IIELDERSCIIE EN NIEUWEIMEPER COURANT. nieuws- en Advertentielilai voor Hollands Boorderkwartier. 1879. N°. 151. Woensdag 17 December. Jaargang37. „W ij huldigen het goed e." Verschijnt Dingsdag, Uondordag en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalJ 1.80. w franco per post 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN N°. 163. Prijs der Advertentièn: Van 14 regel* 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-lndië. Laatste ügting 's avontls 6 uur. HELDER en NIEUWED1EP, 16 December. Blijkens een bij het Departement van Marine ontvangen telegram, is de oefenings-divisie, onder bevel van den kapt. ter zee J. W. Binkes, jl. Vrijdag namiddag ten 4 ure Dungeness gepasseerd. Aan boord was alles wel. Zeer teleurgesteld waren jl. Zondag voormiddag de leden der Hervormde gemeente, die in de Westerkerk alhier waren bijeengekomen, in de verwachting dat de godsdienstoefening door een der predikanten uit den omtrek zou worden geleid. De prediker liet zich echter wachten, en eindelijk rigtte zich de kerkeraad tot den heer Rinner, die aanwezig was, met verzoek om de plaats van den afwezige te vervullen. Hoewel geheel onvoorbereid, trad genoemde godsdienstonderwijzer voor een vrij talrijk gehoor op en sprak zeer tot genoegen zijner hoorders. Door de zoo vroeg ingevallen felle vorst zijn dit jaar de zeevogels, zooals ganzen, zwanen, eenden en tal van andere, die hier langs het strand, onder den Texclschen wal en onder Wieringen hun aas zoeken, over vallen en door het ijs uit hunne schuilhoeken verdreven. Bij gansche kluften ziet men hen de wakken in het ijs opzoeken, maar voor het azen vinden zij geen gelegenheid en ook worden zij telkens door jagers, in vletten gezeten, achtervolgd en doodgeschoten. Er is intusschen moed noodig voor die jagtliefhebberij, want niet zelden weet de aangeschoten vogel zich tusschen het kruijende ijs te redden en het kost den jagers dan beleid en inspanning om zich tusschen de groote schotsen drijfijs te wagen en menige jager wordt soms zoo door de scherpe koude aan gegrepen, dat hij den trekker van zijn geweer niet kan overhalen. Toch zijn er, die met die jagt een niet onaardig weekgeld verdienden. Voor een zwaan maakten zij f 3 tot f 5, voor rotganzen en eenden, in den beginne, 50 cents 't stuk. Er waren jagers die zware risten met vogels aan den wal bragten; onder Wieringen en Texel werden er veel geschoten en hier langs de huizen verkochtmenigeen, die zich anders de weelde niet kan veroorloven een gebraden boutje op zijn disch te hebben, kan nu, bij den grooten voorraad, zijn hart eens ophalen. Eene wandeling langs den zeedijk en het strand is thans wel een kouden neus waard, want overal ziet men vletten met jagers, die do opgeschrikte vogels vervolgensommige jagers hebben hun LIESJE VAN I>E\ LOlM'liMIIOLEN. Naar liet Hoogduitsch van W. Hetmbcbg. {Vervolg.) „Ik zend uwe gebiedster niet weg," zcide Army, geroerd door de trouw van het oude, hardvochtige schepsel, „integendeel, ik „Sta op!" beval de barones toornig, „en doe, wat ik u bevolen lieb geen woord meer. Ik vertrek nog heden!" „Misericordiasnikte de oude in haar doodsangst, en greep de plooijen van het zwarte kleed barer meesteres; „laat mij medegaan, signora Kleonora! Ik sterf zonder u." Hij zag droevig naar de gebiedende gestalte, die daar midden in het vertrek stond, het hoofd trotsch in den nek geworpenscherp en vijandig blikten de zwarte oogen hem aan, als