ffoud in do winkelkasten lag, en tegenwoordig ziet het er cloodseh en onpoëtisch in uit, ja zelfs is er groute zaak kennis toe noodig om eeno vrijster van een vrijer te onderscheiden Vroeger zag men onmiddellijk aan een met regtstandige strepen beplakte pop, dat men met een lid der schoone sekse te doen had, want de strepen konden onmogelijk iets ande'rs dan een japon verbeelden, en ook een lieer der schepping was au premier abord kenbaar. Nadat de vaderlijke zorgen van wijze mannen het ver guldsel uit de wereld hadden geholpen, omdat het scha delijk voor de gezondheid heette te zijn, werd eene zwakke poging gewaagd om het door gekleurde lintjes te vervan gen, maar die poging mislukte jammerlijk, en heden ten •lage heeft alle Sint-Nicolaaskoek een en dezelfde uniforme bruine kleur. Men zal welligt zeggen, dat ik te veel gewigt aan 't verguldsel hecht, maar dat is werkelijk niet het geval, en ik geloof dat, als men statistieke gegevens kon verzamelen omtrent de jaarlijksche productie en den verkoop van koek, het overtuigend zou blijken, dat die sedert de afschaffing van het goudbeplaksel achteruit zijn gegaan. Met het verguldsel is, helaas! ook do klassieke taai-taai verdwenen, en eveneens is de marsepein schaarsch geworden en schijnt, zoo niet geheel, dan toch voor een groot deel door de moderne boterletter verdrongen te zijn. Gelukkig, dat, bij eene enkele reden tot klagen, vele redenen tot tevredenheid zijn overgebleven en aan de meeste traditiën in onze verlichte dagen nog vastgehouden wordt. Nog altijd danst, in de meeste gezinnen, groot en klein op den heugelïjken vijfden December joelend in 't rond; nog altijd gelooven alle kleine jongens en meisjes, dat Sinterklaas met zijn zwarten knecht op één avond al de kinderen in stad en land bezoekt en jaar in jaar uit weerklinken hunne gezangen van „Sinterklaas, bonne bonne bonne" en „Sint-Nicolaas goed, heilig, man." Ook het prettig neerzetten van een schoen, met stroo en brood voor het paard van den Heilige gevuld, is be houden gebleven, en in den vroegen morgen van den zesden December worden ontelbare papa's en mama's door hunne woelige spruiten uit zoete droomen gewekt en van gen groote onderzoekingen aan naar den inhoud van diverse schoenen en laarzen, waarin de Sint allerlei geschenken en ook soms een gard blijkt gedeponeerd te hebben. En dan de pakjes en surprises.... St Nicolaas alleen weet wat er op zijn feestdag, op dat terrein gebeurt; hoeveel lieve meisjes op dien avond een kleur krijgen en hoeveel jongelings-harten sneller kloppen, en ook zou hij kunnen vertellen hoe de verrassingen niet altijd van geheel onschul- digen aard zijn, en hoe een Amsterdamsche oude jonge heer bijv. eens twee springlevende jongens cadeau kreeg, en een ander zelfs op een doos met levende muizen werd getrncteerd, terwijl vaak gevers van cadeaux op alleron- pleizierigste wijze werden verrast, wanneer de brengers der geschenken er mede op den loop gingen en spoorloos verdwenen. Ik kon ditmaal de verzoeking niet weerstaan, om weder eens, als in vroeger jaren, een kijkje te gaan nemen bij een koekebakker, en ik stapte dan ook een met vlaggen versierd lokaal binnen, waar het zeer vol en rookerig was, en waarin een paar heeren in een hoekje aan een tafel zaten en een flesch wijn dronken. Vermoedelijk oefenden zij politiedienst uit, want, ik mag niet vergeten het feit te vermelden, dat de oud-Amsterdamsche Sinter-Klaas-politie- man, die steeds zoo kranig en met een geel lint versierd voor den winkel stond, is afgeschaft, als uit den tijd. Een jufvrouw, met lange krullen, ontving mij allercharmantst. Zij deed mij de verbazingwekkende mededeeling dat zij, door de groote drukte, in de laatste drie dagen haast geen krummel gegeten had, vertelde mij de merkwaardige bij-""1- derheid dat hare handen door het voortdurend lianteeren der chocolade zóó vuil werden, dat ze er uit zagen alsof ze regelregt uit den schoorsteen kwamen, spelde in zenuw achtige opgewondenheid den naam Christine