Z. M. de Koning heeft het voornemen, zich in Juni a. s. naar Carlsbad te begeven, om er de baden te gebruiken. De Amsterdammer meldt., dat H. M. de Koningin, tijdens het verblijf van den Koning te Carlsbad, waar schijnlijk te Kissingen zal vertoeven. Men verneemt, dat de spoorweg ZaandamHoorn door den hoofdingenieur is geïnspecteerd en in orde be vonden. Op 1 Januari 1883 was de bevolking der gemeente Hoorn 10,635 personen. Zij is in 1883 vermeerderd door geboorte met 390, door vestiging met 1144; verminderd door overlijden met 339 en door vertrek met 1109, zoodat de werkelijke bevolking op 1 Januari 1883 was 10,811 personen, waaronder berekend de bewoners van 't Correctie- huis en de militairen. De Londensche correspondent der N. Rott. Crt. schrijft van jl. Vrijdag avond: „Van middag ontving ik van de eigenaars der op de westkust van Atjeh gestrande stoomboot Nisero de mede- deeling, dat zij een brief hebben ontvangen van den kapitein, die, naar ik reeds gemeld heb, te Singapore is aangekomen. Hij hangt een droevig tafereel op van zijn eigen toestand hij heeft alles verloren, behalve de kleederen aan zijn lijf en van dien der andere, nog gevangen schepelingen. Hun lot is alles behalve benijdenswaard. De kapitein schrijft, dat de Hollanders den hardnekkigen Radja hebben gedreigd dat zij zijn gebied te vuur en te zwaard zullen verwoesten, indien éénen der schepelingen eenig leed mocht overkomen. Niettemin moeten zij, volgens den schrijver, bereid zijn geweest een werkelijk enorm losgeld te betalen voor de vrijlating der gevangenen. Echter zouden zij voorwaarden daaraan hebben verbonden, die de Radja onaannemelijk vond. Niet onwaarschijnlijk is het, dat er eenige Atjehsclie politiek onder loopt en dat men de gelegenheid gaarne wilde te baat nemen om twee vliegen in één klap te vangen. De kapitein roemt ten slotte de gastvrijheid van den gouver neur van Atjeh, die hem dadelijk, nadat hij aan wal was gestapt, ten zijnent noodigde." De Penang Gazette meldt het volgende Onder het scheepsvolk bevinden zich vier kleine jongens, waarvan de oudste ongeveer tien en de jongste bijna zes jaren oud is. De kleine deugnieten werden vier dagen na het vertrek van de Nisero uit Londen naar Penang ergens verstopt gevonden. Zij waren totaal uitgeput, daar zij in vier dagen niets gegeten en gedronken hadden. De kapitein vernam van hen, dat zij te Londen van school waren weggeloopen en was vast besloten om hen weder naar die plaats terug te brengen. Om over hen des te beter toezicht te kunnen uitoefenen, schreef hij hunne namen in een monsterrol. Het schip ging naar Rangoon en juist toen het die plaats voor Java verliet, wisten zij te ontsnappen. Zij werden echter door de politie gearres teerd en weder naar boord gebracht. Te Vlieland overleed dezer dagen, op bijna 56jarigen leeftijd, de heer L. Zunderdorp, die meer dan 25 jaren burgeméester van dat eiland was geweest. De overledene, die, wegens aanhoudende ongesteldheid, voor ongeveer twee jaren ontslag nam, heeft veel voor zijne gemeente gedaan. Al wat slechts tot den bloei of het welzijn van Vlieland kon strekken, vond in hem een ijverig voor stander, die, wat hij ondernam, doorgaans ook tot een goed einde bracht. Dat de heer Zunderdorp door zijne gemeentenaren, zoowel om zijn karakter als om de wijze waarop hij zich van zijn ambt kweet, zeer gewaardeerd werd, bleek niet alleen bij zijn leven, maar ook thans weder bij zijn afsterven. De minister van Marine heeft bepaald, dat alle ondergeschikte ambtenaren van zijn departement 's morgens presentielijsten moeten teekenen, welke lijsten geviseerd worden door de chefs der bureelen en om kwart voor tien uur ingeleverd behooren te zijn bij den secretaris-generaal. Door dezen maatregel zijn de ondergeschikte ambtenaren verplicht op tijd aan 't depai'tement aanwezig te zijn en daar de cihefs de presentielijsten moeten viseeren, kunnen zij natuurlijk ook niet te laat komen. Laatstgenoemde heeren vooral zijn niets ingenomen met deze