HELDERSCHE
EN N1EUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en AivertentieMai voor Hollands Roorierfcwartier.
1884. N°. 21.
Zondag 17 Februari.
Jaargang 42.
7> VAN HAND TOT HAND.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartnal0.90.
t i franco per post 1.20.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der A d v er ten tienVan 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lnger.
Brieven uit de hoofdstad.
14 Februari.
Voor liet in ons lieve Vaderland steeds toenemende
heirleger „sollicitanten" naar min of meer lucratieve
baantjes belooft Amsterdam eerlang el dorado te worden.
En tegelijkertijd kunnen dan de liefhebbers van statistiek
zich weer verlustigen in de eenige malen achtereen her
haalde vermelding van het feit, „als een teeken des tijds,"
dat voor die en die betrekking, tegen dat en dat salaris,
zich zooveel en zooveel sollicitanten hebben opgedaan.
Ons gemeentebestuur zal namelijk binnen kort behoefte
hebben aan tal van nieuwe ambtenaren. Ge begrijpt, mijn
vriend, dat al de nieuwe plannen, die hier in den laatsten
tijd op touw gezet en ondernomen zijn, niet met de tot
dusver beschikbare krachten kunnen uitgevoerd worden.
De gasleiding, de waterleiding, de beurs, de groenmarkt,
de slachtpaats, al die verschillende zaken brengen
noodzakelijk de behoefte aan versterking van het ambte
naars-personeel met zich. Zoo zal er weldra voor de alge-
meene slachtplaats en Veemarkt (het abattoir) een directeur
moeten worden benoemd, op een jaarwedde van f 3000 a
f 4000, plus genot van vrije woning of daarmede gelijk
staande vergoeding. En ten behoeve van het aan de af-
deeling Publieke Werken op te richten Gas-bureau wen-
schen Burg. en Weth. te benoemen een assistent-ingenieur
met eene jaarlijksche bezoldiging van f 3000 tot f 5000,
een adjunct-ingenieur met een tractement van f 2500 tot
f 4000, benevens een hoofdopzichter, eenige opzichters-
teekenaars, met de noodige opzichters voor het toezicht op
de openbare verlichting en den buitendienst, en eindelijk
een boekhouder en twee klerken, waarvan de tractementcn
in overeenstemming zullen zijn met die van de thans bij
de afdeeling Publieke Werken in dienst zijnde ambtenaren
van gelijken rang.
Met eenige verwondering hoor ik u vragen, waartoe de
gemeente dien achtbaren stoet van gasambtenaren noodig
heeft, nu ze de oprichting en exploitatie van gasfabrieken
toch niet in eigen beheer nam, maar daarvoor concessie
verleende aan de hier bestaande Engelsche Maatschappij.
Doch ge moet niet vergeten, dat bij het aanvaarden dier
concessie de betrokken Maatschappij tal van verplichtingen
tegenover de gemeente op zich genomen heeft; en ter
Door GOLO RAIMUND.
Vervolg
Zoo waren allengs alle banden, die Walter nog aan de wereld
en de menschen verbond, verbroken: bij al zijn twijfel aan de
menschheid en bij al de onverschilligheid, die zich langzamerhand
van hem had meester gemaakt, had ééne zaak hem innige
belangstelling blijven inboezemen: zijne liefde voor de broeders
Tromberg, die hem dierbaar bleven, alsof zij zijne eigene broe
ders waren geweest, was onverflauwd.
Toen Walter in het huwelijk trad, hadden zij den oudenlom
van zeventien jaar bereikt, en waren dus toeu nog niet in staat
geweest den bedwelmden liefdedroom van den rijperen man
mede te droomen; het was hen genoeg te weten, dat de vriend,
die zulke geringe eischen aan het leven had gesteld, die het
geleden onrecht zoo grootmoedig had vergolden, zich zoo gelukkig
gevoelde. Maar toen het schitterend lichtbeeld verdween, waren
zy mannen in de volle kracht hunner gewaarwordingen en
vooral Erwin, de oudste der broeders, was door zijn dieper
gevoel volkomen in staat de zwaarte van het ongeluk, dat den
vriend zijner jeugd had getroffen, te begrijpen.