zonder cho- en in liet schemerlicht van den gang verscheen ceuc slanke, manne lijke gedaante. Het jonge meisje zag hem met brandend droogc oogen tegemoet kwim hij nog? Zou zij hem hier ing ontmoeten Moest haar deze ure dm nog zwaarder gemaakt worden? Als wilde zij niets meer zien, om sterk te blijven, sloeg zij de handen voor het gezigt. „Wat gebeurt hier?" klonk haar zijn stem haastig en opgewonden in 't oor, mijne verloofde weent?" Zijne verloofdeWat deed dat woord haar onuitsprekelijk zeer was zij toch maar weg van hier, duizend mijlen ver, om deze kwelling te ontvlieden. „Zij is verstandiger dan gij," antwoordde de oude dame, „nog ééns staat gij aan den kruisweg, want zij is bereid terug te treden „Omdat gij het haar aannemelijk gemaakt hebt?" vroeg hij morrend. „Neen, Array," kwam zijne moeder er tusschen, „Liesje hoorde toevallig, dat grootmama „Wat hebt gij gehoord, Liesje?" vroeg hij, zijn arm om haar heen slaande en zich tot haar nederbuigendewat klonk zijne stem opeens teeder! Zij antwoordde niet, maar de tranen rolden haar nu uit de oogen over de te cd ere vingers, die nog altijd haar gelaat bedekten. Zij zag niet, hoe angstig hij haar aanschouwde; zij voelde alleen de brandende smart, dat zij hem toch nog moest laten gaan, dat zelfs een leven zonder liefde aan zijne zijde nog een pirndijs was bij de ledigheid die haar wachtte, wanneer zij van hem afzag. „Liesje," smeekte hij, „kondt gij werkelijk zoo zoo verstandig zijn, als grootmoeder zooeven beweerde?" Zij knikte. „Ja, ja!" snikte zij, al bare zelfbeheersching verzamelende, ,.ik wist immers niet, dat de hertog u helpen wilde, anders och, anders was ik nooit hier aangekomen, om ik geloofde ik, ik alléén kon u redden." „Dat kunt gij ook," sprak hij zicht, „gij alleen kunt het, anders geen mensch op de gnnsche wijde wereld." Hij nam haar de handen voor het gezigt weg en zag haar in de betraande oogen. ..Liesje, nis gij wist, hoe ongerust ik over u geweest ben Zy schudde het hoofd. „Mij zweefden," ging hij voort, „onophoudelijk een pa r treurige blaauwe oogen voor den geest, en een lang verleden droevige geschiedenis van twee even zulke blaauwe pogen, die van kommer en harteleed gestorven zijnals ik daaraan dacht, greep ontzetting mij aan, en mijn angst, mijn voorgevoel was niet ongegrond, bijna was ik te laat gekomen niet waar?" „Neen, neen Army; het is medelijden van u; gij weet niet, wat gij van u werpt, een schitterend leven, eene grootsche loopbaan laat mij Nog is liet niet te laat," smeekte zij. „Dwaas kind! ik weet zeer goed, wat ik weiger, ik weet ecliter ook, wat ik daarvoor win het beste, het edelste, het reinste, wat de wereld bezit." Het was stil geworden op den ouden gewelfden trap, stil en donker beneden reed rateleud een wagen over den straatweg. De laatste dag des jaars liep ten einde, wat zal het nieuwe brengen? (Slot volgt colaad-H en gaf mij, leek in het edele koek bakkersvak, den nobelen raad 0:11 chocolaadletters steeds bij het gewigt en niet per stuk te koopen, daar, naar zij beweerde, zulks wel een verschil van een hal ven cent per letter uitmaakt. Belast en beladen met zakken en zakjes, verliet ik het gastvrije lokaal, waar ik me een oogenblik regt goed ge amuseerd had. Mij dunkt, dat ik sommigen hoor lagchcn over de ver klaring, dat ik mij op Sinterklaas geamuseerd heb; 't zijn dezulken, die dat feest, evenals alle feesten, erg kinder achtig vinden. Een verjaardag noemen zij een dwaasheid, want, zeggen zij, men kan eiken dag zijn verjaardag vieren. Oudejaars-avond is in hunne oogen totaal onbeteekenend, want men kan eiken avond bedenken dat een jaar vervlogen is. En zoo praten zij over alle feestelijkheden, en hebben het theoretisch welligt aan 't regte einde; maar ik zou hun willen toevoegen: „Grau, lieber Freuntl ist jede Theorie! dat de oogenschijnlijk oppervlakkige en kinderachtige, hui selijke- en familie-feesten toch wel wat, ja veel, beteekenen, en dat zij regt van bestaan hebben. Welligt zullen zij dit eens gaan