[jder dan de au'aten is de tong van het geestige volk,
aardigheden gooit, alsof het sneeuwballen zijn en dat
zich met een snaakschen zet weet te troosten over eigen
leed terwijl het al zijn medelijden over heeft voor het
leed van een ander.
„Conducteur, is er nog plaats vooreen paar kruiwagens?"
roepen een paar verkleumde werklui een voorbij trek kenden
omnibus toe, terwijl ze met half bevroren vingers het kleine
voertuig voortstuwen, waarin de sneeuw wordt weggevoerd
naar de reservoirs der ontzaglijke riolen onder den grond.
„Een goede veeg met den borstel, en ik ben weder klaar
zegt een arme sukkel, die met een zwaar pak op den schouder
is uitgegleden, terwijl hij zich oprigt uit dat mengsel van
stof en sneeuw, waarmede de straten hier en daar dik
bestrooid schijnen. En lagchend vertelt men u het geval
van een schoonzoon en een schoonmoeder, die lang gebrou
illeerd waren, maar elkander terugvonden, doordien de dame
Trtïgleêil en een bijziend heer, die van den anderen kant
kwam aanloopen, dien vleeschelijken steen des aanstoots
niet in tijds wist te vermijden; toen de dame bij het opstaan
haar schoonzoon herkende, moet ze dadelijk gezegd hebben:
„zoo ben jij het? Dat verwondert mij nietdom en onhandig
als altijd."
Maar de groote bekoorlijkeid van de Panjsche bevolking
ligt op dit oogenblik in die warme goedhartigheid, die gulle
mildheid, waarin aanzienlijken en eenvoudigen met elkaar
wedijveren. Het meest beroemde van dat stel kleine dag
bladen, die de politieke debatten aan de foliovellen over
laten, om zich alleen met practische belangen en gemengde
berigten af te geven, het Petit Journal, geeft iederen dag
zijn lange lijsten, waarop de duizenden franken van baron
de Rothschild naast de twee franken van sergeant Hoffert
en de halve frank van het kamermeisje figureeren. Een
beetje ijdelheid moet er bij; daarom wordt er nog eens van
?n baren verteld? hoe hartelijk de redacteur den braven
^eant de hand heeft gedrukt, toen deze zijn tweefrankstuk
/am brengen, en hoe aardig een burger op het bureau
van het dagblad zijn zesjarig dochtertje haar spaarpot liet
giken. Maar 't geld komt er toch maar. De twee
1 'employés van de bekende magazijnen au Bon Marchê
ongeveer achtduizend franken, en de kellners van
"o,emde café Americain, gewoon om de dametjes te
n, die 's zomers van Mabille en elders aldaar belanden,
een heer te zoeken, die voor haar betalen wil,
'geven vijf-en-vijftig francs cm de arme luidjes den wollen
deken terug te bezorgen, die ze in den lombard verpand hebben.
Want al de giften, die op de lijsten van het Petit
Journal vermeld worden, hebben een bepaald doel. Alles
is bestemd voor Voeuvre des couvertures et des matelas, zoo
als de Franschraan, die gaarne zoo spoedig mogelijk aan
alles een passend etiquet geeft, deze onderneming noemt.
De redactie van het blaadje had namelijk aan den gemeenteraad
voorgesteld, om alle verpande dekens gratis te doen teruggeven.
Voor de uitvoering van het plan werden er dadelijk
Hastigduizend francs door het Petit Journal beschikbaar
psteld. Het plan werd aangenomen en, dank den ijver
het personeel der banken van leening, waren in één
reeds 3820 dekens teruggegeven. Het blaadje zond
.nog vijftigduizend francs, met het verzoek, om het
Gemeenteraadsbesluit ook uit te strekken tot de matrassen,
ook deze zullen gratis worden gelost. Dat wel-
ladigheid aanstekelijk is, bewees eene als inhalig be
lde vereeniging voor het opkoopen van lombardbriefjes,
zich bereid verklaarde alle briefjes, die zij tusschen
September en 10 December had opgekocht, gratis
erug te geven aan de oorspronkelijke bezitters. Misschien
olgt nu nog l'oeuvre des outils, het gratis inlossen van
i'e verpande gereedschappen. Maar hiervoor is, zegt Petit
ournal, twaalf honderdduizend francs noodig, en dit werk
lurft de redactie niet alleen aanvaarden.