Niemand dan mevrouw Tromberg had den diep ongelukkigen
man in die dagen van zijne grootste wanhoop gezien, toen hij
Clemence voor weinige weken, terwijl hij zijne zaken regelde,
aan hare hoede toevertrouwde; hare zonen lagen in te ver
verwijderde garnizoenen, dan dat Walter hen, bij zijn kort verblijf
te Erlenstein, had kunnen ontmoeten, en later had hij jaren
lang, gedeeltelijk uit mensehenvrees, gedeeltelijk uit weörzin,
opgezien tegen eene ontmoeting, die niet anders dan smartelijk
kon zijn. Hij wilde niet ingelicht worden omtrent het jonge,
werkdadige en veel bewogen leven van anderen; hij stelde wel
belang in hunne plannen en nam van harte deel in hunne
verwachtingen, maar hij zelf, zoo diep verarmd, zoo trouweloos
verraden, wilde met niemand in aanraking komen; hij wilde
niet, dat iemand een blik wierp in zijn nieuw bestaan en in
zyn heimelijk leed.
Zoo werd de betrekking slechts per brief onderhouden, maar
ook die briefwisseling werd, in den loop der tijden, vooral met
den jongeren broeder, zeldzamer, en Erwin slechts stond met
zijn ouderen vriend nog voortdurend in betrekking. Het is
waar, in zijne brieven besprak hij niet veel anders dan zijn
eigen leven; Erwin bezat nog te veel van de baatzucht der
gelukkige jeugd, die zich voortdurend met de schepping van
hare eigene toekomst bezig houdt; hij was nog te veel geneigd
alles, wat hem overkwam, uit een subjectief oogpunt te beschouwen,
dan dat deze eenzijdigheid van de briefwisseling hem in het oog
kon vallen. Er was te veel trouwe, goed gemeende raad in de
brieven van zijn vriend, zoodat hij diens teruggetrokkenheid niet
gevoelde, maar slechts den wensch meende te bespeuren om de
wonde, die maar niet wilde heelen, onaangeroerd te laten. En
Walter bleef alleen, bijna vergeten. In de stille eenzaamheid
der bosschen verkwijnde een levensstroom, zoo rijk en diep als
slechts weinige, een levensstroom, die in het aanzijn was geroepen,
om velen ten zegen te zijn, velen gelukkig te maken door kracht
en hooge waarde, waarop niet alleen zijn eigen kind, waarop de
geheele menschheid rechtmatige aanspraak had.
controleering van de richtige naleving dier verplichtingen
wensclien Burg. en Weth. nu de takken van openbaren
dienst te vermeerderen met een „gasbureau," samengesteld
uit de boven opgesomde geëmployeerden. En denk nu
niet, dat hun taak zoo uitermate licht zal zijn. Integendeel
ze krijgen heel wat voor hun rekening. Zoo zullen zij,
om maar iets te noemen, de noodige gegevens moeten
verstrekken tot beoordeeling van de plannen, bestekken,
contracten enz. voor den bouw der nieuwe fabrieken, voor
het leggen der buizen en de later noodige uitbreidingen;
zij zullen het plan moeten opmaken voor de nieuwe stads
verlichting (hoe snakken wij er naar!) benevens voor de
eventueel noodzakelijke uitbreiding en wijziging van dien
aanleg. Zij moeten toezicht houden over de uitvoering
van het werk en nagaan of de voortgang geschiedt in ver
band met het daaromtrent in de concessie vastgesteldeen
ook de dichtheid van de toestellen en van het buizennet
moeten controleeren. Voorts moeten zij een wakend oog
laten gaan over het opbreken en herstellen van bestratingen,
over de hoeveelheid bereid en verbruikt gas, over den
druk, de lichtsterkte en de qualititeit van het gas; en
eindelijk alle klachten onderzoeken, die bij het stedelijk
bestuur over de gaslevering inkomen. Natuurlijk is het
financieel beheer van een en ander in dat alles begrepen.
