Te Leeuwarden worden, naar de Leeuw. Crt. meldt, pogingen aangewend om aldaar een eigen vaste vleesch- houwerij op te rigten, met liet doel om op de goedkoopste wijze deugdelijk vleescli aan de verbruikers te verschaffen. Als zeldzaamheid wordt gemeld, dat te Houtum een 8tal gebroeders en gezusters wonen, waarvan de oudste 80 en de jongste 64 jaar oud is, terwijl allen zich nog in een volle gezondheid mogen verheugen. Aan de acte van beschuldiging tegen Gosse Meijer, oud bijna 25 jaren, geboren te Ferwcrd, wonende te Rijperkerk, van beroep koedrijver, thans in hechtenis en beschuldigd van moedwilligen doodslag, gepleegd op J. H. Boersma, ontleent men het volgende: In den avond van den 7 September, omstreeks half twaalf uur, ontmoetten twee personen den thans verslagene in vrij beschonken toestand op den straatweg te Bergum, terwijl vijf andere personen in de nabijheid stonden. Boersma gaat op de vijf personen toe en begint een hunner uit te schelden en uit te dagen. Daarop ontstaat ruzie en twist, terwijl twee van de vijf mannen in den tuin van den heer dr. Reeling Brouwer gaan, doch dien spoedig weder verlaten. Een van dezen, een stok bij zich hebbende, loopt op de twis tenden toe, die de jassen hadden uitgetrokken, maar hij geeft den verkeerden persoon een slag. Die vijf mannen waren van Rijperkerk en gingen naar de markt te Rolde. Toen zij na dien twist hun weg vervolgden naar Suameer, vonden de twee eerstbedoelde personen de jas van Boersma op den weg, maar hem zelf niet. Ze hebben nog wel naar hem gezocht, doch toen dit te vergeefs bleek te zijn, hebben ze de jas opgeraapt, medegenomen en op een kippenhok vóór de woning van Boersma's moeder neder- gelegd. Een bewoner in de buurt van de twist werd door de drukte op den weg voor zijn woning wakker en hoorde herhaalde malen kort na elkander van buiten tegen zijn vensterraam kloppen. Opstaande zag hij door het raam vier personen zich verwijderen. Naar buiten gegaan vond hij bij het huis van zijn buurman een duffelsche jas liggen, welke hij daar liet, en ging toen weer naar bed. Den volgenden morgen omstreeks 6 uren vond hij zijn buren achter zijn huis staan bij het lijk van J. H. Boersma. Hij en anderen vonden toen bloedsporen van die plaats tot op den straatweg, op den gevelmuur van het huis en op een vensterraam. Volgens verklaring van deskundigen was op het lijk een diepe wonde aan den hals, zoo diep, dat. de verslagene daardoor verhinderd is geweest te spreken of geluid te geven. Beschuldigde bekent, dat hij dien avond met de andere vier personen uit Rijperkerk is vertrokken om naar Rolde te gaan; dat hij eenigszins beschonken onder Suameer ruzie heeft gekregen met den verslagene, nadat deze hem uitgescholden en getart had; doch hij erkent niet zijn mes gebruikt en daarmede Boersma verwond te hebben. Nogthans erkent hij, dat hij alleen een mes bij zich had en geen van zijn makkers met den ruziemaker handgemeen is geweest. Toen zij evenwel te Rolde hoorden dat er den vorigen avond onder Bergum iemand was doodgestoken, begon hij, volgens een paar getuigen, te rillen en zeide: „wat word ik daar raar van," terwijl hij op de terugreis van Rolde zijn vrees te kennen gaf, dat hij de dader van dien doodslag was. Ook heeft beschuldigde zijn pijp en een spiegeltje aan iemand verkocht en toen hij daarop aan dezen zijn mes verkoopen wilde, zag die persoon, dat op het mes vlekken waren, bepaald een vuile, bloedkleurige streep langs de rugzijde. Die persoon