in zware ziekten hebben opgepast, weten hoezeer men
tusschen hoop en vrees wordt geslingerd, weten hoe zwaar
het leed te dragen is, wanneer de ziekte een doodelijken
afloop heeft, weten hoezeer de omstanders geestelijk en
ligchamelijk hierdoor worden ondermijnd. Men moet dit
ondervonden hebben om het te kunnen begrijpen, om den
omvang van een verlies, indien ik mij zoo mag uitdrukken,
eenigermate te kunnen tasten. Daarom waren de woorden
van den Heer Hofprediker van Koetsveld zoo treffend waar,
toen hij zeide, dat twee jaren niet voldoende waren geweest
om mijne kindertranen af te wisschen. Indien men dit
gedeelte van de te Delft uitgesproken redevoering niet ver
geet, en daarbij rekenschap houdt inet het onherstelbaar
verlies, door mij dezen zomer geleden, behoeft het wel geen
verder betoog, dat mijn gestel rust en kalmte van noode
heeft en mij gebiedend voorschrijft nog geruimen tijd in
stille afzondering door te brengen. Het is daarom dat ik
mij naar Zwitserland begaf, vooral om eenige troost en
opbeuring te zoeken en te vinden in het gezelschap mijner
tante Mevrouw de Prinses Maria van Wurtemberg, die mij
uitgenoodigd had eenige dagen bij haar te komen vertoeven.
„Mijne droefheid laat mij niet toe in het openbaar te
verschijnen. Ik gevoel mij daartoe te zeer geschokt en
gedrukt en wil reeds bij voorbaat de verklaring afleggen,
dat ik het volgende jaar mij ook zal onthouden bij de
opening der Staten-Generaal tegenwoordig te zijn.
„Ik draag de overtuiging in mij, dat het mij niet aan
belangstelling in 's Lands zaken ontbreekt, en dat, zoodra
de inwendige kracht wederom daartoe bij mij zal zijn terug
gekeerd, ik niet in gebreke zal blijven op een meer duide
lijke wijze te toonen, dat ik mij geheel wensch te wijden
aan de belangen van ons geliefd Vaderland. Het zij mij
veroorloofd hierbij nog een oogenblik stil te staan. Op een
feestmaal, te Amsterdam gehouden, gaf mijn onvergetelijke
oom Prins Hendrik openlijk te kennen, dat hij hoopte,
indien het eenmaal de Voorzienigheid zoude behagen hem
tot zich te roepen, zijn neef zijn voetstappen zoude drukken.
Deze opdragt werd door mij aanvaard, en in de laatste
tijden kwamen mij dikwijls de toen gesprokene woorden
voor den geest. Smart en zieleleed over de door mij
geledene verliezen zijn oorzaak, dat de eenmaal aanvaarde
opdragt op dit huidige oogenblik niet kan worden uit
gevoerd. Dit is slechts uitstel, maar geen afstel.
„Aan het einde van dit schrijven genaderd, zal de lezer
daarvan zich de vraag stellen, wat de bedoeling van dit
opstel is geweest. Het antwoord hierop kan hoogst een
voudig luiden.
„Ik wenschte de uitingen mijner droefheid, afwezigheid
bij plegtigheden, aan mijn landgenooten uit te leggen. Daar
deze uitingen reeds vroeger niet begrepen waren, had ik
eene gelegenheid gezocht om de aandacht der openbare
meening in Nederland daarop te vestigen. Ik had deze
gelegenheid tot nu toe niet gevonden. Zij wordt mij nu
door het in het „Dagblad" geplaatste stuk geboden en gretig
door mij aangegrepen. Ik wensch, dat mijne droefheid in
haar uitingen worde geëerbiedigd. Ik weet dat er bezwaren
aan de vervulling dezer bede zijn verbonden; want de
menschelijke geest eerbiedigt zelden hetgeen hij niet
begrijpt.