bepaling, ja Men beklaagde Jaap, maar \va3 toch van oordeel, dat het zijn eigen schuld gedeeltelijk was, want hij had niet zooveel moeite moeten doen voor een vrouw, die niets ora hem gaf. En waar was Jaap zelf? Men kan begrijpen, dat deze philosoof zich niet geheel van de wereld afzonderde en zich in zak en assche de haren uitrukte. Hij was naar zijn eenzamen oven te midden der heuvels teruggekeerd en, na van den eersten schrik te zijn bekomen, wachtte hij rustig af of Margareta eenig toeken van berouw zou geven. Maar geen spoor van berouw vertoonde zich en daarna verdiepte hij er zich in, wat toch do reden van haar wispelturigheid zou zijn en door welke middelen hij haar hart weór zou kunnen veroveren. Waarom was zij hem ont- loopen? Wat had aanleiding gegeven tot haar wonderlijk gedrag? Die vragen kwelden hem voortdurend. Hij bleef met al zijn nadenken even ver, toen er op zekeren morgen een vreemdeling in de buurt van den oven verdwaalde. De man had een zwarten krullebol en droeg een kistje met een muziekinstrument onder den arm. Hij ging naar Jaap toe en vroeg of er geen binnenweg naar Budmouth was. „Wel ja," zei Jaap. „Maar 't is een heel eindje." „O ja," antwoordde de muzikant. „Ik wou graag den grooten weg wat bekorten." De naaste weg was in de richting van Rooks Gate, waar Margareta haar verblijf hield. Jaap wist dit en daar hij wat vryen tijd had, had hij veel lust den muzikant een dienst te béwyzen en dan tegelijkertijd zijn waarnemingen in die buurt te doen. Hij zei dus dat hij denzelfden weg ging. Zij liepen door de velden en bereikten Rooks Gate, waar liet voetpad op den grooten weg uitkwam. Een heg scheidde den rijweg van den tuin. Jaap hield stil op dit punt en zei: „Loop nu verder rechtuit, ik keer hier om." Maar de muzikant bleef als vastgenageld staan. Hij streek met zijn hand door zijn haar en'mompelde: „Zij is dezelfde, zeker dezelfde." Jaap volgde de blikken van zijn metgezel en zag toen Marga reta Tucker, die door den tuin naar het hek ging. Zij droeg een kaasje in haar handen. Zij hield haar hoofd achterover en het volle licht viel op haar gelaat. „Wat weet je van haar?" vroeg Jaap. „Twee maanden geleden speelde ik op het landbezittersbal, dat gegeven werd door lord Blakemore. Ik zag deze jonge dame toen de polka dansen in een japon van kant en gaas. Nu zie ik haar met een kaas loopen!" „Nooitzei Jaap ongeloovig. „Maar ik vergis mij niet. Ik zeg u dat het zoo is!" Jaap lachtede muzikant hield vol en was op het punt kwaad te worden, toen Jaap eindelijk toegaf en de muzikant vertrok. Wordt vervolgd men zegt, dat een hunner tengevolge van dezen maatregel zijn ontslag gevraagd en verkregen heeft. (Amst.) Naar men verneemt, zal ook dit jaar de „Willem Barends" een reis naar het Noorden maken. Als comman dant wordt genoemd de luit. ter zee 1ste kl. J. Dalen, die de vorige reis het bevel voerde; ook zal de luit. ter zee 2de kl. W. D. H. baron Van Asbeck de reis mede maken. (Hld.) Als opvolger van dr. Muller als hoogleeraar in de geschiedenis aan de Groninger Universiteit wordt genoemd dr. P. J. Blok, te Leiden. Evenals vorige jaren, is door Z. M. den Koning een gouden zweep gegeven als prijs voor een nationale hard draverij, door de N. H. en R. V. uit te schrijven. De Hollandsche IJzeren Spoorweg-maatschappij zal, naar de Sport meldt, dit jaar f 1000 subsidie voor een prijs geven. Uit Kollum wordt aan de Leidsche Crt., als een blijk dat de laatste levensjaren van een onderwijzer niet altijd even rooskleurig zijn, geschreven, dat de voor ongeveer 13 jaren eervol ontslagen en gepensioneerde hoofdonderwijzer van Birdaard, de heer F., nog dagelijks met een zak op den rug langs de wegen in den omtrek loopt., om door den verkoop van sigaren, dweilen, handdoeken en andere artikelen in zijn levensonderhoud en dat der zijnen te voorzien. In een wagenhuis op Texel stond een schotel meel, gemengd met water en arsenicum. Een kind van den eigenaar van genoemd huis wist bij den schotel te komen en