de heer Stark wel zal doen over te drukken op eene ,/gebruiksaanwijzing* bij zijne apotheek. Bij de aankomst van den trein, die jl. Zondag om 2 uur 2 min. te Schagen moest aankomen, doch 20 min. te laat kwam, stond de postcoupé in brand. Door den wagen spoedig af te baken bleven de brieven en post pakketten bewaard. De brand, die door kachel warm te moet ontstaan zijn, werd door bet spoorwegpersoneel gebluscht. De toestand van den gepensioneerden vice-admiraal Grègory, boewei niet verslimmerd, blijft nogtbans zorgelijk. Het hoofdbestuur der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, acht gevende op den dringenden wensch, door reeds meer dan 125 departementen geuit, om ook in bet volgende jaar een Volksalmanak te ontvangen, beeft be sloten, van de voorgenomen schorsing van den almanak af te zien. Aan de algemeene vergadering van 1885 zal worden overgelaten, over het verder lot van dat jaarboekje te beslissen. De Vereeniging Het Rundveestamboek voor Noord bolland telt reeds 60 leden. In het stamboek voor stieren zijn tot dusverre 2, in dat voor koeien 110 stuks inge schreven. Het is nu volgens den Amsterdamschen briefschrijver in de Prov. Gron. Crt. bekend geworden, dat er nog een door Jaantje Struik benadeelde bestaat, iemand te Arnhem, die zij er voor f 180,000 (zegge: bonderd-en-taclitig duizend gulden) in beeft laten loopen, maar die, om buiten het proces te blijven en het geld toch verloren achtende, er maar een schenking van maakte, toen het onderzoek begon. Waar moet men een postzegel op een brief plakken? Het gevoelen daarover verschilt aanmerkelijk, maar de ambtenaren der posterijen zullen u zeggen, in welk geval het publiek hun den grootsten dienst bewijst, en dat is, wanneer de postzegel steeds rechts van boven op den brief wordt bevestigd. Zij stempelen natuurlijk met de rechter hand en hebben dan de hand het minst te bewegen. Bij één brief maakt dit natuurlijk niet veel uit, doch bij de groote hoeveelheden, welke de posterij te vervoeren heeft, wèl. Een ieder gewenne zich dus, den postzegel in den rechter bovenhoek van den brief te plakken. Omtrent den bruiloftsstoet, die in de rivier de Theiss verdronken is verneemt men nader, dat de stoet jl. Zondag morgen van Domrad naar Czvgrand ging om de bruid af te halen. De rivier was met ijs bedekt, doch daar men wist, dat het ijs door het zachte weder zwak was, ging men voorzichtig een voor een voorwaarts. Bij de terugkeer naar Domrad, na de huwelijksplechtigheid, vergaten de bruiloftsgasten in de feestelijke stemming, waarin zij ver keerden, dat het ijs niet sterk genoeg was. Zij bekom merden zich niet om het gevaar en alle 35 personen gingen tegelijk de rivier over. Eensklaps hoorde men een gekraak, dat onmiddellijk door een ontzettend hulpgeroep werd gevolgd. Alle bruiloftsgasten verdwenen onder het ijs. Slechts een heeft zich gered, namelijk een Zigeuner, die met een viool den stoet voorafging. Gedresseerde kippen zijn sedert eenigen tijd in de Folies Bergères te Parijs te zien. Een troep hanen en hennen voert daar op de maat der muziek een aantal inge wikkelde dansen uit. Zij begrijpen blijkbaar goed, wat zij doen moeten en zij schijnen in hun nieuwen werkkring recht in hun schik te zijn. De hennen zullen, onder al die geleerdheid, het eieren leggen wel vergeten. Vereeniging tot beoefening van op de zeemacht betrekking hebbende onderwerpen. Onder presidium van den kapitein-luitenant ter zee Joekes, werd Donderdag 14 Februari eene vergadering gehouden in het gebouw der Marineclub. De hoofd-ingenieur J. C. Jansen trad als spreker op over punt 7 en 8 van de brochure „Binkes," de sterkte en bewa pening onzer zeemacht, bestemd voor de verdediging