gevelde tegenpartij terug. Maar de hond, die de kudde vergezelde, het gevaar radende waarin zijn jonge meester verkeerde, sprong bliksemsnel op den stier aan, greep hem in den neus, klemde zich met tanden en nagels vast, en hield den viervoetigen geweldenaar in bedwang totdat er hulp toesnelde. In een correspondentie van Soerabaija aan de Locomotief wordt een belangwekkende beschrijving gegeven van de opening der spoorweglijn Soerabaija-Pasoeroean-Malang. Op den bepaalden tijd verlieten de treinen voor Soerabaija stormen reeds te bespeuren is, dat alles ziet, gevoelt en beleeft men slechts in de landelijke eenzaamheid." Nu begon voor Lucia op nieuw dat oude, ongestoorde, vrije leveu, zooals ze dat in vroegere jaren te Eberfing geleid had. Dagelijks deed zij verre wandelingen, zonder zich te laten afschrik ken door den voorjaarsregen, die den bodem van het bosch door weekte. Haar vader beweerde dikwijls lachende, dat zij aan hare sierlijke laarsjes de halve aarde uit den omtrek mede in het slot bracht. De vrijheer had tegen zulke tochtjes volstrekt niets in te brengen; integendeel, hij was gelukkig, dat het haar te Eberfing zoo goed beviel. Hij zelf had nimmer tegen weer en wind opge zien dat had hem krachtig gemaakt, evenals Lucia sedert hare eerste kinderjaren alle weer had verdragen. Dat ze tijdens haar verblijf in de stad voor de vochtigheid van den grond en de guur heid van het weder vatbaarder kon geworden zijn, was hem in het geheel niet in de gedachte opgekomen. Hoe verschrikte de heer vo'n Berchbeim dus, toen Lucia op zekeren morgen niet, zooals gewoonlijk, aan de ontbijttafel verscheen en haar kamermeisje liem het bericht bracht, dat hare jutl'rouw den afgeloopen nacht zeer onrustig was geweest, afwisselend over hitte en koude had geklaagd en thans nog in eene soort van koorts achtige sluimering te bed lag. Hoe diep bedroefd stond de ontstelde vader aan het bed zijner zieke dochter, toen hij die sierlijke gestalte met eeu gelaat, dat "van koortshitte gloeide, voor zich zag. Voor waar, toen eerst kwam de gedachte bij hem op, dat Lucia zich aan de ruwe Maart, met hare stormen en regenbuien, al te onvoor zichtig had blootgesteld; dit lieve, teedere schepseltje was zeker niet bestand om z.ulke stormen te trotseeren. Doch, helaasnu was het te laat om eenige verandering te kunnen aanbrengen. Het jonge meisje was, niettegenstaande de herigheid der koorts, bij haar volle bewustzijn. Zij troostte haren vader over haar toe stand, die, zooals zij meende, hem niet de minste bezorgdheid behoefde in te boezemen, doch de pijnen vermeerderden steeds bij elke ademhaling en de koorts nam in hevigheid toe. De doctor verklaarde, dat de ziekte eene longontsteking in hevigen graad was, veroorzaakt door eene zware gevatte koude. Rusteloos en rillende van koude wierp de kranke zich verschei dene nachten achtereen heen en weer op hare legerstede. Daar buiten huilde de slorm met ongekende hevigheid; duister brandde de nachtlamp in de ziekenkamereentonig tikte het groote uurwerk. Van eeu leuningstoel in een donkeren hoek van het vertrek vernam men het zachte snorken van de vermopide waakster en daartusschen in werden zware zuchten van het ziekbed gehoord. Af en toe werd de deur geopend en trad de kommervolle vader zonder het minste gedruisch te maken binnen om naar zijn lieveling te zien, die hier onrustig en lijdend de uren sleet; zoo jong en zoo nabij den rand van het gTaf. Welke gedachten gingen er door het hoofd van dit