brugpoort, volbrengt bedaard haar werk en zegt tevens: „Goeijen avond zamen!" Geen antwoord ontvangende, zegt ze tegen hare buurvrouw, die juist bij haar stond: ,/n vriendelijke mos! hij zegt geen eens goeijen avond;" maar fluks ziet ze heter toe ('t was reeds donkerig geworden, 5| uur) en roept: //Wel, verduiveld! daar zit geen mensch in dien wagen!" grijpt het paard en weet het staande te houden. Een oogenblik later komt de heer P. M. Jz., oom van den eigenaar, ook met zijn rijtuig aan en ontwaart, dat het gevlugte paard dat van zijn neef Jb. S. Pz. is. Hij geeft de teugels aan zijn reisgenoot, springt in het andere rijtuig en stuurt het paard zeer bedaard huiswaarts. Tehuis komende ontdekt men, dat noch het paard, noch den wagen iets geleden had; zelfs de kussens lagen nog ordelijk op de banken. De heer P. M. Jz. zegt, dat hem niet ver van den „Kathoek" een rijtuig in flinke vaart voorbijreed en ook nog voorbij andere rijtuigen, flink uitwijkendedat hun uitroep daarbij slechts was: ,/Dwaze kerel! ben je gek, nu nog zoo op dien dijk voorbij te rijden?" Ieder, die den afstand en den kronkelenden weg van Oosterzwaagdijk door Wervershoof kent, zal beseffen, hoe hoogstgelukkig die togt zonder voerman is afgeloopen. De kastelein H. verdient in dit geval zeer de afkeuring van de betrokken personen, daar hij voor de sluiting der deuren of voor de persoonlijke zorg niet beter heeft gewaakt. Drie der door het paard verlaten personen zijn nog een eindweegs met anderen meegereden; de vier overigen hebben de reis huiswaarts (p. m. 2| uur afstands) te voet moeten afleggen. (Enkli. Crt.) Een baldadige hand heeft in den nacht van Zaturdag op Zondag door middel van een steenworp een der groote spiegelruiten vernield van den winkel der heeren Frans Buffa Zonen in de Kalverstraat te Amsterdam. Bij een veehouder te Sloten (Noordholland) zijn jl. Zaturdag nacht niet minder dan 25 schapen letterlijk verscheurd, men vermoedt door honden. Bij de firma Engels Zoon te Leiden verscheen eene brochure van Z. K. H. den Prins van Oranje, geti teld: Nadere toelichting van mijn brief van den 17 September 1879 (den bekenden brief in liet Vaderland aan het adres van het Haagsche Dagblad), aangevuld met eenige weder- leggingen van gemaakte opmerkingen naar aanleiding van dien brief. Het volgende ontleenen wij aan deze brochure: „Indien het geluk hier op aarde bestaat, zoo is het niet voor mij weggelegd. Bemoedigend is de gedachte, dat er een hooger beginsel tot grondslag der maatschappelijke zamenleving behoort te worden aangenomen, en dit is: pligtgevoel en pligtsbetrachting. Dit gevoel is mij door mijne onvergetelijke moeder ingeprent. Het zal dan ook steeds het rigtsnoer zijn, hetwelk mij de kracht zal schenken om gesterkt door het opzenden van gebeden tot Hem, die 's menschen tekortkomingen kent, en de meest innige roerselen van 's menschen hart doorgrondt, 's levens last te torschen. Andermaal dat ik mij naar Delft begeef om mijne dooden te bezoeken, zoo bid ik de Voorzienigheid mij den moed te geven, om mijn eenzaam levenspad tot het einde toe te blijven bewandelen. Het bewustzijn dat ik alleen sta op deze wereld, heeft mij de hofstad een levend graf doen noemen. Hoe zwaar het ook moge vallen te 's Gravenhage terug te keeren, hoe groot het gevoel van verlatenheid en eenzaamheid aldaar ook moge zijn, zoo trekt mijn hart mij daarheen; want ik ben er omgeven van voorwerpen, welke mij aan mijne moeder en mijnen broeder herinneren. De uiting mijner droefheid moge wijken, mijne wonden, mij door de geledene verliezen geslagen, mogen eenigermate heelen, maar ik zal steeds met mijne dooden blijven voortleven. Alvorens dit geschrift te eindigen, neem ik de vrijheid nog een en ander aan te stippen. Men heeft mij verweten dat ik de beginselen, die het Vaderland op staatkundig