weigerde dan ook het mes te koopen. Tegen dengenen, wien beschuldigde Vrijdags op de markt te Leeuwarden helpt, heeft hij nog gezegd: „ik help u misschien Vrijdag niet meer; ik denk wel, dat ik een andere woning krijg." Abd-el-Kader is te Damascus overleden, waar hij sedert zijne invrijheidstelling door Napoleon III woonde. Hij genoot van de Fransche regering een jaarlijksch pensioen van 100,000 francs. Een Engelsche stoomboot, Louise H., die op reis was van Algiers naar New-Orleans, bevond zich in den avond van den 18 October jl. in het oude Bahama-kanaal, toen de dienstdoende officier plotseling om hulp hoorde roepen. Hij liet onmiddellijk de machine stoppen en ontdekte weldra op een vlot van aan elka&r gebonden planken, vijf mannen, die blijkbaar in den uitersten nood verkeerden. In gebrekkig Engclsch dec-lden zij hem mede, dat zij behoord hadden tot een Spaansche stoomboot, die 57 personen aan boord en in den morgen van dienzelfden dag verbrand was, en dat er waarschijnlijk nog moer ongelukkigen op het water ronddreven. De kapitein van de stoomboot veranderde onmiddellijk van koers, om de andere schipbreukelingen op te sporen. Na lang vergeefs gezocht te hebben, hoorde men op nieuw noodkreten. Nu vond men weder enkele personen, die zich aan balken en overblijfselen van het schip hadden vastgeklemd. In het geheel slaagde men er in 17 personen van een wissen dood te redden. De kapitein meent, dat hij nog meer had kunnen behouden, als de nacht niet zoo donker was geweest. De geredden verhalen, dat toen omstreeks middernacht het geroep van „brand aanboord!" vernomen werd en allen naar het dek snelden, de vlammen in een oogenblik aan alle kanten uit het schip sloegen, zoodat aan geen blusschen te denken viel. De lading bestond uit graan, petroleum en kruid, voor de Spaansche troepen op Cuba bestemd. De passagiers en de bemanning sloegen de booten aan stukken, grepen ieder een balk of een plank, en sprongen over boord, om een even vreeselijken dood tegemoet te gaan. Het ongewone schouwspel van het brandende schip had een aantal haaijen aangelokt, die verscheidene der ongelukkigen, voor de oogen hunner lotgenooten, verslonden. Een Iveulsche Maatschappij heeft concessie aangevraagd tot het leggen van een spoorweg tot aan den top van den Drachenfels, volgens het bekende systeem van de Rigi- baan. Een Duitsch blad doet een eenvoudig middel aan de hand om bij het inkoopen van aardappelen, die voor winter provisie moeten dienen, te onderzoekeu, of zij goed, d. i. of zij melig zijn of niet. Men snijde namelijk een aardappel door en drukke de beide stukken tegen elkander. Blijven zij dan aaneenkleven, dan is de aardappel goed. De Deensche kapitein Petersen heeft een reddings matras uitgevonden, van welke goede verwachtingen ge koesterd worden. Zij is vervaardigd van fijn geschaafde gewone kurk en voorzien van een riem met gesp. Een vierde minuut is voldoende om ze om het lijf te bevestigen, j wanneer gevaar ontstaat, en zij kan zeer goed nog 3 an lere personen, die er zich aan vastklemmen, boven water houden. Het is duidelijk, en dit is wel het groote voordeel der uitvinding, dat de equipage deze zelfde matrassen moet hebben om op te slapenop die wijze is een zeer doelmatig reddingsmiddel ten allen tijde bij de hand. De Deensche marine heeft ze dadelijk ingevoerd. Proeven, te Bremen genomen, hebben aangetoond, dat het nieuwe toestel gemakkelijk 4 personen boven water kan houden. Ook de Noordduitsche Lloyd