Men kan dus nagaan dat de ingenieurs en hunne onder-
hoorigen, aan dit bureau verbonden, waarschijnlijk niet
met de handen in den schoot zullen behoeven te zitten;
en men kan er tevens uit opmaken, in meer algemeenen
zin, welk een omslachtige en omvangrijke zaak het richtig
beheer van de huishouding eener groote stad is. Het
bestuur van zulk eene uitgebreide gemeente als de onze
moet duizende oogen en handen ter zijner beschikking
hebben, om te kunnen zorgen dat alles onder goed toe
zicht goed gedaan wordt.
Dat „goed" kan natuurlijk slechts in betrekkelijken zin
genomen worden, want voorloopig blijft er in de meeste
opzichten nog wel iets te wenschen over. Zoo doet de
behoefte aan eene tweede waterleiding, waarover ik u in
mijn vorigen sprak, zich al meer en meer gevoelen. Neemt
echter de Duinwater-Maatschappij de concessie voor 35 jaar
aan (ik verneem dat dit nog niet volkomen zeker is, daar
oorspronkelijk eene doorloopende concessie was bedongen)
dan krijgen wij door de tweede leiding ruimen aanvoer
Terwijl Walter als een kluizenaar op vreemden bodem leefde,
was de familie Tromberg in het ongestoorde bezit van Erlenstein
gebleven. De dreigende wolk, die een tijdlang boven het geluk
en de eer der familie had gezweefd, was afgetrokken, en toen
de oude man, die zich zoo zeer had vergrepen, het afgematte
hoofd berouwhebbend nederlegde om te sterven, was het aan
Walter's onuitsprekelijke goedheid en grootmoedigheid gelukt, de
achterblijvenden niet alleen op te beuren en van den last te
bevrijden, die op hen drukte, maar tevens hen te verzoenen met
den toestand, zooals die door hem voor onherroepelijk was
verklaard.
Hoezeer de moeder zwaar daaronder leed, de broeders waren
eerst zeventienjarige jongelingen, gewoon in alles tot Walter op
te zien en zich op zijn oordeel te verlaten. Het viel hun daarom
gemakkelijk, vooral omdat zij dat zoo gaarne deden, de schuld
hun vaders, nu ze vergeven was, als uitgewischt te beschouwen,
weder met opgeheven hoofd en opgeruimden jeugdigen moed,
het recht en het sieraad van hun leeftijd, het leven op te vatten.
In die dagen was Walter zoo zeer door het geluk bedwelmd,
er was hem eigenlijk niets ontnomen door de inbreuk in zijne
rechten, dat de treurige gebeurtenissen, die geenerlei verandering
in den uiterlijkeu toestand der broeders tengevolge had misschien
voor goed uit het geheugen zou zijn gewischt, indien er niet een
levende, steeds voortdurende herinnering aan den misstap huns
vaders ware overgebleven.
De heer van Tromberg had een deelgenoot in zijne misdaad
gehad, een deelgenoot, die wel is waar medeplichtig was geweest,
maar toch geen deel aau de winst had gehad.
Een notaris, wiens zaken achteruit waren gegaan, was zijn
verzoeker geweest in den tijd van zijn hoogsten nood, en de
belooning voor zijne hulp was de verzorging van een klein
pleegdochtertje geweest, de eenige zuivere genegenheid, waartoe
zijn bedorven gemoed nog ontvankelijk was.
De heer Maubert was een Franschman van geboorte, die
echter reeds als kind met zijn broeder naar Duitschland was
gekomen om hier, in het land zijner moeder, het geluk te be
proeven, dat hem in zijn eigen land scheen te ontwijken. Zijne
hoop bleek evenwel ijdel te zijn geweest; hij had zich hier,
evenmin als ginds, voor goed kunnen vestigen; zijne bloedver
wanten van vaders, noch die van moeders kant, wilden zich het
lot der beide ouderlooze knapen aantrekken.
