HELDERSOHE
EV \IELWEDIEPEK COURANT.
1879. N°.140.
Vrijdag 21 November.
Jaargang 37.
„W ij huldigen
het goed e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zalurdag namiddag.
Abounemeutsprijs per kwartaalJ 1.30.
franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Iturean: HOLE K PLEIN' Ji°. 163.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-lndië.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
De BURGEMEESTER der gemeente ANNA
PAULOWNA maakt bekend, dat wegens reparatie aan
de Sluis WEST-EINDE, nabij het Groot-Noordhollandsch
Kanaal, te Anna Paulowna, van WOENSDAG 26 NOVEM
BER tot WOENSDAG 3 DECEMBER 1879 aan die
Sluis OÈE\ VAAKTl'ItiEV KCNNE\ WOIIUEV
DOOiitGELATEV.
Anna Paulowna, den 17 November 1879.
De Burgemeester,
C. E. P E 11 K.
IIELDER en NIEUWED1EP, 20 November.
Aan de statuten der Zeevisscberij-Reederij „Triton"
alhier is de koninklijke goedkeuring verleend. Bij de
vermelding hiervan drukken wij den wensch uit, dat ook
deze poging om de welvaart dezer gemeente te bevorderen,
voorspoedig moge slagen.
Blijkens achterstaande annonce zal voor de leden
van onze plaatselijke Weerbaarheids-Vereeniging de gelegen
heid worden geopend om zich te oefenen in het schieten
met het kamer-pistool.
Nabij Falga (ten zuiden van Huisduinen) is gestrand
het schoenerschip Cornelia, kapitein Lieffijn, van Newcastle
bestemd naar Harlingen, en geladen met steenkolen. Het
schip is vol water. De equipage is gered.
Te Haarlem heeft acte van hulponderwijzeres beko
men mej. H. Kroon, van Hoorn.
Men schrijft ons van Texel, dat de bevestiging van
ds. J. J. Ehl Weurdinge te den Hoorn zal plaats hebben
op aanstaanden Zondag, 's voormiddags 10 ure en dat de
intreerede zal gehouden worden des namiddags ten 2 ure.
De bevestiging zal geschieden door ds. A. Gelderman,
van den Burg.
De opgaven omtrent de Christelijke Bewaarschool
aan den Burg op Texel, door onzen correspondent mede
gedeeld en in een onzer vorige nommers opgenomen,
schijnen minder juist te zijn. Althans worden we van
goederhand ingelicht dat niet 7, maar 17 leerlingen die
z3) LIESJE VAN DEN LOMPENMOLEN.
Naar het Hoogduitsch van W. IIeihburg.
(F"er volg.)
Zachtkens stierven de toonen van liet oude kerstlied in het hooge
vertrek weg; geen geluid werd gehoord; bij ieder had dit lied
verschillende herinneringen opgewekt, die echter allen in denzelfden
grond hun oorsprong hadden.
De sukkelende vrouw, in dien grooten stoel, zij herinnerde zich
den tijd, toen zij als jonge moeder haar knaap die woorden leerde,
opdat hij 2e voor zijn vader onder den prachtigen kerstboom zou
opzeggenzij zag weder den fermen jongen, om wien zij haar arm
geslagen had, voor den knappen man staanzij was naast het kind
neergeknield eu vouwde zijne kleine handjes biddend zaain; van de
takken des booms straalde licht en licht werd teruggekaatst uit de
helder schitterende kinderoogenhij moest immers wel trotsch zijn
op zijn zoon...." Bid nu, mijn jongenen de heldere kinderstem
had zoo roerend, ernstig geklonken
„Verblijdt u dan in dezen stond,
Die vrede op aarde geeft!"
Den jongen man stond deze avond niet voor den geest; die was
uit zijn geheugen gewischt; maar hij zag zich met twee kleine
meisjes daar beneden in de kamer der tante. Beiden zaten op
bankjes aan de voeten der oude vrouw, de lieve mondjes wijd
geopend, en de oogen ernstig voor zich uitziende; zij zongen, hoewel
niet volgens de regelen der kunst, toch dapper en gloeijend van
kerstvreugde:
„En om de schaam'le kribbe straalt
Een wonderheerlijk licht,
Een kindje ligt op 't harde stroo
„Army zingt niet mede, tante!" had de grootste gezegd en haar
vragend aangezien.
„Dan krijgt hij straks ook geen peperkoeken, als Euprecht de
knecht komt," was het antwoord geweest.
Toen was de kleine naar hem toegetrippekl. „Army meezingen!"
had zij met tranen in de blaauwe oogen gewaagd, en toen hij over
moedig de blaauwe lokken schudde, had zij wanhopig haar gezigtje
met de handen bedekt. Daarop was Euprecht de knecht gekomen,
met een grooten zwareu pels omhij had met de noten in den zak
gerammeld en dreigend eene roede voor den dag gehaald. „Zijn de
kindereu zoet, tante?" had hij met ecne diepe basstem gevraagd;
„kunnen zij ook bidden?"
