ii i; ui i: lis cm: liiMDUWBOIEPER COURANT. Nienws- en AdTertentieliM voor Hollands Noordertwartier. - 1879. N°. 156. Zondag 28 December. Jaargang VOLKSTELLING. „W ij huldigen het goed e."' 'Verschijnt Dingadag, Donderdag en Zatnrdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. w w franco per post 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Boreau: HOLEN PLEIN N°. 163, Prijs der Advertentièn: Van 1regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-ludië. qaatste ligting 's avonds 6 uur. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER maken bekend, dat de inschrijvings-billetten voor de zesde tien jarige algemeene volkstelling, die aan de huizen der ingezetenen zijn of zullen worden afgegeven, na den eersten Januarij e. k. zullen worden teruggehaald; dat zij, die geen billet mogten hebben ontvangen, .verzocht worden zich ter Secretarie aan te melden dat het hoofd van ieder gezin verpligt is, voor de behoorlijke invulling zorg te dragen; dat zij, die daartoe hulp of inlichting verlangen, zich iederen werkdag op de gewone kantooruren ter Gemeente-Secretarie kunnen aanmelden; dat bovendien, die bijstand zal verleend worden, op Zondag den 28 dezer, behalve aan de Secretarie, aan de politiebureaux aan de Nieuwebrug en het Molenplein, tusschen des morgens 10 en des namiddags 3 ure. Helder, 26 December 1879. Burgemeester en Wethouders der gemeente Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester. C. BOON, Secretaris. HELDER en NIEUWED1EP, 27 December. Evenals vorige jaren hebben ook nu gedurende de Kerst dagen onderscheidene feestelijke zamenkomsten, inzonderheid voor kinderen plaats gehad. Talrijk was 't bezoek in het Evangelisatie-lokaal in de Palmstraat, en in de kerk der Christelijk Geref. Gemeente. In de Niemvekerk der Hervormde gemeente had jl. Donder dag avond eene bijeenkomst plaats van de leerlingen der Zondagschool van die gemeente. Door ds. Bron met gebed geopend, zong de gemeente Gezang XLVI vs 1, 3 en 7. Door de kinderen werden vervolgens gezongenDe Heer is groot, Zondagsbed en Pinksterlied. Door den heer J. Rinner werd daarop eene kerstvertelling gehouden, waarin hij schetste eene merkwaardige jongenspartij te Londen, in welke wereldstad voor de talrijke straatjeugd heel wat wordt gedaan. Treffend kwam daarin uit hoe in die zorg uitblinkt Gods welbehagen in menschen. De liederen Engelenzang, Oudejaarsavond en Kerstlied werden daarop door de kinderen gezongen, waarna ds. Bron met een hartelijk woord dank bragt aan allen, die zich met het onderwijs belasten. Het groote belang van 't zangonderwijs voor het kinderlijk gemoed deed spreker uitkomen, met opwekking aan de ouders 4) SEPHOIiA LEEMANS. Vrij naar liet Fransch van ALPHONSE DAUDET. (Va-volg.) Een andermaal sprak zij zich nog duidelijker uit. Toen hij eens zijn bezorgdheid aan den dag legde, dat zij er zoo verdrietig en zoo bleek uitzag: «Ik ben erg bang dat we elkaar in een hcelen tijd niet weer zullen zien," antwoordde zij. „Hoe zoo?" „llij is me zooeven komen vertellen dat de zaken te slecht gingen om ze langer in Frankrijk voort te zetten, dat hij den winkel zou moeten sluiten en ergens anders zijn geluk beproeven..." „En neemt hij u meê?" „O, ik ben maar al te veel een hinderpaal voor zijn eerzucht. Hij heeft mij gezegd: Kom, als ge wilt... Maar ik ben wel genoodzaakt hem tc volgen.... Wat zal er van mij worden als ik alleen hier achterblijf!" „Ondeugd! ben ik er dan ook niet nog?" Zij zag hem lang en strak aan, vlak in zijn oogen. „O, het is zoo, gij hebt mij lief, gij... En ik, ik heb u ook lief... Ik zou de uwe kunnen wezen, zonder tc moeten blozen.... Maar neen, dat is onmogelijk!" „Onmogelijk?" vroeg hij; en zijn stem trilde bij het paradijs- visioen dat voor zijn geest oprees. „Gij staat veel te hoog voor Sephora Levis, Monseigneur!" En