Men schrijft ons van Texel, dd. 10 dezer:
„Wij vernemen dat thans gegrond uitzicht bestaat, de
weg naar het dorp De Koog begrint zal worden en daar
mede reeds in den loop dezer zomer een aanvang zal
worden gemaakt."
Zaterdag avond in Arnhem, Zaterdag nacht weer
terug naar Amsterdam, Zondag morgen naar de Nieuwe
kerk, Zondag avond wederom naar de kerk, gisteren morgen
audiëntie; gisteren middag naar Amersfoort; ziedaar het
programma van enkele dagen der Transvaalsche deputatie.
Zaterdag namiddag vertoonde de Amsterdamsche brand
weer voor hen eenige harer werkzaamheden. O. a. zou
men een pijl afschieten, waaraan een reddinglijn was ver
bonden. SchietenDat was wat voor generaal Smit. Hij
spoedde zich naar beneden en liep de plaats van het Stadhuis
op, waar de proeven genomen werden. Maar tot tweemaal
mislukte de proef.
Laat mij eens beproeven, zei Smit.
En met één hand, een sigaar in den mond, schoot generaal
Smit, den pijl waar hij wezen moest, wat met een donderend
hoera! werd begroet. De vechtgeneraal had zijn eer als
schutter gehandhaafd.
Den 18 Maart a. s. zal de heer P. Pluilaart, thans
administrateur der garnizoens-bakkerij te Hoorn, den dag
herdenken waarop hij 70 jaren geleden als tamboer in
militairen dienst trad. Na 33 jaren achtereen met lof in
actieven dienst werkzaam geweest te zijn, o. a. bij den
veldtocht van 1815 en bij de Belgische onlusten, en later
als adjudant-onderofficier bij de Militaire Academie te
Breda, werd hij in 1847 gepensioneerd, doch bleef in's lands
dienst werkzaam, eerst bij de garnizoens-infirmerie te Helder
en later in zijne tegenwoordige betrekking te Hoorn. De
87jarige grijsaard is nog steeds een voorbeeld van nauw
gezette plichtsbetrachting, en de dag van zijn zeldzaam
jubilé op 18 Maart zal stellig niet onopgemerkt voorbij
gegaan worden.
Te Haarlem heeft een machinist van de Hollandsche
IJzeren Spoorweg-Maatschappij, die, wegens verslaafdheid
aan den drank, zijn ontslag had tehuis gekregen, uit
baloorigheid door ophanging een einde aan zijn leven gemaakt.
Het dividend, door de Leidsche Broodfabriek over
het afgeloopen jaar uitgekeerd, bedraagt 20 pCt.
De Koningin van Engeland zal den 7 April a. s. te
te Queenboro op het stoomjacht Osborne scheep gaan en
den volgenden ochtend te Vlissingen aankomen. Zij reist
door naar Duitschland.
Ruim drie jaar geleden vond een arme vrouw te
Enkhuizen op een schemeravond een jong kind in doeken
en luiers gewikkeld in de sneeuw liggen. Ze had deernis
met den kleine en nam hem mede naar huis. Toch
gevoelde zij zich met de zorg voor het hulpelooze en ver
waarloosde wicht wel wat bezwaard. Zij vertelde van
haren vondst en hoe zij daarmede zat, aan de vrouw van
C. B., die het kind voor hare rekening nam: „zij hadden
al verscheidene eigene kinderen groot gebracht, zij meende,
dat het hiermee ook wel zou lukken."
Er viel heel wat te genezen en te reinigen. Doch met
onverdroten zorgen kwamen zij zoover, dat er aardigheid
aan begon te komen; het werd een aardig, aanvallig knaapje,
bij al de huisgenooten om het zeerst de lieveling. Hoe
dat alles kon samengaan, zonder dat de moeder van het
kindje mede in het spel kwam, en zonder dat het geval
zelfs tot opspraak aanleiding gaf, is vrij raadselachtig.
Intusschen, een meisje dat voor eenige jaren buiten echt
daar ter stede bij hare familie aan huis bevallen was en
sedert weder buiten gediend had, kwam als getrouwde
vrouw te Enkhuizen wonen en eischte het kind, zoo ze
zegt haar kind, op.
