HELDERSUHE EN NIEUWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1884. N°.22. Jaargang 42. Woensdag 20 Februari. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Blniieiilana. VAN HAND TOT HAND. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. 0 franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Ad verten tiënVan 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Het koninklijk besluit, waarbij het besluit van den Gemeenteraad van Veere, tot verkoop van den beker van Maximiliaan van Bourgondië, om redenen van algemeen belang is vernietigd, wordt noch door 't Vaderland, noch door de Arnli. Crt. met instemming begroet. „Er is dus beslist/ zegt het Vad., „dat het algemeen belang vordert, dat juist de stad Veere dezen beker beware, schoon het belang van de ingezetenen den verkoop vordert en schoon geen sterveling in dien afgelegen hoek der wereld naar dien beker gaat kijken. Een raar ding, dat algemeen belang De Arnh. Crt. vraagt; „Moet onder algemeen belang verstaan worden, dat het voor de Nederlanders in het algemeen van belang is le weten, dat er in Veere een beker wordt bewaard, die door Maximiliaan van Bourgondië aan die stad is ten geschenke gegeven Zij is overtuigd, dat geen enkel landgenoot zich een oogenblik in zijn belang zou gekrenkt gevoelen, als die beker elders bewaard werd en Veere voor de opbrengst van dat nutteloos kleinood voorzien kon in behoeften, die het nu, uit armoede, onbevredigd moet laten. In een artikel met het opschrift „Militie-luitenants" vestigt het Vaderland de aandacht op het onlangs ver schenen besluit, waarbij bepaald werd, dat voortaan bij de corpsen der landmacht en bij de militaire administratie een aantal militie-onderofficieren benoemd kunnen worden tot militie-luitenant. Tevens werden daarbij de eiscben vast gesteld, waaraan de militie-luitenants die, wel te ver staan, boven bet organiek getal luitenants moeten komen voldoen moeten, en werd hunne positie geregeld. Over bet algemeen was het oordeel niet gunstig daar over, meent het Vad. Ook bet Vad. kan bet besluit niet toejuichen. Het gaat na wat de minister van Oorlog eigenlijk met dezen maatregel beoogt, of bij dat doel zal kunnen bereiken en of er bezwaren aan verbonden zijn. De minister wil reeds in tijd van vrede uit de militie- plichtigen kiezen eene reserve van officieren, die dan met zorg voor hunne taak zullen worden opgeleid. Wijders noemt de minister nog als nut van dezen maatregel, dat de militie-officieren, schutterplichtig geworden, in gelijken of hoogeren rang bij de schutterijen in dienst treden en veel zullen kunnen bijdragen om die wapenmacht een bruikbaar onderdeel onzer levende strijdkrachten te doen worden. Dit alles laat zich wel hooren. Twee luitenants per com pagnie van over de 200 man is zeker al heel weinig, en Door GOLO RAIMUND. {Vervolg.) Verkwistend en, zooals dit gewoonlijk gaat, zijne zaak vcr- waarloozende, die haar grootste steunpunt slechts vond in den goeden naam en het volledige vertrouwen, dat de persoon die de betrekking vervult, bezit, bevond hij zich, na geen lang verloop van tijd in geldelijke verlegenheden, die hij wel is waar wist uit den weg te ruimen, zonder daarbij echter al te kiesch te zijn dn de middelen, welke hij daartoe aanwendde. Onmerkbaar veranderde zijne cliente'leook deze begon te bestaan uit twijfelachtige wezens, en van alles, wat hij door stalen volharding had verworven, bleef hem niets over dan de naam van sluwen practizijn. Het leven begon hem te walgen, hij werd het slachtoffer der wildste hartstochten, en geheele nachten bracht hij door aan de groene tafel, om in de spanning van het spel den met zorg doorleefden dag te vergeten. Maar te midden van den woesten chaos van zijn bestaan viel een lichtstraal, die zijn edeler gevoelens, even als eene reeds lang vergeten melodie, nog eens in zijn verwilderd gemoed deden ontwaken. Een klein, verrukkelijk schoon meisje, van vier of vijf jaar, met een pakje en een brief in hare kleine, bruine hand, werd hem op zekeren dag gebracht door een matroos men een grijzen baard en met de volgende woorden in zijne kamer binnengeleid: „Daar mijnheer, dat hebt gij geërfd; het is alles, wat de kapitein heeft nagelaten. Ik heb hem moeten belooven, u dit kleine ding te brengen met zijne laatste