lELIEISCIE
EN iMEUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1879. N". 152.
Vrijdag 19 December. Jaargang 37.
W ij huldigeb
het goed e."
Verachijai Oingsdau, Donderdag t
Abonnementsprijs per kwartaal
Zatordag namiddag.
franco per post
J 1.80.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der Advertentiën: Van 1i regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden uaar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-lndië.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEUWED1EP, 18 December.
Met een toepasselijk woord opende jl. Dingsdag avond
de voorzitter der commissie voor Volksbijeenkomsten alhier
de tweede zamenkomst in dit saizoen. Daar deze bijeen
komst bestemd was voor de behandeling ran een weten
schappelijk onderwerp, waren uitsluitend mannen ter bijwoning
daarvan uitgenoodigd. De opkomst was zeer talrijk. Vooraf
gegaan door de welluidende klanken der muziek, ving de heer
H. J. Helderman ten 8 ure met zijne voordragt aan. In zijne
inleiding bepleitte spreker het groote belang der scheikunde,
en schetste hij haar als eene wetenschap, die onberekenbaar
groot nut sticht. Vervolgens behandelde hij meer bepaald
het water, zijne eigenschappen bij ontleding en verbinding
met andere ligchamen. Dit deel zijner voordragt helderde
spreker op met een aantal proeven, die, wat niet altijd zoo
gelukkig slaagt, allen met succes volbragt werden en
herhaaldelijk werden toegejuicht. Na eene pauze behandelde
spreker het water meer bepaald in betrekking tot den mensch.
Hij deed uitkomen hoe van 't water een ontzaggelijk groot
gebruik wordt gemaakt, maar ook hoe het water door
onzuiverheid een magtige vijand van den mensch is, die
zijne gezondheid, ja zijn leven ernstig bedreigt. Spreker
gaf ten slotte tal van wenken en opmerkingeu ten beste,
in 't belang van 't gebruik van zuiver, onbesmet drinkwater.
Met aandacht werd deze voordragt door de talrijke aan
wezigen gevolgd.
Onze geachte plaatsgenoote, mejufvrouw Schuurman,
institutrice alhier, is op het liefdadige denkbeeld gekomen
om eene loterij op touw te zetten, waarvan de opbrengst
zal strekken tot leniging der armoede in dezen harren
winter. Naauwelijks had zij dit plan aan hare scholieren
meegedeeld, of allen toonden zich bereid om hare leer
meesteres in dit menschlievende plan behulpzaam te zijn.
Terstond werden er zoogenaamde lootjes geschreven en
aan ieder een zeker aantal daarvan uitgedeeld, om
die bij de ingezetenen, tegen betaling van 25 cents, aan
te bieden, 't Was verkwikkend om te zien met hoeveel
ijver die lieve kleinen overal hunne lootjes wisten af te
zetten. Ze waren dan ook, tot een belangrijk getal,
in ongelooflijk korten tijd geplaatst. Hoe gelukkig waren
die kleinen, toen zij met handen vol geld de opbrengst
kwamen afdragen. Hij moet wel een steenen hart hebben
gehad, die hare kinderlijke bede ,/t is voor de armen"
onverhoord liet. Om strijd ijveren zij nu om cadeautjes
van allerlei aard voor de verloting aan te brengen en
menig kostbaar en geliefd kleinood wordt door haar geofferd,
terwijl zeer vele ingezetenen deze liefderijke pogingen
36) LIESJE VAM DEM LOMPEMMOLEM.
Naar het Hoogduitsch van W. Hetmbuug.
{Slot.)
