HELI»CRS€HË EN NIEIIWEIMEPER COURANT. Nieuws- en Aivertatieblai voor Hollands Noorderkwartier. 1879. N°. 136. Woensdag 12 November. Jaargang37. „W ij huldigen li e t goed e." Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zatnrdag namiddag. Ab )nnemeut8prij9 per kwartaal1.30. franco per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. itureau: MOLENPLEIN N°. 1(1:1. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Imiië. Laatste ligting 's avonds 6 uur. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente ANNA PAULOWNA brengen ter openbare kennis, dat door ben voorloopig vastgesteld en gedurenpe de eerst volgende veertien werkdagen, op de Secretarie der gemeente, voor een ieder ter lezing is nedergelegd het Suppletoir Kokier van den Hoofdelijken Omslag voor het dienstjaar 1879. Anna Panlowna, den 10 November 1879. Burgemeester en Wethouders voornoemd, C. E. PERK, Burgemeester. A. J. DE JONGH. Secretaris.. HELDER en NIEUWEDIEP, 11 November. Jl. Zondag beeft de verkiezing plaats gehad van vijf notabelen bij de Hervormde gemeente alhier. De uitslag is geweest, dat gekozen zijn de heeren J. Goedkoop, P. Ivindt, J. Breebaart, D. de Lange en C. Abbenes. Enkele huisvaders alhier hebben dezer dagen, op het voorbeeld van elders, er de proef van genomen om onder elkander eene koe te slagten. Zij kochten op de markt een uitmuntend, goed doorweid beest van ruim 500 halve KG. (lste kwaliteits gewigt), en na dit te hebben laten slagten, kwam bun bet vleesch, na aftrek van alle onkosten, op 27 cents het halve KG. Ieder die in de gelegenheid was dit vleesch te zien, erkende dat het er delicieus uitzag en zeer goed met het zoogenaamde lste kwaliteits vleesch der slagters, maar bovenal met het afgehakte vleesch, dat per spoor of andere gelegenheid van elders wordt ingevoerd, kon concureeren. Eerstdaags zullen alhier proeven genomen worden met optische telegraphie tot het wisselen van berigten tusschen oorlogschepen en de kust, naar het stelsel door den luitenant-kolonel ingenieur Kromhout ontworpen. 19) El ESJE VAN DEN LOMPENMOLEN. Naar het Hoogduitsck van W. Heimbcrg. {Vervolg.) Nelly gaf een gil van schrik, zijne moeder sprak geen woord dat was het ongeluk, waarvan zij een voorgevoel had gehad zij drukte alleen zijne hand vast in de hare, als konde zij hem daardoor onttrekken aan een woesten, naren droom. „Maak mij niet week, mama!" bad hij en drong haar zachtjes naar een digt bij staanden stoel, „het helpt niets; hoe kon ik mij ook verbeelden hij lachte bitter „dat zij steek het licht op. Nelly!" sprak hij toen kortaf, „en bereid grootmama voor! Ik heb niet veel lijd; morgen moet ik weder weg." Met bevende handen ontstak Nelly de lamp; haar helder licht bescheen Array's blecke trekken; hij stond nog op dezelfde plaats en staarde somber voor zich uit. Army, mijn lieve Army!" fluisterde zijne zuster, en sloeg snikkend hare armen om hem heen. Hij streek haar gedachtenloos over het haar. „Daar is grootmama!" riep zij toen en liep de oude dame tegemoet. Army," vroeg deze, haastig binnentredende, „wat beteekentdat? Ik wilde Sauna niet gelooveu, die beweerde, dat zij u in den gang ontmoet had. Waar is Blanka? Waar is de overste? Wat beduidt het, dat gij alleen „Dat beteekent," antwoordde hij langzaam, en op elk woord drukkende, „dat mijne bruid mij heden morgen even voor ons vertrek, genadig heeft ontslagen; zij heeft mij niet lief, liet zij mij zeggen, als grond voor haar plotseling besluit, en, die reden is geldig genoeg, bij God!" Weder lachte hij spotachtig. De oude dame waggelde achteruit, als van den bliksem getroffen. „Het is niet mogelijk," stamelde zij doodsbleek. „Dat zeide ik heden morgen ook, toen de overste mij dit uit eenzette en verklaarde," voer Army voort, „en ik heb wel honderd keer de hand aan mijn hoofd gebragt, en mij afgevraagd, of ik ook krankzinnig of iets dergelijks geworden was. Maar neen, het is een feit, Blanka van Derenberg is mijne bruid niet meer." „Army, was er dan niets vooraf gegaan?" vroeg zijne moeder, die als vernietigd in haar stoel zat. „Wat voorafgegaan was?" antwoordde hij op snijdenden toon. „Welnu, de opening van het testament. Blanka van Derenberg is eenige erfgename