heeft er eenige in beproeving genomen. De prijs is ongeveer f 6. Door een Russisch zeeofficier is een nieuw nachtsignaal voor schepen uitgevonden. Hij wil den rook, die uit de pijpen der stoommachines opstijgt, door middel van reflecteurs verlichten. Men kan er dan, volgens vaste bepalingen, verschillende kleuren aan geven. Op de Engelsche vloot zijn reeds proeven genomen met deze uitvinding, waardoor zeker, als zij wordt toegepast, vele ongelukken zullen worden voorkomen. Het geluk schijnt den Cliilianen in hun oorlog tegen Peru en Bolivia thans te begunstigen. Nadat zij eenigen lijd geleden de Peruaansche vloot zoo goed als magteloos gemaakt hadden door het nemen van het ramtorenschip Iïuasear, meldt thans een particuliere depêche uit Valparaiso, dd. 7 dezer aan een Engelsch handelshuis verzonden, dat zij een gelijktijdigen aanval te land en ter zee op de Peruaansche havenstad Pisagua gerigt hebben en dat zij die stad na een bombardement van vijf uur innamen. Andere berigten voegen er bij, dat Pisagua zich hardnekkig verdedigde en 500 man aan dooden en gewonden verloor. Te Lima, de hoofdstad van Peru, is een opstand uitgebroken. zeggen; zij had zich slechts naar den wensch hnrer tante met hem verloofd En daar boven, die gele verdorde vliegende bladeren in de lindenlaan, die hadden het gehoord, hoe zij hem trouw zwoer: hoe zij hem duizendmaal verzekerde, dat zij hem liefhad, liever dan alles op de wereld, en nu nu was alles voorbij. Verkoopen zou hij zich verkoopen, zooals grootmama hem geraden had „Neen, liever nog een kogel een kogel Hij kreunde en drukte de tanden op elkaür; waar was toch het geluk gebleven, waaraan hij zoo hoogmoedig geloofd had De oude spreuk schoot hem te binnen: „Wanhoop nimmer, 't geluk kan iederen dag komen." Hoe dwaas, waarom had het geluk hem zoo spoedig verlaten? Daar klonk een zachte tred achter hemhij keerde zich om een hoogblozend gelaat zag tot hem op. „Uwe moeder vraagt naar u, luitenant," sprak halfluid eene heldere stem. Hij ging Liesje voorbij naar de ziekenkamer, en zij trad naar het venster, waar hij tot nu toe gestaan had. Buiten viel een fijne regen, die den om trek in een vochtigen sluijer hulde; zij staarde naar het huis liarer ouders daar beneden, maar kon het door de dikke lucht niet onderscheiden. „Wat zouden zij daar nu wel doen, mijn moe dertje, mijn vader en tante Marie? Zou mijn vader niet op de jagt zijn? Och neen, hij heeft het zoo druk op het kantoor, sedert de heer Selldorf zoo plotseling vertrokken is." Weder vloog een donker rood over hare wangen. In het nevenvertrek was het eerst stilde deur stond half open Army lag geknield bij het bed zijner moeder, en nu klonk het: „Mijn lief moedertje, dacht gij, dat ik doen zou als de jonker van Streitwitz? Neen, neen, ik heb u immers nog en Nelly." Zijne stem klonk teeder en vertroostend, en toch was het, alsof met moeite weerhouden tranen de woorden onverstaanbaar maakten. En daarop de zwakke stem zijner moeder; Liesje kon de woorden niet ver staan, maar uit den toon der afgebroken woorden klonk het als een zoet vertroosten, als een blijden dank, dat zij haar zoon in de armen hield, de gansche onovertroffen volheid der moederlijke liefde, die helpen, steunen, raden wilde; zoo kalm, zoo zacht klonk het, alsof het gold een ziek kind in slaap te sussen. En daar opeens was het werkelijk mogelijk? Dat klonk als weenen, als met geweld onderdrukt gesnik. Zou Army Liesje keerde zich plotseling om en luisterde