„Ja, de meisjes wel; maar die daar, die jongen, is een kleine
stijfkop, die zijn kerstlied niet zingen wil; neem dien maar stilletjes
meê naar uw sneeuwhol, heer Euprecht I" Eu toen was het kleine
meisje, bitter schreijend en haar angst vergetend, naar den gevreesden
man toegeloopen.
„Neen, neen, lieve oom Euprecht, neem Army niet mee! Hij is
niet stout; ik wil ook geen enkelen peperkoek hebben." En Nelly
was ook gaan schreijen, zoodat knecht Euprecht ten slotte was
vertrokken, zonder een gebed gehoord te hebben, terwijl de troost
woorden der tante en het geween der meisjes hem achterna klonken.
Hij alleen, die ondeugd, schreide niet; hij lachte, toen de laatste
slip van den polsmantel verdwenen was; hij hield stijf en stok
staande, dat het niet knecht Euprecht, maar Peter, de koetsier
geweest was, in den omgekeerden pelsjas van oom molenaar.
Aan al deze kinderlijke ervaringen dacht Army, en onwillekeurig
ontviel hem de vraag: „Weet gij nog wel?" Toen zweeg hij,
School bezoeken, terwijl bij de opening dat getal niet
25 of 11, maar 14 bedroeg. De aan deze Bewaarschool
verbonden naai- en breischool telt thans 32 leerlingen.
Naar men ons verzekert, beantwoordt de onderwijzeres in
elk opzigt uitnemend aan hare roeping.
Men schrijft ons van de Cocksdorp op Texel,
dd. 19 dezer:
„Jl. Maandag avond bad hier de tweede volksvoorlezing
plaats. De heer S. C. Pieterse, onderwijzer, trad op met
eene verhandeling over de veidossing van het Fransche
juk (17 November 1813). Na de pauze sprak hij over
ware vaderlandsliefde, als niet bestaande in een „Oranje
boven!" roepen, maar in 't aankweeken van orde, vlijt,
spaarzaamheid, zindelijkheid; in 't. afleggen van die onver
schilligheid, die velen bezielt, en eindigde met een krachtig
woord te spreken ten gunste van 't onderwijs, als een der
magtigste hefboomen voor den bloei van 't vaderland.
Door 't zingen van vaderlandsche liederen door het
Zanggezelschap onder leiding van den heer v. Weurdinge,
werd deze toespraak afgewisseld, wat het genot zeer ver
hoogde van de in grooten getale opgekomenen."
Te Bedijkte Schermer (gem. Oterleek) is een 4jarig
kind, dat een oogenblik zonder toezigt was gelaten, in het
water gevallen en verdronken.
Nadat in de zitting van den Gemeenteraad van Amster
dam op gisteren anderhalf uur over de Beurskwestie was
gesproken, heeft de Raad met 19 tegen 15 stemmen besloten,
op voorstel van den heer Jitta, om de behandeling dier
kwestie uit te stelleu, met het oog op de vele plannen, die
in de laatste dagen zijn ingekomen.
In zijne nadere toelichting van zijn brief van den
17 September 11. beantwoordt Prins Alexander in de eerste
plaats den heer Moclc en brengt daarbij de aanmerkingen
in herinnering, welke deze op het gedrag van zijn beminden
broeder beeft gemaakt. „Indien hij," zegt de Prins, „met
mij hetzelfde spel wil aanvangen, zoo zal ik hein daarin
niet storen, zelfs de hoop uitdrukken, dat hem dit een
aangenaam tijdverdrijf moge verschaffen." De leden van
het regerend Stamhuis moeten echter het regt hebben van
hunne daden of handelingen het verkeerde of valsche licht
af te wenden en op hun doen of laten het helder daglicht
te doen schijnen.
verschrikt over zijne woorden, die zoo duidelijk verstaanbaar door
het stille vertrek klonken zij waren immers reeds lang; voorbij,
die kinderdroomen bij was een man geworden. Een man
Neen, een verwijfde droomer, dien een weinig tegenspoed verlamd
hadDaarboven zat zij nu, de oude vrouw, en schreef om hem te
redden een brief, die haar moeite kostte, die haar zwaar viel, en zij
deed het, omdat hij geen man was.
„Ik moet naar huis." Liesje nam haar jakje van den stoel.
„Och, blijft gij van avond niet?" vroeg Nelly.
„Ik dank je, ik kan helaas niet," antwoordde zij aarzelend „de
domiué's-familie komt van avond bij ons, en gij weet wel, Nellv,
dan durf ik niet wegblijven."
„Dat is zoo, maar komt gij spoedig weer?"
„Zeker!"
