de gestadige zorg voor verkeerswegen te weinig bedenkt,
dat deze toch ook voor wandelaars bestemd zijn. De
groote fout ligt hoofdzakelijk daarin, dat men onze stad
omgeeft met een ringmuur van goedkoope woningen, in
rechte lijn en in kazernestijl, waardoor de uitbreiding door
voornamer woningen voor het meerendeel zoo goed als
belet wordt zoo ging men bij de vroegere vergrootingen
van Amsterdam niet te werk; elke stadswijk behield ook
in het nieuw aangelegde deel haar eigen karakter. Geluk
kig zijn de meeste nieuwe huizen zoo zwak gebouwd, dat
er alle uitzicht bestaat, op hunne puinhoopen nog eens
een smaakvoller bouwtrant gehuldigd te zien
Zal men dus nog eenmaal ook in de nieuwe stad zonder
blozen van „hechte, sterke en weldoortimmerde'' perceelen
kunnen gewagen? Zullen onze naneven daar een modernen
„Bocht van de Heerengracht" zien verrijzen? Ik weet
het niet; maar de onlangs ingezakte nieuwe huizen op de
Da Costakade zacht en kalm ingezakt, zonder dat er
aardbeving, storm of iets van dien aard in 't spel was
leveren wel het sprekend bewijs, dat de producten van
den speculatie-stijl althans niet van langen duur zullen
zijn. Amstelaar.
Blnnenlan d.
De Haagsche Crt. verneemt van zéér betrouwbare
zijde, dat door den ministerraad de heer O. van Rees,
voorzitter der Tweede Kamer, aan den Koning is voorgedragen
tot gouverneur-generaal van Xederlandsch-Indië en dat die
voordracht slechts op 's Ivonings onderteekening wacht ter
openbaarmaking in de Staatscourant, hetgeen eiken dag
kan worden te gemoet gezien.
De Prins en Prinses van Wied, die met hun kinderen
op 't oogenblik vertoeven op eene villa aan 't Engelsche
kanaal, tegenover het eiland Wiglit, hebben gisteren een
merkwaardigen dag in hun huwelijk beleefd. Het was toen
12^ jaar geleden, dat H. K. H. Prinses Marie der Neder
landen, op den 18 Juli 1871, te Wassenaar in den echt
trad met Z. D. H. Prins Wilhelm Von Wied. (D
Men schrijft ons uit Anna Paulowna, dd. 18 dezer:
„Het departement Anna Paulowna der Maatschappij tot
Nut van 't Algemeen had in zijne jongste vergadering
het genoegen, als spreker te zien optreden den heer A.
Heijn, van Wieringerwaard. Zeer zeker zullen er in den
omtrek weinigen gevonden worden, die dezen heer in de
kunst van reciteeren evenaren, wellicht niemand, die hem
overtreft, en wat zijne voordracht te meer aantrekkelijk
maakt, is, dat hij zoowel op het gebied van ernst als op
dat van scherts te huis is, hoewel zijne gave voor het
laatste onmiskenbaar het grootst is. Zoo was, om enkele
voorbeelden te noemen, zijn voordracht van Kennem er trouw
door Hofdijk hoogst verdienstelijk, maar meesterlijk die
van Laurillard's bekend gedichtje: „Een vers, dat als een
nachtkaars uitgaat" en evenzoo Jsaac op den Dam van
Justus van Maurik. Ook op het gebied van mimiek toont
de heer Heijn alles behalve een vreemdeling te zijn,
getuige zijn voorstelling van De oude kleê^maker en die
van Teunis naar de Norgermarkt.
Dat er trouwens van dezen spreker iets meer dan gewoons
verwacht werd, bewees de flinke opkomst, de gewone ver
gaderzaal in Yeerburg was bijna te klein."
De halve centen, tot een bedrag van f 20,000 aan
's Rijks munt vervaardigd, komen heden gereed.
Overleden Prof. H. Schlegel, directeur van het Rijks-
Museum voor Nat. Historie te Leiden en Jhr. G. J. G.
Klerk, oud-minister van Waterstaat.
In den morgen van 2 December 11. beleefden eenige
bewoners van de Bovenstad van Batavia een stichtelijk
schouwspel.
De Javanen van de Amsterdamsche Tentoonstelling
kwamen terug. Maar hoe? Half geëuropeaniseerd, uit
gedost in de wonderbaarlijkste kleedingstukken en met
een voornaamheid en een onbeschaamdheid over zich, die
inderdaad merkwaardig waren om aan te zien.