met verbleekcnd gelaat weenen de mannen dan ook? Zij ijlde naar de deur; zij wilde weg; hij mogt niet weten, dat zij gehoord had, hoe hij Daar kwam hij nit de kamer zijner moeder, ernstig en de lippen op elkander gedrukt; maar de oogen ja. die waren nog nat van de tranen, die hij geweend had om zijne verlorene bruid. Zij stond vlak voor hem, de handen op de borst gevouwen, als wilde zij hem om vergeving vragen, dat zij hem zóó gezien had. Ook hij stond stil; hij zag haar aan en las innig medelijden in hare oogen. Kwam de herinnering weder bij hein boven aan den tijd, toen het kleine meisje den wilden knaap zoo dikwijls troostte, als hij bij hunne kinderspelen zijn geduld verloor en van spijt heete tranen weende? „Liesje," sprak hij vriendelijk en dankbaar en reikte haar de hand. „Army, lieve Army," klonk het door snikken half verstikt terug; hij voelde een oogenblik hare kleine hand in de zijne; toen was zij verdwenen. In het slot Dcrenbcrg was alles weder tot het eentoonige leven van vroeger teruggekeerd. Na Army's vertrek, was het zeer stil geworden in het oude slot. De nood sloop door de groote ledige zalen en met hem de zorgen. „Gij moet raad schaffen, Ilellwig," had de oude barones tegen den getrouwen raadsman der familie, half biddend, half bevelend gezegd. „Gij moet! Binnen korten tijd moet er geld zijn, opdat het onweüer niet nu boven mijn kleinzoon losbarstHet verdere schikt zich later. Komt tijd, komt raad En de oude man had met een bezwaard gemoed de belofte gedaan, te zullen beproeven „den duivelscben jongen, dien Army, uit den brand te helpen;" maar tevens had hij er naar gevraagd, op welke wijze de barones het verdere dacht te schikken. En toen zij op hare zenuwachtige manier den vriend der familie eenigszins had laten vermoeden, vanwaar zij redding hoopte, had hij bijna weemoedig geglimlacht en een vragend „nog eens dat gevaarlijke middel was over zijne lippen gekomen. „God geve," had hij er bijgevoegd, „dat het deze maal beter uitvaltVoor het overige, mevrouw de barones, gaat het tegenwoordig zoo gemakkelijk niet meer, als gij denktde wereld is in den laatsten tijd onaangenaam praktisch geworden; vaders, die zulk een jongen adellijken windbuil j met open armen ontvangen en er eene eer in stellen, zijne kolossale schulden te betalen, worden steeds zeldzamer het geld is schaarsoh, zeer schaarsch, mevrouw de barones! Maar wat ligtzin- niglieid is het ook, om equipages en zijden meubelen voor mejuf- vrouw de bruid aan te schaffen! Dat was later vroeg genoeg; men moet de huid van den beer niet verkoopen, eer bij gevangen is. Gij, barones, die zooveel ondervonden hebt in uw leven, gij hadt den jongen bij de ooren moeten krijgen, en hem mores moeten leerenhij was vroeger altijd gemakkelijk te leiden." De oogen der jongere barones hadden zich verwijtend op hare schoonmoeder, smcekend op den ouden man gerigt; de smeekende oogen hadden hem zoover gebragt, dat hij ten minste beloofde, zijn best te doen. Liesje was reeds lang naar het ouderlijke huis teruggekeerd en had den innigsten dank van Nelly en hare moeder meegenomen. Zij kwam bijna dagelijks in het slot, en haar vrolijk gekeuvel, hare vriendelijke verschijning bragt uren van zonneschijn in die stille, hooge vertrekken; Nelly vergat dan voor een poos hare droefheid, om zich trouwens later dubbel ellendig te gevoelen. Hoe goed heeft zij het! dacht zij, wanneer hare vriendin zoo vlug door de nu geheel ontbladerde lindenlaan naar huis ging. Zij