der zee gaten, rivieren en stroomen, hoofdzakelijk wat betreft: dikte pantser, kaliber en soort der vuurmonden, benevens het vraagstuk van ramschepen met of zonder geschut, en in hoeverre ons mate rieel is te wijzigen en te gebruiken." De spreker wees op den snellen vooruitgang, die in de laatste vijf-en-twintig jaren bij het zeewezen is waar te nemen een den maatschappelijken ladder al dieper was gedaald, bewees Maubert, die zich omtrent zichzelven geene illusiën meer maakte, hoe wanhopig de toestand van den hulpzoekenden zijn moest, en in de verzoeking, waarin zij zelf gebracht werd, werd hij de verzoeker van den ander. Jaren geleden, toen hij nog een goeden naam en vertrouwen bezat, had hij het testament van den heer van Erlau op Erlenstein helpen ontwerpen en opstellen, en wist hij ook, dat Walter van Hersfeld tot universeel erfgenaam was benoemd. Thans had hij toevallig vernomen, dat de oude heer, na een langdurig ziekbed, zijn einde zag naderen: als een bliksemstraal schoot de gedachte door zijne ziel, dat met de vervalsching van het testament twee familiën, die van de Trombergs en de zijne, geholpen zouden zijn, en voorzichtig, met al die sluwheid, die hem eens als advocaat zooveel naam had bezorgd, legde hij den genoemden grondeigenaar zijne plannen bloot. Deze liet zich in slaap wiegen door de sophistische redeneering, dat hij, zoo doende, niets anders deed dan datgene terugnemen, wat hem voor zijne belanglooze zorgen voor den jongen Hersfeld toekwam, daar diens opvoeding zijne eigene bekrompene geld middelen nog meer in de war had gebracht, en dat hij nu ook in het vervolg op voldoende wijze voor zyne toekomst zou kunnen zorgen. Wel zag de heer van Tromberg er aanvankelijk tegen op, maar Maubert wist zijn geweten spoedig gerust te stellen met de verzekering, dat er geen anderen uitweg bestond. Hij verzweeg hem zorgvuldig het dagelijks verwachte, naderende einde van den heer van Erlau en maakte den in het nauw gebrachten man duidelijk, dat zijn eigen volslagen ondergang vermoedelijk veel nader was dan de dood van den erflater, in welk laatste geval misschien op de hulp van Walter te rekenen ware. Uitgeput als een gejaagd hert, gaf de beroofde man eindelyk toe, en Maubert stelde een nieuw testament op, met zijn ambts zegel en valsche onderteekeningen voorzien. De notaris wist, dat het met den stervende nog slechts om een paar dagen, wellicht slechts om een paar uren, te doen was, en liet daarom den heer van Tromberg een wissel, tegen hooge interessen, op korten tijd, teekenen, die hij endosseerde en waarvoor hij een kooper bezorgde, terwijl zijn eigen aandeel in de winst in eene som van tienduizend daalders bestond, waarvoor hij zich om geen argwaan te verwekken, eenvoudig eene veel vroeger gedateerde schuldbekentenis deed afgeven. «Gij hebt reeds eene daad der liefde jegens een ouderloozen knaap volbracht, en betaalt u door het testament uwe uitgaven terug," zeidc Maubert, «en mij moet die som tot hetzelfde edele doel dienen lage baatzucht is mijne drijfveer niet. Indien ik niet voor Nora moest zorgen dan zou ik, dat zweer ik u, vooruitgang, die als 't ware morgen verouderd doet zijn, wat heden nieuw is. Het geven van een goed programma voor de noodige schepen is zeer moeielijkhierin staat Nederland echter niet alleen, maar het deelt dit lot met alle oorlo^smarines, wier schcpenrij metter daad eene ware staalkaart is; bovendien is een goed programma voor ons land aan vele bezwaren onderhevig, omdat wij in een bijzonderen toestand verkeeren en ons budget beperkt is. De beginselen in het licht stellende, door verschillende minis ters van Marine ontvouwd omtrent sterkte en inrichting der Marine, brengt spr. in