Bijna allen droegen fraaie bottines en hadden parasols
en parapluien bij zich. Een der mannen droeg een korte,
satijnen zwarte broek, anderen vertoonde andere fraaiig
heden. Kortom, het was een belachelijk gezicht.
Het vermakelijkste van alles was echter de kennelijke
minachting, waarmede zij andere inlanders bejegenden, o. a.
de karvoerders, die hen reden, en de inlanders, die om
hen heen stonden voor het huis waar zij afstapten.
Klaarblijkelijk is het gevoel van eigenwaarde door hun
verblijf in Europa niet weinig geprikkeld. Onder het
spreken met een Europeaan houden de mannen doodbedaard
hun manilla-sigaar in den mond. Van hormat geen spoor.
Wat zullen die lui de lakens uitgeven in hun dessa's, na
hun terugkomst! En welk een gezegende invloed zal er
van hen uitgaan Java-Bode.)
Het scheen, dat hy zelf het paard had ingespannen, want hij kwam
zeer spoedig met het rijtuig op den weg. Margareta ging
zwijgend zitten en de baron scheen door zelfverwijt te worden
voortgedreven, toen hij haar onverschilligheid zag. Zonder twijfel
had zij dien morgen liever zijn roepstem gehoorzaamd dan Jaap's
vrouw te worden, maar zij zou zeker ook rustig naar het altaar
zijn gegaan, wanneer hij haar hulp niet had gevraagd.
Hij reed in woeste vaart over den weg. Het was een prachtige
Zondagmorgen. Maar geen van beiden had oogen voor de schoone
natuur. Zij bereikten de hoeve. Hij had eerst mede binnen willen
gaan, maar dit plan verwierp hij als hoogst onpractisch.
„Ik hoop, dat je vroeg genoeg bent!" zeide hij, terwijl hij van
het rijtuig sprong en haar bij het uitstijgen hielp. „Zeg de
waarheid, zeg dat ik om je heb gezonden, om je een huwelijks
geschenk te geven, dat het een misverstand van mij was
een misverstand van jouhij zal het dan misschien vergeven....
En Margareta, mijn laatste verzoek aan je is: dat, wanneer ik
om je zend, je niet zult komen. Beloof mij dan plechtig, mijn
lieve kind, dat je nooit gehoor zult geven aan mijn verlangen."
Haar lippen bewogen zich, maar de belofte werd niet uitge
sproken. „O, mijnheer, dat kan ik niet beloven!" zeide zij
eindelijk.
„Maar dat moet je; je geluk kan er van afhangen!" zeide hij
streng. Je weet niet hoe ik ben."
„Nu, mijnheer, ik beloof het," antwoordde zij. „Laat mij nu
maar aan mijn lot over; ik zal naar binnen gaan en het in orde
zien te krijgen."
Hij keerde om en reed weg; maar toen hij uit het gezicht
was, hield hij eensklaps stil. „Ik behoefde maar terug te gaan
en haar voor te stellen mij te volgen, en zy zou het doen,"
mompelde hy.
Hij stond op in het rijtuig en kon zoo over het kreupelhout
heenzien. Margareta zat nog onbeweeglijk op dezelfde plek. Zij
was de schoonste bloem van het veld. „Neen," zeide hij, „neen
neen nooit!" Hij ging weêr zitten en de wielen rolden
vlug over het zachte stof naar zijn buitenplaats terug.
Wordt vervolgd.)
Aan dr. Cowan, benoemd tot geneesheer ann het
krankzinnigen gesticht te Dordrecht, zijn bij zijn vertrek
uit Meerenberg door de gezamenlijke beambten eene kost
bare regulateur benevens een prachtige inktkoker en brief
weger als souvenirs aangeboden.
Door den minister van Marine is bepaald dat eenige
konstabels, bootslieden en andere onderofficieren der zee
macht, die zich hebben aangemeld voor overgang bij den
Marine-torpedodienst, bij dien dienst zullen worden gedeta
cheerd, om later, bij gebleken geschiktheid, in de rangen
van sergeant-torpedist en torpedist 1ste kl. definitief over
te gaan. Door dezen maatregel zal het Marine-torpedo
korps eene belangrijke versterking ondergaan.
Het lijk van mevrouw B., vóór eenige dagen te
Utrecht overleden, is opgegraven en zal gerechtelijk wor
den onderzocht. Men vermoedt vergiftiging.
Uit Zeeland werden, volgens door de Maatschappij
„De Schelde" opgemaakte statistiek, in 1882 1,107,209
kilogram of ongeveer 15,632,450 stuks oesters verzonden,
een waarde van ongeveer f 1,000,000 vertegenwoordigende.