stelde zich het aangename „te huis" van Liesje voor en zag in hare verbeelding, hoe zij den arm om den heer des huizes heen sloeg en hem haar lief vadertje noemde, op wien zij zoo trotsch, zoo trotsch kon zijn en dan vloeiden weder Nelly's oogen over van bittere tranen. ordt vervolgd.) Japan heeft weder een troonopvolger. Volgens de Japansche wet hebben onechte kinderen gelijk erfregt als die uit een wettig huwelijk geboren. De Keizer is kinderloos, en daar de eenige zoon, welke de Keizer bij eene andere vrouw verwekt had, kort na zijne geboorte overleed, is de Prins die onlangs geboren werd en dezelfde moeder heeft als zijn overleden broeder, de regtstreeksche erfgenaam van den troon. Aan den Kroonprins van Japan is de naam Yoschi Schito gegeven. Rood zal nog altijd een geliefde kleur zijn dezen winter; een nieuwe donkerroode tint heet Chaudon of Etna. Bloemen gebruikt men bijna niet meer, ook niet om bal japonnen te garneren, bijna niets dan kant, franje en kralen; neemt men echter bloemen, dan zijn het vier bouquetten: een regts aan den hals, een wat grooter onder de linker borst, een nog wat grooter op de voorbaan en de grootste achter op den sleep. Iets nieuws, of liever, iets uit de oude doos, dat de dames nu weêr verzonnen hebben, is om, in plaats van haar wapen of monogram, een zinnebeeldig dier of figuur aan te nemen, dat zij op al haar kleêren laten schilderen of borduren. Toen onlangs een bekende broodmagere actrice te Parijs zich op die manier geheel met raven tooide, werden er wel allerlei aardigheden gemaakt van roofvogels, die op karkassen azen, maar er bestaat alle kans, dat deze mode weêr veld wint en wij weêr tooneelen zullen beleven als toen Jacqueline de la Grange een en al rose arenden en zwarte eenden en Anna van Bohemen gekroonde struis vogel was. (de Huisvrouw.) V iscliDerigteii. Jl. Dingsdag kon de geheele vloot naar wensch visschen. De vangst bestond uit 30 tot 300 schelvisschen en 2 tot 15 kabel- jaauwen; rog weinig aangebragt. Schelvisch gold f 30 a 34 per honderd, kabeljaauw naar grootte f l a 2 en rog 52 a 60 cents per stuk. Haring werd weinig gevangen. Gisteren waren de schuiten niet in zee. Heden morgen ging een gedeelte naar zee, doch moest terug- keeren, omdat het water nog te hol was. Van nu af moeten de Duitsche Noord zee visschers aan het hoofdzeil en aan de boot letters voeren, waaruit blijkt uit welk regerings- of landdrostdistrict elke boot afkomstig is. Daardoor, meent men, zal het gemakkelijker zijn dan tot dusverre, bij strijd tusschen Duitsche en vreemde visschers de Duilsche booten als zoodanig te onderkennen. Men acht deze bepaling in Noord-Duitschland van veel belang voor de orde en de bescherming der Duitsche Noordzee- visscherij. Benoemingen, enz. Tot betaalmeester te Alkmaar is benoemd de heer O. G. Lotsy, thans te Winschoten. De benoeming van den heer jhr. G. J. M. Bowier tot betaal meester te Alkmaar is ingetrokken en vervangen door zijne benoe ming te Leeuwarden. Bij koninklijk besluit is ingetrokken de benoeming van jhr. G. F. van Tets tot 's Koning? commissaris in de provincie Noordhol land en wordt met ingang van den 15 Dec. a. s. benoemd tot Commissaris de9 Konings aldaar jhr. mr. J. W. M. Schorer, burge meester der gemeente Middelburg, uit welke betrekking hem dien dag tevens eervol ontslag wordt verleend. De luit. ter zee lste kl. D. M. G. de Svvart, dienende bij het escader in Oost-Iiulie, wordt, op zijn daartoe gedaan verzoek, eer vol uit de zeedienst ontslagen met den laatsten der maand waarin zulks ter zijner kennis zal worden gebragt, onder toekenning van j den titulniren rang van kapt.