bracht dien aan de kippen, ruim dertig in getal. Reeds zijn 11 dezer beesten, allen jonge kippen, gestorven. Gelukkig had het meisje geen gevolg gegeven aan haar trek om ook eens te proeven. Op Texel wordt nogal vaak van arsenicum gebruik gemaakt tegen de wormen, die de schapen onder de wol op hun huid hebben. Het eerste groote bal masqué paré et travestie, Zater dag avond jl. in den Parkschouwburg te Amsterdam gegeven, heeft in hooge mate voldaan en de verwachting verre overtroffen. Het aantal bezoekers kunnen wij, zonder overdrijving, op een 4000 schatten. De balzaal en prome- noir leverde met de meest verscheiden costumes een fraaien aanblik op; een zee van licht en goed voorziene en fraai versierde buffetten deden den schouwburg inderdaad op een tooverpaleis gelijken. Te zes ure in den morgen moesten de laatste bezoekers verzocht worden het gebouw te verlaten. De volgende bals zullen ongetwijfeld voor dit eerste niet onderdoen. Meer bezoekers, dan er Zaterdag avond waren, zal de schouwburg niet kunnen herbergen. (Amsterd. Crt.) Als een bijzonderheid kan gemeld worden, dat de heer J. F. C. Meijer, notaris te Bladel, jl. Donderdag den dag herdacht, waarop hij vóór 60 jaar tot notaris werd benoemd. Te Goes is beslag gelegd op een hoeveelheid kunst boter, die een handelaar trachtte te doen doorgaan voor natuurlijke boter. Een paar malen was dit reeds gelukt. De slimme gast presenteerde haar niet zelf, maar gebruikte daartoe een vrachtrijder als tusschenpersoon, die van den prins geen kwaad wist. Concurrenten hadden de politie met de verkeerde handelwijze in kennis gesteld. Een der bloedverwanten van den heer J. M. Schuver, die volgens berichten uit Caïro vermoord zou zijn, deelt mede, dat hem en zijne familie nog niets met zekerheid van den dood des moedigen reizigers bekend is. Uit Joure wordt dd. 18 dezer aan de Leidsche Crt. geschreven, dat de heer Troelstra aldaar in bezit is gekomen van een schilderij, voorstellende: „de verschijning van Jezus den Nazarener aan Saulus, op weg naar Damascus." Het stuk draagt het jaartal 1630 en de naamteekening „Murillo." Het U. D. bevat den volgenden brief van den heer Henri Boers. Utrecht, 19/1 '84. Tot heden heb ik gemeend te moeten zwijgen op de geruchten, welke men omtrent mij, in verband met het overlijden mijner echtgenoote, in omloop heeft gebracht, doch thans wordt spreken plicht, dewijl in andere couranten nogmaals van vermoedens van vergiftiging wordt gewag gemaakt. Ik zeg u dank voor de in uw nommer van heden opge nomen mededeeling, dat de hoogleeraar dr. W. Koster en Van Haren Noman, als deskundigen met de lijkschouwing belast, geen kenteekenen van vergiftiging, wel die van typheuze darm-aandoening hebben gevonden. Verder leg ik u hierbij over de verklaring in originali, van dr. Th. A. Quanjer, die mijne echtgenoote tijdens hare ziekte heeft behandeld, met beleefd verzoek die hieronder af te drukken. Ik hoop, dat deze afdoende verklaringen een einde zullen maken aan de tegen mij ingebrachte beschuldigingen mocht dit echter niet het geval zijn, dan zal ik niet aarzelen de personen, die den laster verder verspreiden, hoe zeer mij dat ook moge tegenstaan, ten strengste te vervolgen. Met de meeste hoogachting heb ik de eer te zijn, UEd. dv. dr., Henri Boers. De in bovengenoemden brief aangehaalde verklaring van dr. Th. A. Quanjer, luidt als volgt: De ondergeteekende, practiseerend arts en oud-offic. van gez. 1ste kl., verklaart dat mevrouw BoersGroenevelt op den 5den dezer onder zijne geneeskundige behandeling is overleden aan febris typhoïdea. Utrecht, 19 Januari 1884. Th. A. Quanjer. De stoomboot City of Columbo, met 81 passagiers, waarvan het derde-deel uit vrouwen en kinderen bestond, heeft 18 dezer schipbreuk geleden op weg van Boston naar Savannah hij kaap Gayhead op de westkust van het eiland Martha Vineyard, op de kust van Massachussetts. Van de passagiers kwamen er 70 en van de equipage 34 om het leven. Slechts 22 personen werden gered. Üp het