gebied voorstaat, deelde. Ik heb mij tot dit nieuwsblad gewend, omdat ik nimmer in zijne afleveringen een woord ten nadecle van de leden van het regerend Stamhuis heb gelezen. Ook werd door hen, af op den helderen achtergrond, en daar beneden straalde het licht uit de vensters van den molen. Dut oude gezellige huis, wat al zoete herinneringen waren daaraan voor hem verbonden Hoe gerust en aangenaam moest het zijn, daar te wonen, zonder zorgen, zonder angst voor de toekomst of aanstaande ellende! „Uit mijn jeugdig, Uit mijn jeugdig leven, Klinkt mij steeds een lied in d' ooren; O, waar is gebleven, O, waar is gebleven, Wat mij ééns mogt toebehooren klonk het zacht en teeder achter hem; hij keerde zich om daar stond zij bij de oude pianino, de slanke, tenger gebouwde meisjes gestalte, het hoofdje wat voorover gebogen, en bij het flaauwe licht, dat de lamp in dien hoek van het vertrek verspreidde, meende Army te zien, dat een zachte blos zich over Liesje's gelaat vertoonde. „Toen ik afscheid nam, Toen ik afscheid nam, Lachte mij het leven toe; Toen ik weder kwam, Toen ik weder kwam, Was alles mij droef te moe Liesje's stera klonk diep weemoedig. „Nu het laatste vers," verzocht Nelly, „mama hoort het zoo graag." „Ik kan niet meer," antwoordde zij zacht en verwijderde zich van de piano. „Och, dat spijt mij, Liesje," sprak Nelly's moeder nu, „ook geen Kerstlied Aanstonds trad zij weder naar de piano: „Daarboven voukelt hel een ster, Die stil op aarde ziet, En 't Eng'lenheir, dat zingt van ver Een jub'lend Kerstnachtlied. En om de schaam'le kribbe straalt Een wonderheerlijk licht; Een kindje ligt op 't harde stroo, Met godd'lijk aangezigt. Verblijdt u dan, in dezen stond, Die vrede op aarde geeft! Zoo klinkt het uit der Eng'len mond, Nu Jezus Christus leeft! Knielt neêr van verre en van nabij, Gij menschen, groot en kleen, En dankt den Heer op zijnen troon, Nu 's werelds licht verscheen." Wordt vervolgd.) die dit blad besturen, op den dag van bet overlijden mijner dierbare moeder eene buitengewone aflevering uit gegeven, waarin in warme bewoordingen hulde werd gebragt aan hare edele eigenschappen van hoofd en hart. Indien ik ditmaal niet wederom tot het Vaderland het verzoek rigtte om mij voor dit opstel eene plaats in te ruimen, zoo wilde ik niet onbescheiden zijn en geen misbruik maken eener eens verleende gastvrijheid. Zonder mij in het gewoel der staatkundige partijen te begeven, zoo maak ik van deze gelegenheid gebruik om te verklai'en, dat ik hoop, dat nimmer de beginselen der Grondwet van 1848 zullen verloren gaan, en dat ik het daarin voorkomende hoofdstuk over het onderwijs beschouw als een der lioeksteenen van ons Staatsgebouw." De schade door het mislukken van den druivenoogst wordt over het geheele Westland op p. m. f 300,000 ge schat. Het jaar 1879 zal de tuinders heugen. Een ijverig voorstander der oprigting van een water schap „de Geldersche Vallei," de heer IL M. H(artog), levert in de Neder-Veluwe eenige beschouwingen over de wijze, waarop de aanslag der gronden z. i. zou moeten geregeld worden. Een bloote verdeeling in districten, ten opzigte van meerdere of mindere betaling, acht de schr. niet rationeel. Er behoort, behalve die verdeeling, nog een klassenverdeeling van gronden te bestaan, gebaseerd op het meerdere of mindere belang, dat ieder stuk bij de verbeterde waterlossing heeft. In de Geldersche Vallei bestaat een zeker verband tusschen de hoogere of lagere ligging en de geologische zamenstelling der gronden en de geteelde gewassen. Van deze omstandigheid kan men gebruik maken om een klassenverdeeling der gronden te maken, ten opzigte van hunne hoogte en ligging, om daarnaar den aanslag in de lasten te regelen. Als voorbeeld van dergelijke klassenverdeeling geeft de schr. het volgende op: Eerste klasse vrijgesteld, zijnde de