liij weer met aanbiddelijke naïeveteit: „Maar ik zal u tot mij opheffen.... Ik zal een gravin, een hertogin van u maken!... Dat is nog een recht, waarover ik te beschikken heb. En dan zullen we wel hier of daar in Parijs oen nestje voor verliefden vinden, waar ik u zal huisvesten over eenkomstig uwen rang, waar wij geheel alleen zullen leven, niemand dan wij tweeën..." „O, dat zou al te heerlyk zijn!" ^'j Peinsde, sloeg haar onschuldige en droomende meisjesoogen tot hem op en voegde er haastig bij „Maar neen... gij zijt een koning... Eenmaal zoudt ge me toch, te midden van ons geluk, moeten verlaten..." „Nooit!" „En als men u terugroept?" „Waar?... In Hlyrië?... Maar dat is afgedaan, voor altijd afgedaan... Ik heb verleden jaar een van die gelegenheden laten voorbijgaan, die niet voor de tweede maal terugkomen." „Wezenlijk waar?" vroeg zij op een toon van blijdschap, die ditmaal niet geveinsd was... „O, als ik daar zeker van was!..." Er brandde hem, ten einde haar te overtuigen, een woord op de lippen, dat hij niet uitsprak, maar dat zij toch verstond; en om hunne kinderen van 't onderwijs te doen gebruik maken en aan allen om eene inrigting als deze te steunen. Met het zingen van Gezang CXVII werd deze feestelijke zamenkomst gesloten. Eene openbare zanguitvoering werd gisteren avond in de Westerkerk gehouden door de Vereeniging Vooruitgang, onder de leiding van den heer W. Kuijk. De zuivere opbrengst van dit concert was bestemd ten voordeele van de diaconie der Hervormde gemeente. Ds. Bach opende deze bijeenkomst met eene toespraak, waarin hij deed uitkomen, dat het optreden dezer Vereeniging, met het oog op het liefdadig doel, dat daarmede werd beoogd, volkomen geregt- vaardigd was. Hij bragt daarom hulde aan de leden der Vereeniging, die tot een zoo menschlievend doel hunne talenten wilden besteden. Elf zangnommers werden achter eenvolgens uitgevoerd, zeer ten genoegen der talrijk opge komen schare. Aan 't slot rigtte ds. Bach nog eenmaal het woord tot het Zangkoor, hulde brengende voor de uit nemende wijze, waarop het zich van zijne taak had gekweten. Het escader, onder bevel van den kapitein ter zee J. W. Binkes, is den 24 December te Madera aangekomen. Aan boord was alles wel. Zr. Ms. ramschipGuinea, kommandant kapitein-luitenant rer zee Gericke, is gisteren van hier naar Amsterdam ver trokken, om het vaarwater in het Noordzeekanaal open te houden. De Engelsclie correspondent van 't N. v. d. D. schrijft „Met betrekking tot het groote vraagstukde bestrijding of het negeeren van klaauwzeer en tongblaar, acht ik mij verpligt uwe aandacht op eene redevoering van den hertog van Richmond- te vestigen, die, aan het hoofd der Privy Council staande, als de hoogste autoriteit op dit gebied te beschouwen is. Nadat de hertog breedvoerig de runderpest besproken heeft, gaat hij ongeveer in de volgende bewoordingen voort: „Met betrekking tot klaauwzeer en tongblaar, heeft onze eminente specialiteit, de heer Jacob Wilson, reeds voor het parlementaire comité, dat deze zaak behandelde, de meest welsprekende getuigenis afgelegd. Hij vei meende met zekerheid te mogen vaststellen, dat in het tijdperk van 1866 tot 1876 het land meer van klaauwzeer en tongblaar, dan wel van runderpest geleden heeft. Ik zelf heb bevonden, dat in 1877 263 beesten aan de laatste ziekte lijdende waren, maar dat 835 stuks gezond vee, wegens het feit, dat zij met het aangetaste in aanraking zijn geweest, onmiddellijk moesten afgemaakt worden; slechts 5168 runderen waren door plenro-pneumonia afgekeurd. Op liet oogenblik dat er zich eene schitterende deputatie van de hoofden zijner partij uit zijn vaderland kwam aanmelden, was liij juist zoo beschonken thuis gekomen, dat hij geen voet kon verzetten. De deputatie trok onverrichter zake af. dien avond verklaarde J. Tom