„Ik kan niet nalaten hieraan toe te voegen, dat na de
rampen, die mij sedert twee jaren troffen, de hofstad voor
mij een levend graf is geworden, waarheen het zwaar valt
terug te keeren."
Naar aanleiding van dit schril"ven, zegt het Rott.
Nbld. o. a.:
„Vooral tot dankbaarheid moet 's Prinsen schrijven
stemmen. We weten nu, wat we aan den Prins van Oranje
hebben, wat we van Hein mogen hopen en verwachten.
De verhouding tusschen Hem en de natie is volkomen
opgehelderd. Hij blijft getrouw aan de belofte, zijnen oom,
wijlen Prins Hendrik, gedaan, diens voetstappen te willen
drukken. Hij betreurt het, dat de aanvaarde opdragt op
Hij heeft voortdurend ijlende koortsen en is slechts zelden bij zijn
bewustzijn.
Lucia sprong verschrikt van haar stoel op; het bloed stolde haar
in de aderen. „Breng mij tot hem, papa!" sprak ze op een haas
tigen toon, „ik wil hem tot eiken prijs zien."
„Dat kan niet geschieden, lieve schatantwoordde de vrijheer
bedaard. Ik kan u onmogelijk naar Guido brengen, daar mij niet
bekend is aan welke ziekte hij lijdt. Op het bericht van den doctor
schrikte ik zóó, dat ik geheel vergeten heb daarnaar te vragen.
Doch zoo zijt gij, vrouwenEerst ruw en terugstootend, maar is
het medelijden eenmaal opgewekt, dan kent uwe offervaardigheid
geene grenzen meer. Ik heb Eelden liefgehad van het eerste oogen
blik af, waarin ik hem leerde kennen, doch het leven van mijn
eenig kind mag ik om zijnentwil niet op het spel zetten."
Ongeduldig had Lucia haren vader aangehoord. „Wat is er aan
miju leven gelegen," riep zij, „wanneer het zijne op het spel staat?
O, papa, weiger mij deze eenige, vurige bede niet; breng mij tot
hem. Ik zal wanhopend, krankzinnig worden, als ik hem niet
wederzie; ik heb hem zoo hartstochtelijk lief!" Zij bloosde hevig
en kwam bij het uitspreken dezer laatste woorden tot het bewust
zijn, dat zij het gevoel, dat haar bezielde, openlijk had uitgedrukt.
De vrijheer wierp een smartèlijken, maar tevens verwonderden
blik op zijne dochter en zeide met eene bewogene stem: „Als
het geluk uwer ziel van het wederzien vau Guido afhangt, Lucia,
dan wil ik u daarvan niet terughouden; maak u gereed, dan
gaan wij."
Even als op dien helderen morgen, waarop ons verhaal begon,
lag Guido op zijne legerstede, met zijn hoofd diep in de kussens
gedoken, doch geene zonnestralen drongen nu door de vensters,
geene lichten tooverden beelden op de vloersteenen, geene Duitsche
liederen weergalmden door de lentelucht; ach, het ziekbed stond
ver van het Duitsche vaderland cn het was avondEenzaam
en verlaten lag hij daar, met gesloten oogen en met de koortsgloed
op de wangen. Het was doodstil in de kamer; niets bewoog zich,
niets liet zich hooren, dan alleen het steunend geluid van den
kranke in zijne onrustige droomen.
Langzaam werd de deur geopend en Lucia von Berchkeim sloop
bijna onhoorbaar naar binnen.
„Wacht in de kamer hier naast, lieve papa!" had zij zacht ge
fluisterd en was daarop voorzichtig de kamer binnengetreden. Zij zag
naar haar geliefden vriend en lieete tranen kwamen in hare oogen,
toen ze hem zoo afgemat zag nederliggen. „Hoe geheel anders zou
het geweest zijn," zeide zij bij zichzelve, „als hij vroeger dat „kind"
niet versmaad en zich zulke sombere gedachten 1d het hoofd ge
haald had, dan zou het, ofschoon toen herfst, voor ons beiden
lente geworden zijn."