De familie Maubert, tot den ouden adel van Frankrijk be-
hoorende, beweerde, dat het huwelijk, door den vader dezer
kinderen, zonder priesterlijken zegen, slechts door een burgemeester
met eene Duitsclie, protestantsche vrouw van burgerlijke af komst,
gesloten, rechtens volstrekt niet geldig was. De dappere kapitein
zag zich in allen gevalle ontfermd, en nadat hij zich jaren lang
met zijn pensioen had weten te behelpen en eindelijk aan de
gevolgen van eene vroegere, zware wonde bezweek, liet hij zijne
weduwe met twee zoons in kommervolle omstandigheden achter.
De arme vrouw, die in Duitschlands moeielijksten tijd haar
hart aan een vijand van haar vernederd vaderland had geschonken,
die van haar moeder slechts heete tranen en van haar vader
eene vervloeking ten huwelijk had mede gekregen, toen zij den
fleren, lichten ruiter over de grenzen volgde, had den moed niet
naar haar vaderland terug te keeren. Zij bleef den bitteren strijd
des levens voortzetten, tot hare zoons halfvolwassen knapen waren;
toen waren hare krachten uitgeputzij gevoelde, dat haar
van vechtwater, dat, misschien iets minder van qualiteit
dan ons onmisbare en voortreffelijke duinwater, toch in tijd
van nood even goed kan gedronken worden, en in ieder
geval ruimschoots den henoodigden voorraad zal leveren
voor den openbaren dienst. Het doorspoelen van riolen,
het besproeien van grachten en pleinen (wat nu met het
vuile walwater geschiedt) en het voeden der brandkranen
zal dan naar eisch kunnen plaats hebben. Hoe hoog nood
zakelijk dit laatste is, bleek Dinsdagavond voor de zooveelste
maal bij een brand in de Wagenaarstraat, het nieuwe stads
kwartier buiten de Muiderpoort. De brandweer was stipt
en ijverig als altijd; doch, klaagt men, de spuiten hadden
gebrek aan water niet alleen, maar ook aan modder, die
zelfs niet in de brandputten aanwezig was. Een stoomspuit
stond werkeloos en een ander had twee slangen op de
waterleiding, doch moest nu en dan stoppen wegens te
geringen aanvoer. Geen wonder dat de bewoners van
zulke stiefmoederlijk bedeelde wijken bittere klachten aan
heffen over dezen gevaarlijken en onhoudbaren toestand;
doch zoolang een nieuwe waterleiding niet in het gebrek
voor/iet, is er weinig aan hunne klachten te verhelpen.
Zulke wanhebbelijke dingen, als sproeiwagens die 's Heeren
wegen met stinkend grachtwater besprenkelen en brandputten
die „zelfs geen modder" inhouden, zouden welkome stof op
leveren voor een Amsterdamschen Juvenalis, zoo we dien nog
eens rijk worden. Misschien voelt de nieuwe hoofdredacteur
van de Amsterdamsche Courant, de ex-Haagsche penkrasser
De Bergh, zich te eeniger tijd eens opgewekt om in het moderne
Amsterdam de rol op zich te nemen, die deze van ouds
vermaarde hekeldichter achttien eeuwen geleden in het
machtige Rome vervulde. En behalve de brandkranen en
de sproeiwagens zou zulk een scherpziend criticus altijd
koren voor zijn molen kunnen vindenvan den vroegen
morgen, als hij zijn neus vergast aan de kwalijk riekende
dampen der in de grachten ronddrijvende overblijfselen
van de pas afgeloopen groenmarkt, tot den laten avond,
als hij zijne blikken kan wijden aan het schouwspel der
meest schaamtelooze prostitutie, schaamteloozer dan ze
zelfs in meer erkende „wereldsteden" als Londen, Weenen
of New-York op durft treden. Wat dit laatste aangaat,
hebben vreemdelingen van allerlei natiën ons den afgeloopen
zomer onbewimpeld hun verbazing en ergernis betuigd
over de volkomen lijdelijke houding van politie en justitie
stervensuur gekomen was. In die bange uren drong zij er bij
hare kinderen op aan, met het laatst overgebleven geld en een
door haar geschreven brief naar Duitschland, naar haar broeder
te gaan, en diens bescherming in te roepen.