Naar Engeland ging 37£ pCt., naar Duitschland 31 pCt.,
naar België en Frankrijk 17^ pCt., terwijl de Nederland-
sche markten slechts 14 pCt. van deze oester-productie
ontvingen.
Jl. Donderdag heeft voor de Rechtbank te Utrecht
terechtgestaan de candidaat in de medicijnen B., beschouwd
als hoofd van het troepje studenten, dat in November te
Baarn op een kostschool allerlei grappen uithaalde.
Zoowel de kostschoolhouderes, mej. Steringa Kuijper,
als een der dorpelingen, wien benevens den veldwachter
een kleine onbeduidende wond was toegebracht, zoo ook
de geneesheer te Baarn, die beide wonden als van geen
ernstigen aard bevonden, zij allen hebben het toen gebeurde
zoo zacht mogelijk getuigd.
De beschuldigde zelf bekende alles en toonde veel be
rouw zoodat het Openbaar Ministerie daarmede zeer
ingenomen was, doch desniettegenstaande zich verplicht zag
1 maand cellulaire gevangenisstraf en f 8 boete te eischen.
Over 8 dagen uitspraak.
Voor het Gerechtshof te Arnhem zullen op Donder
dag a. s., terechtstaan de heeren J. G. H. Woltors, oud
73 jaren en L. J. H. Wolters, oud 60 jaren, bankiers te
Venloo, bij vonnis der rechtbank te Roermond failliet ver
klaard en thans gedetineerd. Na veroordeeling door het
Hof te 's Hertogenbosch, de 1ste tot twee jaar celstraf
en 3 geldboeten respectivelijk van f 600, 500 en 5000,
subsidiair voor de twee eerste boete eene maand en voor
de laatste boete 4 maanden celstraf; de 2de tot 1 jaar
celstraf en geldboete van f 5000, subsidiair 6 maanden
celstraf, zijn zij, met vernietiging van dat arrest, door den
Hoogen Raad der Nederlanden naar het Hof te Arnhem
verwezen, ten einde de zaak op de bestaande acte van
beschuldiging opnieuw zou worden onderzocht en beslist.
Beide beschuldigden hebben belangrijke en finantiëele
betrekkingen te Venloo vervuld; zoo was de lste president
der Heutz-stichting aldaar, bestemd tot ondersteuning van
gebrekkige armende effecten dier stichting, ten bedrage
van ruim honderd duizend gulden, zou hij in zijne eigene
zaak verbruikt hebben. Ook was diezelfde beschuldigde
secretaris-penningmeester van de R. K. burgerlijke gods
huizen, en ook een deel der gelden van die instelling zou
hij tot zich genomen hebben. De tweede was president
van de R. K. armbestuur en wordt beschuldigd zich de
effecten, die hij als zoodanig onder zijne berusting had,
tén behoeve der firma te hebben toegeëigend.
Het Openbaar Ministerie zal worden waargenomen door
den advocaat-generaal jhr. mr. Sandberg, terwijl als ver
dedigers zullen optreden de heeren mrs. Van Zinnicq Berg
man, advocaat te 's Hertogenbosch en Van Oppen, advocaat
te Maastricht.
Tegen E. N. P., die met f 5080.11 van den heer
Havelaar te Rotterdam en met een buffetjuffrouw op den
loop ging, en die zich later in handen der justitie stelde,
is een jaar celstraf geëisclit.
De heer S. du Toit, een der drie leden van de
Transvaalsche deputatie, is bezig zijn reis te beschrijven.
Hij en Kruger maakten den tocht reeds vroeger, maar
generaal Smit deed hem voor 't eerst en zooals het meer
gaat: iemand die voor 't eerst reist, maakt doorgaans de
snedigste opmerkingen, omdat alles hem vreemd is en zijne
aandacht trekt.
Zoo zaten de drie heeren op een achtermiddag op het dek
van hun schip te praten over de oneindigheid der zee, die
zoo groot is, dat, ofschoon zij eiken dag 300 mijlen aflegden,
zij toch nog zoovele dagen moesten varen.
„Ja," zei Smit, die altijd met zijn gedachten bij de
Engelschen is, „en waarom moeten de Engelschen nu zoo
ver komen om ons te komen plagen, en dan nog wel zoo
diep in het hart van Afrika?"
Den volgenden dag spraken zij over het zedenbederf in
Londen en de groote Europeesche steden, en toen zei
Smit weêr:
„Neen, dan ben ik maar blij, dat er zoo'n groote Oceaan
tusschen ons is. Nu is er toch meer kans voor ons om
bevrijd te blijven van de Europeesche onbeschaafdheid."