hooge zandige engen, beteeld met rogge, boekweit en spurrie. Tweede klasse evenzeer vrijgesteld, zijnde de moerrassige gronden, die in kommen of bekkens zód laag gelegen zijn, dat, ook bij verbeterde waterlossing, toch het water niet afloopen kan. Derde klasse de bouwlanden, waarop tarwe, rogge, boekweit, wortelgewassen, klaver, haver, geteeld wordt en die bij wisselbouw in grasland gelegd worden, en wier grond bestaat uit zandige leem of zwarten humus, alsmede de graslanden die zoet gras leveren en in het voorjaar en des zomers behoorlijk droog zijn. Deze klasse is de laagst aangeslagene in de belasting. Vierde klasse de leemachtige bouwlanden op zand- en veengrond, waarop dezelfde vruchten der vorige klasse geteeld worden, met uitzondering van het winterkoren, waarvoor deze gronden te laag gelegen zijn. Deze zijn hooger aangeslagen dan de vorige klasse. Vijfde klasse de kleigronden, en de laaggelegen, zure graslanden, of ook bouwlanden, die door de verbeterde afwatering het meeste voordeel ondervinden en dus het hoogste aangeslagen worden. Als bijzonderheid deelt men uit Bennekom mede, dat bij een landbouwer aldaar een schaap voor de tweede maal in dit jaar een lam heeft geworpen. Op de gisteren te Arnhem gehouden najaarsbeesten markt waren 1120 stuks vet rundvee aangevoerd. Prijzen als de vorige week. Handel vlugger. In de laatste dagen werden in den omtrek van Wijhe vele neurende en pas gekalfde koeijen voor Belgische rekening opgekocht, waardoor de prijzen eenigszins gestegen zijn. Voor de paarden en veulens besteedt men 40 a 50 pCt. minder dan vorige jaren. De gasverbruikers te Groningen komen op tegen de verhooging van den gasprijs van 7 op 7| cent. De faeca- liën en de haardasch zullen over 1880 vermoedelijk f 10,000 minder opbrengen dan dit jaar, en het. gas-halvecentje moet in dat tekort voorzien. De gasverbruikers vinden het onbillijk, dat zij alleen moeten aanvullen, wat door alle belastingschuldigen betaald moest worden. Chcrchez la femme, zegt de Franschman bij alles wat zich voordoet. En blijft de benoeming van burgemeester der hoofdstad wat lang uit.... clierchez la femme, zegt de schrijver uit Amsterdam aan de Prov. Gron. Crt. De heer van Tienhoven is de aangewezen persoon; de regering wil hem, de burgerij zou 't niet ongaarne zien, hij is er de geschiktste voor, maar mevrouw schijnt bezwaar te maken, dat mijnheer de veelomvattende betrekking aanvaardt. Hoe dit zal afloopen, kan ik moeijelijk zeggen, maar men noemt reeds andere namen, b. v. jhr. Ilartsen, directeur der Handelmaatschappij, en den oud-minister Tak van Poort vliet. Het eenige, dat met zekerheid schijnt vast te staan, is, dat mr. Luden, ook al genoemd, niet bnrgemeester wordt. Het spreekt van zelf, dat alles bij geruchte wordt gemompeld. De burgemeester van Achtkarspelen, die men als een echte zoon van Nimrod, dagelijks met weitasch en geweer in veld en bosch ziet zwerven, om 't wild in zijne ver- borgenste schuilhoeken op te sporen, was dezer dagen bijna het slagtoffer van zijn hartstogt voor de jagt geworden. In zijnen ijver om een stuk opgejaagd wild magtig te worden, verder willende springen dan zijn stok lang was, kwam hij in 't water teregt in plaats van aan de overzij. Daar hij alleen was en de sloot eene belangrijke breedte en diepte had, was zijne positie alles behalve benijdens waardig. 