groete en in deze brieventasch zijn de noodige bewijzen: trouwacte van den kapitein, de doodactc van hem zelf en van zijne vrouw en Nora's geboorte- acte. En draag nu goed zorg voor haar, zooals wij ook gedaan hebben. Er steekt van alles in het kind, een satan en een engel laat den satan geen tijd om de overhand te krijgen, dat raad ik u." Hij had Duitsch gesproken en al had het kleine meisje den ouden man slechts half verstaan, zij had toch geheel geraden, wat hij gezegd had, want er blonk een schelmsche glimlach in hare bruine, kinderlijke oogen. Zij legde hare hand in de ver eelte hand van den zeeman, bood hem hare fluweelzachte wang aan, waarop hij een luiden kus drukte en bleef onbevreesd staan, toen deze, zonder langere plichtplegingen en met de verzekering dat al het nadere in de brieventasch vervat was, de kamer verliet. De notaris bevond zich op dit oogenblik in dien toestand van troostclooze ontnuchtering, welke gewoonlijk op zijne uitspattingen volgde. Toorn en wroeging, het verlangen naar iets anders, iets edelers, hadden zich van hem meester gemaakt, toen de kleine Nora, als de verwezenlijking van zijn onuitgesproken wensch, daar zoo op eens voor hem stond. „Zijns broeders kind!" Welke zachte gewaarwordingen deden deze woorden in zijn hart ontstaan, wat tal van lang begraven herinneringen werden daardoor weder in het leven geroepen, dat ook hij eens in zijne vreugdelooze jeugd een trouwen makker had bezeten, tot deze moedig zijne boeien verbrak, zijne niets over het algemeen is gebrek aan officieren reeds bij bet begin van een oorlog eene hoogst bedenkelijke zaak. Weldra zullen er dan nog een tal verloren gaan door het vijandelijk lood. Zal echter de instelling der militie-luite nants in voldoende mate aan dit gebrek tegemoetkomen? Kennis en ontwikkeling van verreweg de meesten onzer miliciens zijn zeer gering. Het kost reeds moeite om jaarlijks uit hen bet vastgestelde getal korporaals te vormen, en wat zijn dat dan dikwijls nog voor korporaals, de uit zondering niet te na gesproken? Of zou men denken, dat jongelieden, die zich anders zouden doen vervangen, er nu van zullen afzien, zich voor goed vrij te koopen van de militiedienst, omdat hun de altijd toch zeer twijfelachtige kans geboden wordt, het te brengen tot militie-luitenant met f 900 tractement 's jaars (wel te verstaan gedurende den tijd, dien zij als zoodanig in werkelijken dienst zijn), terwijl ze, om voor eene dergelijke benoeming in aanmer king te kunnen komen, ten minste 15 maanden achtereen volgens in werkelijken dienst moeten hebben doorgebracht, waarvan 5 als sergeant, en in dien graad zeer voldoende bewijzen van practische bruikbaarheid moeten gegeven hebben. Uit de miliciens, die het thans tot sergeant brengen, zullen wel enkele van die luitenants kunnen voortkomen, maar zijn dat nu juist degenen, die men hebben moet? De militie-officier wordt de meerdere van onze onderofficieren, onder welke er zijn, die verscheidene jaren met eere gediend hebben en van militaire zaken wel evenveel weten als het programma voor den militie-luitenant omvat. Een hoog intellectueel, moreel en wetenschappelijk gehalte zal dus voor deze laatsten een vereischte zijn. Jongelieden echter, die in dit opzicht zouden voldoen, krijgt men niet in onze militie, zoolang niet bevoegdheid tot dienstvervanging is vervallen. Maar alles is toch winst bij den nieuwen maatregel, zal men zeggen. Doch deze heeft, meent het Vad., in de be staande omstandigheden, bij mogelijk voordeel, twee groote nadoelen. In de eerste plaats zal het niet strekken tot ver hooging van het prestige der militairen en meer bepaald van den officiersstand, wanneer de burger ontwaart, hoe zelfs uit onze „tegenwoordige" militie in enkele maanden reeds officieren te trekken zijn. En waarlijk, zoo iets kan ons officierscorps in den tegenwoordigen tijd niet velen. Ook voor het kader, meer bepaald voor het oudere kader, is deze maatregel alles behalve aangenaam. Hard moet het wezen om den mindere van gisteren eensklaps meerdere te zien worden. beteekende eischeu op grootheid en room liet varen, en de ruime wereld introk, om daar vrijheid en vroolijkheid te zoeken. „Zijns broeders kind!" Was het niet of er een gedeelte van de familie-geschiedenis in lag opgesloten, een klein