Evenzoo toen zij per spoor van Plymouth naar Londen
gingen, 230 mijlen in 6 uur, en door een mooi beplante
streek, zei hij
„De Engelschen hebben toch een mooi land. Als ik
zoo'n land had, dan zou ik nooit zoo ver gaan om andere
volken te plagen."
Het naschrift van 's heeren Du Toits eersten reisbrief
luidt:
„Ek het di stuk an myn twe vrinde voorgelees, om te
hoor of hulle iets afgelaat of bygevoeg wl hê. Mar hulle
seg, ne dis goed. President Kruger wil net hê ek moet
byvoeg, dat ons al te laat spook snags hier in Londen, en
hy wil graag vroeg gaan slaap. Mar generaal Smit zeg,
dan moet ek daarby voeg: ons kan ni anders ni, want
ons weet ni wanneer hier dag of nag is ni; hulle brand
o'erdags oek gas, en dis snags amper ligter en levendiger
as o'er dag."
Er zijn nog brandbriefschrijvers in het land. Dat
ondervond jl. Woensdag een ingezetene van Oud Ootmar-
sum, de heer Elferink, lid van den gemeenteraad van
Denekamp. Den volgenden „amicalen" brief had hij de
eer aan zijn adres bezorgd te zien
„Amice, mag ik U verzoeken onderstaande regels daaraan
„te voldoen om mij op een plek die ik u zal aanwijzen
„mij tegen Zaterdag avond negen uur vijf hondert mark
„te bezorgen. Ik verzoek u hieraan te voldoen daar
„anders uw leven in gevaar verkeert wees ook voorzigtig
„er geene mee in kennis nog uwe vrienden nog de polietsie
„daar anders uw leven nog korter zou kunnen worden het
„geld moet in een paket zitten als u dat geit niet allemaal
„hebt gaat dan naar rientjes die wagt anders het zelfde
„lot. de plek is den heeren heuvel vroeger de hardrijderij
„dog wees voorzigtig en stelt u leven niet in gevaar."
De heer Elferinck, die den briefschrijver gaarne meer
van nabij wilde leeren kennen, begaf zich naar de aange
wezen plaats, doch niemand ontmoette hij. Tot heden is
de dader niet bekend."
In nadere berichten uit Caïro wordt het bevestigd,
dat de Nederlandsche reiziger Schuver overleden is. Zes
maanden geleden was hij uit Khartoen vertrokken, aan
boord van de Nijlstoomboot Ismaïla; die hij vervolgens
had verlaten, ten einde, in weerwil van alle waarschuwingen,
te voet den tocht naar Bahrgazelle voort te zetten. Op
weg daarheen is hij door de Dingo's aangevallen en gedood.
Zijn lijk is nog niet gevonden. De tijding van zijn dood
is aangebracht door den reiziger Bahrendorff.
De conclusie van het eindverslag, uitgebracht door
de heeren dr. Egeling en dr. Dupont, betreffende het
gevaar van trichinen in uit Amerika aangevoerd varkens-
vleesch, luidt
„Het is niet gebleken, dat het gezouten en gerookte
varkensvleesch, zooals het uit Amerika in den handel
wordt gebracht, gevaar oplevert voor trichinenziekte."
Zij doen daarbij evenwel opmerken, dat wijziging in de
behandeling van het vleesch in Amerika, wijziging zou
kunnen brengen in den toestand, waarin de trichinen hier
aankomen, en derhalve ook in de grootte van het gevaar,
hetwelk dat vleesch oplevert.
Raadzaam zou het dus zijn, dat steeds op dat vleesch
het oog gehouden werd.
Dit onderwerp is thans wel niet van zóó groot belang
als vroeger, daar het Amerikaansche varkensvleesch zeer
in prijs is gestegen, het Hollandsche eenigszins gedaald.
Hierdoor wordt van dat vleesch voor het oogenblik in
Rotterdam minder dan voor een paar jaren aangevoerd.
Toch is de hoeveelheid namelijk 1,113,875 kilogrammen
in de eerste elf maanden van het vorig jaar voorzeker
nog groot genoeg om dit volksbelang bij voortduring te
blijven bewaken.
Aan de Arnh. Crt. schrijft iemand uit Berlijn over
den Oudejaarsavond aldaar, o. a. het volgende:
„Aan een rusteloos rondslenteren door de straten is niet
te denken.