En zoo gaat het voort; een élan de charité brengt alle
iarten;-in beweging. De Staat gaf vijf millioen voor de
yan geheel Frankrijk en de radicale gemeenteraad
I in Parijs doet wat hij kan. Hier en daar zijn in de stad
ik wist dat zij liet tooneel had vaarwel gezegd om u te volgen....
Nooit heb ik u iets verweten. De eer van den naam bleef on
geschonden... En toen de koning op de wallen gemist werd, droeg
ik zorg dat zijne plaats niet ledig bleef... Maar in Parijs.... in
Parijs..."
Zij rilde van afschuw.
„Gij hebt mij bedrogen in mijn bijzijn, in mijn huis... met die
Colette de Roseu, de overspeelster, aan eenzelfde tafel, aan mijne
Toen gij genoeg liadt van die geestelooze pop, die zelfs
mij haar verdriet niet vei'bergde, zijt ge u gaan wentelen
ït slijk der straten... Herinner u hoe ik u moest aanschouwen,
jolend en stamelend, op dien dag, toen ge voor de tweede maal
troon hebt verloren... Wat hebt gij niet uitgericht, Heilige
kader Gods!... Wat hebt ge niet uitgericht.... Gij hebt ge
ranseld met liet koninklijk zegel, gij hebt kruisen, eeretitels
gedempte stem, als vreesde ze dat de nacht en de stilte
louden beluisteren, ging ze voort:
gestolen... gij hebt gestolen!... De kostbare diamanten
vervangen <inoa - valsche steenen, dat is uw werk!...
lijfknecht laten verdenken en
diefstal ruchtbaar werd, een
worden, om de ontdekking
tfant dat is ten allen tijde mijn
Iveest: den koning staande te
len daarvoor alles te verdragen,
ten laatste in de oogen der
[èttelooW zullen doen schijnen.... Ik had
fchtwoord gekozen, waardoor ik gesterkt
e der beproevingvoor de kroon!...
j. verkoopen, die kroon, die mij zooveel
gekost heeftgij wilt haar ver-
lol goud, ter wille van dat ziellooze
n uw onbeschaamdheid dezen morgen
Ie Academie tegenover mij hebt doen
er mij...."
ts te zeggen, verpletterd, bewusteloos,
haar die hij liefhad, bracht hem tot
kin strak aanziende, antwoordde hij op
maar vast bleef:
1 De yrouw waarvan gij spreekt, heeft
met het door mij genomen besluit... Wat ik nu
Itor u, voor mij, geeft ons allen rust... Zeg zelf of gij
J van beknibbeling, van ontbering niet moede zijt!...
T dat ik niet weet wat hier omgaat, dat ik mij niet erger
>ende schuldeischers en leveranciers, die u overal op de
Wij zijn letterlijk aan iedereen geld schuldig,
g van uw personeel wacht te vergeefs zijn loon... Deleer-
an ons kind heeft in geen tien maanden iets ont-
hofdame getroost zich met veel deftigheid uw oude
ce dragen. Én, dezer dagen nog, heeft „Mijnheer de
tèelier en zegelbewaarder der kroon" van mijn kamerdienaar
kolenvuren ontstoken, die men met een Spaanschen naam
brasero's noemt, waar omheen gij geregeld een twintig
stakkerds zich al babbelend en lagchend ziet verwarmen.