jonge meisje, terwijl ze meestal bij haar volle bewust zijn den dood tegemoet zag en de uren helaas! zoo langzaam voorbijgingen? Op twintigjarigen leeftijd, als liet leven hoopvol voor den mensch ligt, behoort er voorzeker moed toe om de ge dachte van te moeten sterven te kunnen verdragen. Wist Lucia in welk een gevaarlijken toestand zij zich bevond? Las ze het uit de ontroerde blikken haars vaders? Nimmer kwam een woord hiervan over bare lippen. Wordt vervolgd.) en Pasoeroean het station; ook de reizigers voor Malang hadden inmiddels hun plaatsen in de waggons hernomen en een oogenblik later stoomden we het gebergte in. Een prachtig panorama ontrolde zich al spoedig aan onze oogen. Nu eens trokken we langs uitgestrekte rijstvelden en riet- tuinen, op den achtergrond waarvan zich deze en gene suikerfabriek met haar rookende schoorsteenen verhief, dan weder ging het door geheel woeste streken langs een uit gegraven weg, aan weerszijden waarvan kolossale steen massa's verspreid liggen. Waarlijk, de inderdaad gevaarlijke passage door Goenoong Gfmgsir op de lijn Soerabaija- Pasoeroean verdwijnt, bij dezen onmetelijken doortogt ver geleken, geheel in 't niet. Men huivert bij den aanblik van die uitstekende steenklompen en bij de gedachte aan een déraillement, dat bij eventueel loswerken dier steenen gemakkelijk kan plaats vinden en onvermijdelijk de grootste ongelukken na zich moet slepen. Somwijlen langzaam, dan weder fnll speed voortstoomende, hadden we successievelijk de fraai gelegen haltes Wonokerto, Soekoredjo en Sengon bereikt. Van laatstgenoemde plaats doet zich eerst het moeijelijkste gedeelte van den weg voor; boven onze hoofden verheffen zich hier en daar houten bruggen en aquaducten, rustende op sierlijk gemetselde bogen. Wij passceren een tal van viaducten en eindelijk die van Sentooi, de grootste op deze lijn. Het is een prachtig kunstwaterwerk, een arbeid die den ingenieur der staatsspoorwegen alle eer aandoet. Men duizelt bij het passeeren van dat op fraaije ijzeren pijlers rustende viaduct en bij het aanschouwen van den diepen' afgrond, die de twee steenen landhoofden van elkander scheidt. Een berg stroom ontlast zijn watermassa in die met groote en kleine klipsteenen bezaaide diepten en doet den reiziger verbaasd staan over de wilskracht en energie, gevolgd op het stoute plan om over dien onmetelijken afgrond een spoorwegbrug te slaan. De telegraaflijn zagen we nu eens boven ons, dan weder een 50 a 60 voet beneden de rails; de woeste natuur met haar ontzaglijk breede en diepe ravijnen moet bij het leggen van die lijn de grootste moeijelijkheden veroorzaakt hebben. De opening der lijn mag ongetwijfeld als een gewigtige gebeurtenis voor Java's oosthoek, maar inzonderheid voor Soerabaija en Pasoeroean beschouwd worden. Malang ook gaat nu een schoone toekomst tegemoet. Uit Cherbourg wordt berigt, dat aldaar 500 schapen uit Canada zijn aangekomen, en volgens de Patrie zijn die nog maar de voorboden van een overstrooming van schapen. In de Jura, tusschen Arc-Senans en Dole, ligt een dal, door de bewoners het liefdedal geheeten (Val (TAmour). Hoe het dal aan dien vreemden naam kwam wordt heden door eene onbekende dame in het Petit Journal verhaald, Het blijkt, dat het dal dien naam dankt aan eene legende, die onder den naam„de twee koningskinderen* met geringe wijzigingen in een groot deel van Europa, ook in ons land, bekend is. „De schoone vlakte van het liefdedal was eeuwen geleden, slechts eene