van het groote vermogen dat is alles. Waarom zou zij een man huwen, dien zij niet bemint? Maar wees gerust, grootmama hij naderde de sidderende vrouw, die zich met beide handen aan een stoel vastklemde, „zij heeft toch een edel karakter zij vermoedt, dat mijne verloving mij onkosten heeft veroorzaakt, en daarom liet zij mij door haar vader berigten, dat zij bereid was al mijne schulden te betalen. Dat was toch één troost voor den afgedankten bruidegom, voor den dommen jongen, die met dwaze liefde aan dit valsche schepsel hing!" Hij had gedurende het gesprek met een kristallen bokaal gespeeld dien hij gedurig ronddraaide; nu wierp hij dien op den grond, dat hij kletterend uit elkander sprong en de scherven over den vloer rolden. „Army!" klonk het angstig van de lippen zijner moeder, terwijl zij hare bevende handen naar den opgewonden jongeling uitstrekte. De oudé barones had zich in hare volle lengte opgcrigt. „Dat zullen wij ons niet laten welgevallen," sprak zij toornig. „Blanka erft in ieder geval Blechts onder voorwaarde, dat gij haar echtgenoot wordt; Men schrijft ons van Texel, dd. 10 dezer: „In onze afdeeling van het Protestantenbond zal op den 14 November e. k. als spreker optreden de heer v. d. Vegtc van Krommenie en den 28sten daaraanvolgende de heer Peaux van Haarlem." „Verder vernemen wij, dat op den 24 dezer maand in de afdeeling Texel der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen de heer van der Linden van Barsingerhorn als spreker zal optreden, dewijl de heer Berk voor 't houden eener lezing heeft bedankt." „Dat de Algemeene Bewaarschool alhier inderdaad in cene algemeene behoefte voorziet, kan daaruit blijken, dat op de dusgenoemde Christelijke Bewaarschool van de 11 leerlingen, die bij do opening der school geplaatst werden, nog maar 7 overgebleven zijn, terwijl de Algemeene Bewaarschool ongeveer 90 leerlingen telt. Kon men in 's hemels naam er maar toe besluiten om die Christelijke Bewaarschool in eene algemeene aan eene der andere dorpen van Texel te veranderen; de kosten, daaraan besteed, zouden goede vrachten dragen, 't Is waar, men zou het gebouw aan den Burg moeten verkoopen, zelfs met schade, maar aangezien de liefde eischt dat men zich voor het geluk van den ander opofferingen getroost, kan dit geen bezwaar zijn. We geven ons idee ter overweging aan belanghebbenden." In onze correspondentie uit Schagen ter zake van het rederijkers-concours, voorkomende in 't voorlaatste nummer, werd abusivelijk genoemd de Rederijkerskamer uit Scheieneer dit moet zijn de Kamer uit Schagerbrug. De gemeentebesturen in de Streek (de zeven dorpen aan den drie en een half uur langen straatweg van Hoorn naar Enkhuizen) ontvingen verleden week een verzoekschrift van eenige heeren uit Delfshaven, om langs den straatweg door hunne gemeenten een stoomtramdienst op te rigten van Hoorn naar Enkhuizen en tusschengelegen plaatsen vice versa. Die zaak zoude in de Streek buitengewoon winst gevend zijn. Maar de aanvragers dienden dan op hunne kosten de slooten langs den smallen straatweg te dempen, het aangrenzende land doelmatig en ten genoege der land eigenaars met hekwerk af te sluiten, en, wilden zij ruimten voor halten en om elkander te passeeren, bekomen, zoo ik heb nog een brief van tante Stontheim „Denkt gij dan," vroeg Army, die in een oogwenk voor haar stond, „denkt gij dan dat ik haar ooit weer zou willen aanzien? Al lag zij voor mij op de kniecn, ik zou haar wegslooten, en al moest ik verhongeren, en gij allen met mij, geen cent nam ik van haar aan; eerder een kogel door den kop. Ja wel, een kogel, dat zou nog het verstandigste zijnzij heeft, immers mijn varier ook geholpen, zooals Blanka mij zeide, toen ik haar nog eenmaal dringend verzocht, met mij hier op Derenberg te wonen; zij was bang verklaarde zij in dit sombere nest, waar de laatste eigenaar zich zelf van het leven had beroofdha, haAllemaal redenen, waar een verstandig mensch niets tegen zeggen kan!" Zijn stem klonk heesch en half krankzinnig; de felste smart sprak uit zijne ontstelde trekken. „Mama! mama!" riep het meisje op hartverscheurenden toon, „Army is ziek, hij weet niet meer wat hij zegt." De blecke vrouw stond op van haar