herinnering dat, naar het stelsel van den minister Taalman Kip, nog 1 ramschip en 2 monitors aan onze vloot ontbreken. De oorlogs- en gevechtswaarde van onze schepen te bepalen, acht spr. zeer moeielijk, doch spr. denkt daarover niet zoo pessimistisch als de heer Binkes dit doet op bladzijde 48 zijner brochure. De heer Jansen wijdt eene uitvoerige en belangrijke bespreking aan de plannen, door den schout-bij-nacht Binkes in zijne brochure ontvouwd. In het algemeen is spr. niet voor transformatiën en wijst als waarschuwend voorbeeld op de drijvende batterijen, die onder den bijl des sloopers een oneervollen dood moesten sterven. Spr. verwerpt ten eenenraale de veranderingen, door den heer Binkes in de ramschepen voorgesteld: op velerlei gronden staaft hij zijn "voelen. De ramschepen naar het stelsel Binkes verande rende, ziilh n deze, naar spr's raeening, voor de helft moeten worden afgebroken om ze daarna weêr op te bouwende kosten der ver andering worden door spr. vrij wat hooger geraamd, dan door den heer Binkes. De heer Jansen wil, in overeenstemming met den kapitein luitenant C. Ten Bosch, het offensief vermogen der ramschepen verhoogen, door daarop zwaarder geschut te plaatsen. Op drie verschillende wijzen kan aan die voorwaarde voldaan worden: 1. door den toren af te breken en een nieuwen barbetten- toren te bouwen2. door den toren half af te snijden, waarbij de stukken, evenals nu, met den toren draaien, en 3. door den toren half af te snijden en vast te zetten en het stuk op eene draaischijf te plaatsen. Spr. ontvouwt de voor- en nadoelen breedvoerig en laat het den zeeofficieren over, deze tegen elkaar te wegen. Bij nieuw aan te bouwen monitors wil spr. alleen de torens en de zijden bij de machines pantserenbarbette-torens acht hij wenschelijk; de bestaande torens toch hebben vele nadeden, waartoe ook zeker gerekend mag worden, dat verstikkende dampen het verblijf in den toren spoedig onmogelijk zullen maken. Tweetorens op de monitors te plaatsen, zooals de heer Binkes wil, wordt door spr. niet aanbevelenswaardig geacht. De dikte der beplating van het dek wil spr. vermeerderen. Ten aanzien van de bestaande monitors stelt de heer Jansen dezelfde wijzigingen voor als bij de ramschepen. Spr. acht de Duitsche Wespe'n niet zoo te vreezen, en haalt ten bewijze een citaat aan uit een Duitsch blad, waarin, over tot nog toe aan dat type toegekende eigenschappen, den staf wordt gebroken. De vervanging van de kanons der staunches door zware kalibers wil spr. eerst aan de beurt doen komen, als de ramschepen en monitors gewijzigd zijn en van zwaar geschut zijn voorzien. Wanneer de heer Jansen het plan van den overste C. Ten Bosch bespreekt, om de particuliere stoombootjes, die de Zuiderzee bevaren, te doen meêwerken aan de verdediging, dan blijkt hij van dat denkbeeld geen voorstander te zijn; hij twijfelt aan de mogelijkheid, geschut op deze bootjes te plaatsen, tenzij zij in vredestijd daarvoor bepaald worden ingericht. Spr. wil het nut van lichte vaartuigen bij de verdediging niet ontkennen; maar wil uitsluitend daarvoor ingerichte Marine-vaartuigen, tot een getal van 12. Zeewaardige torpedobooten acht spr. voor Nederland niet noodig, maar wel een flink aantal torpedobooten 1ste klasse, bewapend met een revolver-kanon'bij houdt zich aan het aantal, door den schout-bij-nacht Binkes opgegeven. Invoering van Whitehead-torpedo's acht spreker noodzakelijk en wel hoe eer hoe beter. Het komt spr. eene onmogelijkheid voor te voldoen aan alle eischen, die de heer Binkes aan de door hem voorgestelde zware gepant serde schepen stelt. Wil men bepaald voor het door den heer B. aangegeven doel dergelijke schepen, dan zullen de