„Lucia!" klonk plotseling de stem van den kranke in eene
koortsige sluimering, „waarom wilt gij niet meer bij mij komen
onder den grooten pijnboom Kom toch, Luciaik zie u zoo gaarne
aan mijne zijde, als ik met schilderen bezig ben.
Zij trad onbeschroomd nader en legde hare koele hand op Guido's
heete voorhoofd. „Ik ben het, mijnheer Feldenzeide zij, den
zieke tot kalmte willende stemmen„ik zal bij u blijven, zoolang
gij het wenscht."
(Slot volgt.)
dit oogenblik door Hem niet kan worden uitgevoerd, maar,
„dat is slechts uitstel, geen afstel" en zoodra „de inwendige
kracht zal zijn teruggekeerd, zal Hij niet in gebreke blij ven,
op een meer duidelijke wijze te toonen, dat Hij zich geheel
wenscht te wijden aan de belangen van ons geliefd
Vaderland."
Uit die woorden spreekt de echte zoon van Oranje. Zij
zijn ons voor 't oogenblik genoeg. Met warme belangstelling,
met de oude genegenheid zullen we den Kroonprins volgen
op zijn buitenlandsche togten, met den vurigen wensch, dat
zij veel mogen bijdragen tot verkrijging van rust en kalmte
en tot verhooging van kracht en gezondheid, opdat Hij zich
weldra in staat moge gevoelen de gewigtige taak te aan
vaarden die Hem hier wacht: werkzaam te zijn voor de
belangen der natie. Zwaar moge dit u vallen, o Prins,
herinner u de woorden van den zanger, die ook veel heeft
geleden:
Zij keeren niet weder, de dooden,
En 't omzien wekt ijdele smart;
Wat staat gij? de rust is verboden!
Geen ruste, al bezweek ook uw hart
Geen rusteloos zwerven en smachten
Is 't leven: een Doel licht ons voor;
En worstlende winnen wij krachten,
En dwalende vinden wij 't spoor!"
Uit Hazerswoude meldt men aan de N. R. Crt.
„Een meisje te A. was aan het grassnijden in een boom
gaard aan den weg, waartoe zij van den eigenaar verlof had.
Een kennisje passeerde daar en vroeg om een paar peren
voor haar te plukken, hetgeen werd geweigerd. Hierop
volgde een steenworp, die juist het. grassnijdend kind bovenop
het hoofd trof. Het kind zonk neer en weinige dagen
daarna stierf het aan de gevolgen."
P. M. Tichelaar, te Westkerke, gemeente Scherpenisse,
beklaagt zich in de Zierikzeesche Nieuwsbode, dat men hem
verdenkt van zich opgehangen te hebben en dat, niettegen
staande hij zich in levenden lijve overal vertoont, dit praatje
niet alleen de wereld niet uitgaat, maar hoe langer hoe
meer verspreid wordt.
Hij voelt zich daarom, „als persoon in kwestie," verpligt
om aan 't publiek, „dat in deze zooveel blijken van belang
stelling gegeven heeft," mede te deelen wat er gebeurd is.
„Weet dan, schrijft hij, dat zich bij mijne woning
eene vrij groote kersenboomgaard bevindt'. Eenigen tijd
geleden, toen de kersen begonnen te rijpen, besloot ik een
stroopop te maken, die als schrik der spreeuwen dienst
zou doen.
„Ik toog aan 't werk, trok de pop een oud pak kleêren
van mij aan, gaf hem zooveel mogelijk een menschelijk
gelaat, en toen liet kunststuk klaar was, stond ik er over
verbaasd dat ik het als leek zoover in de beeldhouwkunst
gebragt had; want waarlijk indien men den verschrikker
van verre beschouwde, geleek hij wel wat op hem, die hem
gewrocht had.