Intusschen geeft het verwijderen der opgehoopte sneeuw-
muren handen vol werk, aan wie werken wil, en de rijke
lui organiseren hun liefdadigheids-bazars, hun loterijen en
feesten. „Ook dat is noodig," zegt een dagblad, „want
het geeft werk en drukte. In naam der liefdadigheid,
dames, aan uw toilettafels! heeren, met moed de hand in
den zak! Laat de violen maar beginnen!"
Ja, Parijs is nogaltijd Parijs, ook omdat de kinderen
er volop pleizier hebben. Ravotten ze des zomers, aan de
hand der kindermeisjes en onder het oog der kinder
jufvrouwen, in de publieke parken en tuinen, nu vergapen
ze zich, aan de hand der in 't bont gehulde mama's, voor
de vitrines der groote magazijnen of wandelen langzaam
door de schatkamers dier groote magazijnen. Daar nemen
de étrennes, de Kerst- en Nieuwjaarsgeschenken een der
eerste plaatsen in, en als hij een troepje van 't jonge
volkje ziet aankomen, dan haalt de bediende uit eigen
beweging het aardigste voor den dag en vertoont het met
onvermoeide goedhartigheid aan de van pret uitgelaten
dreumissen. Er zijn wonderen van mechanieke poppen
voor de groote lui's kinderen, maar de boites a jouets,
mandjes vol met allerlei speelgoed, voor dertien Holland-
sche stuivers verkrijgbaar gesteld, zijn niet minder een
kunststuk van handelsgenie, dan de eerste kunststukken
zijn van mechanica.
Nabij liet station Deurne zijn den 23 dezer twee
goederen-treinen in botsing gekomen. De hoofdconducteur
Aquina en de conducteur Welberg werden verpletterd;
een machinist en een arbeider zwaar gekwetst. liet overige
personeel is, voor zoover men weet, ongedeerd gebleven.
Bij het uit den weg ruimen van de verbrijzelde waggons
had de conducteur Joustra, gehuwd en vader van vijf
kinderen, het ongeluk tusschen de buffers te geraken en
zwaar verwond te worden.
Uit Zierikzee meldt men aan de N. Rott. Crt.: De
heer J. de Graaf, mr. kleermaker alhier, is op het origineele
denkbeeld gekomen, om in de plaatselijke bladen aan
te bieden, gedurende de week van 18 Januarij a. s.
al zijn knechts gratis aan het werk te zetten tot het ver
maken of herstellen van alle kleedingstukken, die door
gegoede ingezetenen zullen afgestaan worden ten bate van
de armen en ook van fatsoenlijke, minvermogende lieden,
terwijl alles inet de meeste bescheidenheid zal geschieden,
des verlangd onder geheimhouding der namen van gevers
en begiftigden.
Uit Apeldoorn meldt men o. a. aan de Arnh. Crt.:
„Een ander genoegen, dat den dorpelingen van vorstelijke
zijde wordt geschonken, is het schaatsenrijden op de vijvers
van het Loopark. Daarvoor worden aan de liefhebbers
en liefhebsters 'toegangkaarten afgegeven; die niet rijden
blijft de vrije toegang geweigerd. Ziet men niet zelden de
Koning op deze plek, meer nog vertoont H. M. zich
ondanks de scherpe koude met het vlugge tweespan,
door H. M. zelve bestuurd, op de wegen. „Dat is nog eens
een temperement!" hoorde ik een boer zeggen bij het
voorbijrijden van het vorstelijk ïijtuig, „de lucht is as ies
en zie ridt er zóó moar in!"
De kapitein-kommandant van de dienstdoende schutterij
te Sn eek is bij vonnis van de arrondissements-regtbank te
Leeuwarden, van 24 dezer, bij verstek veroordeeld tot eene
cellulaire gevangenisstraf van 15 dagen en eene geldboete
van f 8, of subsid. cell. gevangenisstraf van 1 dag, ter zake,
dat hij, bij de exercitie van den 15 September jl., eender
onder zijne bevelen staande schutters moedwillig in het
gezigt heeft geslagen.