.,Mag ik u te huis brengen," klonk opeens Army's stem.
„O neen, ik dank u," stamelde zij verlegen, „ik
„Het is vandaag een feestdag gij zoudt beschonken lieden
kunnen ontmoeten," sneed hij haar antwoord af en greep naar muts
en degen.
Het was een wondersehoone winteravond, die daar buiten over
de Kerstnachtvierende aarde gedaald was; in ademlooze stilte lag
het landschap in een helder wit sneeuwkleed gehuld, overwelfd door
een hemel, waaraan millioenen starren in de heldere koude lucht
vonkelden. Beneden in het ""dorp kwamen de verlichte vensters onder
de besneeuwde daken te voorschijn, en hierboven aan den kruis
weg, bij de met sneeuw bedekte zandsteenen bauk, daar stond een
rijzig paar; hoe verwonderd breidde de kale lindeboom zijne takken
over de jeugdige hoofden uit, als om ze voor aller oogen te ver
bergen. Is het nu tijd tot minnekoozen? schijnt ieder takje te
vragen, thans, nu cr geen enkele nachtegaal zingt en geen groen
takje een liefdegroet kan fluisteren?
En toch het meisjeshoofdje rust zoo stil aan zijne borst, en
in de blaauwe oogen ligt een oneiudige hemel van liefde en geluk.
„Zou ik u kunnen helpen, Army, om uw leven minder somber te
maken? Is het waar?"
„Als gij dat wilt, Liesje," antwoordde hij zacht, en kuste haar
op het voorhoofd.
„Of ik het wil?" vroeg zij blozend, en vlijde zich digter aan hem.
„Of ik gelukkig wil zijn
Hoe was het toch gekomen? Hoe was zij wel te moede, toen
zij alleen het pad naar den molen insloeg? Als in een droom
hoorde zij zijne ernstige woorden, voelde zij den kus op haar voor
hoofd branden en toch was het de werkelijkheid, zoo even door
leefd, die haar hart zoo deed kloppen En morgen haar kloppend
hart stond haast stil, toen zij de verlichte vensters van haar huis
zag dan zal hij bij haar vader komen. Zij is verloofd; eene
gelukkige verloofde, zijne bruid!
Zij bleef staan en zag achterom; daarboven moest hij nu zijn,
bij den eenzamen ouden linde, die, trots sneeuw en ijs, heden avond
het zoetste geluk zag ontluiken. Zou hij haar liefhebben, waarlijk
lief? Zij schudde het hoofd over dat wonder, dat nooit gehoopte
wonder; zouden vader, moeder en tante het niet aan haar zien,
dat zij Neen, neen, nu nog nietals de gasten vertrokken
waren, wil zij het haren vader zeggen, dat er morgen iemand komen
zal, die
Zij trad de huisdeur binnen; die oude schel had heden ook zoo
afschuwelijk hard geklonken, en zij wilde graag eerst stil naar haar
kamertje gaan. Neen, dat ging niet, want juist deed tante dc deur
1 Uitvoerig bespreekt de Prins den open brief van den
heer van Assen, in wien bij den verdienstelijken navolger
van den ridder don Quichotte heeft ontdekt; want hij voert
strijd tegen windmolens, wanneer hij zegt, dat er lieden
zich in de omgeving van den Prins bevinden, die zich
geene moeite besparen om diens „vorstelijke wijsheid te
verschalken," zooals de heer van Assen dat noemt, van
wien het tevens schijnt, dat hij zich in een denkbeeldige
wereld beweegt, waar hij voortdurend gevechten tegen
schimmen voert. De Prins wil hem op deze zwerftogten
in het schimmenrijk niet volgen; maar hij verklaart een
voudig, dat op hem alleen de verantwoordelijkheid rust
van hetgeen hij in het Vaderland heeft geschreven.
Niemand heeft daarop invloed uitgeoefend.
Voor -den onpartijdigen geschiedschrijver is het weggelegd
een levensberigt over 's Prinsen broeder op te stellen.
Moge hij dit oogenblik nog beleven! Vóórdat dit oogenblik
zal zijn aangebroken, zal hij aan iedereen, die van het leven
van wijlen den Kroonprins een korte schets wenschte te
leveren, een getuigschrift van onbekwaamheid uitreiken.
Zijn broeder is bij zijn leven in het algemeen niet begrepen,
belasterd en verguisd geworden. Aan eene soortgelijke
bejegening wenschte hij zich niet bloot te stellen. De Prins
deelt, zegt de heer van Assen, in niet geringe mate in de
liefde van het Nederlandsche volk, maar volgens dien
schrijver vraagt dit laatste wederliefde. Waaruit put die
schrijver het bewijs dat ik, schrijft Prins Alexander,
„geene wederliefde toon? Het bewijs dezer stelling heeft
hij achterwege gelaten, omdat de gronden tot staving van
zijn beweren hem ontbreken. Ik stel de liefde van het
Nederlandsche volk op hoogen prijs. Die liefde heeft in
mijn hart weerklank gevonden. Ik daag den heer van
Assen uit, mij het tegendeel te bewijzen."