gestelde eischen belangrijke vermindering moeten ondergaan. Spr. is geen voor stander van die schepen, en beveelt voor den dienst buitengaats, wanneer die noodig mocht zijn, een ongepantserd Chineesch type, zwaar bewapend en met 16 mijls vaart, aan. Wanneer de heer Jansen aan het slot zijner voordracht eene begrooting van kosten opmaakt, dan raamt hij hetgene door den heer Binkes is voorgesteld op eene totale som van ruim 47 milli- oen gulden, terwijl de heer B. zelf 33 n.llioen stelt. Worden deze milliocnen over 15 jaren verwerkt, naar de denkbeelden van den heer Binkes, dan heeft men, zegt spr., kans na dien termijn weêr vprouderd materieel te hebben. geene winst bedingen voor den raad, dien ik u volgens mijne innigste overtuiging geef. Maar het kind is alles, waarvoor ik bezorgd ben en welks toekomst mij kommer baart; genoeg te verdienen om daaromtrent gerust te kunnen zijn, is mij niet meer mogelijk, ik moet het geld, om haar voor gebrek en ondergang te behoeden, door een goed gelukten slag verkrijgen." Het werk was volbracht en eenige dagen later drukte de dood het zegel er opde heer van Erlau werd uit zijn langdurig lijden verlost, en het valsche testament trad in werking. Maar slechts een der beide mannen, die zich aan het bedrog hadden schuldig gemaakt, was het lot gunstig, de andere mocht de vruchten van zyne misdaad niet plukken. Een zenuwtoeval maakte schielijk en onverwachts een einde aan het leven van den notaris, nog vóór hem de tijding van het overlijden van den heer van Erlau ter oore was gekomen. Nog vóór de nalatenschap van Maubert geregeld was, haastte de heer van Tromberg zich de schuldbekentenis, die de weduwe reeds in handen had, af te lossen. Hij deed het met heimelijke schaamte, reeds toen met een gevoel van berouw en met de overtui ging, die zich ondanks hemzelven aan hem opdrong, dat de dra den van ons lot, hoe kunstig ook door menschenhanden ineen geweven, toch door eene hoogere macht geleid worden. Het doel, waartoe Maubert een bedrieger was geworden, was volkomen mislukt, want niet Nora, maar zijne echtgenoote was, daar hij zonder testament overleed, de erfgename van het misdadig verkregen geld. Nu eerst bleek ten duidelijkste, hoe verward de zaken van den notaris geweest waren, daar er, na het afbetalen der schulden van den eens welgestelden man, aan de weduwe nog juist genoeg overbleef, om met Nora, tot. welke zij zich, zoo door gewoonte als door berekening, door eene zekere toegenegenheid voelde aangetrokken, van het overschot van het vermogen, benevens het door Tromberg betaalde kapitaal, een stil, eenvoudig leven te leiden. Maar deze vrouw had nooit eenvoud gekend en zorgen waren haar vreemd. Zij zette haar leven met hare vroegere bekenden op dezelfde wijze, zoo goed en zoo kwaad als dat ging, voort. Op raad en met de twijfelachtige hulp van goede vrienden, speculeerde zij met het kleine vermogen en zag de eene som na de andere verdwijnen. Zij dacht er wel aan, naar het tooneel terug te keeren, maar haar bekoorlijkheden waren verwelkt, hare connecties afgebroken, hare eenige hoop, wanneer zij bij wijlen een blik in de toekomst wierp, berustte op Nora's schoonheid en aanvalligheden. Een uitstekend huwelijk moest eens, dacht mevrouw Maubert, zeker haar deel zijn, en daarom zorgde zij zoolang hare middelen dat slechts toelieten, voor goed onderwijs. Het was verbazend in welken vruchtbaren grond de zaadkorrels Indien het bestaande materieel wordt gewijzigd en de aanbouw plaats heeft naar de denkbeelden van den heer Jansen, dan zal dit op ruim 13 millioen te staan komen, die over 5 jaren ver werkt, naar spr.'s meening, geene aanmerkelijke verhooging van het budget zouden te weeg