De pleegouders verlangen het te behouden en geven het
niet over maar na verloop van eenige dagen is het
kind weg: gestolen! klinkt het.
Inderdaad komt men tot de ontdekking, dat de vrouw,
die het heeft opgeëischt, het in haar bezit heeft. De pleeg
vader gaat om raad naar een rechtsgeleerde, en terwijl
welkomen steun, terwijl hij, de beide armen daarop leggende,
moeite deed eene vaste houding aan te nemen.
„Herinnert gy u," begon hij met eene trillende, onvaste stem,
„hoe wij aan vaders sterfbed stonden?"
Robert boog stom het hoofd.
„Hij had een moeielijk leven gehad, gebogen als hij was
onder eene schuld, waarvoor hjj niet geboet had, en wij trachtten
hem ten minste het sterven gemakkelijk te maken, Walter door
grootmoedige vergiffenis, wij door eene eerlijk gemeende gelofte.
Toen hij Nora aan ons aanbeval, zeide hij nadrukkelijk: „hare
eer en haar vrede moeten u heilig zijn! Ik zou u wel
eens willen vragen, hoe gij uw woord hebt gehouden, Robert?"
De jongere broeder loosde een diepen zucht.
„Wat zijt gij onverbiddelijk! Hare eer is ongedeerd; haar
vrede kan terugkeeren, zij is nog jong!"
„Kan terugkeeren," herhaalde Erwin met een bitteren lach.
„Wat klinkt dat gemakkelijk en geheel in de taal der wereld.
Uw mond spreekt deze taal zeker niet voor het eerst!"
„Erwin, Erwin, terg mij niet," stoof Robert op. „Ik ben de
beleediger, ik weet het, maar de berouwhebbende beleediger,
die het geworden is buiten zyn wil. Zie, ik vermijd het koele
woord voldoening, ik zal een ander kiezen, dat broederlijker
klinkt. Ik zweer u, mij aan elke boete te onderwerpen, die
men maar kan vorderen; eisch slechts!"
Was hij ook lichtzinnig en vaak baatzuchtig in zijn genot
zucht, zijne liefde tot Erwin was warm en trouwdit eenvoudige
woord vond eene goede plaats.
De andere broeder bezon zichhij drong zich tot gematigdheid,
om zijne woorden goed te overwegen.
„Het meisje, wier naam gy lichtzinnig op het spel hebt
gezet, wier onervarenheid en jeugdige nieuwsgierigheid gij ver-
leidet tot een nachtelijk avontuur, was niet slechts aan onze
hoede toevertrouwd, zij was meer, zij was mijne bruid!"
„Ik weet het sedert een uur, Erwin."
„Sedert een uur," herhaalde de ander met een luiden honenden
lach. „Waarom die leugen? Moet nu de schuld op de post
geworpen worden? Ik schreef u reeds langer dan acht dagen
geleden, ik legde u eene broederlijke bekentenis af van de geheele
twee laatste jaren, van mijne liefde en van mijn geluk, van al
den innerlijken stryd, dien ik om haar gestreden had en waar
mede ik uw levensgenot niet wilde vergallen. Op dien eigen
vreeselijken dag meldde ik u mijne eindelijke zegepraal en mijne
aanstaande komst. Het eenige ongeluk, zoudt gij kunnen zeggen,
bestaat daarin, dat mijn vurig verlangen my vroeger deed komen,
dan gij mij verwacht hadt."
„Houd op, Erwin, houd op," riep de jongere broeder opge
wonden, door deze bittere ironie tot in de ziel gegriefd, „ik
zondigde alleen tegen vaders laatste bede, niet tegen uOp mijne
eer, ik wist niets van uwe rechten!"
„Zou mijn brief dan niet in uwe handen gekomen zyn?" vroeg
Erwin langzaam en twijfelend.
Een lichte blos verspreidde zich over Roberts gelaat.
de nieuwe bezitster afwezig is, vertoont zich de pleeg
moeder aan liet knaapje, en het gaat weer met haar meê.
Naar men zegt, is de justitie thans met de zaak gemoeid.