De Prins weet zeer goed, dat Vorsten openbare personen
zijn, maar men moet niet over het hoofd zien, dat zij ook
hunne gemoedsaandoeningen hebben in even groote mate
als hunne landgenooten. Nimmer zal hij een kunstmatig
wezen zijn, zooals wel ligt een tooneelspeler, die 's morgens
zijne moeder heeft verloren, maar toch dienzelfden avond
nog met een glimlach op het gelaat op de planken moet
verschijnen. Wanneer men wenscht, dat zijne krachten in
het vervullen der zware taak, die het aan de Voorzienigheid
der huiskamer open
„Wel, gij uitblyfsterklonk vriendelijk de oude stem, „ik wilde
juist Doorlje zenden, want ik was bang, dat iemand u onderweg
had meegenomen."
„Goeden avond." antwoordde zij, terwijl haar stem bijna verdween
onder de hevige hartkloppingen, „is het al zóó laat?"
„Nu, dat zou ik denken," sprak de oude vrouw, en deed de
deur achter haar digt. Daar zat haar vader aan dc ronde tafel,
en hare moeder met den predikant op de sofa.
„Zoo, zijt gij daar!" sprak haar vader vriendelijk en trok haar
naar zich toe. „Wat zegt gij daar wel van, Lise? Denk eens, de
kinderen in de pastorie hebben de scharlakenkoorts en kunnen niet
komen, is dat niet treurig?"
„Zeer treurig!" herhaalde zij: maar hare oogen schitterden zoo,
en om haar mond speelde een gelukkig lachje; dat was geheel in
tegenspraak met hare woorden. Vroeger zou zij in luide weeklagten
zijn uitgebarsten, maar vandaag zij lette ter naauwernood op het
geen haar werd medegedeeld.
„Een oogenblik slechts ik zal boven mijn goed afdoen; ik
kom dadelijk terug," en weg was zij.
„Wat scheelt het kind?" vroeg hare moeder angstig.
Het kind echter stond, diep ademhalend, boven in haar kamertje.
Haar jakje en muts werden op een stoel gesmeten, en zij zelve viel
voor haar bed op de knieën, zooals zij eiken avond gewoon was te
doen; zij drukte hel gloeijend gelaat in de kussens en vouwde
hare handen, maar geen woord kwam over hare lippen; slechts in
haar hart vermengde zich een verward dankgebed roet een onge
kende vrees en een onuitsprekelijk gevoel van geluk. Eindelijk
sprong zij op en opende het raam, „daar boven, daar boven,"
fluisterde zij en groette met de hand, alsof hij haar zien kon. Óf
hij nu aan haar dacht? Of hij al aan zijne moeder bekend had,
dat hij de kleine Liesje uit den molen omarmd en gekust had?
En Nelly?
„Liesje, Liesje!" riep men van beneden.
„Aanstonds!" antwoordde zij; hare stem klonk alsof ze opge
schrikt waszij nam het licht en zag in den spiegeleen paar
gloeijende donkere oogen zagen haar uit het glas aan. „Zijne
bruid!" fluisterde zij, „zijne verloofde!" en een donkere blos vloog
over haar gelaat; zij deed snel het licht uit en ijlde naar beneden.
„Zij zijn al in dc eetkamer, jufFer,". riep Doorlje haar toe en
begon toen op eens hard te schreeuwen: „o lleere, Heere, juffer
er is eene verborgene bruid in huis; zie maar een, twee, drie
lichten!"
Het jonge meisje, dat reeds de kruk der eetkamerdeur in de
hand had, keerde zich hoog blozend om waarlijk, daar stond
Doorlje met de keukenlamphier hing de groen verlakte ganglamp
aan den wand, en tante was juist uit hare kamer gekomen en hield
de hand voor de waskaars, wier volle schijnsel op haar oud goedig
gezigt viel.
„'t Is best mogelijksprak zij, alsof ze boos was.
„Meid, gij zijt gek; dat maakt een leven, alsof ze ten minste
het grootste lot uit de loterij heeft gel rokkenEene geheime
bruid domme gans! Gij zult zelve wel het beste weten, wie het
is Aan de tuindeur staat immers icderen avond een verliefd paar,
niettegenstaande de dikke sneeuw! Ga naar binnen, kind! Ik volg
u," wendde zij zich tot Liesje, die nog talmend bij de deur stond
te wachten en toen met de oude vrouw naar binnen ging.
Vader, moeder en oom, de predikant, waren reeds gezeten; de
laatste deed het tafelgebed en daarna verscheen Doortje met een