brengen. De minister Kip wees er indertijd op, dat na een lOjarig tijdvak de gepantserde vloot weder aan de orde zou moeten komen; dat lOjarig tijdperk is bijna verstreken; de profetic is waarheid geworden. Het oogenblik is dus gekomen, zegt spr., om de handen aan het werk te slaan. De vele technische zaken, in de lozing ontwikkeld, aan te geven is ondoenlijk: het zij dus voldoende te wijzen op de groote waarde, die de voordracht in druk hebben zal. Aan de discussie werd deelgenomen door de heeren Tadcma en Ten Bosch: repliek kon de heer Jansen wegens het verge vorderde uur niet geven: in het verslag eener volgende verga dering zal op de gevoerde discussie worden teruggekomenthans zij volstaan met aan te stippen, dat de heer Tadema de ram schepen zwaarder wil pantseren en licht geschut wil doen voeren, en de heer Ten Bosch het door hem aangegeven denkbeeld om de particuliere stoombootjes der Zuiderzee bij de verdediging aan te wenden, krachtdadig verdedigde. Door luide toejuichingen gaf de vergadering blijk van hare instemming met de woorden van dank, door den overste Joekes, aan den spreker en de discussianten gewijd. Nieuwediep, 17 Februari 1884. Ingezonden. Mijnheer de Redacteur! Vergun mij een plaatsje in uw blad ten opzichte der komedie- voorstelling van jl. Woensdag avond. Dien avond dan was onze fraaie? schouwburgzaal goed bezet, vooral, zooals gewoonlijk, de eerste rang en hoe kon het anders? Het gezelschap van Van Lier, zoo gunstig bekend, zou een hier onbekend tooneelspel met den uitlokkenden titel „Vorstin Andrda" opvoeren, uitlokkend daarom vooral, omdat Mevrouw Frenkel- Bouwmeester, de begaafde actrice, daarin de titelrol zou vervullen. Het gebeurt echter wel meer, dat de uitslag niet beantwoordt aan de verwachting, en zoo was het ook nu. Wat de spelers aangaat, was mevr. Frenkel-Bouwmeester, als altijd, uitstekend in haar spel en de overigen, och! zij haalden uit hun rol wat er uit te halen was, behalve de premier araou- rcux, die, hoe goed hij ook was in het „Satanskind," in dit stuk met pak en zak te water viel. Tot zijne verontschuldiging zij gezegd, dat hij niet de eenige is, hetzij bij tooneelgezelschappen of liefhebberij-komedies, die geschikt denkt te zijn voor alle genres. Wat het stuk zelf aangaat, dit is in vier woorden gezegd, onna tuurlijke, akelige, nare bombast, en eene directie, die het publiek op zulke stukken tracteert, beleedigt den goeden smaak en ver dient ledige zalenhoewel dit laatste jammer zou zijn voor de spelers, die er de dupe van zouden worden. Men zeide mij, dat mevr. F. B. ook wel een woordje zal hebben meêgesproken bij de keuze van het stuk. Ik betwijfel dat echter zeer, want onmogelijk kan ik mij voor stellen, dat zulk eene uitstekende actrice hare krachten zou willen wijden aanzou willen schitteren in zulk een monster achtig stuk, vooral als zij tegenover zulk een premier amoureus moet staan. Maar, hoe het ook zij, de overige spelers kunnen het althans niet helpen, en juist omdat zij dat niet kunnen helpen, moesten eenigen uit het publick dat niet aan hen wijten, en op belee- digend harde wijze toonen, door, onder het spelen door, luid te spreken en te lachen. Bij de laatste voorstelling van W. Van Zuylen waren er, die telkens hardop spottend lachten en hunne niet zeer vleiende op merkingen maakten, wanneer er gesproken werd over de schoon heid van eene der actrices. Het kwam in het stuk voor en het moest dus gezegd worden, maar kon zy het helpen dat zy nn eenmaal niet schoon was en was er dus wel reden voor om een vrouw op zulk eene grievende (voor de vrouw zeker wel de meest grievende) wijze te beleedigen? En bovendien, wat komt het er op aan of zij mooi of leelijk