stond een vreemde bedelaar voor haar, dien zij de deur wilde wijzen. Hij had haar altijd zoo lief gehad, zoo bewonderd, zijne schoone grootmoeder zelfs thans, nu de nimbus, met welke zijn hart haar eens omgaf, geweken was, zelfs nu zegepraalde deze liefde; hij vergat haar heerschzucht, hare hardheidhij zag slechts de trotsche, bevelende vrouw, die hem eenmaal met afgodische teederheid opvoedde. „Grootmama!" smeekte hij, en trad eenc schrede nader, „laat vergeten zijn, wat eens gebeurd is! Ik geef u de band erop, niets zal u hier aan het verledene herinneren „Ga!" sprak zij kortaf, en wenkte hem met ne hand op hare bevallige manier ten afscheidsgroet; „ga! Ik wil alleenzijn; ik heb nog veel te regelen." Hij trad op haar toe. „Vaarwel!" zeide hij, „en zoo gij ooit heimwee gevoelt, kom danGij zult „Adieu!" viel zij hem in de rede. en onttrok hem de hand, die hij aan zijne lippen wilde brengen. „Gij hebt gekozen." Zij keerde hem den rug toe. „O, de vloek de vloek O, miodio!" snikte de oude dienstmaagd, die nog altijd handenwringend op den vloer geknield lag. „Gekken!" hoorde hij zijne grootmoeder nog zeggen; toen viel de deur tusschen hem en haar in het slot. De laatste dag van het oude jaar, heeft hij niet iets plegtig weemoedigs? Het is het gevoel van scheiden, dat het menschenhart vervult, en een angstig terugdenken en vragen: wat gaf ons het oude jaar, hoeveel ontnam het ons, en wat zal het nieuwe brengen Vreugde of smart, geluk of zwaar verlies? Er is een tijd, waarin men zulke vragen nog niet doet, een tij I, in welken men gelooft, dat de toekomst met ieder dag schooner moet worden, waarin de tuin onzer droomen trotsche bloesems in overvloed draagt, en men in zalig ongeduld op het opengaan der bloeiknoppen wacht, om zich in eene waarlijk fabelachtige bloemen pracht te bedwelmen; maar de tijd snelt heen, knop bij knop valt verdord ter aardeslechts enkelen bloeijen eenzaam en beven, dat ook haar de ruwe hand zal vernielen, die hare zusters trof. En die. eens zulke bloesems zag vallen, staat met een treurig vragend hart aan den ingang van een nieuw jaar, vouwt bezorgd de handen, en vraagt onwillekeurig: wat zal de toekomst mij brengen? Zullen de bloesems mijner hoop verwelken of bloeijen Het is treurig, als jonge harten deze vragen reeds moeten doen, wanneer een vorst in de lente al dez.e zonnige geluk-belovende bloesempracht verstoort. vlet wit gemaakt en zich in een wit pak gestoken om de vogels des te beter te kunnen verschalken. De Engelsche stoomboot Eider kwam wegens de vorst hier jl. Zondag van Londen binnen en laadde 3000 schapen, 10,000 Edammer kaasjes en 160 kisten thee. HH. MM. de Koning en de Koningin zullen zich den 6 Januari) a. s. naar Arolsen begeven. Wegens de afschaffing der lijfstraffen bij de zeemagt, moeten voor de daarvoor in de plaats getreden straffen uan boord van de verschillende oorlogsbodems provoosten worden gemaakt. Gisteren werd bevorderd tot doctor in de geneeskunde aan de Universiteit te Amsterdam, de heer Gerrit Karssen, officier van gezondheid 1ste klasse bij de zeemagt, arts, geboren te Harderwijk, op een academisch proefschrift. De nieuwbenoemde commissaris des Konings in de provincie Noordholland, jhr. mr. J. W. M. Schorer, heeft jl. Zaturdag op het Loo in handen van Z. M. den ver- eischten eed afgelegd en gisteren zijne betrekking aanvaard. Van de leden van den Gemeenteraad van Middelburg met den gemeente-secretaris, ontving de heer