HELDERSCHE liV NIEITWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1884. N°. 2. Vrijdag 4 Januari. Jaargang 42. „Wij huldigen liet goede." Verschijn'. Diuadag, Donderdag eu Zaterdag namiddng. Abonnementsprijs per kwartaal0.90. franco per post - 1.20. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BureauHOLEKPLEIW. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Binnenland. w— HH. MM. de Koning en de Koningin verleenden jl. Dinsdag middag ten 1 ure Nieuwjaars-audiëntie aan de groot-officieren der Kroon, de ministers, hoofden der Departementen, den vice-preside.nt van den Raad van State, de militaire en burgerlijke leden van Zr. Ms. Huis en de hoofddignitarissen, toegevoegd aan de Huizen van HH. KK. HH. den Prins van Oranje en Prinses Hendrik. Kort na de receptie bracht Prinses Hendrik haar Nieuw- jaarsgelukwenschen ten Hove. In het Hld. heeft de heer dr. W. B. J. van Eijk te Haarlem eenige artikelen geleverd met het opschrift: „De prijsuitdeeling op de lagere school,naar aanleiding van eene discussie in den Amsterdamschen gemeenteraad. Voor het „deugd om loon," als paedagogisch parool gebezigd, gevoelt de schrijver weinig sympathie. Ware eerbied voor de deugd komt op tegen de tactiek om het jonge geslacht door het voorspiegelen van een of ander geschenk als lokaas en loon tot plichtsbetrachting aan te sporen. Hij ducht, dat men op deze wijze, in plaats van zuivere drijfveeren en edele beginselen in beweging te brengen, deze niet slechts onderdrukt en ontzenuwt, maar zelfs het tegendeel in het aanzijn roept en versterkt. Doch ook de wijze van uitvoering der gebruikelijke prijs uitdeeling geeft aanleiding tot bedenkingen. Vlijt, gemaakte vorderingen en goed gedrag, soms ook getrouw schoolbe zoek waren de hoofdpunten, waarover het onderzoek liep, waarvan aanteekening werd gehouden en waaruit de slotsom moest worden opgemaakt. Deze slotsom werd evenwel niet zoo gemakkelijk verkregen. In den regel ging daaraan eene dikwerf hoogst moeielijke vergelijking vooraf; want voor elke klasse der school was slechts een zeer gering getal prijzen beschikbaar gesteld. Het onvermijdelijk gevolg hiervan was, dat het begeerde loon aan slechts zeer enkelen te beurt viel. Waar men dacht aan te moedigen, had men ontmoedigd, en waar men meende op te bouwen, had men afgebroken. Doch niet slechts daarna, maar ook dikwerf reeds weken, ja maanden te voren werkte de iaarjiikseb prijsuitdeeling verlammftH^p ujL gev.31" dér schooljeugd, in aehA'as het trouwens al zeer spoedig na den aanvang van elk schooljaar bekend, welke leerlingen tot de eersten op de ranglijst zouden behooren. Van dat oogen- blik bepaalde zich de wedstrijd tot slechts enkelen. De drieërlei maatstaf, die aangelegd werd, was de rechte niet. Doch de onderlinge vergelijking, die daanneê nood- 53> ONDEB BETOOVEEING. Naar het Duitsch van E. WERNER. (Vervolg.) Paul protesteerde met kracht en macht tegen dit menschlievend voornemen van zijne aanstaande, en vond het bovendien beter om op het terras te blijven en zich tot de ontvangst van het verwachte paar gereed te houden, doch Lily bleef op haar stuk staan. Zij had mijnheer Freising en juffrouw Hofer in een klein paviljoen zien verdwijnen, dat achter het kasteel was gelegen, en ging nu op dit spoor af. Het paviljoen, dat uitsluitend gebouwd was ter wille van het uitzicht, dat men hier over het gebergte had, lag zeer hoog, zoodat het onmogelijk was een blik door de vensters te werpen, en de deur, die straks wijd openstond, was nu op een verdachte manier gesloten. De jonge dame ging dus voorshands op een verkenningstocht uit en wandelde het kleine gebouw om, dat ook een vlag in top voerde, waarbij zij door het toeval merkwaardig begunstigd werd. Tegen den rechter zijmuur, die dicht met wijngaardloof be groeid was, stond een ladder, die men waarschijnlijk bij het bevestigen van de vlag gebruikt en daarop vergeten had weg te nemen. Lily was verrukt oyr die vondst en zonder zich aan Paul's vertoogen en teg<- .verpingen te storen, nam zij haar sleep over den arm '_n klom ijlings de ladder op, tot bij het venster, waar zij nieuwsgierig door de ruiten keek, juist zooals Arnold dit bij h»r.r verloving in het tuinhuis