gevoelen, wanneer zij velen zullen missen in den feestvierenden kring, die er vroeger deel van uitmaakten. In verschillende steden, nu ook in Amsterdam door een tiental heeren en dames in de Sarphatistraat, wordt een denkbeeld in toepassing gebragt, dat wel navolging verdient. Zij vragen gedragen kleederen, om die aan be- hoeftigen te verstrekken. Ieder weet, hoe weinig men er voor krijgt, als men ze verkoopt; nu misgunnen wij den handelaars in oude kleederen de winst niet, die zij daaruit trekken, maar er zal voor hen toch altijd genoeg te ver handelen blijven en door het regtstreeks present geven van kleêren bewijst men eene groote weldaad. Velen verkoopen de kleêren dan ook slechts om ze kwijt te zijn en zien op tegen den last aan wien en hoe ze te schenken. Nog onlangs ontvingen wij daarvan een aangenaam bewijs: toen de Arnh. C-rt. één overjas vroeg voor een jongmensch, die een onderwijzers-cursus op verren afstand zijner woonplaats moest bijwonen, ontving zij eene gansche garderobe vol. Eén der gevers had zelfs de goed heid, die zijn hart eer aandoet, om een der vestzakken te vullen. Zou er niet, evenals in andere steden, ook hier deze of gene, met de armen bekend, zich de moeite willen getroosten om als tusschenpersoon tc dienen? Wij zijn bijna zeker, dat hij op veel meer bijdragen kan rekenen, dan hij wel denkt. ("Arnh. Crt.) Zekere E. v. d. S., te 's Gravenhage, die een paard, dat door een beenbreuk zich niet meer kon bewegen, dagen en nachten zonder voedsel op een stuk land bij het diaconessen- huis liet liggen, is daarvoor veroordeeld tot f 20 boete of 5 dagen subsidiaire gevangenis. De kantonregter nam dus aan, dat niet-verzorgen mishandelen is. Een drietal werklieden van de fabriek der heeren Enthoven te 's Gravenhage, die wegens gebrek aan werk ontslagen zijn, vragen, ook namens de werklieden van andere fabrieken, in het Dagblad, dat de regering, welke zooveel te verwerken heeft, de patroons in staat stelle, hunne gezellen weder te doen arbeiden. Allereerst rigten zij dit verzoek tot den minister van Koloniën, met het oog op de ijzeren bruggen voor Indië, eerlang aan te besteden. Naar de N. Rott. Crt. mededeelt, zijn door den regter-commissaris te Rotterdam, op rekwisitoir van den officier van justitie, voorloopige informatiën ingewonnen tegen de ontslagen directeuren der Rotterdamsche Tram weg-Maatschappij, van Vv ijk en van Mourik. ten einde op te sporen of hui.ne handelingen ook in de termen der strafwet vallen. Ten einde daarover inlichtingen te ver schaffen, werden ook de directeuren gehoord en de direc teur-boekhouder werd uitgenoodigd de hoofdboeken mede te brengen, ten einde daainit de aanknopen, door van Wijk en van Mourik gedaan, te constateeren. Dooiweêr, zegt het Rott. Nblad. Als we nu maar zorgen, dat met de verhooging der temperatuur buiten ons, de warmte in ons niet te spoedig weer dalen gaat. Toen 't zoo koud was en zoo bar en zoo guurtoen onze kinderen spraken over de arme kinderen, wien 't aan voedsel en deksel ontbrak; toen onze harten door duizenden feiten en omstandigheden werden geopend voor de heerlijke indrukken der menschlievendheidtoen iedere daling van den thermo meter onze belangstelling in 't lot onzer behoeftige mede- menschen klimmen deed toen bleek ouze zin voor weldoen schier op te wegen tegen den klimmenden nood. Twijfelaars aan de opregthcid van de menschenmin beweerden, dat er veel kunstmatigs was in de bereidvaardigheid om wel te doen. Zij hadden zelfs de instemming van andere twijfelaars die durfden gewagen van onze zucht tot zelfbehoud, welke den bemiddelde noopte „nu ook eens aan de niets-bezitters te denken." Nu is het dooiweêr, en de tijd om deze allen en welligt nog nijdiger menschenhaters tot afdoend zwijgen te brengen. Want ofschoon liet nu niet gebeuren zal. dat de eene of andere oude in haar kille woning van koude sterft, vergeten zullen we het niet, dat de December-temperatuur in den nacht in den omtrek van 't vriespunt blijft. En indien menschenvrienden