„In den boomgaard deed hij goede diensten, en toen zijne
werkzaamheden afgeloopen waren, besloot ik om hein, ter
belooning, een rustigen winterdag in mijne schuur te geven,
niet vermoedende dat mij daar door hem zoo'n leelijke poets
zou gespeeld worden.
„Een paar dagen nadat hij door mij in de schuur gebragt
was, kómt mijn werkman M. F. aldaar, ziet de pop, denkt
in het eerste oogenblik dat de ondergeteekende daar zelf
hangt en zegt dan ook; „ik dacht waarachtig dat de baas
daar hing."
„Dit voorvalletje werd verder verteld: de een maakte er
dit, de ander dat bij en spoedig was 't een fait accompli,
dat Tichelaar zich had willen ophangen, doch gelukkig
nog bijtijds door zijn werkman was losgesneden.
„Het publiek weet nu hoe het praatje in de wereld is
gekomen, terwijl ik ten overvloede hier nog bijvoeg: dat
mij 't leven nog veel te zoet is, om tot dergelijke daad
over te gaan."
In den Tielerwaard is men druk bezig met het ver
zamelen van het zomerkoorn. Alhoewel het zich in het
voorjaar niet heel gunstig liet aanzien, valt het nu mede.
De tarwe, hoewel weinig verbouwd, is zeer goed. De
haver en boonen zijn welig gegroeid. Met den aardappel
oogst ziet het er minder gunstig uiter worden slechts
gemiddeld 41 hectoliter per hectare gerooiddaarenboven
zijn zij klein van stuk en is de kwaliteit slecht.
De weilanden, die reeds weder te huur worden aange
boden voor den tijd van zes jaren, zijn niet verpacht,
omdat zij zooveel minder in pacht konden opbrengen dan
vorige jaren.
De heer A. Looxma Ypcij, landeigenaar te Rijperkerk,
heeft zijn boex'en over het loopende jaar eene aanzienlijke
som op de huur kwijtgescholden, en ook de huur over het
volgende jaar met gelijke som verminderd.
De toonen van het „Iö vivat," die op dit oogenblik
(22 September) langs de straten weerklinken, zoo meldt de
Prov. Gron. Crt., verkondigen den aanvang der feestviering,
ter herdenking van het 265jarig bestaan der Groningsche
Universiteit op touw gezet, en die voor de zooveelste maal
getuigenis aflegt van de hartelijke genegenheid, die de
burgerij van Groningen hare academie toedraagt. Opge
wekter dan ooit is de stemming, kwistiger dan bij eenige
vroegere gelegenheid de versiering in tal van straten aan-
gebragt en waardoor zij als in tuinen herschapen zijn. De
afgevaardigden van de Leidsche, Utrechtsche en Amsterdam-
sche (militaire geneeskundigen) studentenkorpsen zijn Zondag
en die van het Delftsclie korps Maandag daar ter stede
aangekomen, om deel te nemen aan de feestelijkheden.
Wegens den rouw over den hoogleeraar Moll konden de
andere Amsterdamsche studenten zich niet laten vertegen
woordigen.
Door eenige jonge dames is aan de Groningsche studenten,
leden van „Vindicat," een prachtig vaandel, ter herinnering
aan het behoud der academie, geschonken, alsmede een
album met de namen der schenksters.
In het Noorden van ons land krijgen de vlasfabrieken
eene belangrijke uitbx*eiding. Vele werklieden vinden daar
ruim werk gedux'ende deix winter.
Reeds des voorjaars huurt de fabrikant van de landbouwers
den grond, die voor vlasbouw geschikt is. Het gereedmaken
van den bodem, tot zoover dat de zaaijing geschieden kan,
komt voor rekening van den grondeigenaai', terwijl het
lijnzaad en alle arbeid, die dan nog noodig blijken, voor
rekening van den fabrikant komen. Onder deze voorwaarden
ontving de landbouwer dit jaar omstreeks f 220 per hectax*e.