had gedaan. „Ze zitten er heusch!" riep zij met gedempte stem naar be neden. „Aile drie op de canapé mijnheer Freising, het bouquet en juffrouw Hofer! Jammer dat de vensters gesloten zijn, ik kan alleen maar zien, en toen, achter de deur van het salon, kon ik alleen maar hooren, doch toen stond ik vrij wat gemakkelijker dan nu." „Maar ge moogt niet voor spion spelen," bracht Paul hiertegen in. „Als ze u nu van binnen eens zien, of als een van de dienstboden aan dezen kant van het kasteel komt, wat moeten ze dan wel denken?" „Stil, Paul, en houd de ladder goed vast Al de dienstboden zijn op het terras, en de wingerd is hier zoo dicht, dat ik on mogelijk ontdekt kan worden. Zooals ik zeg, hooren kan ik niets, maar ik zie de heele pantomime. Oom de notaris trekt een smachtend gezicht, zeker vertelt hij van zijn vijf blauwtjes als hij maar niet een zesde oploopt, Emma is nog één en al hoogachting maar neen, daar lacht ze Goddank, nu is de kogel door de kerk!" „Lily, ik smeek je, kom er toch af!" verzocht Paul. „Als iemand ons eens zag! Wezenlijk, 't komt niet te pas!" „Zwijg, en pas op dat de ladder niet omvalt!" was het eenigszins knorrige antwoord. „Nu komt het bouquet aan de beurt, oom de notaris begint zijn onderhandelingen altijd met de bloemenspraak. Bij Anna begon het met: „Deze rozen aan de roos!" Nu zegt hy zeker: „Deze anjelieren aan de anjelier Freising scheen werkelijk iets van dien aard gezegd te hebben, want juffrouw Hofer bloosde en slo®ï» «net Stijt* SSwWWltllOS VOOrt"invtj r>ANe 1 wendig gepaard moest gaan, pleitte nog sterker tegen tiai.:' '^7.e was wel haar grootste fout, hare paedagogische hoofdzonde. Immers het kind moet geheel en uitsluitend met zich zelf wï1''11"- vergeleken. Individueel, zuiver individueel moet dus de ol.' r|,'>0ling zijn. De krachtenen vermogens van eiken leerling alzuï. '1;;k dienen voor hem, die geroepen is uitspraak te doen, het uitgangspunt te vormen. Elke vergelijking met anderen en elk oordeel, p die vergelijking gegrond, is verderfelijk. En het stelsel, dat tegen dit hoofdbeginsel zondigt, vonnist zich zelf. Men zal den heer v. E. tegenwerpen, dat hetzelfde in de groote maatschappij plaats grijpt. Maar dit mag z. i. nog geene reden zijn om zoodanig verschil van lotsbedeeling op de kinderwereld toe te passen. In stede van te erkennen en te waarderen, wat erkenning en waardeering verdient, reikt men eene premie uit aan hem, die zich mag verheugen in een helder hoofd, een opgewekten geest, een gelukkigen aanleg, die in het bezit is van een gezond lichaam, eene ongestoorde gezondheid, eene veerkrachtige natuur, die zich geplaatst ziet in gunstige levensomstandigheden, onder eene verstandige leiding, in eene ontwikkelde omgeving of met andere voorrechten bedeeld is, waardoor hij gemakkelijk uitmunt. Wijst men misschien op de moreele voordeelen, aan prijsuitdeeling verbonden? Meent men, dat het een uitste kend hulpmiddel is voor den onderwijzer om zijne leerlingen op te leiden tot deugd en goede zeden, alsook ter bevorde ring van orde en tucht in de school, dan bedriegt men zich niet weinig. Beklagenswaardig de man, die tot dit kunstmiddeltje de toevlucht nemen moet om de orde in zijne klasse te bewaren. En als zijne leerlingen flinke jongens zijn, zal geen hunner die premie van deugd willen wegdragen. Het maakt hen tot schijnheiligen. Het kweekt karakterloozen, schijnbraven. Het voedt lage en onedele hartstochten, kortom: het demoraliseert. De slotsom van den heer v. E. is alzoo, dat geen der drie factoren, welke bij de prijsuitdeeling in rekening worden gebracht, de vuurproef kan doorstaan. Men zal misschiei^n zeggen, dat hij met dorre theoriën en afgetrok ken redeneeringc.°n de poëzie uit de school wil bannen. Noemt gij dat poëzie','"raagt de schrijver, die tranen van spijt, wrevel, bitterheid der ml:'sdeelden, die half-onderdrukte klanken en klachten, vol wrevel eri~..weerzin, die kreten van ontwakende onverschilligheid? Hadden zij aan zich zeiven te wijten, dat zij achterbleven bij die „vlijtig£tïAen,' die „de beste vorderingen" maakten en daarvoor worden „beloond?" Lag de oorzaak niet elders? En toch de tegen stelling brengt hen onder de verdenking van gemis van ijver en plichtsbetrachting, brandmerkt hen als tragen en achterlijken. Is dat poëzie? Vraag het aan de onderwijzers. Een gelukkig teeken des tijds acht de heer v. E. het dan ook, dat men van lieverlede hiervan terugkomt. Immers in enkele gemeenten van ons vaderland heeft men het stek"'1 van prijsuitdeeling op de lagere school reeds afge schaft en dit doen plaats maken voor iets anders, dat zoowel in theorie als in praktijk boven'f.LL-uide. aanbeveling verdient. Het is het toekennen van beTdw» EcEtj9&.