stoel, naderde haren zoon en greep zijne handzij wilde spreken, maar hare lippen bewogen zich zonder geluid voort te brengenhare oogen zagen hem zoo smartelijk biddend aan, alsof zij zeggen wildenheb medelijden met mij, heb ik nog niet genoeg geleden in mijn leven? Hij zag ze niet, die smeekende blikkenongeduldig poogde hij zijn hand uit de hare los te maken„het is genoeg, mamaIk denk niet aan sterven; ik zal leven voor u. Hier is overigens een brief van den overste voor de baronesse van Derenberg," voegde hij er bij, een brief uit zijn borstzak halende en die op de tafel werpende, „misschien eene verklaring, waarom het zoo het beste is, en zoo al meer." Hij streek met beide handen door zijn donker haar, en ging naar het venster; toen verliet hij haastig het vertrek. Een oogenblik heerschte er stilte binnen. Het fijne papier van den geopenden brief knarste in de handen der oude baroues. „Zie hier, Cornelie!" riep zij, „daar staat het; wat heb ik u zoo even gezegd? Een andere grond voor het verzoek mijner dochter aan uwen kleinzoon," las zij, „om haar de vrijheid terug te geven, is deze, dat dc Derenbergsche betrekkingen haar niet bevallen; het waarom? zult gij mij wel besparen; waarom zullen wij elkander hatelijkheden zeggen, nu wij op liet punt staan onze betrekking voor bet vervolg geheel af te breken. Ziet gij," viel zij zich zelve toornig in de rede, „dat is het gevolg uwer, liet gevolg van Nelly's onhandigheid in den omgang met het verwende meisje. Daar hebt gij nu de resultaten. Army heeft aan u, aan u alleen, het verlies van al zijne vooruitzigten te dankenO, het is vreeselijk, aan zoo vele domme denkbeelden, zulke bekrompen gevoelens geketend te zijn het ongeluk mijns levens!" De oude dame balde hare handen en zag met de diepste min achting op moeder en dochter neer. „Mij raoogt gij beleedigen, grootmama!" Nelly ging voor hare moeder staan, als om haar te beschermen „maar laat mama cr buiten! Vergeef mij, dat ik het waag, zóó tot u te spreken! Maar ik kan niet anders. Mama was altijd vriendelijk jegens Blanka, vriendelijker dan gij het geweest zijt. Ik heb Blanka trouwens nooit liefgehad, omdat ik gevoelde, dat zij zich alleen met Army verloofde, omdat tante het wensclrte. Eu nu zeg ikArmy mag God op zijne knieën danken, dat alles zoo gegaan is. En daarom bid ik u, grootmama, krenk mama niet door onverdiende verwijten om der wille van dat valsche, gevoellooze schepsel, dat zelfs onzen vader nog in hei graf belastert en hem tot een zelfmoordenaar Almagtige God!" viel zij zicbzelve in de rede, en was reeds naast hare bewusteloozc moeder op den vloer geknield, om te trachten zouden zij op zulke plaatsen strooken lands langs den straat weg kunnen onteigenen, waar dat land in eigendom behoort aan kerkgenootschappen. Dan hieven de landerijen der landbouwers en burgers onaangeroerd, en zouden de aan vragers van die zijden dus geen tegenwerking te vreezen hebben. Alle rijtuigen, die in sporen rijden, verschaffen den voetgangers veel meer veiligheid dan de gewone rijtuigen, wier rigting dikwijls zoo veranderlijk is. Ds. Lubach, predikant bij de Christ. Geref. gemeente te Edam, is door de commissie voor de inwendige zending benoemd tot reizend predikant in Noordholland, ter bekeering van de boeren tot het eenig ware geloof. De predikant heeft die betrekking reeds aanvaard. Door de officieren der Marine, te Amsterdam aanwezig, is aan het état-major der Willem Barendsz een diner aange boden aan boord van liet opleidingsschip Wassenaer. De op Z. M. den Koning uitgebragte dronk werd door eenige anderen gevolgd, die allen getuigden van de waardeering van de Marine voor hetgeen door die officieren verrigt is, tot eer en roem van Nederland in het algemeen en van de Marine in liet bijzonder. De joviale, kameraadschappelijke geest, die er heerschte, gevoegd bij de goede zorgen van commissarissen, verschafte allen een genotvollen avond. De Werkmansvriend bevat de concept-statuten voor het pensioenfonds voor Nederlandsclie werklieden, opgemaakt door den voorzitter van Patrimonium, den lieer B. Poesiat. Het doel is aan werklieden op hun 60ste jaar of later een pensioen te verstrekken ten bedrage van de helft hunner