Schorer, als blijk \an achtiug en vriendschap, een geschenk, bestaande in vier kristallen vruchtenschalen op zilveren voet, waarop het wapen der gemeente en de jaartallen van zijn burge meesterschap sierlijk zijn gegraveerd. Aangenomen het beroep naar de Doopsgezinde gemeente te Burg, Waal en Oosterend op Texel door ds. S. F. van der Ploeg, die bedankt heeft voor Poppingawier, Noordhorn en Wormer en Jisp. Men schrijft ons van Texel: „Waal, 15 dezer. Naar wij vernemen zullen de heeren Muller, W. Mets en Vos, van Oude Schild, binnen kort hier eene lezing houden, waarvan de opbrengst voor een liefdadig doel zal bestemd worden." „Oude Schild, 16 dezer. Jl. Zaturdag hield onze afdeeling van „Volksonderwijs" eene openbare zamenkomst, die door 120 h 130 personen, mannen en vrouwen, werd bijgewoond. Na de opening der vergadering stelde de president in korte woorden in 't licht, dat de Vereeniging „Volksonderwijs" nog lang niet overbodig is; dat kosteloos onderwijs en leerpligt nog niet zijn verkregen; dat kinder- handarbeid nog in zijne wording is, enz. enz. Als spreker trad daarna op de heer v'ets, die eene lezing hield over 't gezegde: „Honderd scnuv.....eesters,negen-en-negentig gekken." De heer Zwanenburg leverde eene bijdrage ge- Het was des namiddags togen vier uur, toen de onrust Liesje naar het slot dreef: sedert vier dagen was Army reeds weg met haar vader en zij had nog geen tijding vin hem ontvangen. En heden was het oudejaar, een dag, die vroeger lieve gasten in huis bragt maar heden? Vader niet tehuis, moeder zoo stil, tante treurig, oom en tante in de pastorie in diepe droefheid over hun lieveling. En zij? Zij ging weder de allee door naar het slot; zij wilde vragen, of zijne moeder of Nelly misschien tijding van hem hadden? De brief haars vaders was zoo kort geweestalles was gebleken veel ver warder te zijn, dan hij gedacht had, schreef hijwanneer hij terug kwam was nog onbepaald geen woord voor haar over Army! Zij moest heden iets van hem hooren. Zij zag onder het gaan door de kale takken der boomen eu de allee naar het bordes, dat juist te voorschijn kwam. Aan den hemel hingen zware graauwe wolken, en een onaangename zoele lucht kwam haar tegemoet; bij de spaarzame verlichting zag het oude slot er regt somber uit zoo ledig, zoo verlaten, een waar ongeluksnest, zooals tante zeide. Ilocvele jaren zijn gekomen en heengevaren over deze oude daken, en hoevele zullen nog komen en gaan. en wat zullen zij brengen? Wat men eens verloren heeft, keert niet weder, en zij, zij had zoo oneindig veel verloren, de gansche wondervolle lentetijd der liefde; van al de schitterende bloeiknoppen waren alleen de doornen over gebleven, die zich in haar gewond hart gedrukt haddengeen zoet geluk aan de zijde des geliefden mans, slechts een leven vnn krachtige zelfverloochening, een smartelijke, lach, maar geenc. liefde voor haar. En daarom ook geen brief. Wat zou hij haar ook schrijven? Zij herinnerde zich. hare moeder eens gezien te hebben, hoe zij met een gelukkig lachje eeu pakje oude brieven opende, die in een kistje zorgvuldig bewaard werden. „De brieven uws vaders," had zij gezegd, toen het jonge meisje haar vroeg, „uit den tijd, toen wij nog bruid en bruidegom waren." Welk eene zaligheid straalde daarbij uit de oogen harer moeder! Liesje drukte de handen op de borst en ging haastig verder. Nu trad zij uit de allee en rigtte hare schreden naar het vo n-plein; een wagen stond