In de zitting van den Raad der gemeente Zijpe, den
4 dezer gehouden, is door het nieuwbenoemde lid, den
heer J. v. Beusekom, nadat hij de gevorderde eeden had
afgelegd, zitting genomen. Tengevolge van een weige
rend antwoord van HH. Kerkvoogden op 't verzoek tot
gebruik van het kerkgebouw tot het geven van school
onderwijs gedurende de verbouwing van 't schoolgebouw
te Burgerbrug, werd met 7 tegen 4 stemmen besloten, om,
op do bekende voorwaarden, de kolfbaan van den heer
Govers voor dat doel in gebruik te nemen. Ter ver
vanging van wijlen den heer Kruijer, werd tot Wethouder
gekozen de heer S. de Wit, met 8 stemmenop den heer
Schuijt werden 2 stemmen uitgebracht en 1 briefje was in
blanco. Aan het Armbestuur werd eene nadere subsidie
verleend, ten bedrage van f 1200, ten behoeve van de
vei'bouwing van het Armenhuis. Eene suppletoire
hegrooting, bedragende f 4857.14, ten behoeve van de
verbouwing der school te Burgerbrug, werd goedgekeurd.
Er werd besloten tot het aangaan eener geldleening,
groot f 3400, tegen een interest van hoogstens 5 ten
honderd 's jaars, en met aflossing van minstens f 600, in
jaarlijksche termijnen, aanvangende in 1887. Tot een
bedrag van f 468 werd vastgesteld het voljaarskohier voor
de hondenbelasting, dienst 1884. 't Verslag omtrent
den toestand van 't Lager Onderwijs in de gemeente
Zijpe, ingezonden door de Commissie van Toezicht, werd
ter tafel gebracht. De vergadering ontving mededeeling,
dat zich tot heden geen enkele sollicitant heeft aangemeld
voor de betrekking van onderwijzeresse te Burgerbrug.
België was de eerste Staat op het vasteland van
Europa, dat Engeland's voorbeeld tot het aanleggen en
exploiteeren van spoorbanen volgde. Daar had de
lijn StocktonDarlington in 1825 de practische waarde
der nieuwe uitvinding voor het groote verkeer bewezen.
In Frankrijk wilde Thiers er echter nog niets van weten;
die „Engelsche gekheid" kon, naar hij meende, hoogstens
een aardigheid voor de Parijzenaars zijn. In België daaren
tegen zag Charles Rogier in, welke diensten de stoom aan
het publiek verkeer kon bewijzen, en dit gaf aanleiding
tot het aanleggen van den weg van Brussel naar Mechelen,
die in 1835 werd geopend. Bijna 50 jaar zijn sedertdien
tijd verloopen en nu heeft België veel meer dan 4000
kilometers spoorwegen met meer dan 1000 stations. Voor
de viering van het halve eeuwfeest worden in het Belgische
ministerie voor openbare werken reeds groote toebereidselen
gemaakt.
Ook in Duitschland werd in 1835 de eerste lijn (Neu
renbergFurth) geopend; Frankrijk volgde in 1836
(ParijsVersailles) en Nederland in 1839 (Amsterdam
Haarlem).
De zachte zonnestralen kunnen zoo wonderlijk onbarm
hartig zijn, wanneer zij zoo vroolijk glimlachen en stralen
bij de tranen van den door smart ter neêr gebogen mensch,
of wanneer hun licht zoo gedachteloos om de zwaarste
zorgen heenspeelt. B u d d e.
Als de Genius der menschheid in stormvaart ons voorbij-
snelt sluiten sommigen en niet onnatuurlijk de
oogen voor de stofwolken, die zijn vaart doet opdwarrelen,
maar die gesloten oogen zien dan ook de zaadkorrels niet,
die dezelfde wind heinde en verre strooit als waarborgen
van een nieuw leven. A. Pierson.
De mensehen, die zeggen dat zij genoeg van het leven
hebben, drukken zich onnauwkeurig uit: het leven is te rijk
en bevat te veel wetenswaardige dingen om er ooit genoeg
van te hebbendeze menschen meenen dat zij genoeg hebben
van zichzelven, en dit is te begrijpen. Carmen Sylva.