groote uitgestrektheid water. Aan de beide oevers bevonden zich twee kasteelen, het eene bewoond door een jongen ridder, het andere door eene schoone edel vrouw. lederen nacht bragt de jonge ridder der edel- vrouw een bezoek; met een bark stak hij het water over. De dienstmaagd van de edelvrouw had in lastlederen nacht een licht te ontsteken, opdat het zou kunnen dienen tot wegwijzer voor den jeugdigen kasteelbewoner; zijn bark stuurde hij in de rigting van dat licht. Maar op zekeren nacht, men weet niet waarom, bluschte de dienstmaagd het licht, de ridder verdronk en de schoone edelvrouw was zoo bedroefd, dat ze het water liet verdroogen om liet lijk te kunnen vinden van den zoo betreurden minnaar. Sedert werd de vlakte bebouwd, maar het water komt weer te voorschijn, zoodra men graaft." Een stuk van den bark wordt den belangstellenden reiziger nog vertoond door een boer uit het dorpje C'hissey, die het als een erfstuk heeft bewaard. Hongaarsche bladen berigten, dat eenige grondeigenaren te Cyöngyo proefnemingen hebben gedaan met het aanplanten van koffij, die goed geslaagd mogen heeten. Reeds drie jaren geleden waren zij er mede begonnen, maar de eerste oogst viel, wat de kwaliteit betreft, niet naar genoegen uit, ofschoon de vrucht, wegens den goed- koopen prijs, bij de plattelandbewoners de geïmporteerde koffij verdrong. Maar thans moet de Cyöngyo-koffij zoo voortreffelijk zijn, dat zij ook in aanzienlijke huisgezinnen wordt gebruikt. De Quaestor van het huis der afgevaar digden Ladislaus, Rovacs, noodigde zelfs onlangs den minister van Koophandel, baron Kemeny, op Cyöngyo-koffij. VisotLtoerigten. De aanvoer van viscli beteekende Donderdag meer dan men vermoeden konop zee was meer gelegenheid geweest dan aan den wal. De prijzen der visch waren hoog door de ophanden zijnde vastendagen; alleen de rog was beduidend in prijs gedaald, om reden er in België veel aanvoer was. Gisteren arriveerden een 20tal schuiten met de vangst van 2 nachten, die de reis binnendoor het Vliet hadden gedaan. De ondste tongen waren niet erg goed meer en werden billijk verkocht. Heden is er weinig visch aan de markt; het was dezen nacht op zee windstil. Benoemingen, enz. Tot ontvanger der directe belastingen en accijnsen te Wormer- veer c. a. is benoemd de heer W. F. R. P. de Salengre, thans in die betrekking ie Zijpe c. a. Aan L. A. Niderhauser, ook genaamd Niederhauser, conducteur der brievenmalen 1ste kl. alhier, is pensioen verleend ten bedrage van f 443 's jaars. Met ingang van 1 October a. s. zijn bevorderd: tot kapt. ter zee de kapt.-luits. ter. zee W. F. H. Cramer en H. van Goens, adjudant van Z. K. H. den Prins van Oranje; laatstgenoemde met afwijking van Zr. Ms. besluit van 26 Februarij jl. en met bepaling, dat hij in het genot zal blijven van zijn tegenwoordig tractement van kapt.-luit. ter zee; tot kapt.-luit. ter zee de luit. ter zee lste kl. A. baron Collot d'Escury; tot luit. ter zee lste kl. die der 2de kl. D. J. W. A. G. Coops en II. L. C. Wolterbeek Muller; tot off. van aam. 2de kl. die der 3de kl. I. F. van Gelsdorp en tot off. 3de kl. den scheepsklerk J. J. van der Ley. De luit. ter zee lste kl. J. C. de Ruyler de Wildt wordt met den 30 October a. s. eervol ontheven van de betrekking van adju dant bij den minister van Marine en met den 1 November gede tacheerd bij 's Rijks werf alhier. De luit. ter zee 2de kl. J. J. Poortman, dienende aan boord van het schroefstoomschip Marnix, wordt met den 25 dezer op non