voor de zijpoort. „Een wagen, hoe komt hier een wagen? Zou Army Maar neen, dan zou vader immers ook gekomen zijn." Zij schudde het hoofd, toen zij om het rijtuig heenliephet was een jammerlijke oude kast, klaarblijkelijk een rijtuig uit het dorp. Zij trad het slot binnen en bleef opeens in den gang staan; het scheen haar toe, alsof zij stemmen en voetstappen hoorde. In den langen gewelfden gang schemerde het reeds, alleen viel op de brecde treden een flaauw schijnsel door de. trapveusters, die met het groote portaal in verbinding stondenaarzelend ging zij verder. „Gij hebt het immers niet anders gewild," hoorde zij de eenigszins barscbe stem der oude barones zeggen, „tranen vind ik heusch geheel onnoodig, Cornelie." Tegelijkertijd vernam Liesje het ruischen van kleederen en ligte voetstappen op de bovenste trede verscheen de oude barones, zich half omkeerende naar hare schoondochter en Nelly. Zij was in een vroeger zeer kostbare fluweelen pels gewikkeld, en het trotsche gelaat kwam even onbewegelijk als altijd uit de zwarte kanten sjaal, die zij om het hoofd geslagen had, te voorschijn. „Het is bezorgdheid voor u, mamatje," sprak de jonge barones, „in dit weder! En gij zijt de ongemakken van het reizen niet meer gewoon." titeld: „Onze vijanden in huis" (kooloxyde), door prof. D. Huizinga. Met de voordragt van een tweetal dichtstukken door de heeren Muller en T. de Wijn Cz. liepen de lezingen ten einde. 't Genoegen der bijeenkomst werd zeer verhoogd door dien de voordragten telkens werden afgewisseld door 't zingen van driestemmige liederen door 't koor onder leiding van den heer G. Klazinga. Te ruim 10 ure sloot de president de vergadering met een woord van dank aan de sprekers en zangers. Met genoegen kunnen we nog meedeelen, dat het aantal leden op dezen avond met 18 werd vermeerderd en thans tot ruim 50 is geklommen." Met het oog op de tegenwoordige tijdsomstandig heden, heeft de burgemeester van Noordscharwoude het noodzakelijk geacht het personeel der nachtwachts te ver dubbelen, waarvoor door den Raad metalgemeene stemmen do benoodigde gelden werden toegestaan. Vrijwillig namen de Raadsleden zelf het controleeren der wacht op zich; twee hunner deden daartoe onlangs des nachts de rondte. Het Post- en Telegraafkantoor te Winkel is nagenoeg voltooid. Het is een zeer sierlijk gebouw en maakt een gunstige uitzondering op de meeste openbare gebouwen. In deze week is men ook begonnen met het stellen der telegraafpalen. Ook ten dezen opzigte kan men vooruitgang opmerken. De palen toch zijn van ijzer en maken door hun netten vorm een goeden indruk. Wie gewoon is de wansmakelijke houten telegraafpalen te aanschouwen, moet zich ten zeerste verblijden in den goeden smaak die bij de keuze dezer palen voorgezeten heeft. Misschien vergis ik mij, zoo lezen wij o. a. in de kout van een Amsterdammer in de Amsterd. Crt., maar ik geloof, dat het Sint-Nicolaasfeest in de latere jaren van karakter is veranderd, en ik verbeeld mij, dat er eenc soort van rage is ontstaan om slechts zeer mooije, zeer dure en dikwijl? zeer ondoelmatige cadeaux te koopen en te geven, terwijl vroeger iedereen met veel minder tevre den was. Dan, gelijk ik reeds zeide, 't is mogelijk, dat deze opvatting onjuist is. Dit weet ik evenwel zeker, dat eene zaak erg achteruitgegaan en verminderd is, namelijk de kwaliteit van den Sinterklaasboek. Ik voor mij ben wel geneigd te meenen, dat dit ligt aan het ontbreken