„Ik ontving hem, maar las hem niet," antwoordde hij ver
legen. „Is het lichtzinnigheid of liefdeloosheid van mij geweest
zij is gruwelyk gewroken, Erwin. Gij hadt eerst eenige
dagen vroeger een wissel voor mij betaald ik zag op tegen
uwe vermaningen, uwe rechtmatige verwijten, ik meende dén
inhoud te kennen en wilde mijn dag niet bederven."
Eene uitdrukking van medelijden en verachting vloog over
Erwins gelaat.
„En het telegram?"
„Ik was op dien rampzaligen dag sedert den middag niet
meer in mijne woning geweest, maar ook al was ik thuis geweest,
dan had ik uw bericht niet begrepen, en zou het op mijne
betrekking tot Nora geen invloed gehad hebben."
Het was voor het eerst in hun onderhoud, dat Robert eene
uitdrukking ontsnapte, die op zijne betrekking tot Nora zin
speelde. Hoe algemeen ook uitgedrukt, zij trof Erwin als een
bliksemslag.
„Uwe betrekking," herhaalde hij met een smartelijke ironie,
„tot Nora, mijne bruid!"
Hij ging de kamer op en neder, waarin elk meubel, elk
kunststuk, getuigenis aflegde van zijne broederlijke liefde. Zijn
oog zweefde onbestemd over die bekende voorwerpen niets meer
hield hem bezig dan het smartelijk gevoel, dat zijn verleden
met de toekomst niets meer te maken had. Moest hij een nieuw
bestaan beginnen, dan moest dat zonder herinnering zijn. Hij
gevoelde zich diep ellendig, tot stervens toe, zoowel lichamelijk
als zedelijk, afgestreden, maar hij had de plaats, het trouwe hart
verloren, waar hij die bekentenis had kunnen afleggen en zich
aan eene liefhebbende hand had kunnen vastklemmen.
„Als broeder hebt gij u jegens mij gerechtvaardigd," zeide hij
na eenige oogenblikken, „ik heb niets meer te zeggen, nu gij
uwe eer verpandt. Maar als Nora's beschermer ben ik onver
biddelijk en onomkoopbaar. Gij zult toch niet veronderstellen,
dat ik den goeden naam van een meisje, dat ik waardig keurde
mijn naam te dragen, als dien van eene gewone deern door het
slijk der straten wil laten sleuren, ook al had zij niets wat haar
verhief boven uwe wuftheid, dan de eenige omstandigheid, dat
zy de mijne was, dat ik haar tot mijne vrouw had verkoren.
Ik sta, ik herhaal het tot u, niet voor u als uw broeder, maar
als Nora's beschermer; ik eisch boete, niet voor mijne eer, welke
gij verklaart ongedeerd te zijn, maar voldoening voor de hare."
Robert zag hem ademloos aan.
„Eisch," zeide hij met eene stem, waaraan hij te vergeefs
vastheid trachtte te geven.
Het was een zware strijd in den boezem van den bedrogene
en die hem dwong, vernietigd als hij was, nog op te treden als
beschermer van haar, die hem zoo gruwelijk had verraden.
„Er bestaat maar één enkelen weg," antwoordde hij: „gij
treedt openlijk en onmiddellijk in mijne rechten. Nora wordt
de uwe zonder strijd of smart, het is niets meer dan eene wetti
ging van uw geluk. Moeders zegen heb ik eindelijk verworven,
neem ze in mijne plaats." Wordt vervolgd.)
Ingezonden.
Mijnheer de Redacteur
Met genoegen neemt zeker elk belangstellende kennis van het
adres betreffende eene telefonische verbinding met het telegraaf
kantoor. Evenwel komt het mij voor, dat er in dat opzicht
nog al iets meer te verbeteren zou zijn, b. v. het Raadhuis en
het kantoor van den gemeente-ontvanger. Waarlyk, indien er van
het lastige van een verren afstand sprake kan zijn, dan is het
wel omtrent die twee inrichtingen. De vraag is dus: kunnen
ook die telefonisch b. v. met de Nieuwstraat verbonden worden
Wellicht beleven wij het dan nog, dat aangifte van geboorten en
sterfgevallen, ondertrouw en huwelijksverbintenis, Gemeenteraads
zitting en belastingbetaling per telefoon worden verricht; wie
weet of het jonge bloed in onzen gemeenteraad deze zaken niet
eens flink ter sprake brengt. Als toch alles bij het oude blyft,
waarom dan zooveel moeite voor eminente nieuwe leden gedaan?