gedeelte zijner droomen verwezenlijkt werd; dat kleine, vreemde kind was de cenige rechthebbende op zijne aanspraken, want Maubert bezat geene kinderen van zichzelven. Hij nam de kleine Nora in zijne armen en drukte haar onstuimig aan zijne borst, zonder, zooals anders in den aard van den slechten pleitbezorger gelegen had, te overwegen, of hij wijs en verstandig handelde. Hij zette het kind naast zich op de sopha en opende den brief. Deze was kort en bondig geschreven en luide: „Mijn goede Henri! Gij hebt geruimen tijd niets van mij gehoord, want gij zijt een voornaam en geleerd man geworden, en ik een zeeman, onbeschaafd en ruw. Wat zoudt gij met mij aangevangen hebben gij liadt waar schijnlijk weinig eer met mij ingelegd, als ik u bezocht had, ofschoon ik, Goddank, mijn eerlijken naam in alle omstandig heden des levens heb opgehouden. Ware dit het geval niet, dan zou ik, nu het met mij ten einde spoedt, u niet met eene bede durven naderen. Wij hebben altijd zeer veel van elkander gehouden, Henri; dat wij van elkander gingen, was slechts omdat gij grootheid en ik vrijheid zocht! Ik heb vrijheid gehad, ik ben een tevreden mensch ge weest; de adelijke voorvaderen van mijn armen vader hebben mijn zelfbewijstzijn noch opgebeurd noch terneder gedrukt; wat ik was, ben ik door mij zei ven geworden. Daarom behoefte ik ook geen onderzoek in te stellen naar de bloed verwanten mijner vrouw, die ik in Engeland huwde en die nu reeds in de zilte wateren begraven ligt; alles wat gij van haar hebt te weten, is dat zij voor mij dc trouwste, braafste echtgenoote geweest is. Wellicht zijt gij verbaasd en vertoornd, dat ik, nu het op sterven aankomt, Nora niet naar Engeland, het geboorteland harer moeder, zend. Maar myne vrouw heeft daar geene bloedverwanten van haar naam achtergelaten; mijne bchuwdmoeder was van geboorte eene Spaansche. Gij zijt en blijft de naaste, ja de eenigste, op wien ik van der jeugd af aan een zwak recht meen te mogen laten gelden. Wees goed voor haar, Henridenk aan onze eigene, vreugdelooze jeugd. Gij zult zelf later ervaren, waar bij haar licht en schaduw liggenmen kan niet vooruitzien of deze veelvuldige kruising der rassen in haar voor- of nadeel zal strekkenik heb den kobold bemind onder alle vormen. En nu, vaarwel, moge het u verder goed gaan en met u mijne Nora. Uw broeder Raoul." Met dezen brief was het kleine meisje in zijn huis geintrodu- ceerd en daar zij van eene wonderbaarlijke schoonheid was, wier buitenlandsche bekoorlijkheid wel geschikt scheen opzien te baren, was ook de gade van den notaris haar niet ongenegen, maar annexeerde haar, als een bijzonder aangename of geschikte requisite voor een tooneelstuk. Zij vertoonde zich gaarne en j dikwyls met het kind in het publie.k, ofschoon de kleine in het Nog eene zeer bedenkelijke zijde heeft de maatregel. Men kan zich nu gaan verheelden, dat daardoor voorzien zal worden in het gebrek aan officieren van beroep. En deze voorstelling, hoe ongerijmd ook, zal er in deze tijden allicht toe lijden, dat noodzakelijke verbeteringen in ons officierscorps verbeteringen, waarop reeds zoo dikwerf aangedrongen werd verschoven of achterwege gelaten worden. Het eenige goede, dat het Vad. in het koninklijk besluit ziet, is, dat het door den minister geleverde betoog voor de noodzakelijkheid van reserve-officieren te gelijker tijd eene uitstekende pleitrede kan genoemd worden voor de in voering van den persoonlijken dienst. Heeft het soms niet in "s ministers bedoeling gelegen om zoodanig betoog te leveren? In de vergadering der 1ste afdeeling van de Friesche Maatschappij van Landbouw hebben de heeren G. B. Schmidt en J. P. Brouwers rapport uitgebracht omtrent het kunstzout „Sjelo Jasrieach/ De gestelde vraag: „Of dit zout, op de wijze gebruikt als de fabrikant aangeeft, inderdaad zoodanig bederfwerend werkt als mede door hem wordt gezegd, dit laatste in vergelijking met gewoon zuiver keukenzout," wordt door hen volmondig ontkennend beantwoord. Dit rapport zal gedrukt en in de volgende vergadering behandeld worden. Voorts heeft de vergadering, na breedvoerige discussie, als haar meening uitgesproken, „dat de grondeigenaren over 't algemeen niet genoeg doordrongen zijn van de waarde van voldoende bewaarplaatsen voor gier;" zij acht het daarom