dei- gouden plaksels, die in vroeger jaren de figuren en poppen zoo aantrekkelijk maakten, en de meeste mijner jonge vrienden en vriendinnen zijn het met mij eens. Eertijds glom en schitterde een koekbakkerswinkel, alsof er louter Reizen? Zij ging op reis? Een oogenblik vervulde een gevoel van blijdschap Liesje's hart. „De noodzakelijke gevolgen uwer handelwijze, Cornelie," klonk het terug, „heb intusschen geen zorg! Nog ben ik niet zoo zwak, dat ik „Het is te haastig opgekomen, mama, te schielijk." „Te haastig? Ik heb met ongeduld de oogenblikken geteld; het liefst was ik nog op hetzelfde oogenblik vertrokken." ..Het valt mij onuitsprekelijk zwaar, u zonder verzoening te zien heengaan." „Ik meen, de verzoening het meest gezocht te hebben, men wilde mij echter niet verstaan. Denkt gij, dat het mij ligt valt, heen te gaan?_ In dit oogenblik gevoel ik al het droevige er van, welke ellendige tijden ik hier ook beleefd heb. Maar blijven onder de voorwaarden, die de toekomstige lieer van Derenberg mij stelde; blijven, om een leven te leiden, zooals hij mij aanbood, om mijne grondbeginselen aan zijne nieuwe zeker niet aristocratische begrippen ten offer te brengen dat nooit! Ik ben nog uit de oude school Noblesse obligo!" „Zij gaat om mij," fluisterde Liesje. ,,lk geloof dat Army vertrok, in de zekere hoop. u nog weder te vinden, mama," smeekte hare schoondochter. De oude dame lachte luidkeels. „Dio mio! riep zij. Hij weet zeer goed, dat hij mij hier niet meer vindt, en het is zoo goed ik wil hem niet weer zien. Hij wijst een aanbod af, dat hem eene schitterende loopbaan opent „Ik weet het," viel hare schoondochter in de rede, „de hertog „Geen woord meer!" gebood de barones; zij ging de trappen af. „Blijf gerust, mevrouw de barones!" zeide een bevende stem, en Liesje loog zich in de schemering voor haar. „Blijf, het is nog niet te laat; wanneer liet zóó gesteld is, dan geef ik Army de vrijheid terug; ik wist immers niet, dat er zich nog een middel tot zijne redding had opgedaanZij zweeg, en greep onwille keurig naar de gebeeldhouwde leuning der trap. De donkere gestalte der oude dame voor haar week verschrikt terug; Nelly echter was met één sprong naast haars broeder's bruid. „Wat zegt gij daar, Liesje!" vroeg zij, „wat wilt gij doen?" „Dat liadt gij vroeger moeten bedenken, mijn kind," zeide de oude dame bits, „nu kon uw beter doorzigt te laat komen." „Ik heb hem willen redden, hem helpen," antwoordde Lièsjc bedrukt, „maar nooit wilde ik zijn geluk in den weg staan, O, het is zeker nog niet te laat, mevrouw de baro..esriép'zlj smeekend, toen de oude dame, het hoofd op hare trotsche, onna volgbare wijze in den nek werpend, haar voorbij ging. „Blijf, tot hij komt., genadige vrouw; zeg hem, dat hij geenerlei verpli°;ting jegens mij heeft! Ik zelf maak hem vrij, opdat hij elders het geluk vinde, dat ik hem toch niet geven kan. Hij heeft mij immers niet lief. O, blijf, blijf!" De oude d ime schudde de kleine bevende handen niet af, welke haar mantel vasthielden; zij stond als betooverd en staarde op liét schoone gelaat, dat haar zoo ontsteld aanzag in het schemerachtige" sombere licht van den verdwijnenden winterdag. Hare trèkjt£n bleven onveranderdgeen spoor Van medelijden met het beangstigde kind blonk in de schoone pogen, geen enkel woord kwam óver hare lippen. Daar klonk een haastige, welbekeede voetstap door het portaal,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 1