De narde stond in volle lentepraeht. Het eerste jonge groen tooide
boom en struik; in Erving's tuin bloeiden narcissen en vlier; de
gouden regen boog zich over den haag, en de met roode bloemen
prijkende takken van den hagedoorn hingen zwaar neder onder al
hun bloemenpracht. In het park echter wiegde de zoele wind de
jonge bladeren der iindeboomen, en kuste ieder grassprietje op de
smaragdgroeue weilanden, als wilde hij haar vertellen van nieuwen
lust en nieuw leven. En nieuwe lust en nieuw leven verkondigde
ook de waterstraal, die uit het oude zaudsteeneu bekken kristalhelder
omhoog steeg, om ruiachend en vonkelend weder neer te vallen.
Evenals in lang verleden tijd, stond het portaal, met zijne massieve
zware vleugeldeuren, wijd open, als wist het, dat spoedig, binnen
weinige weken, de gelukkige slotheer zijne jonge schoone vrouw
over den ouden drempel van zijn voorvaderlijk huis zou leiden;
van de trappen van het bordes was het groene mostapijt verdwenen,
en de beide oude beeren zagen verwonderlijk trotsch uit onder een
paar groote eiken kransen, die een schalksche hand hun op de
eerwaardige hoofden gezet had.
De lange reeks van vensters op het slot waren geopendslechts
voor enkele hingen zware gordijnendeze vertrekken hadden geen
behoefte aan de voorjaarszon, want hun bewoonster ontbrak; zij was
weg, werkelijk weg. Geen spier in haar trotsch gelaat had getrild,
toen zij op dien oudejaarsavond in het ellendige rijtuig steeg, dat
haar wegvoerde van de plaats, die jaren lang haar tehuis was
geweest. Koud en vlugtig hadden hare lippen op het voorhoofd
van hare schoon- en kleindochter gerustzij wist wel, dat daar
boven in de schemering haar kleinzoon zich een geluk had verzekerd,
bij welks glans al het andere verbleekte, en dat hare oogen ver
blindde aldus besloot deze eenmaal zoo bewonderde ster hare
rol, en toen zij het oude bordes voorbij reed, balde zij de fijne
handen, terwijl Sauna zich snikkend uit den wagen boog voorbij,
voorbij! Wat zal haar het komende jaar brengen?
En nu werd de jonge heer iedere» dag terug verwacht. Hij was
tot aan de overname van het landgoed op de bezittingen van een
vriend geweest, om zonder tijdverlies zich met zijn werkkring bekend
te maken. Daar boven in het kleine torenkamertje stond Nelly met
den ouden Hendrikde beide ronde vensters waren eveneens geopend
zij zag met een glimlach van geluk naar buiten over het park, en
hare blikken bleven op de in het zonnelicht vonkelende ramen van
den papiermolen rusten, die als onder bloesems begraven lag.
„Zie, Hendrik,riep zij, „nu weet ik ook, waarom mijn broeder
schreef, dat wij juist deze kamer voor hem gereed moesten maken."
„O ja, hier is een prachtig uitzigt," zeide de oude, met een
beteekenisvol lachje op het gerimpelde gelaat, „mijnheer de baron
met warmte ondersteunen. Bij voorbaat zouden wij dus
haast durven verzekeren, dat dit menschlievende doel een
verrassende uitkomst te wachten staat.
Aan den sergeant G. H. Keil, van het 4de bataillon
7de regiment infanterie alhier, werd jl. Maandag de zilveren
medaille voor 24jarige trouwe militaire dienst voor het
front van den troep uitgereikt.
Bij besluit van den minister van Marine is bepaald,
dat aan de schepelingen wollen handschoenen zullen worden
verstrekt (model van die der mariniers).
De minister van Marine heeft, ingevolge magtiging
des Konings, liet besluit ter vervanging van den kapitein
ter zee J. A. Baart de la Faille door den kapitein-luitenant
ter zee D. G. E. Wolterbeek Muller, in het bevel over
Zr. Ms. schroefstoomschip Cornelis Dirks, te Cura9ao,
ingetrokken.
De toestand van Z. K. H. Prins Frederik der Neder
landen blijft voortdurend bevredigend.
Op liet zestal te Lutkewierum komt voor ds. Th. \an
Berkum, te Kolhorn.