oogen- blik, dat de boot schipbreuk leed, vloog alles in verwar ring naar het dek en werd daar door de golven over boord gespoeld. Onder de slachtoffers is ook de consul-generaal van Turkije, die te Boston woonde. Het hoogste Gerechtshof van Budapest heeft Spanka, Pitely én Berecz, de moordenaars van graaf Majlath, den Hongaarschen judex curiae, ter dood veroordeeld. Het onderzoek naar de daders van den aanslag op den Weener kassier Eisert levert tot nog toe niets naders op. De toestand van Eisert zelf wordt ernstiger en men ziet weldra zijn dood tegemoet. Hij heeft nogmaals ver klaard in den gearresteerden Pongratz een der moordenaars te herkennen, doch alle verdere aanwijzingen ontbreken en ook van het gestolen geld is nog geen spoor ontdekt kunnen worden. Vereeniging tot behandeling van op de Zeemacht betrekking hebbende onderwerpen Onder presidium van den kapitein-luitenant ter zee Engel- brecht werd jl. Dinsdag 15 Januari eene vergadering gehouden in de Marine-Club alhier, waarin de kapitein-luitenant ter zee D. G. Brand eene voordracht hield over het beletten of be- raoeielijken eener landing op onze kust door de Marine. De spreker ging van het denkbeeld uit, dat een veldslag in ons land tegen een geland leger moest worden voorkomen en dat de Marine daarom in staat moest zijn eene landing te verijdelen. Op eene duidelijke, op groote schaal vervaardigde kaart wees spreker de uit verschillende oogpunten geschikte landingspunten aan. Hij gaat de geschiedenis der landingen na in 1799 in Noord holland en in 1809 op Walcheren en komt tot de slotsom, dat een vijand tusschen de maanden October en April geene landing op de kust zal wagen. Spreker geeft een overzicht van de strijdmiddelen ter zee van Duitschland, Frankrijk en Engeland, zich, wat het ge pantserd materiëel betreft, refereerende aan de opgaven van den kapitein-luitenant ter zee C. ten Boschook het aantal transport schepen, waarover beschikt kon worden, wordt door hem aange geven. Spreker geeft de orde aan, waarin de transportschepen met het begeleidende eskader zich op zee zullen bewegen. Bereke ningen omtrent het aan wal komen van het eerste échelon en volgende afdeelingen hebben, volgens spreker, in zijn stelsel weinig waarde, want hij wil schepen om de landing te beletten. Schepen, zegt spreker, zijn de beste kustdefensie. Eerst toen onze Marine zwakker en zwakker werd, moesten versterkingen worden aangelegd; daar deze niet overal kunnen gemaakt worden, waar de vijand kan landen, moeten schepen de leemten aanvullen. Als middelen van gemeenschap van de vloot met de kust, noemt spreker de postduif, het seinstelsel Kromhout en elec- trische lichtseinenlangs de geheele kust wil hij seinposten, terwijl hij ook de eilanden met het telegraafnet op oordeel kundige wijze verbonden wil zien. Spreker komt nu tot de vraag, welke schepen voor onze kust verdediging noodig zyn. Nadat hij alle eischen heeft opgesomd, waaraan zijne schepen moeten voldoen, komt hem het Chineesche schip „de Eeuwige Vrede" onlangs te Stettin te water geloopen, als het meest aanbevelenswaardige type voor. Van deze soort acht spreker 4 stuks voldoende. Bovendien worden door hem noodig geacht, 6 éclareurs, type Blitz en een totaal aantal van 44 torpedobooten. Twee van de door spreker voorgestelde ramschepen station- neert hij bij IJmuiden, 1 bij den Nieuwen Waterweg, 1 bij Nieuwediepde éclareurs bevinden zich op onderscheidene punten in zee, enkele ook op de kust; van de torpedobooten zijn 11 te Nieuwediep, 22 tc Amsterdam, 11 te Hellevoet, om gebruikt te worden waar het noodig zal zijn. Hij ontwikkelt verder zijn stelsel van verdediging als de vijand nadert. Spreker zegt dat zijn stelsel meer personeel zal noodig maken en meer geld zal kosten: doch naar zijne meening, zijn er zonder Marine geene koloniën en zonder Marine geen Nederland. Bij de discussie oppert de heer Clifford Koc.q van Breugel bezwaren tegen de vlootorde, door den heer Brand voor de vijandelijke vloot