Levis, die door Sephora trouw van alles op de hoogte gehouden werd, met plechtigen ernst dat „het in orde was... en vader gewaarschuwd moest worden." Sephora toog op weg naar de ouderlijke woning. „Luister..." sprak zij tot den ouden Leemansen doodliedanrd, alsof het de meest alledaagselie onderneming was, vertelde zij hem de zaak, de „groote slag," in al zyn kleuren en geuren, met de bewijsstukken er bijhet noinmer van den Quemaro waarin het verslag der bewuste zitting van den Landdag stond, benevens de brieven van den kamerdienaar Lebeau, waarin zij op de hoogte werden gehouden van den stand der zaak... De koning, tot over de ooren verliefd, maakte plannen om ergens een veilige schuil plaats voor zijn geluk te zoeken. Een prachtig hotel in de Avenue de Messine, geheel gemeubeleerd, equipages, dat alles verlangde hij voor de dame in quaestie, van zijn kant bereid om zooveel acceptatiën te tcekenen als men maar wilde, onverschillig hoeveel rente.... Leemans zette nu bei zijn ooren open, maar beet toch niet terstond toe. „Op hoeveel tijd die wissels?" „Op drie maanden." „Dus over drie maanden?" „Over drie maanden!..." „En de intrest?" „Zoo hoog als je wilt... Hoe grooter de wissels zijn, des te beter voor ons... Er moet hem geen anderen uitweg overblijven dan de onderteekening der acte van afstand." „Eu als hij eenmaal geteekend heeft?" „Dan moet de vrouw handelen... Zij heeft dan een heerschap van twee honderd millioen op te peuzelen." „En als zc dan eens alles voor zich behield? Het moet een vrouw wezen van welke wij volkomen zeker zijn." „Dat zijn we; volkomen zeker!" „Wie is het?" „Het is...." Zij aarzelde een oogenblik, strikte de breede keelbanden van haar hoedje vast en sloeg ter loops een blik in den spiegel, een blik waaruit hoogmoed en genotzucht spraken. „Het is mevrouw dc gravin de Spalato..." antwoordde zij op een toon van voornaamheid. Leemans zou de wissels betalen. Maar alleen was de zaak hem te machtig. Hij zou handelen in vennootschap met zijn even schatrijken boezemvriend Pichery. Het was een tooverachtig schoone Juninacht. Het breede venster van 's konings kabinet stond wijd open. Op de schrijftafel, waaraan hij in peinzende houding gezeten was, lag een groot blad perkament, beschreven met dikke, zware letters. De hand van den schrijver had blijkbaar nu en dan gebeefd. Het was de volledige acte van afstand, waaraan alleen nog dén pennestreek, de onderteekening, ontbrak. Daarom zat koning Christiaau reeds een tijdlang in dezelfde peinzende, besluiteloozc houding. Naast de acte stonden twee brandende kaarsen, om het stuk Tegenover het groote d^fer, dat de Staat ter bestrijding dezer ziekte heeft gebragt, en niet uitsluitend door den landbouw, maar door alle belastingpligtigen is opgebragt, heb ik gemeend, de wet te mogen aanbevelen, waarbij bet vee, uit vreemde Staten aangevoerd, aan <je losplaats geslagt moet worden. En weet gij nu, waarom de runderpest in Engeland een betrekkelijk zoo kort tijdperk uitgeroeid is? Eenvoudig omdat, waar zich runderpest vertoonde, de paniek zn groot was, dat men dadelijk niet alleen medewerkte, maa met de meest gestrenge bepalingen en voorschriften genoe gen nam. Datzelfde kan men niet getuigen van minder gevreesde veeziekten, en vandaar dat bet uitroeijen zoov meer tijd en zooveel meer opoffering kost." Aan bet einde zijner rede, kwam de hertog nog terug op de kwestie van bet slagten aan de losplaats voegde daaraan de vcelbeteekenende wobrden toe^det gelr. hier bet belang van bet algemeen, en daarom heb de wet voorbereid en ondersteund, waarbij al het van buiten aangevoerde vee aan de losplaats geslagt moet worden, tenzij bet land, waaruit bet vee is aangevoerd, ons aantoonen kan, dat het vrij van alle besmettelijke veeziekte is." Deze laatste woorden bevestigen zeker hetgeen ik vroeger