't Gelukte hem echter na veel inspanning op het drooge te geraken. Dat dit ongeval enkel den vervolgde ten voordeele kwam, spreekt van zelf; aan voortzetting der jagt was niet te denken, veeleer moest er, daar hij zich op bijna 2 uren afstands van zijne woning bevond, jagt gemaakt worden op drooge kleêren, die dan ook bereidwillig door een raadslid werden verschaft. (N. Gron. Crt.) De resultaten van het jagtbedrijf zijn, volgens de Asser Crt.. in het Drentsche zóó mager, dat jagers, die present-hazen moeten hebben, ten einde niet onbeleefd te zijn of billijke verwachtingen te leur te stellen, zich genood zaakt zien, die bij de poeliers te koopen. Ja 't is gebeurd en 't kan navraag lijden, dat twee jagers uit hetzelfde huis, die edelmoedig de eerstelingen van hunne mikkunst cadeau hadden gedaan, een haas moesten koopen a f 2.50, toen ze hunne toch alleszins onschuldige begeerte, om er zelf ook een te eten, wilden bevredigen. Als een blijk op hoe groote schaal de paardenslagterij te Meppel wordt uitgeoefend, moge dienen, dat in de laatste twaalf dagen door twee paardenslagters 109 (zegge honderd negen) paarden ter dood en voornamelijk als gerookt vleesch voor Amsterdam werden in consumptie gebragt. Door de heeren Gebrs. Goudberg, veehandelaren te Maastricht, zijn te Valkenburg en te Scharn in publieke veiling gebragt 100 vaarskalveren, Hollandsch ras. Deze vonden gereede koopers tegen f 39 a f 78 per stuk. Nadat reeds onlangs hier te lande melding was gemaakt Aan eene gedeeltelijke intrekking van het A'erbod op den invoer van vee uit Nederland in Prnissen, bevatten thans de Berlijnsche bladen de officieuse mcdedeeling, dat het verbod A'oor de Pruissische landbouwers een groot nadeel opleverde, omdat zij zich dientengevolge niet het noodige fok vee konden verschaffen. Daar hierover vanwege landbouwvcreenigingen en andere belanghebbenden werd geklaagd, en daar tevens bij onderzoek is gebleken, dat de longziekte in Nederland nog slechts in de pi'ovincie Zuidholland en in geringe mate aanhoudt, heeft de minister van LandbouAv het verbod in zoover beperkt, dat aan landbouwA-ereenigingen en dergelijke corporatiën onder zekere voorwaarden vergunning wordt verleend om fokvee uit Nederland te doen komen. Uit Oldenburg en Oost-Friesland wordt medegedeeld, dat de gedeeltelijke opheffing van de belemmeringen op het verkeer met vee op de Nederlandsche grenzen, aldaar reeds begint zich te doen gevoelen, door verlaging van den prijs der runderen enz. op de inlandsche markten. Uit Davos Avordt gemeld, dat de Avinter is inge treden en de sneeuw reeds 3 4 A'oet dik ligt, zoodat alle rijtuigverkeer in sledevaart veranderd is. Al vriest het 's nachts tot 5 gr. Fahrenheit, toch" koestert men zich overdag in de warme zon en maken de badgasten druk gebruik van arreslee-partijen. Onze daar vertoevende land- genooten hebben het zich mede gezellig gemaakt door het oprigten van een Hollandsche Club, AA-aartoe velen zijn toegetreden. In 't geheel zijn er thans 40 Nederlanders, met plan om daar te blijven tot de zomerzon hen hier te lande weder tegenlacht. Dat Abd-el-Kader dood is, werd reeds van een enkele zijde betwijfeld toen het berigt pas bekend Averd. Die tAvijfel is nu versterkt doordat het Journal Officiel geen woord van den dood van den eertijds zoo magtigen Emir gerept heeft. Dit zou toch wel het geval moeten zijn, daar Abd-el-Kader van Frankrijk een jaargeld van 100,000 fr. geniet en onder het keizerrijk benoemd is tot grootkruis van het Legioen van Eer, ter belooning der groote diensten, die hij destijds aan de Christenen in Syrië heeft bewezen bij den moord, door de Muzelmannen jegens hen gepleegd. Een ondernemend kruidenier te Westville, Connecticut, beveelt zijne zoogenaamde „tin tag" sigaren als zeer krachtig aan. In eene bescheidene circulaire, Avaarin hij beleefdelijk op het koopen en het gebruik er van aandringt, zegt hij: „De tabak, waarvan de „tin tags" gemaakt worden, groeit in oranjeriën, en de sigaren Avorden gemaakt op mahonie houten tafels door volbloed Cubanezen iu zwarte rokken en met wit cabretten handschoenen aan. Als iemand een van die sigaren rookt, loopt hij op lucht en droomt hij dat hij een diamanten doekspeld en een pak kleêren van vijf-en- zestig dollars aan heeft en pas een rijk huwelijk heeft gedaan. „Zulk