-luit. ter zee en met vergunning om I de activiteits-uniform van zijn rang te blijven dragen. De off. van gez. lste kl. G. P. J. Theunissen, dienende bij het I escader in Oost-Indic, wordt, op zijn daartoe gedaan verzoek, eer vol uit de zeedienst ontslagen, zoodra in zijne vervanging zal zijn voorzien. Staten-Greneraal. Eerste Kamer. Zitting van Dingsdag 11 November. Beraadslagingen werden gevoerd over het wetsontwerp tot bevordering van den aanvoer van vrije arbeiders in de kolonie Suriname. Het werd bestreden door de heeren Cremers en Joost van Vollenlioven en verdedigd door de beeren Iluydecopcr van Mnurseveen en den minister van koloniën. Bij stemming verklaarden er zich 16 voor en 16 tegen, zoodat de stemmen staakten. Zitting van Woensdag 12 November. De beraadslaging over de Indische begrooting wordt geopend. Door den heer Borsius wordt in het breede gesproken over de nederzetting van den heer van Overbeek op de noordkust van Borueo, waarin door spreker gevaar wordt gezien voor onze belangen in ïndië. Spreker acht het voor zeker, dat bij het tractaat van 1S24 het geheele bezit van Borneo door Engelaud aan ons is toegekend. Door den heer Duymaer van Twist wordt het noodzakelijke betoogd van eene vaste bijdrage van Indië aan Nederland. In 't breede wordt het rege ringsbeleid door den minister van Koloniën verdedigd; de minister ziet in de nederzetting van den heer van Overbeek op Borneo meer eene handels-onderneming, doch verzekert, dat de regering een waakzaam oog zal houden op hetgeen in dat deel der Oost- Indische bezittingen voorvalt. De stemming over 't immigratie-ontwerp voor Suriname, waar over in de vorige zitting de stemmen staakten, bad heden dezen uitslag: 't werd aangenomen met 16 tegen 14 stemmen. Tweede Kamer. Ten einde te voorzien in het gebrek aan bevoegde geneeskundigen voor de dienst op zeeschepen, dat algemeen wordt gevoeld en vaak aanleiding heeft gegeven tot wetsontduiking, is een wetsontwerp ingediend tot aanvulling van art. 2. der wet regelende de uitoefening der geneeskunst met deze bepaling: „Desgelijks behouden wij ons voor aan vreemdelingen, die, na afgelegd examen, het regt tot uit oefening der geneeskunst in haren geheelen omvang in een ander Rijk verkregen hebben, onder bepaalde voorwaarden vergunning te geven tot die uitoefening op Nederlandsclie zeeschepen, met uitzon dering van oorlogsvaartuigen. Die vergunning kan ten allen tijde worden ingetrokken." Het ontwerp strekt derhalve om onze reederijen en althans onze stoomvaartmaatschappijen, die aan bevoegde genees kundigen eene aan hunne diensten geëvenredigde belooning kunnen aanbieden, in de gelegenheid te stellen de passagiers en bemanning van dergelijke genee9-, heel- en verloskundige hulp gedurende de reis te voorzien. Vreemde geneeskundigen toch bieden zich meer malen aan voor de dienst op onze groote zeebooten. Engeland.. De nieuwe lord-mayor van Londen gaf jl. Maandag het gebruikelijke feestmaal. Graaf Munster, gezant van Duitschland, zeide, in antwoord op een toast: „Geen Vorst verlangt meer den vrede dan de Duitsche Keizer; geen land is gelukkiger dan Duitschland over het feit, dat de wereld een tijdperk van vrede geniet." In antwoord op een anderen toast verklaarde lord Beacoosfield: „Let men

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 2