Zoo wordt er dikwijls gehandeld, maar mexxigeen verkoopt
het vlas eerst wanneer het volgroeid is.
De vetweiders in 't noorden des lands treffen het
bijzonder gunstig, wat bet later weidegras aangaat. In geen
jaren namelijk was er zóóveel gras in de landen, zoodat er
streken zijn, waar ééns zooveel vee als anders is opgeslagen,
dat nog volop profiteert van liet vele en kx-aebtige voedsel.
Op de melkerij heeft zulks eveneens een gunstigen invloed;
evenals 's zomers (onzen gepasseerden natten zomer niet
medegex-ekend) worden er 's morgens en 's avonds nog
emmers vol binnengehaald. De botermaak (al zijn de prijzen
slechts middelmatig) is dan ook alom nog in vollen gang
en levert verblijdende resultaten.
V isclilDeristerL.
Door aanhoudend ruw weder was er sedert Dingsdag zeer weinig
aanvoer van versche visoli. Een botter bragt een 80tal doode
tongen en een tarbot, die duur verkocht werden. Een Texelaar bragt
120 roggen, die hij in 4 partijen si 30 tegelijk afsloeg en waarvan
dc prijs van 86 tot 104 cent per stuk liep.
Benoemingen, enz.
Met ingang van 1 October a. s. is benoemd tot notaris binnen
het arrondissement Alkmaar, ter standplaats de gemeente Zuid-
sclnirwoude, de heer P. G. Duker, thans notaris te Andijk.
Met den 31 October a. s. is de schout-bij-nacht J. vau Gogh
eervol ontslagen uit de betrekking van directeur en kommandunt
der Marine te Amsterdam, onder dankbetuiging voor zijne in die
betrekkiug bewezen dienstenmet ingang van 1 November is in
zijne plaats benoemd de schout-bij-nacht W. B. F. Escher.
De luits. ter zee 1ste kl. M. A. Medenbach en Z. J. Cainbier,
tijdelijk 1ste officieren aan booi-d van de opleidingsschepen Anna
Paulowna en Admiraal van Wassenaer, worden met den 31 dezer
op non-activiteit gesteld.
De adelborsten 1ste kl. J. J. W. H. vau der Toorn, H. YV.
Tydeman, W. Naudin ten Cnte en J. W. Termijtelen, dienende aan
boord van liet schroefstoomschip Marnix, worden met den 5den
October a. s. op non-activiteit gesteld en den 6den vervangen door de
adelborsten 1ste kl. L. A. van Asperen van de Velde, J. G. A.
Goedhart, D. A. van Drooge en J. C. P. Kraijenhoff van de Leur.
De oil. van gez. 1ste kl. D. Matak Fontein, dienende aan boord
van het wachtschip alhier, wordt met deu 15 October a. s. op
non-activiteit gesteld en met den 16den vervangen door den
off. van gez. 1ste kl. L. P. Gijsberti Hodenpijl.
Staten-Greneraal.
Tweede Kamer.
Zitting van Dingsdag 23 September. De algemeene strekking
van het adres van antwoord op de Troonrede is aangenomen met
51 tegen 22 stemmen. Naar aanleiding ecner uitvoerige discussie,
waarbij vooral liet belang werd aangetoond om den loop der crisis
en de formatie van het kabinet te weten, gaf de heer van Lijnden
uitvoerige xnededeelingen en zeide later overlegging der betrekkelijke
stukken voor de leden toe. Hij liet vooral tegenover den heer van
Houten uitkomen, dat, iudieu de regeling van het kiesregt grond
wetsherziening eischte, de regering daarvoor niet zou terugdeinzen.
Staande voor het feit der bekrachtigde schoolwet, moest de regeriug
de middelen tot uitvoering cr van onderzoeken. Zij wil overigens
staan boven de partijen en zaken afdoen. Men is genaderd tot
paragraaf 6.