aangegeven; verklaart de heer Broekhuijzen den heer Brand te optimistisch omtrent het nut van postduiven aan boord voor het overbrengen van berichtenvraagt de heer Kempe eene kleine inlichting; verlangt de heer De Ruijter de Wildt spreker's meening omtrent zijn plan als de havens ge blokkeerd mochten zijn; keurt de heer de Groot het stelsel van den heer Brand af, op grond dat onze nieuwe vloot zich niet met den vijand zal kunnen meten en spoedig in de minderheid zal zijn, waardoor het geld daaraan besteed, weggeworpen zou zijn en verklaart de kolonel Cramer onder meer, dat torpedo booten zeewaardig zijn, terwijl hij gelooft dat om de vele kosten, aan het stelselBrand verbonden, diens stem wel zal zijn, die eens roependen in de woestijn. De heer Brand repliceert in den breede op de tegen zijne voordracht ingebrachte bezwaren en handhaaft zijn gevoelen. De President brengt aan het einde der vergadering zijnen dank aan den heer Brand voor diens sierlijke en belangrijke voordracht, en aan de heeren, die aan de discussie hadden deel genomen. 19 Januari 1884. Ingezonden. Mijnheer de Redacteur! Ten zeerste verwonderd het mij, dat zoo bitter weinig notitie wordt genomen van de besluiten onzer Gemeenteraad, inzonder heid wat betreft het jongste besluit omtrent de wijziging der instruktie van den gemeente-ontvanger, die nu voortaan 62 dagen minder kantoor behoeft te houden per jaar, en elke dag een uur vroeger kan eindigen, dit zal dunkt mij groot ongerief geven, voor het betalen van belasting en schoolgelden, en ook met accijnsbriefjes, enz. enz. en niet alleen dat dit tot onaangenaam heden zal aanleiding geven, het stelt ook een gevaarlijk precedent, want elk ambtenaar der gemeente kan voortaan een voorstel doen tot vermindering zijner werkuren, wanneer ook hij kans ziet er een baantje bij waar te nemen. Gaarne verneem ik het gevoelen van anderen in deze zaak. Met vriendelijken dank voor de opname, Uw bestendige lezer, Helder, 21 Januari 1884. X. Staton-Generaal. In het afdeelingsverslag der Eerste Kamer over Hoofdstuk VI (Marine) leest men het volgende: „Wat de opleidingsschepen betreft, vond algemeen het denk beeld der verplaatsing van het opleidingsschip van Rotterdam naar Ylissingen en de opheffing van het opleidingsschip te Amsterdam afkeuring. Terwijl te Amsterdam het opleidingsschip goed is geplaatst, de jongelieden aldaar zich mogen verheugen in de sympathie der bevolking en zij daardoor aan wal bij goed toezicht geschikte ontspanningsplaatsen vinden, is te Ylissingen noch het een noch het ander aanwezig en levert daarentegen het depót van discipline der landmacht het gevaar op, dat zij onnoodig voortdurend in de daarbij ingedeelde personen weinig navolgens waardige voorbeelden voor oogen zullen hebben. Welk doel de minister zich met dezen maatregel voorstelt tc bereiken, scheen niet duidelijk. In den toelichtenden staat, tot dit Hoofdstuk behoorende, vindt men in art. 32 twee opleidings schepen voor jongens vermeld, een te Amsterdam en een te Rotterdam, terwijl noch bij de schriftelijke noch bij de monde- linge gedachtenwisseling met een enkel woord van opheffing of verplaatsing dezer schepen melding is gemaakt. Steeds hebben zijne voorgangers dc resultaten der opleidingsschepen geroemd; ze althans gedeeltelijk op te heffen kan dus moeielijk noodig of nuttig zijn. Is het alleen een tijdelijke maatregel, in verband staande met eene herstelling van de Wassenaer in bijlage A als een bruik baar schip vermeld waartoe dan de verplaatsing der Anna Paulowna Met belangstelling werd door vele leden het rapport der commissie ten opzichte van der Marinewerven tegemoet gezien, vooral omdat daardoor eene in 's lands. financieel belang naar hun oordeel zoo noodige grondige herziening van de inrichting dier werven kan worden verkregen. Nog werd de vraag gedaan, of de minister nog eene nadere volledige opgave kan verstrekken van de opbrengst der tengevolge

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1884 | | pagina 2