daaromtrent schreef. Het is te hopen, dat de regering zich niet te veel zal leiden laten door de vooronderstelling, dat de uitsluiting van bet buitenlandsche vee in Engeland een uitvloeisel van een geest van protectie is, maar dat wel degelijk de gezondheidstoestand van bet vee èn Engeland èn van Holland daarbij bet meeste gewigt in d schaal te leggen bad." „Is dat nu Parijs?" zoo meldt men o. a. vandaar bet Rott. Nieuwsblad, vraagt de vrecnrdeling die-i lange avonden de straten en stegen van Frankrijks hoo stad doorwandelt. Het beeft er iets van of wij in Londe zijn, zoo laag en dof hangt de nevel. Het heeft er iet van of wij den Sint Bernard overtrekken, zoo langzaa kruipen de omnibussen tusschen de dubbele muren sneeuw door, die aan beide zijden soms twee meter lio zijn opgeworpen. Nu en dan gelijkt onze wandeling op e togt door de loopgraven eener belegerde vesting, zoo naauw is de doorgang, zoo hoog zijn de wanden, zoo stil is bet in de straten, waar de sneeuw den klank der voetstappen zelfs bet paardengetrappel verdooft. En toch, bet is Parijs. Want, boe koud de temperatuur moge wezen, warm klopt bet hart der bevolking; h^c dof en donker de lucht, vrolijk tintelt bet oog der wandelaars met liet koninklijk zegel te bekrachtigen. Dc kamerdienaar Lebeau wachtte achter 's konings zetel" „En dus, mijn arme Lebeau," zuchtte Christiaan, „gij zegt dat die Pichery niets meer doen wil?" „Niets, sire... Als hij geen geld krijgt, gaan de wissels naar den deurwaarder." De toon alleen waarop dat woord „deurwaarder" uitgesproken werd, was voldoende om de dreigendste schrikbeelden voor den geest tc doen verrijzen: gezegeld papier, inbeslagneming, het koninklijk huis ontwijd, meêdoogenloos op straat gezet. Maar dat. visioen zag Christiaan niet. Hij verscheen „daar ginds" in het diepst van den nacht, angstig en bevend, sloop met onhqprbaren tred de hem alleen bekende trap op, trad de kamer binnen waar de met kant omhangen nachtlamp een liefelijke schemêritr spreidde.... „Het is gedaan... ik ben geen koning meer... mijne, de mijne gansch en al!..." En zij gaf zieli over „Kom..." sprak hij, toen zijn visioen plotseling verdwenen wf En liij teekende. Tegelijkertijd ging de deur open. De koningin, in der gewaarschuwd, verscheen op den drempel. Hare tegenwoord' bij Christiaan op dat uur was zoo ongewoon, zoo om; nu zij reeds zoo lang van elkander j^^yfjgrd leefden* de koning die bezig was zijn sc die hem bewaakte, zich bij li omkeerden. Men dacht dat het zwevend als een schaduw, was 1 de beide medeplichtigen, toen Lë hem dat hij zou zwijgen, met h" zij den koning op heeterdaad dienaar voorkwam haar door waarschap koningin, sire!..." Razend van woede, laagheid met een kaakslag boeten; en majestueuse fierheid, wachtte zij tot maakt had, eer zij zieli tot den koning „Wat is er gebeurd, beste Frederique, „O! geen plirase3.... geen uitvluchten.., geschreven hebt.!.... doe geen moeite om Zij trad naderbij en beheerschte d~ houding zijn vreesachtige verlegenheid: „Luister, Christiaan..." En die ongev haren mond gaf aan hare woorden iets „Luister... gij hebt mij veel doen lijden sede ben... Ik heb nooit iets gezegd, dan dien éénen Keer, gij weet wel... En daarna, toen ik zag dat ge me niet liadt, heb ik u laten begaan. Toch bleef er niets voor borgen, volstrekt niets... geen uwer laagheden, uwer s Want ge moet wel krankzinnig zijn, krankzinnig als u~ die zich heeft geruïneerd uit liefde voor die Lola; krankz-"' als uw grootvader Jan, die in den afgrijselijksten toestan-" liederlijk leven eindigde.... Bah! Het is hetzelfde onreine hetzelfde hellevuur, dat u verslindtToen uw hoofdstad hele was, en 's nachts dc beslissende uitval zou plaats hebben, men u uit de armen uwer maitresse wegvoeren... Ik wist het

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 1