activiteit gesteld en met den 26sten vervangen door den luit. ter zee 2de kl. G. A. van der Mieden, wiens plaatsing aan boord van den monitor Krokodil wordt ingetrokken. Aan boord van dieu monitor wordt met laatstgenoemden datum geplaatst de luit. ter zee 2de kl. S. K. Sybrandi. De off. van gez. lste kl. N. C. Slegt, dienende aan boord van het fregat Evertsen, wordt met den 30 dezer op non-activiteit gesteld cn met den 1 October vervangen door den off. van gez. lste kl. VV. T. Clous. De off. van adm. 2de kl. P. K. S. Metman wordt met den 1 October a. s. geplaatst aan boord van het wachtschip alhier. De 2de luit. A. F. P. Carstens, vnn het 7de regiment infanterie, is in rang en ouderdom overgeplaatst bij het wapen der infanterie van het leger iu Oost-Indië. Statezx-Generaa.1. Eerste Hamer. Zitting van Donderdag 18 September. Het adres van antwoord op de troonrede, een eenvoudige weerklank op de openingsrede, is unaniem aangenomen. De heer van Twist erkende, dat dit kabinet door de omstandigheden noodzakelijk en het eenig mogelijke was. Omtrent de handelingen van het kabinet was zijne rigting vrij gerustgesteld na de jongste mededeelingen, vooral over de invoering der onderwijswet. Overigens zou hij de daden van het kabinet afwachten en verzekerde het van de welwillendheid der Kamer. De heer van Lijnden van Sandenburg betuigde zijn dank en vertrouwde, dat hij even lang op de medewerking der Kamer zou mogen reke nen, als hij overtuigd was van de goede verstandhouding der leden van het kabinet onderling. Tweede Hamer. Zitting van Donderdag 18 September. De heer Dullert, door den Koning benoemd, aanvaardde het presidium. Ingetrokken zijn de ontwerpen regelende de financiëele verhouding van Indië, uitgifte van schatkist-promessen, heffing der effecten-belasting, belasting in de doode hand, genenden staf en onderhoud van historische momi- menten. Ingekomen zijn verschillende begrootingen en ontwerpen betreffende nadere bepalingen van den suikeraecijns. Zitting van Vrijdag 19 September. De commissie van redactie voor een adres van antwoord op de Troonrede brengt haar ontwerp ter tafel, 't Wordt naar de afdeelingen verzonden. De zittiug wordt daarop geschorst tot 's namiddags 3 ure, toen de minister van Financiën de Staatsbegrooting voor 1880 aanbood met eene rede, waaruit blijkt, dat de uitgaven over de diensjaren 18761879 zijn of zullen gedekt worden behoudens een voorloopig verschil van 2f millioen behalve door de voor die jaren aangewezen middelen, door de overschotten van 1874 en 1875 en de leening van 1878, waarmede de 42 millioen der leening verbruikt zijn. Daarentegen zijn in dal tijdpeik, tegenover de gezamenlijke tekorten ad 35 millioen, niet minder dan 34 millioen 7 ton voor spoorweg aanleg en ruim 10 millioen voor vestingbouw besteed. Voor het dienstjaar 1880 bestaat het vooruitzigt, dat de gewone en tot zekere hoogte zelfs ook de buitengewone middelen en behoeften tengenover elkander in evenwigt zullen gebragt worden. Evenwel zullen voor de uitvoering der wet op het lager onderwijs en de verbetering van den Ilotterdamschen waterweg in 1880 belangrijke verhoogingen onvermijdelijk zijn, behnlve de in uitzigt zijnde plannen voor openbare werken. De financiëele toestand levert oogenblikkelijk geen overwegende bezwaren op, maar zal ernstig overleg vorderen met het oog op toekomstige lasten. Een nieuw beroep op 't crediet van den Staat zal noodig zijn. Versterking der gewone middelen door aauvulling van de