Uw dienaar,
K.
EEN PLEIDOOI VOOR ZONDAGSRUST,
't Is feest in den lande, feest in den waren zin des woords,
of trekt het u niet aan, dat de deputatie der Transvaal in
Nederland vertoeft? de fanfares en jubelkreten, de toasten en
redevoeringen, de hoerah's der menigte, plus de verslagen in de
dagbladen, zullen het u anders wel duidelijk doen worden. De
hulde aan de vertegenwoordigers dier stoere mannen gebracht,
als aan het waardig nakroost van oud-Holland, het wekt de
sympathie van alles wat Hollander heet op. Wij kunnen in veel
bij Transvaal ter schole gaan, want waardoor is de kracht dier
volksstam zoo groot? Hierdoor, dat oud-Hollandsche deugden in
hen zoo degelijke beoefenaars vinden. Onder meer vermelden ons
de bladen ditjl. Zondag was de deputatie ter kerk in Amsterdam.
De kerk was eivol, niet minder was de toeloop der nieuwsgierigen
daar buiten, het driemanschap zag zich de weg versperd, 't scheen
onmogelijk te kunnen passeeren, het wordt hun aangeraden een
rijtuig te nemen, doch „oom Paul" weigert beslist, zij willen te
voet en dulden niet dat waar zij rustdag vieren een ander
voor hen zich zal inspannen, en zie, die wensch wordt geëer
biedigd, op beleefd verzoek wijkt het publiek en zij gaan onge
hinderd naar hun hótcl en brengen verder den dag als rustdag
door. Eere aan hun beginsel, aan hun vastheid. Medeburgers,
doen ook wij ons voordeel daarmeeachten wij onze stamgenooten
hoog? welnu, doen wij als zij, laat ook ons de Zondag heilig
zijn, en rusten wij? Kom laat ons die rust ook mogelijk maken
aan anderen, die taak is schoon, het arbeidsveld is ruim, wie
werkt meê? I. KORVER.
Helder, 10 Maart 1884.
Vlsontooriolxten.
De volgende sloepen kwamen binnen:
Presto, schipper A. Verschoor, met 160 levende kabeljauwen
a f 195, 267 doode idem f 1.40 a f 1.60, 30 lengen f 4.40 en
2 botten a f 18 't stuk, 700 schelvisschen a f 31 't honderd,
10 bennen vleet a f 19.
W. Schoon, schipper P. v. d. Hoeven, met 100 levende
kabeljauwen a f 2.10, 68 doode idem k f 1.50 en 17 lengen
a f 4.45 't stuk, 450 schelvisschen a f 33.50 't honderd, 7 bennen
vleet k f 21, 50 puntjes rog f 8, 4 bennen rog k f 16,
1 bot k f 18.50.
Semaphore II, schipper van Strien, met 120 levende kabeljauwen
a f 2.10 en 11 lengen a f 4.30 't stuk, 250 schelvisschen hf30
't honderd, 36 bennen rog h f 12.50, 17 bennen vleet a f 17.50,
1 bot a f 23.50.
Volharding, schipper J. Put, met 180 levende kabeljauwen
h f 2.10, 120 doode idem f 1.40 a f 1.45 en 40 levende lengen
h f 2.95 't stuk, 9 bennen vleet k f 17.50, 750 schelvisschen
a f 30 't honderd, 4 puntjes rog it f 8, een partijtje enkele
vleeten voor a f 120.
Lichtstraal, schipper L. v. Peet, met 120 levende kabeljauwen
a f 2.25 en 450 doode idem f 1.20 k f 1.45 't stuk, 1500 schel
visschen a f 21.50 't honderd, 6 lengen h f 2.90 en 8 botten
a f 13 't stuk.
Jacoba Maria, schipper A. Hart, met 250 levende kabeljauwen
a f 2.15 en 350 doode idem f 1.25 h 1.55 'tstuk, 1300 schel
visschen a f 19.50 't honderd, 5 bennen vleet k f 19, 2| ben rog
a f 25.50, 85 lengen a f 2.55 en 8 botten a f 14 't stuk.