een sigaar maakt den adem geurig, houdt de tanden Avit en doet binnen vijf weken een knevel op de bovenlip groeijen. Zij geeft frisehheid en schoonheid aan de gelaats kleur, neemt vlekken en puisten weg en al de zusters, nichten en tantes van den rooker hebben er genot van. Het huis, de venstergordijnen, kasten en kleeden worden er met fijnste geuren van heliothrope, A'ersch gemaaid hooi, jockeyclub en witte rozen van doortrokken. Hij doet eiken nacht de voordeur op slot, brengt eiken ochtend het nieuws blad binnen, jaagt de katten uit den tuin en maakt het iemand in alle opzigten aangenaam. Geen ordelijk gezin kan zonder die sigaar behoorlijk huishouden, Avant de man, die zulk een sigaar rookt, zal het hout nooit te lang voor den kagchel hakken, nooit vloeken als hij zijne vingers brandt, nooit eene dame op haar sleep trappen of na het avondeten een naar de post brengen." "V iscliL)erigt©n. Hoewel het Zondag avond geducht stormde, was liet water toch zooveel bedaard, dat de gansche vloot gisteren ter schelvischvaugst uitzeilen kon. De vangst was van 10 tot 200 stuks; de prijs was f 38 a f 48 per honderd; kabeljaauw gold f 1.50 tot f 1.80 en rog 53 tot 63 cents per stuk. Haring is weinig gevangen. Heden is de vloot niet naar zee, daar bij noordenwind de beug met den vloed geschoten moet worden en dit getijde te laat komt. Benoemingen, enz. De luit. ter zee 1ste kl. A. J. Dumont, gedetacheerd bij 's Rijks werf alhier en toegevoegd aan den onderdirecteur der Marine, wordt op non-activiteit gesteld en vervangen door den luit. ter zee 1ste kl. J. C. de Ruvter de Wildt. De luit. ter zee 1ste kl. A. G. Ellis Avordt geplaatst aan boord \ran het schroefstoomschip van Galen, ter waarneming der betrekking van adjudant bij den divisie-kommandant. De luit. ter zee 2de kl. A. G. J. baron van Plettenberg, dienende aan boord van het schroefstoomschip Zilveren Kruis, wordt met den 26 dezer overgeplaatst in de rol van het wachtschip alhier en vervangen door den luit. ter zee 2de kl. J. Luytjes. Staten-Generaal. Tweede Kamer. Uit de regeiings-antwoorden over de Staatsbegrooting blijkt, dat de regering wil beproeven, in hoever eene verbetering van het kiesregt onder de bestaande grondwettige bepalingen mogelijk is. Daartoe moet tevens worden afgewacht de uitslag van de voorge nomen herziening van sommige directe belastingen, waarmede de grenzen van het kiesregt naauvv verband houden. De vraag, of eene hervorming van het belastingstelsel, die de regering zich voorstelt, geschieden kan zonder voorafgaande herziening der Grondwet, beantwoordt de regering bevestigend. Wat aangaat de defensie, de regering is diep doordrongen van het hooge belang der zaak en tot de handhaving der onafhanke lijkheid heeft zij reeds nn een aanvang gemaakt met de uitwerking der beginselen, welke zij ten deze huldigt, zich daarbij vercenigende met de voorstellen tot regeling A'an de militie en schutterijen, welke in September 1877 aangeboden werden. De Grondwetsherziening acht zij voor eene doeltreffende oplossing van het vraagstuk niet noodzakelijk; hare Avetsvoordragten zullen nog in den loop Aran het zittingjaar de Kamer bereiken. FTanKrijK. Een der gelukkigste idees van het Parijsclie comité, dat bijdragen inzamelt voor de noodlijdenden te Murcia, is zeker dat van den heer Arthur Magex*, chef-redacteur der Gaulois, namelijk het uitgeven van een geïllustreerd werk, dat bijdragen bevatten zal van Frankrijks-meest gevierde letterkundigen, teekeningen van de grootste meesters, autographiën van alle Europesche Vorsten en voornaamste mannen, enz., enz. Het werk zal slechts 1 franc kosten, doch daar er 300,000 exemplaren van gedrukt en de bijdragen kosteloos verstrekt worden, zal de opbrengst zeker belangrijk zijn. De heer Lebey,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 2