®5"'a,^'.iken voor getrouw schoolbezoek. Door deze bepei t., aan de goede zaak een dienst bewezen. Werpt men tegen, dat dan ook van dit stelsel het kind, d. i. de onschuldige, het slachtoffer wordt, dan moet dit tot op zekere hoogte worden toegestemd. Maar hiertegenover staat althans dit, dat in het kind tevens de ouders worden opgewekt door de aanmoediging, welke aan dat kind ten deel valt. En dan mag men allerminst voorbijzien, dat het uitzicht op die aanmoediging voor het kind een prikkel in zich sluit om den geest van lauwheid en onverschilligheid, die in de ouderlijke woning heerscht, met gepaste middelen te bekampen. Wie geen vreemdeling is in ons vaderland, weet, dat de wet van 27 Augustus 1878 in al. 2 en 3 van art. 82 de bevordering van getrouw schoolbezoek uitsluitend als het doel van het uitloven der openbare belooningen en eere blijken heeft aangewezen. Hij weet eindelijk, hoe diezelfde wet in art. 47 voorschrijft, dat het gemeentebestuur zoo veel mogelijk het schoolgaan der kinderen van bedeelden, onvermogenden en minvermogenden bevordert. En met al die wetenschap gewapend zal er wel geen twijfel meer overblijven, of wij zijn met dit beginsel op het rechte spoor. Te Dordrecht is overleden de heer mr. G. A. de Raadt, burgemeester dier gemeente, lid van de Eers Kamer der Staten-Generaal. De „Engelsche" bladen bevatten het bericht, dat d- heer „Spreuger vanbijk" benoemd is tot Minister van Koloniën, in plaats van den heer „Debrauw." De heer van Bloemen Waanders wordt geheel overgeslagen. Naar men verneemt, wordt aan het voornemen tot afdanking van werkvolk bij 's Rijks werf te Amsterdam voorloopig geen gevolg gegeven. „Nooit zid ik dat uur vergeten, toen ik in sneeuw en een zaamheid, met een verzwikten voet en door de gansehe wereld verlaten, op den straatweg zat. Gij hebt mijn akten gered „O, spreek er niet van, dat was de moeite niet waard!" merkte Emma bescheiden aan. „Integendeel, dat was wel zeer de moeite waard. Het waren die oorkonden van zestienhonderd tachtig „Van Werdenfels contra Werdenfels?" „Juist! Zonder uw moedige tusschenkomst zouden zij een offer van dien kwaadaardigen Geestentop zijn geworden." „Gelooft gij dan aan dien Geestentop, mijnheer Freising?" vroeg Emma verrast. Freising wierp een schuwen blik door het venster, waar het „witte spook" in de verte duidelijk zichtbaar was. Het scheen hem te herinneren aan de belofte, die hij destijds in den hoogstcn nood had afgelegd, toen ook hij, de vrijgeest, een aanval van bijgeloof kreeg. Maar hij kon dat toch onmogelijk bekennen, en zoo antwoordde hij dus met een kloeke wending: „Ik geloof, dat de Geestentop mij dien dag een geluk heeft geopenbaard, dat ik nog niet kende. Emma, mag ik dat blijven gelooven De zaak ontwikkelde zich nu zeer geleidelijk, doch de beide hoofdpersonen vermoedden geenszins, dat zij van twee kanten bespied werden. Reeds drukte Lily haar neusje tegen de ruiten, en links zag de Geestentop majestueus door het venster en woonde mede de verloving bij, die hij eigenlijk tot stand had gebracht. Juffrouw Hofer hield den ruiker anjelieren in de hand en boog blozend het gelaat daar over heen, terwijl Freising met zijn aanzoek voor den dag kwam, dat hij nu tamelijk goed van buiten kende. Na vijf minuten was de zaak beslist en hield hij juffrouw Hofer in de armen. Hij meende in den zevenden hemel te zijn, nu hij eindelijk ontving, wat het wreede noodlot hem zoolang had onthouden een klein, afdoend, duidelijk Ja! Daar bulderden de kanonnen. Het rijtuig van den baron scheen in het gezicht te zijn; want het eerste salvo werd van het terras naar het dal afgevuurd en door de echo der bergen dreunend en rommelend weerkaatst. Het nieuw