en leden van zulke vereenigingen, welke uit menschenmin ontstaan zijn, hunne bezoeken thans niet aankondigen met eene verwijzing naar stijfbevroren ruiten, toch komen zij met de wetenschap, dat de verdiensten van den minderen man uiterst gering blijven en de levensmiddelen winterduur. Vele honderden nijvere werklui, zeggen deze, zijn nog altijd beroofd van werk en dus van hun weekgeld dooiweêr is nog geen brood. Welnu, zullen wij immers antwoorden, wij weten ook wel, dat de hoogere temperatuur 't slechts probeert aan de weldadigheid parten te spelen maar daarin niet zal slagen. Dooiweêr daar buiten zal niemand onzer verschalken, en de wintermaanden houden ons op onzen post. Laat de lief dadigheid gerustelijk op onze blijvende medewerking rekenen, niemand onzer zal haar hesehamen. Dat zij zoo! Men meldt uit Westmaas, dd. 11 dezer: „Het laat zich aanzien, dat de huurprijzen van de aardappel velden voor het volgende jaar algemeen eene vrij aanzienlijke vermindering zullen ondergaan. Wel bedingen de boeren de vorige prijzen, maar bij de ongunstige opbrengsten in dit jaar willen de huurders vooralsnog de vorige pachten niet besteden. Vond men andere jaren gretige huurders tegen steeds klimmende prijzen, nu zijn slechts enkele stukken tegen een vermindering van f 50 a f 60 per H. A. verhuurd." De Arnh. Crt. ondersteunt den aandrang in het voor- loopig verslag over de oorlogsbegrooting door sommige Kamerleden gebezigd, tot verhooging der officierstractementen. De minister van Oorlog heeft ook zijn voornemen te kennen gegeven, om hij de voorgenomen reorganisatie der levende strijdkrachten een andere regeling der traetementen voor te stellen. De wijze echter, waarop de minister deze aan gelegenheid in de memorie van antwoord bespreekt, is weinig bemoedigend voor de officieren. De minister acht het slechts noodig, de traetementen der kapiteins on luitenants cenigs- zins afhankelijk te maken \an het aantal dienstjaren, dat zij in die rangen hebben doorgebragt. Wanneer dus b. v. bepaald wordt, dat na 10 of 15jarige dienst als luitenant of kapitein, het tractement met twee of vierhonderd gulden wordt verhoogd, zal de 2de luitenant der infanterie een tractement blijven houden van nominaal 1000 gulden reëel achthonderd-veertig en een kapitein 2de klasse evenals nu met zijn gezin moeten leven van f 1320 1380 's jaars. Dat kan, naar het oordeel der Arnh. Crt., de bedoeling niet geweest zijn van die leden der Tweede Kamer, die op verbetering der officierstractementen hebben aange drongen. De eenig mogelijke bedoeling is deze: dat dadelijk nog bij deze begrooting, voorzien worde in de meest drin gende behoefte aan betere bezoldiging van de officieren. De beste toelichting van deze bedoeling is een amendement van die strekking, als de begrooting van Oo dog aan de orde zal zijn. De Amst. Crt. dringt op de indiening van zoodanig amendement aan. Omtrent den aanslag op het leven van den heer Brantsen, deelt de Zutph. Crt. nog mede, dat Kleinhout hem onverwachts overvallen en drie revolverschoten op hem gelost heeft. Een schot ging langs de slapen van het hoofd, een ander streek langs het lijf en verbrandde hem de broek, een derde raakte den schouder. De grijsaard vatte na het tweede schot den onverlaat bij den kraag, die zich losworstelde en het derde schot loste. Daarop schoot de ongelukkige zichzelven in liet oor. De kogel kwam het andere oor uit en de misdadiger was spoedig een lijk. De heer Brantsen was des avonds naar omstandigheden rede lijk wel. De afdeeling Winsum van het Genootschap van Nijverheid in Groningen heeft in een uitvoerig en belangrijk rapport over de vraag: „of een fabriekmatige bereiding van boter is aan te bevelen," als hare meening te kennen gegeven, dat die oprigting wenschelijk is en dat, zoodra over do beste fabriekmatige bewerking eene vaste opinie is ontstaan, door het bestuur van de afdeeling een voorstel behoort gedaan te worden over de beste wijze, om de zaak tot stand te brengen. De verwisseling van