Zij vonden wel is waar in Duitschland een onderkomen, maar
de aard daarvan besliste over hun geheel volgend leven.
Daar beschouwde men het huwelijk hunner moeder met een
der vroegere onderdrukkers van haar vaderland, nog altijd als
eene onuitwischbare schande, het bestaan der kinderen als eene
voortdurende pijnlijke herinnering daaraan, en de weinige achting,
waarmede men over hunne overleden ouders sprak, de nooit
verheelde vreugde over de vernedering van Frankrijk, voor welk
land toch de vader van deze kinderen het leven had gelaten, de
krenkende wijze, waarop het genadebrood hun werd toegeworpen,
verbitterde het gemoed der beide knapen.
De jongste ontliep al zeer spoedig aan de al te harde tucht
en stak met een Westindie-vaarder in zee; de andere, taaier en
onverzettelijker van aard, met ongewonnen aanleg begaafd, bleef,
hoewel zijn oom een feilen haat in plaats van een dankbaar
hart toedragende, zijne studiën voortzetten.
Hij was een jong mensch van vurige eerzucht, vervuld met
Fransche sympathien en toch vol bitteren wrevel jegens zijne
Fransche bloedverwanten, die hem wel niet zijn adelijken naam,
maar toch de rechten betwisten, die daaraan verbonden waren.
Dag en nacht hield hij zich in zijn geest bezig met plannen, om
eens, in het bezit van aanzien en vermogen, naar Frankrijk terug
te keeren, zijne rechten te doen gelden in den rang, waarop hij
aanspraak had, in te nemen.
Eene verlamming aan den voet belette hem soldaat te worden,
den gemakkelijksten en zekersten weg tot roem en eer; hij koos
daarom de rechtsgeleerde loopbaan, waartoe zijn oom hem stil
zwijgend de noodige, hoewel karige middelen verschafte.
Het gelukte hem zich door ijzeren vlijt in de hoogte te werken
waardoor hij de slechts noode verleende hulp zijner bloedverwanten
kon ontberen, en hij was betrekkelijk nog zeer jong, toen hij
reeds als advocaat eene uitgebreide practijk bezat. Maar van de
gedroomde rijkdommen, die hem aanzien moesten bezorgen en
hem in staat stellen zijne rechten in Frankrijk te doen gelden,
kon vooralsnog niets komen.
Toch, en wel voor het eerst en laatst van zijn leven lachte
de fortuin hem toe: hij verkreeg een winstgevend notariaat,
waardoor hem de weg geopend werd, zij het ook langzaam, het
vurig verlangde doel te bereiken.
Ilcnri Maubert was verstandig genoog dat in te zienhij
werkte met verdubbelden ijver; het geluk was hem goedgunstig
en met voorzichtigheid en volharding legde hij den grond tot
den door hem zoo vurig begeerden rijkdom.
Als eenmaal de liefde in het hart van den man hare aanspraken
niet meer doet gelden, treedt vaak de eerzucht in haar plaats,
om, ofschoon minder geluk aanbrengende, toch een doel aan het
leven te geven. De vruchten van dit streven, die slechts in de
koele schaduwen van verstandige berekening kunnen rijpen,
worden door de verzengde stralen van den hartstocht niet ver
zengd; de e^ne na de andere valt den geduldig wachtenden,
mits hij de kunst heeft verstaan den grond te bewerken, in den
schoot.
Geheel anders is het echter in het tegenovergestelde geval:
de liefde neemt niet de ledig geworden plaatst der eerzucht in,