Talrijke groepen van jongelui, waaronder vele uit de beste
standen, maken de straten onveilig door hun gegil. Ieder
fatsoenlijk gekleed heer moet hun „prosit Neujahr" beant
woorden, en lustig meedoen als hij door hen omhelsd of
opgetild wordt. Wee hem, die het zou wagen onbeleefd
te worden. Het is toch wel curieus, dat zij, die anders
als echte Pruisen stijf, vormelijk en terughoudend zijn,
zoo ver gaan in hun opgewondenheid, dat zij in een voorbij
rijdend open rijtuig springen, waarin twee dames en een
heer zitten, deze dames een zoen geven, nieuwjaar wenschen
aan den heer en aan den anderen kant er weêr uitspringen.
Men zij met Oudejaarsavond zoo voorzichtig, geen hoogen
hoed op te zetten, daar deze onvermijdelijk ingeslagen
wordt."
Professor is verdiept in berekeningen over het tijd
stip, waarop een komeet weêr zal verschijnen. De meid
klopt en zegt: „Mevrouw laat vragen, wanneer de soep
moet worden opgedaan." „Ja, wanneer, wanneer
antwoordt de professor verstrooid. „Wacht een oogenblik."
En na een pauze: „Den 27 September 1915, 's morgens
7 uren, 16 minuten 3J seconden presies!"
„Wat is een spoorwegnet, papa?"
„'t Is, jongen, in Amerika
Een zegen, waar schavuiten
Meê vischten naar mijn duiten.
Bultenlan d.
De Londensche Tramway-Maatschappij vervoerde in
6 maanden 22 millioen menschen voor 124,000 p. st. Het
aantal tramreizigers was verdubbeld, sedert de vracht ver
laagd was, en terwijl men vroeger geen winst maakte,
werd er nu een flinke winst behaald.
Barnum's witte olifant zal in de Londensche Dier
gaarde weldra gevolgd worden door twee Boedha-priesters,
die, naar men verneemt, aldaar op geregelde tijden het
ceremoniëel zullen verrichten, dat in Siam bij de vereering
van den heiligen dikhuid gebruikelijk is.
Eene jonge Amerikaansche dame, miss Laura White,
is dezer dagen toegelaten tot de school voor architectuur
van den heer Trelat te Parijs. Al weêr een gebied, waar
't zwakke geslacht met het sterkere in concurrentie treedt.
Men verhaalt, dat onlangs zelfs een jong edelman te Parijs
door eene dame werd uitgedaagd, die hij in de scherm
school had uitgelachen. De jongeling vernederde zich voor
de strijdlustige schoone en vroeg excuus, waardoor het
dwaze duel voorkomen werd.
Ingezonden.
Mijnheer de Redacteur
ONZE GEMEENTERAADS-VERKIEZING.
Het proces-verbaal van stemopneming voor de verkiezing van
een lid van onzen Gemeenteraad, werpt een treurig licht op het
vervullen der eerste burgerplichten van zoovele kiezers in onze
gemeente.
Immers van de 370 stemgerechtigden zijn slechts 164 ter
stembus geweest.
't Is bedroevend maar waar. Zouden werkelyk zooveel kiezers,
zoo weinig hunne plichten kennen, dat het grootste belang aan
gemeenteraad8-verkiezingcn verbonden, hun oog ontsnapt, of zou
het alleen lauwheid en onverschilligheid zijn?
Is dit laatste het geval, dan moet, dunkt mij, genoemd proces
verbaal de thuisblijvers van schaamte doen blozen.
En op te merken valt, dat zij, die nog al eens pochen aan
de spits te staan, namelijk de Protestanten, het minst aan de
verkiezingen deelnemen.
De Roomsch-Catholieken komen doorgaans als één man ter
stembus, wat hun zeer tot eere strekt; o, dat de Protestanten
zich toch beijveren dit goede voorbeeld te volgen.
De uitslag der stemming is, dat twee R. C. candidaten in
herstemming komen, terwijl de door „Volksonderwijs" geprocla
meerde candidaat een gering aantal stemmen bekwam. Dit was
echter te voorzien, daar vele Protestanten, waaronder zelfs leden
van „Volksonderwijs," het wenschelijk vonden, dat de R. C.
toch ook weêr een vertegenwoordiger in den Raad hadden.
„Volksonderwijs" mocht en kon zich natuurlijk met die wenschen
niet vereenigen, en moest een candidaat stellen die hare begin
selen huldigt, al ware het ook met eenige zekerheid dat hij om
genoemde reden zou vallen. Welnu, hij is gevallen en de tegen-