wenschelijk, dat aan dit punt meer de alge- meene aandacht worde geschonken. De uitslag der jl. Zaturdag door burgemeester en wethouders der gemeente Zijpe gehouden aanbesteding van het verbouwen der school te Burgerbrug is als volgt: Ingekomen 7 biljetten, als van de heerenC. N. Vlaming, te Schagen, ad f 5789; Gt. Dignum, aldaar, ad f 5565;' K. Kriller, te Schoorl, ad f 4995; Jan Swarthof, te Zijpe, ad f 4980; T. N. Brouwer, aldaar, ad f 4942; W. Blaau- boer, aldaar, ad f 4886Jan Dekker, te Eenigenburg, ad f 4753. Het werk is aan den minsten inschrijver gegund. In De Huisvrouw onderwerpt dr. S. Senior Coronel Stark's huisapotheek aan een nauwkeurig onderzoek, waar van de slotsom is dat hij liet nette kastje met een dertigtal van de meest noodige geneesmiddelen met warmte bij alle huismoeders aanbeveelt. Dr. Coronel geeft daarenboven eenige wenken bij de aanwending van een en ander, die gezelschap harer pleegmoeder dingen zag en hoorde, die den zonderlingsten indruk op haar moesten teweeg brengen. Met ongewonen aanleg, met eene groote gave van opmerking en sluwheid begaafd, was zij verbazend snel op het haar onbe kende terrein te huis, en leerde zij als het ware spelend, wat men haar onderwees. Vol aangeboren bevalligheid, bekoorde zij aller harten, zonder het hare uit dankbaarheid daarvoor in ruil te geven en dacht en maakte plannen ver boven haar kinderlijken leeftijd. Zij scheen niets geërfd te hebben van de trouwhartige recht schapenheid haars vaders noch van de eenvoudigheid harer moeder sedert haar oom in hare tegenwoordigheid zijne denkbeelden omtrent wereldsche grootheid had verkondigd en de ontwikkeling van haar geest verder aan haar zelve was overgelaten, sedert zij gehoord had van miskende aanspraken en adelijke afkomst, droomde het aankomende meisje slechts van kasteelen en graven titels, en werd daarin door hare ijdele pleegmoeder gesteund, die ziehzelve als de echtgenoote van een notaris van zulk eene oude geboorte als eene soort van betooverde prinses beschouwde. Zoo liet men dus niet den engel Gods in haar groot worden, zooals de oude matroos had aangeraden, maar alle duivels en duiveltjes der ijdelheid, huichelarij en zelfzucht. Want Nora bemerkte al zeer spoedig, dat zij een voorwerp van belangstelling was, dat hare schoonheid bewonderd, hare geestige invallen geprezen werdenzij gevoelde met een zekeren heimelijken trots, dat zij eene afstammelinge was, niet van een rechtschapen scheepskapitein, maar van een oud geslacht; zuidelijke gloed en en bevalligheid gingen bij haar gepaard aan noordsche helderheid van opvatting en volharding, niet slechts in hare lichamelijke schoonheid, maar ook in haar geest, die zich schitterend onwikkelde, en zoo werd zij de laatste levensvreugd en de laatste eerzucht van den notaris. Maar met de uitgaven, die deze voor het kind eischte en de kostbare behoeften zijner vrouw, hielden zijne geldmiddelen geen gelijken tred; evenals in het maatschappelijk leven, trok men zich ook in zaken van hem terug, en veel zeldzamer dan vroeger en dan nog niet altijd in even eervolle zaken, nam men de toevlucht tot zijne hulp. Gebroken naar lichaam en ziel door het toegeven aan zijne onstuimige hartstochten, overviel hem eene nooit gekende lusteloosheid en tegenzin in den arbeid, eene geestelijke en lichamelijke verzwakking, waarin het alleen de kleine Nora met hare grappige invallen gelukte, hem op tc beuren. Op haar droeg hij al zijne onvervuld gebleven wenschen voor de toekomst over, en de cenige zorg, die hem nog kwelde, gold niet de vrouw, voor .welke hij in waanzinnige liefde eer, vermogen en gezondheid had opgeofferd, maar het kind waarvoor zijn broeder eene plaats in zijn huis gewenscht had, zonder te kunnen ver moeden, van welken aard die plaats zou zijn. In dezen tijd van zync diepste moedeloosheid en vruchteloos peinzen, oe hij de toekomst van het kleine meisje kon verzekeren was het, dat de heer van Trom berg, afgemat en ontmoedigd door de onophoudelijke slagen die hem troffen, de hulp inriep van den notaris om eene leening te sluiten, zij het ook tot hooge interessen, zooals Maubert in de laatste jaren wist te sluiten. De omstandigheid reeds, dat hy zich tot hem wendde, die op

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1884 | | pagina 1