Een boerenzoon te Nuis, een dorp in Groningen, was
met eene boerendochter uitgeweest en bleef, na haar thuis
gebragt te hebben, nog wat vrijen. Zijn liefje scheen
buitengewoon gezocht te zijn, althans een aantal boeren
jongens liepen rondom het huis, roepende dat hij er eens
uit zou komen. Hem echter beviel het binnen te goed om
een kleinigheid geleend om snuif te koopen... Ge ziet dat ik op
de hoogte ben... En nu kent ge niet eens mijne schulden. Ik
ben er door overstelpt.... Spoedig zal de bom losbarsten. Een lief
tooneeltje! Ge zult hem onder den hamer zien komen, uw
diadeem, samen met oude papieren en roestige messen, hier of'
daar op een stoep...."
Langzamerhand herleefde zijn oude spotlust en liet hij den
ernstigen toon varen, waarop hij in den aanvang gesproken had.
„Gij beschuldigt mij dat ik met woorden scherm, liefste; maar
zelf laat gij u in slaap wiegen door holle, nietszeggende phrases.
Want wat beteekent eigenlijk, wel beschouwd, die kroon van
Illyrië, waarover gij mij altijd spreekt? Zoo iets past alleen
op het hoofd eens konings; anders is het een drukkende, noode-
looze opschik, die men op zijn vlucht in een hoededoos wegstopt
of onder een stolp te kijk zet, zooals de comedianten met hun
kransen doen of oude zeelui met hun geknutselde scheepjes...
Dat moet ge wel degelijk in overweging nemen, Frederique. Een
koning is geen koning dan op den troon, met de macht in
handeneenmaal gevallen, is hij een prul, een vod, minder dan
niets... Te vergeefs klampen wij ons vast aan de etiquette, aan
onze titels, bij alles Onze Majesteit te pas brengend, op de
paueelen der rijtuigen, op de knoopjes in onze manchetten, ons
optooiend met een lang versleten ceremoniëel. Dat alles is hui
chelarij van onzen kant, beleefdheid en medelijden met hen die
ons omringen, onze vrienden, onze bedienden. Hier ben ik koning
Christiaau II, voor u, voor llosen, voor eenige getrouwen. Doch
zoodra ik een voet buiten de deur zet, ben ik een gewoon mensch,
als ieder ander. Mijnheer Christiaan de Tweede... Niet eens een
naam, niets dan een voornaam... Christiaan, precies als een hans
worst uit een kermiskraam... Tooneel koningen, mijn waardste, ik
verzeker het u. En juist om ons uit dien bespottelijken toestand
te bevrijden, om een veilige wijkplaats te zoeken in een vaste
en eervolle positie, ben ik tot liet besluit gekomen, dit stuk te
teekenen..."
En met een valschen glimlach op zijn gelaat voegde hij er bij
„Bedenk overigens dat die onderteekening louter een grap is...
Wij krijgen onze goederen terug en ik doe alsof ik mij tot niets
verbonden heb... Wie weet? Die millioenen zullen ons misschien
in staat stellen den troon weer te veroveren."
De koningin maakte een driftig gebaar, zag hem aan met een
blik die hem in de ziel drong en zei schouderophalend:
„Maak u toch niet laaghartiger dan ge zijt... Ge weet wel,
dat als ge eenmaal geteekend hebt... Maar neen. De zaak is, dat
de kracht u ontbreekt, dat ge uw post als koning verlaat op het
gevaarlijkste oogenblik, nu de nieuwe maatschappij de vertegen
woordigers van het droit divin allerwegen achtervolgt... En dat
tijdstip kiest ge om het strijdgewoel te ontwijken."
„O, was het maar alleen om strijden te doen," sprak Chris
tiaan II haa3tig... „Maar te moeten worstelen zooals wij tegen
de bespotting, de ellende, al de tegenspoeden des levens, te ge
voelen dat men er met den dag dieper in verzinkt..."