Zitting van Woensdag 24 September. De discussie over het
adres van antwoord op de Troonrede wordt voortgezet. Aan de
orde was 6 (Handel en Nijverheid). Eenige leden kwamen op
tegen de in de Troonrede vervatte absolute verklaring der regering
over de handhaving van de vrije handelspolitiek. De ministers van
Buitenlandsche Zaken en vau Financiën beantwoordden de sprekers
laatstgenoemde miuister deed uitkomen hoe Nederland ook iu
vroegeren tijd met gunstig gevolg het stelsel op vrije handel heeft
voorgestaan, zelfs toen Engeland de befaamde Navigatie-acte uit
vaardigde. Paragraaf 6 is ten slotte aangenomen met 57 tegen
17 stemmen.
FranKrlJ is..
De minister van Oorlog heeft aan de soldaten toegestaan
in dienst een bril te di'agen, wanneer zulks door een
geneeskundige noodig wordt geacht.
Jl. Maandag heeft te Marseille een zoo hevig onweder
gewoed, dat de oudste lieden zich niet konden herinneren
een dergelijk te hebben beleefd, en welligt is nimmer het
feit geconstateerd, thans waax-genomen, dat, in ééne bui de
bliksem twintig malen is ingeslagen.
Engelana.
De geheimzinnige zaak van Tichborne dx-eigt weder
op het tapijt te komen. Men herinnert zich, dat de pretexx-
dent van de kolossale nalatenschap van Roger Tichborne
tot 14 jaren dwangarbeid werd veroordeeld, nadat aan bet
liclxt gekomen was, dat hij niet de zoon van lady Ticlxboxme,
maar van een slagter in Wapping was. Alleen geleek hij
sterk op den erfjgenaam. Ilij heette Arthur Orton. Nu
echter verzekert een scheepskapitein, die den wezenlijken
Arthur Orton heeft gekend, dat de gevangen persooix te
Portland dezelfde niet is. De zaak komt daardoor in een
nieuwe face; er is een petitie in omloop, waarin op vxdj-
lating van den veroordeelde of althans op hex'ziening van
het proces woi'dt aangedrongen. Het is echter te betwijfelen,
of de minister van Binnenlandsche Zaken Cx'oss aan dat
verlangen zal voldoen.
Dultscmana.
Te Berlijn is een restaux'atie geopend, die, wat de loca-
liteit betreft, zeker zonder wedex'gade is. Zij is namelijk
geheel gebouwd en ingerigt als een schip, met hutten van
de 1ste, 2de en 3de klasse. Blindelings binnengebragt, zou
men bij liet heropenen der oogen niet beter weten en er
geen oogenblik aan twijfelen, of men bevond zich aan booi'd
van eene groote transatlantische stoomboot. De illusie wordt
nog vergroot door de wijze van bediening, die door matrozen
in het zeemanspak geschiedt.
Nooit gedacht en toch gekx-egen, mag het Berlijnsch
paar wel zeggen, dat voor 8 jaar in het huwelijk trad en
zich nu in een vijftal kindei'en veidieugt, nadat hun echt
7 jaren kinderloos bleef. Verleden jaar in het begin van
October beviel het vrouwtje van twee meisjes en de vorige
week weder van drie. Er is niets liefelijker, zegt de
onbescheiden berigtgever, dan die vijf aardige meisjes,
waarvan het oudste nog geen jaar oud is. De ouders zullen
intusschen wel niet wenschen, dat de kinderzegen hun in
zoo toenemende mate blijft te beurt vallen.
Dat iemand bestraft wordt als hij burengerucht maakt
is billijk, maar dat een veefokker beboet kan worden, omdat
het geloei zijner koeijen zijn buurman hindert, is toch wel
wat ei'g. Een boer in Sinzig, bij Coblenz, had een jong
rund, dat eiken middag door luid geloei zijn blijdschap te
kennen gaf over het naderen van het etensklokje. Een
buurman verdroot dit, exx hij verzocht den boer dus het
dier te vex'koopen, wat deze gaarne wilde, mits men hem