Men schrijft ons van Texel, dd. 17 dezer:
„Naar wij vernemen ontving gisteren een onzer inge
zetenen, lid van de Commissie, die zich op Texel vormde
om een beroep te doen op de algemeene liefdadigheid,
eene som van f 69 van den heer Rusman, loodscommissaris
te den Helder. Deze gelden zijn door genoemden heer
bijeengebragt voor de weduwen van de onlangs veron
gelukte Texelsche schippers. Met erkentelijkheid maken
we van deze daad van belangstelling in 't lot dier onge-
lukkigen melding."
Men schrijft ons van Texel, dd. 17 dezer:
„Wij vernemen, dat gisteren morgen door een 20tal
Oude Schilder visschers een in de Zuiderzee onbeheerd
drijvende vischschuit in de haven te Nieuwediep in veilig
heid is gebragt. Met den eigenaar is bereids het bergloon
op f 450 bepaald."
Men schrijft ons uit Schagen, dd. 17 dezer:
„Honderde krentebroodjes te boteren, duizend kopjes
chocolade te koken, en dat alles in behoorlijke orde te
verstrekken aan drie honderd jeugdige wereldburgers,
waarlijk't was eene heele drukte voor moeder Knikker.
Want, gelijk gij ten uwent moeder Holmer, zoo hebben
wij onze moeder Knikker, die reeds langer dan een kwart
eeuw ons bij alle mogelijke feestelijkheden, spijst en laaft
(wie leeft er, uren in het rond, die niet hare saucijzen
broodjes proefde) en die dan ook, tengevolge dier langdurige
en goede verzorging, volkomen geregtigd is, ons, wanneer
we bij drukke gelegenheden, na van alles voorzien te zijn,
andere hongerige groote kinderen in den weg blijven staan,
zal dit vertrek niet weer willen verlaten, wanneer hij er eens
in woont."
„Het is hier ook zoo wonderschoon!" riep Nelly, het kleine ronde
vertrek beschouwende, „hoe gezellig! en dan het uitzigt!"
Hendrik schoof een paar ouderweische stoelen, die bij een klein
sofatafeltje stonden, voor de honderdste maal teregt.„en nu nog de
eikenkransen buiten om de deur, genadige freuleDan kan hij komen;
dan is alles gereed, buiten en binnen; ik had toch niet geducht,
dat ik dat nog beleven zou," eindigde hij en schudde vrolijk het
grijze hoofd; „het gaat wonderlyk op de wereld, genadige freule!
ja wonderlijk."
Op den molen ging alles uiterlijk den ouden gang, alleen ontbrak
sedert vele weken de huisvrouw; zij was met de zieke Rertha van
den meesterknecht naar Italië vertrokken, maar zou spoedig terug-
keeren, zooals het berigt luidde, gezond en sterk.
l)e tante echter maakte zich bezorgd over haar lieveling, zij was
naar hare meening eene te stille bruid. Halve dagen lang, kon het
meisje peinzend en droomend voor zich heen zienhet liefste zat zij
alléén in haar kamertje en liet tante zich aftobben met de zware
rollen linnen, die zij om te knippen en te nanijen uit de oude
kasten te voorschijn haalde. „Het is haar alles onverschillig,"
mompelde zij bedroefd, toen hare oogen over deze belangrijke schatten
van iedere huishouding gleden. „Zij stelt geen belang in haar
uitzet; het arme kind, zij mist zooveel; zij weet immers niet hoe
het is, als iemand zijn schat zoo hartelijk liefheeft." lederen avond
echter, sedert dien oudejaarsdag, vouwden zich de oude handen tot
een dankgebed, flat de oude barones weg was.