(Slot volgt.)'
daarvoor een conversatie met de verbolgen medeminnaars
te ruilen, en hij bleef totdat de juffer meende dat het uur
van scheiden daar was. De kameraden echter wachtten ook
toen nog op hem, en vroegen: „wat dus 'tou nuchteren
bliksem bij de maid?" Toen de ruzie hierover aan den
gang was en het op het punt scheen dat de woorden in
daden zouden overgaan, kwam een van allen, bewerende
vechtpartij te willen voorkomen, tusschenbeide, en kreeg
tot dank daarvoor een flinken slag op het hoofd, voor het
toebrengen waarvan de gelukkige vrijer dezer dagen teregt-
stond. De geslagene vertelde dat hij hoegenaamd geen idee
van ruzie had, maar enkel vrede wou stichten. De man
stotterde echter zoo en deed zulke verwarde verhalen, dat
het wel eenigennate den indruk maakte alsof er meer achter
zat. Ook de verklaringen van de andere getuigen, hoezeer
zij tneerendeels de opgaven van den beklaagde tegenspraken,
gaven wel den indruk dat beklaagde omtrent de aanleiding
van de ruzie de waarheid sprak. En dit bleek duidelijk
toen de juffer gehoord werd, die verklaarde dat een dei-
getuigen haar had gevraagd om dien avond met haar uit
te gaan, maar zij hem bedankt had en beklaagde geaccepteerd,
waarop de anderen gezegd hadden dat haar beau dien avond
geen pleizier zou hebben. Zij hadden haar en haar vrijer
dan ook den geheelen avond achtervolgd. Van de vechtpartij
wist zij niets, omdat zij er niet bij was geweest. Tegen den
uitverkorene werd wegens moedwillige mishandeling een
maand celstraf en f 8 boete gerekwireerd.
Terwijl zoowel te Borger als in andere plaatsen de
prijs der landerijen in den laatsten tijd aanzienlijk is ver
minderd, maakt de gemeente Ruinerwold steeds daarop
eene uitzondering. Dit bleek o. a. weder bij den publieken
verkoop van vaste goederen, ter grootte van p. m. zes hectaren,
welke buiten de onkosten enz. hebben opgebragt f 10,200.
Uit Limburg méldt men:
„Onlangs werd in de N. Rott. Crt. door dr. J. Ritzema
Bos een berigt gegeven omtrent de verwoestingen in
Duitschland aangerigt door de roggeaal (Anguillula devas-
tatrix), en o. a. medegedeeld, dat dit insect reeds onze
grenzen overschreden hebben en aangetroffen zou zijn te
Angerlo bij Doesburg.
Men schijnt niet te weten, dat het roggeaaltje, of liever
de door dat insect veroorzaakte roggeziekte sedert jaren in
't noorden van Limburg heerscht en er in verschillende
gemeenten van het tweede arrondissement den roggeoogst
schier onmogelijk maakt. In 1874 reeds had zich de heer
F. R. Gorten deswege gewond tot dr. Jnlius Kiihn, een
Europesche vermaardheid op dat gebied en in het Platteland
de inededeelingen, hem door den geleerden Duitscher ver
strekt, gepubliceerd.
Verleden jaar is de heer Corten nog eens op dat onder
werp teruggekomen in zijn wekelijksche landbouwkroniek
met al wat de wetenschap en de ervaring sedert dien tijd
hadden geleerd over het ontstaan en het voortwoekeren
der ziekte. Er valt niet veel aan te doen dan afwisseling
van cultuur. De ziekte heeft waarschijnlijk haar ontstaan
te danken aan overdreven korenbouwerij op den zandgrond."