is, mits zij goed speelt. Zoo ook was het Woensdag; en waren er eenigen die zoo vrij waren, mogelijk om hun eigen geluid eens te hooren, onder het spelen hardop te spreken en te lachen, het laatste natuurlyk om hunne eigene aardigheden; en het beleedigende, dat daarin gelegen is is voor acteurs en actrices, daargelaten, vraag ik: heeft men daartoe het recht? en het antwoord is zeker „neen." Men gaat niet in eene komedie om de aanmerkingen van Jan of Piet tc vernemen, maar wel om te zien en te hooren naar de spelers, terwijl er voor koffiepraatjes helaas genoeg tijd overblijft in de pauzen. De smaken zijn verschillend, dat moet men niet vergeten. Wat de een mooi noemt, vindt de ander dragelijk en een derde gladaf leelijk, maar allen betalen denzelfden entréeprij3 en hebben dus hetzelfde recht. Welnu, op wat grond neemt No. 3 dan nog der wetenschap vielen, hoe het kind zich alles eigen wist te maken hoe haar geheugen alles opnam, bewaarde en in het kleine hoofdje rangschikte. Maar in de handen van de lichtzinnige pleegmoeder smolt het kleine kapitaal, dat tot beider levensonderhoud moest dienen, als sneeuw voor de zon weg, en toen nu mevrouw Maubert, eene langdurige oogziekte kreeg, die haar met volslagen blindheid bedreigde, was de nood niet ver meer van de deur. Tot nu toe had de heer van Tromberg den ondergang der familie, dien hij in staat was tegen te gaan, van uit de verte aanschouwd; nu bood hij, aangespoord door den drang van zyn geweten, om door goede en onbaatzuchtige daden zijne misdaad uit te wisschen, haar zijne hulp aan. De hulpelooze, lijdende toestand van mevrouw Maubert, die het haar onmogelijk maakte voldoende in de behoefte van Nora te voorzien, strekte hem tot voorwendsel; daarenboven beriep hij zich op zijne genegenheid voor het bekoorlijke, door allen bewonderde kind, dat, naar hij zeide, bij gebreke van eene eigen dochter, steeds zyne belang stelling had gaande gemaakt. Van dien tijd af zorgde hij slechts voor de noodzakelijke onderwijzers, om Nora's opvoeding te voltooien, en het haar mogelijk te maken, later als onderwijzeres in haar eigen onderhoud te kunnen voorzien, maar hij betaalde ook kostgeld voor haar, dat, gevoegd bij het overschot van haar vermogen, mevrouw Maubert in staat stelde, zij het ook op bescheidener voet, stil maar onbezorgd met het kleine meisje te leven. Deze vervulling van een doel, waarvoor de notaris een mei- needige was geworden, was het laatste zoenoffer van den onge- lukkigen man; stervende droeg hij zijn zoon den plicht op, het begonnen liefdewerk te voltooien. „Het was een ouderlooze knaap, jegens wien ik mij als een schurk gedroeg," zeide hij, diep ontroerd, „en deze ééne daad doofde de vroolijkheid en de vreugde van mijn bestaan uit en werd de vloek van mijne verdere levensdagen. Zoo ook heeft het kleine meisje, dat ik aan uwe liefde aanbeveel, vader noch moeder; het staat geheel alleen op de wereld. Maak aan haar weder goed, wat ik jegens Walter misdreven heb. Laat de vloek in zegen verkeeren! Help haar niet met geld alleen, sta haar liefderijk met raad en daad ter zijdewaak over haar, voor zoover u mogelijk is, en laat hare eer en vrede u heilig zijn!" De laatste gedachte van den stervenden man was een werk der barmhartigheid, en toen hij kalm was overgegaan naar de onbekende wereld, van welke geschreven staat: „en hunne daden volgen hen na," toen waren do schaduwen verdwenen, die zoolang over het zwaarmoedige aangezicht verspreid waren geweest en de vreedzame glimlach om de verbleekte lippen schonk aan de over- blijvenden den troost: „wie veel heeft lief gehad, dien zal veel vergeven worden." Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1884 | | pagina 2