geëngageerde paar stoof verschrikt uiteen. Juffrouw Hofer was anders volstrekt niet zenuwachtig, doch bij dien even onverwachtcn als oorverdoovenden gelukwensch van het Wer- denfelsch geschut veroorloofde zij zich een lichte bezwijming. Zij wankelde en was op het punt van in onmacht te vallen, toen de notaris natuurlijk zijn arm om haar heen sloeg en haar staande hield. „Herstel u van den schrik, Emma!" zeide hy met plechtige teederheid. „Ik ben aan uwe zyde!" En Emma herstelde zich van den schrik! Bijna tegelijkertijd kwam Arnold haastig den hoek van het kasteel om. Hij zocht zijn jongen meester, die op een onbegrij pelijke manier met zijne aanstaande verdwenen was. „Mijnheer Paul, het rijtuig komt! Mijnheer Paul, waar zijt gij?" Plotseling verstomde hij en hief oogen en handen ten hemel, bij het tooneel dat hij voor zich zag. Daar stond „freule" Lily in haar lange zijden, me* kanten bezette sleepjapon boven op een «hu 'iSiuiYic, rjtenuèïï ei'^heffuiTsli^cSï "Q°ff joh tv^B17* I zoo in hun bezigheid verdiept, ual"«..j":LJ?em niet eens hadden hooren roepen. Op dit oogenblik barstten de kanonnen los en vloog Lily oii"'- steld met een sprong van de ladder en rechtstreeks in Paul's armen, die haar opvingen, en nu moest de oude knecht nog iets vreeselijkers beleven en wel dat de landheer van Beukendorp de aanstaande barones naar het terras droeg. 'Hier sprong Lily zoo vlug als een hinde uit zijn armen, en liepen beiden om het hardst naar de groote trap, waar zij ademloos aankwamen. De jonge dame had nauwelijks tijd gehad om haar sleep weêr in orde te brengen, toen het rijtuig reeds de oprijlaan insloeg. „En die kinderen willen al trouwen," luidde Arnold's ver zuchting. „En dan vraagt de hofmeester nog, of ik op Beukendorp blijf? Eén verstandig mensch dient daar ten minste te zijn, en ongelukkig ben ik die eenige!" De oude man was nog niet van zijn ontzetting bekomen, dat de jongere linie al hare waardigheid op die wijs te grabbel gooide, toen mijnheer Freising en juffrouw Hofer hem voorbij snelden, elkander bijzonder gelukkig aanziende en loopende al wat zij loopen konden, om bij de ontvangst tegenwoordig te zijn. Dat hollen van den anders zoo statigen notaris en zijn opgeruimde glimlach brachten Arnold totaal van de wijs. „Ik geloof dat geheel Werdenfels vandaag het onderste boven is gekeerd!" zuchtte hij, terwijl hij zich gereed maakte om te volgen en althans zijn gunstige plaats achter zijn jongen meester niet te verliezen. Werdenfels scheen inderdaad het onderste boven te zijn gekeerd, en de Werdenfelsers waren nu even overdreven in hun dank baarheid als vroeger in hun haat. Ontvangst, saluutschoten en aanspraken hadden volgens het programma in het dorp plaats gehad, maar de halve bevolking geleidde den baron en zijne gemalin naar het kasteel. Het jonger deel van dat geleide legde zijn vreugde zoo luidruchtig mogelijk aan den dag, en de oudste zoon van Rainer dezelfde die zich destijds mede aan de oranjerie had vergrepen riep nu zoo lang en ijverig: „Leve de barondat hij paarsrood in het aangezicht was geworden. Nu verscheen het rijtuig, en onder luid gejuich, wapperende vlaggen en aanhoudend kanongebulder, hielden Raimund en Anna hun intocht in het kasteel. Ook hier week men bij de ontvangst eenigszins van de vo~r geschreven plechtigheid af. Alleen de hofmeester stond stijf en statig aan de spits van het dienstdoend personeel en droeg zorg dat niemand een lid verroerde eer hij het sein daartoe gaf. Bij de begroeting beneden aan het terras was Arnold echter de eenige, die zijn deftigheid bewaarde. De notaris en juffrouw Hofer hadden dien dag letterlijk een manie, om de geheele wereld do hand te schudden, en het jonge verloofde paar stoorde zich nog minder aan de etiquette. Lily wierp zich onstuimig aan de borst harer zuster en liet zich vervolgens door haar zwager omhelzenze was nu niet bang meer, dat hij haar den hals zou omdraaien! Paul scheen het echter verwonderlijk aan te doen, toen hij de hand zijner aanstaande schoonzuster aan zijn lippen bracht. Voor één oogenblik verbleekte het blozende, lachengr^vA^.'-'' ENHORST^ en Echtgenoot

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1884 | | pagina 1