Haring is nog al redelijk gevangen. Een 6tal Hamburgers
brachten wat rog en schol; een en ander werd duur verkocht.
Burg;erlljls.e stand.
Gemeente HELDER, van Zaterdag tot Dinsdag.
Ondertrouwd en Getrouwd: Geene.
Bevallen: K. J. Richter, geb Manheim, Z. T. Schraa, geb.
Van Rees, Z. A. Van Raam, geb. Zon, Z. S. Kikkert, geb.
Krijnen, D. C. Lavell, geb. Koopman, Z. D. J. De Graaf,
geb. Giltjes, D. G. Van der Blom, geb. Van Brederode, D.
M. J. De Barbanson, geb. Vennix, Z. D. Raadsveld, geb. Greiner,
D. J. J. Kroon, geb. Kamper, Z. J. Bergsma, geb. Heida, D.
M. Gauw, geb. Blokker, Z. H. Koniugstein, geb. De Vlugt, Z.
D. Bakker, geb. Govers, D.
Overleden: C. Keesoom, 63 jaren. T. Wortel, geb. Jongert,
30 jaren. Levenloos aangegeven 1.
Gemeente ZIJPE, van 1 tot 7 Maart.
Ondertrouwd: Cornelis Kikkert, jonkman, veehouder, 25 jaren,
wonende te Texel, en Stijntje Slikker, jongedochter, 22 jaren.
GetrouwdGeene.
Geboren: Johannes Bernardus, zoon van Jacob Middelie en
Margaretha Elisabeth Kok. Maartje, dochter van Pieter de
Nijs en Jansje Sluis. Andries, zoon van Jan Hoep, en Marga
retha Rijkers. Johannes Nikolaas, zoon van Jan Stenders en
Christina Strooper.
Overleden: Marijtje Telleman, 72 jaren, echtgenoote van
Pieter Sluijs, eerder gehuwd geweest met Siraon Glas. Martinus
Keijzer, 7 maanden, zoon van Cornelis Keijzer en Zwaantje
Zwaan.
Gemeente SCHAGEN, van 4 tot 10 Maart.
Ondertrouwd en Getrouwd: Geene.
Bevallen: Maria Visscher, geb. Selderbeek, D. Aafje Noot,
geb. Bakker, Z. Catharina Jongejan, geb. Bakker, Z. Jantje
Kos, geb, Dikstaal, Z. Antje Jongcbloed, geb. Dekker, D. Tryntje
Boonacker, geb. Breed, D.
Overleden: Lourens Knijn, 42 jaren en 6 maanden.
Gemeente WIERINGEN, van 1 tot 29 Februari.
Ondertrouwd, Getrouwd en OverledenGeene.
Geboren: Trijntje, dochter van Jb. Metselaar en Dieuwertje
Wagemaker. Hermanus, zoon van H. Krommedam en Elisabeth
Pot. Teunis, zoon van C. Klein en Neeltje Takes. Aafje,
dochter van Jb. Keijzer en Neeltje Halfweeg. Willem, zoon
van J. W. Rasch en Johanna Engel. Pieter, zoon van R.
Blaauwboer en Elisabeth de Vries. Jansje, dochter van G. Ter
Keurst en Arijaantje Kooij.
Gemeente WINKEL, van 1 tot 29 Februari.
Ondertrouwd: Jan Rieve, jonkman, en Jacoba Wit, jonge
dochter, Harm Landman, jonkman, en Trijntje Kuiper, jonge
dochter.
GetrouwdJohannes Korlvinke, jonkman, en Antje Lange,
jongedochter. Jan Rieve, jonkman, en Jacoba Wit, jongedochter,
GeborenSara, dochter van Cornelis Ilartog en Maartje Bart.
Cornelis, zoon van Harmen van Heerikhuizen en Aagje Wind-
houwer. Cornelia, dochter van Klaas Singer en Maartje Keesman.
Anna Johanna, dochter van Jan Vader en Jantje De Boer.
Jacob, zoon van Ewoud Broers en Neeltje Larapert. Pieter,
zoon van Frans Kok en Elisabeth Vink. Jacob, zoon van