inkomsten uit de belastingen zal mede niet achterwege kunnen blijven. De aanhangige financiëele wetten zijn ingetrokken, vooral omdat de minister niet zonder nadere studie die voorstellen onmiddellijk voor dc Kamer verdedigen wilde. Maar de toeleg der regering mag niet uitsluitend op vermeerdering van lasten, maar tevens op ver betering van de verhouding tusschen de onderscheidene belastingen gerigt zijn, waarbij dan gewis ook herziening der financiëele betrek kingen tusschen dcu Staat en de gemeente in aanmerking moeten komen. De minister besloot zijne rede volgenderwjjze „De bedoeling der Regering strekt niet uitsluitend tot vermeer dering van 's volks lasten zij wil vooral verbetering in de ver houding tusscheu de verschillende belastingen, waarbij dan eene herziening van de financiëele betrekkingen tusschen den Staat en de gemeenten in aanmerking z.d moeten komen. De Regering ontveinsde zich geenszins, dat aan dit ondernemen vele bezwaren verbonden zullen wezen; maar hoe moeijelijk die taak blijke, zij is de moeite waard, dat wij onze krachten er aan beproeven. De Regering houdt zich overtuigd, dat het haar daarbij aan welmeeuende medewerking van de zijde der Vertegenwoordiging niet zal ontbreken." Engeland.. In verschillende bladen hebben een lid van het Engelsclie Parlement en vier reisgenooten zich beklaagd over eene onheusche bejegening van de zijde der Gebr. Schreiber, hotelhouders op Rigi-Kulm. Zij waren lomp bejegend, toen zij nog eene derde kamer voor hnn vijven vroegen en, toen zij den hotelhouder zijn onbeleefd antwoord verweten, waren zij in den letterlijken zin des woords het hotel uitgeranseld en geschopt. De hotelhouder daaren tegen verklaart in Zwitsersche bladen, dat die reizigers hem op stokslagen kwamen onthalen, alleen omdat zij ver namen, dat zij geene andere kamers konden krijgen dan hun aangewezen waren. Gelukkig voor hem hadden de stokken zijner aanvallers elkander meer geraakt dan hem, zoodat hij weinig letsel bekwam in den tijd, die verliep, voordat zijn personeel hem kwam ontzetten. De vreemde lingen waren toen natuurlijk op straat gezet. Welke lezing van liet gebeurde de ware is, zal welligt nader blijken, want het Engelsclie Parlementslid heeft zijn beklag ingediend bij den gezant te Bern en bij de kantonnale regering van Schwyz. De Times bevat den volgenden brief, in de Engelsclie taal door den Koning van Abyssinië aan zijne consulaire agenten te Londen geschreven: „Van Zijne Majesteit Yohanis, Koning der Koningen van Ethiopië, aan Samuel King Co., consuls van Yohanis, Koning der Koningen van Ethiopië. Wel beminde vriend. Door de genade Gods bevinden ik en mijn volk ons wel. Wees gegroet. Ik heb u geen fraai geschenk, ook geen enkelen regel schrift gezonden, omdat de weg belemmerd is. Generaal Kirkham heb ik tot u gezonden met vele brieven voor u en voor Hare Majesteit, maar hij werd vergiftigd te Mushawa. Om deze reden heb ik aan u en aan Hare Majesteit geen brieven kunnen zenden. Ook te Mushawa heeft men den weg afgesloten, om aan Engelsche kooplieden te beletten in mijn land te komen, en mij te verhinderen geweren, kruid, slaghoedjes en vele andere dingen te koopen. Vroeger lieten wij altoos een bisschop uit Egypte bij ons komen, maar wegens den oorlog wordt mij dit niet meer vergund. Al die slechtheden aan mij bedreven heb ik aan Hare Majesteit geschreven; gelieve dit alles in Engeland te herhalen, in mijn belang."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 2