burgemeester in de hoofdstad is voor een deel harer bewoners een ware ramp, namelijk voor de vromen. Al gaan ze ook driemaal op een dag ter kerk, ze raken ontegenzeggelijk den tox kwijt, en als ze dien kwijt zijn, wat zal er dan van de dierbare preek overblijven? We beklagen van harte het onvruchtbaar werk der voor gangers, niet minder het doelloos luisteren der leeken. Om te voorkomen, dat paarden zich bij het vallen op de knie bezeeren, legt men te Parijs en te Berlijn om hun knieschijf een gomlasticken band, die hen in het loopen niet hindert en voor vele gevaren bewaakt. Over de waarde van het stroo als meststof is ook hier te lande veel geschreven en gesproken, vooral met het oog op de zoo belangrijke practische vraag, of het verkoopen van 't stroo door den landbouwer al of niet roofbouw is? Velen antwoorden op die vraag bevestigend, en wij zelf, zegt de N. Rott. Crt., hebben meer dan één antwoord in dezen zin bijgebragt. Maar nu heeft de Agricultural Gazette eene belangrijke bijdrage geleverd, waaruit blijkt, dat van zulk een roofbouw in geenen deele sprake kan zijn. Te Rothamsted is na lang voortgezette proefnemingen uitgemaakt, dat het verschil in de opbrengst van den tarweakker, of men al of niet het stroo aan het land heeft teruggegeven (overigens, natuurlijk, onder geheel gelijke omstandigheden), zoo gering is, dat men van het practische standpunt kan zeggen, dat het teruggeven van het stroo niet den minsten invloed heeft op het bedrag van den oogst (van korrel en van stroo). Het verkoopen van het stroo is dus voor den eigenaar van den grond niet schadelijk, maar voor den gebruiker zeer voordeelig. In het Zweedsche stadje Nasiov trouwen de meisjes met een sabel op zij, die na de voltrekking van het huwelijk de bruid door den geestelijke plegtig afgenomen en in de sacristie wordt gebragt. Dit zonderling gebruik is daar in zwang sedert den oorlog tusschen de Zweden en de Denen in 1417. De vrouwen van Nasiov moeten zich toen even dapper geweerd hebben als de mannen, en ter herinnering aan haar helden moed gaf de Koning aan de jonge meisjes vergunning, om bij haar huwelijks-plegtigheid militaire versierselen te dragen. Gelukkig wordt hij haar weêr bijtijds afgenomen. v iscliiDerlsten. Zaturdag kwamen alhier binnen de sloepen: W. Schoon, schipper P. van der Hoeven, aanbrengende 2800 schelvisschen (verkocht ii f' 19 't honderd). Eersteling, schipper J. van der Hoeven, aanbrengende 3000 schelvisschen (verkocht ii f 19.50 't honderd). Zeemanshoop, schipper A. 't Hart, aanbrengende 3700 schel visschen (verkocht a. f 17.50 't honderd). Zondag de sloepen: Scmaphore I, schipper J. Zwartveld, aanbrengende 4100 schel visschen (verkocht it f 20 't honderd). De Zeeuw, schipper I). Meijboom, aanbrengende 3900 schel visschen (verkocht a f 20 't honderd). Gisteren de sloep: Titia Jacoba, schipper Al. van Delft, aan brengende 5300 schelvisschen (verkocht f 17.50 't honderd). lieden de sloep: Onbestendigheid, schipper D. van Eek, aan brengende 4500 schelvisschen (verkocht a t' 19 't honderd). Al deze sloepen hadden enkele bennen rog en vleet, benevens 6 a 20 kabeljaauwen. Van de schelvisch is steeds twee derde dood (in het ijs in de bennetjes). De schnitjcs van hier vingen Zaturdag van 30 tot 300 schel visschen (verkocht van f 2G tot f 32 't honderd). Gisteren vingen zij van 60 tot G00 schelvisschen. De prijs varieerde van f 23 tot f 33 't honderd). Staten-GroneraaiT Tweede Kamer. Zitting van Zaturdag 13 December. Het Hoofdstuk Finan ciën is met 55 tegen 1 stem aangenomen. De minister bleef het vrijhandelstelsel verdedigenons handelsverkeer was in 1878 en 1879 blijkens de statistiek vooruitgegaan; bezwaren tegen de directe belastingen bleven bij hem wegen; de kieswetwijziging zou niet het doel, maar het gevolg zijn van de fmanciëele her vorming, waaromtrent zijne plannen bekend zijn; de noodige middelen zonden niet op eens, maar geleidelijk moeten worden gevonden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 2