globale verdiensten per week gedurende de twee laatste jaren vóór de toekenning van liet pensioen. De inkomsten van het fonds zullen vooreerst bestaan uit stortingen der deelnemershij, wiens deelneming aan het verbond aanvangt op den leeftijd: a. van 2030 jaar 1 pCt.; b. van 3040 jaar pCt.; c. van 4050 jaar 2 pCt; d. van 50 jaar en daarboven 2^ pCt. zijner verdiensten. Verder worden patroons beleefdelijk uitgenoodigd tot deelneming aan het verbond, en tot steun voor het pensioen der deelnemende werklieden, zoover bij lien werkzaam, 2 pCt. van dezer verdiensten in de kas van het verhond te storten, en voorts het verbond met raad en daad te steunen. Ook worden aanzienlijken als donateurs voor het verbond gewenschten de onrangtige op te boffen. „O, cielo, cielomompelde de oude dame, „welk een leven, welk een afgrijselijk leven!" Middernacht had reeds lang geslagen en nog altijd zat Nelly bij het bed harer koortsige moeder. Zij was de eenige, die hare zinneu bij elkander gehouden had bij den treurigen omkeer der zaken. Zij had de afgematte, bcwustelooze moeder te bed gebragt en zooveel mogelijk alle toebereidselen weggenomen, die men gemaakt had om den vorigen avond de bruid van den eenigen zoon te ontvangen. Zij was zacht door den gang geslopen en had aan de deur van Army's kamer geluisterd; de stappen van den rusteloos heen eu weer gaande hadden haar geruststellend in de ooren geklonken. En nu zat zij weder te luisteren naar de ademhaling der koorts achtige moeder eu drukte nu en dan een zachte kus op die magere handen, die zij zoo vast op de snel ademende borst gedrukt hield. De graauwe schemering van den aanbrekenden dag Werd door de gordijnen zigtbaar en kleurde zich langzamerhand met een mat rooskleurig licht. Nelly trad aan het vensier; daar beneden lag het park; de bladeren der boomen lagen nat en zwaar op den met rijp bedekten grondde roode toppen der sorbeuboomen kwamen helder uit het herfstachtig gele loof te voorschiju en over het woud zweefde eene fijne, witte nevel, die iu de toppen der hooge boomen van het park hing als een lichten doorschijnenden sluijer, door de opgaande zon zacht gekleurd. Moede van het nachtwaken, leunde Nelly met het hoofd tegen de ruiten en sloot de oogen toen zij op eens het geluid van een verschuivenden stoel achter zich hoorde. „Mama," riep zij, toen zij hare moeder met koortsachtige haast het eene kleedingstuk na het andere zag aantrekken. „Ik heb zoo lang geslapen, Nelly, en heb niet eens Army ge troost; het is reeds morgen neen, laat mij, ik moet naar hem toe; hij mag het geloof aan de menschheid niet geheel verliezen; daar is hij nog veel te jong voor. Huud mij niet terug, Nelly; hij zal niet slapen; men slaapt niet gemakkelijk na zulk een leed." Zij gunde het jonge meisje Ier naauwernood den tijd, dat zij haar een doek omsloeg en ijlde weg. Nelly waagde het niet haar te volgen; zij sloop naar de zijdeur en luisterde; daar weerklonk plotseling een gil. Haastig vloog zij den gang door. De deur van haar broeders kamér stond open; daar binnen stond hare moeder, zich bevende aan de tafel vasthoudende. In een oogwenk overzag zij het vertrek daar het oude ledikant, de kussens omgewoeld, op de tafel een half geledigde flesch wijn, benevens een glas; boven de sofa het ledige behangsel het groote portret, dat daar gehangen had, stond met de voorzijde tegen den muur; daar lagen zijne epauletten naast den degen op een stoel maar Army waar was Army? „Hij is weg!" stamelden de bleeke lippen der bevende vrouw; „hij is weg, Nelly als hij als hij evenals zijn vader „Wat dan, mama? wat dan, om Gods wil?" „Wanneer hij, Nelly, wanneer hij o, ik Jezus Christus!" sprak zij buiten zich zelve. „"Vlieg, Nelly, zoek hem!" smeekte zij haastig, „ik kan het niet; zeg hem, dut hij bij mij moet blijvenEenmaal heb ik het verschrikkelijke beleefd eenmaal, dat is genoeg; een tweede maal zou ik het niet overkomen." „Mama," vroeg Nelly in doodsangst, „wat bedoelt gij?" „Gaauw, gaauw! ga toch, vlieg! Hij mag niet sterven; hij moet leven. Ga, anders brengen zij mij hem hier ook zoo bleek en bloedend zij huiverde en wees naar de deur. Het beangste

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 1