Weder daalde een geurige, door de maan beschenen Mei-avond
op de aarde neder, en weder zat de oude vrouw aan het venster van
het kamertje, de handen gevouwen, en peinsde. Ruiten ruischte
weder het water op de bekende melodie de oude klok sprak daar-
tusschcn hanr centoonig tiktak, en uit den hof klonk het gezang der
dienstmeiden
„Waar is Liesje toch!" vroeg zij bij zichzelvc. „Of hij ook
geschreven heeft, wanneer hij komt?" Zij stond op en dribbelde uit
de kamer; de stralen der maan dansten over het goede oude gezigt
en de sneeuwwitte muts. „liesje!" riep zij in de woonkamer
geen antwoord zij keerde terug door den donkeren gang, de trappen
op. „Zij zal toch niet schreijen?" dacht zij, zij zag in het
gezellige meisjeskamertje rond, nergens een spoor van de gezochte.
Hoofdschuddend keerde zij zich om en rigtte onwillekeurig hare
schreden naar eene andere deurzacht opende zij dezehet mnan-
licht vervulde de kleine ruimte met een wit helder schijnsel, en in
dit zilveren licht stond onbewegelijk de liefelijke gestalte van het
meisje, en zag door het venster naar buiten. Als vastgenageld bleef
de oude vrouw staan, en staarde de zoo goed bekende verschijning
aan: was het dan weder de tijd harer jengd? Was het Lisette, die
daar stond?
„Hij komt," jubelde eene zachte stem, „hy komt. Ik heb hel
licht gezien." En vlug was Liesje de oude yrouw voorbygeslopen,
kort en bondig te verjagen. Mogen wij nog jaren lang
bij onze feesten en feestjes van hare goede zorgen profiteren
Het was dan, gelijk ik opmerkte, eene heele drukte,
want Sint-Nicolaas, die, volgens uwen correspondent aldaar,
te 's Gravenhage zoo „druk" was, heeft te Schagen gisteren
nog eene afscheidspartij gegeven, in den vorm van een
feest voor de leerlingen der openbare lagere school.
In optogt gingen zij gisteren morgen van de gemeente
school ter zale Knikkers, waar zij ten koste der gemeente
op de bovenvermelde ververschingen werden onthaald. In
dit lokaal aangekomen, waar de heer burgemeester en
eenige leden van den Raad aanwezig waren en ook andere
belangstellenden zich hadden verzameld, werden zij, na
het flink zingen van een paar liederen, toegesproken door
den hoofdonderwijzer, den heer Slangen, die bun wees op
de vrijgevigheid van het gemeentebestuur en hun tevens
duidelijk maakte, dat Sint-Nicolaas, hoe goed ook, zich
tot zijn leedwezen genoopt gevoelde bij dit feest nog oen
weinig de gard te gebruiken, door, als eene les voor liet
vervolg, de leerlingen die zich het grofst aan schoolverzuim
hadden schuldig gemaakt, uit te sluiten van de tombola,
welke gehouden zou worden. Daarna traden een paar
gecostumeerde scholieren op, die, in den vorm eener
dialoog, zeer vrijmoedig over de hedendaagsche zucht
tot opschik een preekje hielden, hetwelk, wordt het door
het jeugdig auditorium onthouden, wel eens schadelijk kan
zijn voor het debiet onzer toekomstige manufacturiers.
Daarna werd de tombola gehouden, waarvoor onderscheidene
fraaije prijzen waren aangekocht. Vervolgens werd, zeer
ten genoegen van het j^nge volkje, door de heeren W.
Roggeveen Cz. en Cs. Stöve, geaccompagneerd door den
heer A. Blaauboer, „de Brandweer" voorgedragen. Nadat
toen door de schooljeugd nog een danklied was gezongen,
werd het feest door den hoofdonderwijzer, met een woord
van dank aan allen die tot het welslagen daarvan hadden
medegewerkt en met eene opwekking der kinderen tot
erkentelijkheid, besloten; wordende bij liet verlaten der
zaal aan iedere scholier als surprise eene eetbare Sinter
klaas uitgereikt.