Het eerste Volkskoffijhuis te Amsterdam zal in het
begin van 1880 worden geopend op het Rapenburg nabij
de Schippersgracht. In de bedoeling van het bestuur ligt
het verstrekken van gezonde dranken en ververscliingen
tot den minst mogelijken prijs, met uitsluiting van alle
bedwelmende dranken. In de bovenverdieping van het
groote gebouw worden allerlei zalen ingerigt tot het houden
van wetenschappelijke en godsdienstige volksvoordragten,
terwijl ook gelegenheid zal worden geboden aan een dertigtal
ongehuwde werklieden om er voor matigen prijs te logeeren.
Het maatschappelijk kapitaal bedraagt f 180,000, verdeeld
in 3 seriën elk van f 60,000; de aandeelen zijn groot
f 250 en staan in blanco. Ofschoon winstbejag volstrekt
niet door de oprigters wordt beoogd en het naauwelijks
behoeft gezegd te worden, dat bestuurders hun tijd en
krachten geheel belangeloos gaven, zoo bewijzen de resul
taten in het buitenland desniettemin, dat men het in deze
onderneming gestoken geld volstrekt niet als verloren
behoeft te beschouwen, naardien verreweg de meeste inrig-
tingen van dien aard hooge renten afwerpen, die echter wéér
voor een deel den werkman ten goede komen. De Maatschappij
voor Volkskoffijhuizen is voornemens in andere wijken
meer dergelijke instellingen te openen, doch eenvoudiger
dan op het Rapenburg, waar het gebouw ook tot andere
doeleinden woidt gebezigd.
Dezer dagen werd in verschillende bladen melding gemaakt
van een toestelletje, om door middel der tanden te hooren.
Wanneer dat toestelletje algemeen in gebruik komt, roept
het satirieke blad Berl. Wespen uit, dan zal dit van grooten
invloed zijn op de taal. Men zal dan kunnen zeggen: -,Ik
durf mijn tanden niet te vertrouwen." „Den eenen tand in
en den anderen wéér uit." „Hij preekt voor doove tanden."
„Wie tanden heeft om te hooren, hoore." „Ik ben geheel
tand," enz.
Blijkens berigt van het Kais. Deutsch Gesundheitsambt
van den 8 dezer, heerselite de runderpest op 1 October jl.
in meerdere of mindere mate in nog 30 Russische gouver
nementen. In Servië hecrschte de ziekte in den aanvang
van October in 7 en in het laatste der maand in 4 districten.
De Times-correspondent te Philadelphia meldt eenige
bijzonderheden over de ontvangst van Grant. De stoet, die
den generaal inhaalde, telde 70,000 man en 25,000 paarden.
Het was daarom noodig reeds des morgens om half elf ure
aan te vangen deze processie op te stellen, ofschoon Grant
eerst om drie ure kwam. De achterhoede der processie begon
eerst tegen het vallen van den avond op weg te gaan. Geen
wonder dan ook, dat velen niet den geheelen dag in de gele
deren bleven staan, maar tengevolge van vermoeijenis en
honger wegslopen. Met dat al was het de schitterendste
processie, ooit aanschouwd, al werd het indrukwekkende
echt Amerikaansch eenigzins weggenomen door het al te
kwistig gebruik dat men van de gelegenheid had gemaakt
om wagens, tropheën en banieren te beplakken met adver-
tentiën. Het aantal toeschouwers werd op een millioen geschat,
vlaggen, groen en triomfbogen gaven de stad een feestelijk
aanzien, en het enthousiasme was buitengewoon. Aan het
hoofd van den stoet achter de onontbeerlijke politiemagt
kwamen 10,600 man troepen; dan volgde generaal Grant
met het receptie-comité, de ministers en oud-ministers in open
rijtuigen; daarna 10,000 veteranen van den burgeroorlog;
vervolgens 4000 man, afgevaardigden van politieke clubs
en andere vereenigingen. Dan kwamen de vertegenwoor
digers van verschillende takken van handel en nijverheid,
meest allen met hun werk bezig; 250 werklieden der munt,
medailles ter eere van Grant slaande300 postbeambten,
enz.; eindelijk een garde te paard van 1000 man.