Met de organisatie van het feest, dat den kinderen
zigtbaar veel genot verschafte, had zich welwillend belast
het bestuur der Vereeniging tot bevordering der belangen
van het openbaar lager onderwijs alhier, terwijl zes jonge
dames bereidvaardig de drukke taak hadden aanvaard om
de jeugdige feestvierenden te helpen bedienen."
Te Barsingerhorn ontstond jl. Maandag avond brand
in de nabijheid van het raadhuis. De krachtige hulp der
brandweer wist den brand bij bet éóne perceel, een buis
met stal en hooiberg van den heer G. Kater, te bepalen,
zoodat de onmiddellijk daaraangrenzende onderwijzers-
en toen als een liefelijk spook verdwenen.
Wuarlyk, daarboven flikkerde een licht in het torenkamertje; de
oude vrouw hield zich vast aan het tafeltje bij het raam en tuurde
naar de overzijde; de droom harer jeugd was weer ontwaakt;
„Almngtige God!" zeide zij zacht en sloeg de handen in elkander,
droom ik dan, droom ik?"
En toen moest zij naar beneden. Met aarzelende schreden verliet
zij het huis; de tuin lag in het heldere maanlicht, een bedwelmende
bloemengeur woei haar tegen; evenals in den lang. lang verleden
tijd harer jeugd wandelde zij verder; de nachtegalen sloegen zoo
vertrouwelijk, eu van de overzijde van den weg klonk in bevende
klanken het eentoonig gezang der kikvorschen. Nu kwam zij aan
het grindpad voor het prieel waarlijk, daar biuuen werd gefluisterd
zacht sloop zij naderbij, en boog de takken terug daar zaten zij
naast elkander op de bankzij had den arm om zijn hals geslagen,
terwijl zij haar gelaat aan zijne borst verborg, en hij kuste telkens
en telkens weder haar bruine vlechten, en gaf haar de tecderste
namen. Nu hief zij het hoofd op, en in het heldere maanlicht,
dat haar bestraalde, zag de oude vrouw een paar groote blaauwe
oogeu, die met de uitdrukking van het reinste geluk aau zijn gelaat
hingen, dat zich over haar heenboog.
Behoedzaam liet zij de takken vallen en trad terug zij had
genoeg gezien. Zacht, zeer zacht ging zij liet pad weder langs, en
wischte nu cn dan de oogen af met haar voorschoot. Onder de
Iindeboomen voor de huisdeur was het donker; zij zette zich op de
zandsleenen bank neder eu zag naar den tuin met gevouwen handen,
en hare lippen prevelden eene vurige dankzegging; wat zij naauwelijks
had durven hopen, was waarheid geworden.
Van de overzijde des waters klonk een heldere meisjesstem tusschen
al de melodiëii der lente door; een ligt gewaad blonk iu het maan
licht; al nader en nader kwam het gezang, en duidelijk klonk ieder
woord in de ooren der oude vrouw:
„Stil naakt de liefde als Lente doét,
Wen zij 't gebied herovert,
Terwijl zij rozen, vol van gloed,
Aan dorre twijgen toovert.
Zij wekt de schoonste melodij
In 't hart, dat nog zooeven
Geen cuk'le roos, geen schoone Mei
Meer had gehoopt in 't leven.
„Liesje! Army!" riep zij luide in den tuin, toen zij onder de
Iindeboomen stond, „waar zijt gij?"
Geen antwoord alleen de nachtegalen vervolgden hun gezang.
„Laat hen, Nelly," sprak ee.ie oude stem naast haar, en eene hand
trok haar op de ba.ik neder, „laat hen de lente genietenEr waren
reeds zoovele stormen, vóór femme rozen konden bloeijen."
En het maanlicht trilde op de tóppen der boomeu; het water-
ruischte, en „God beware hun de rozen en de lente!" fluisterde mij
eenmaal de mond der oude vrouw, „de rozen èn de lente!"