18 HELDERSCHE
M NIEUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier,
1884. N°. 32. Vrijdag 14 Maart. Jaargang 42.
18> VAN HAND TOT HAND.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.90.
i franco per post 1.20.
Blnnenlan d..
De Tijd meent te moeten opkomen tegen de wijze,
waarop het Transvaalsche driemanschap in Nederland wordt
ontvangen. Na er op gewezen te hebben, dat de Transvalers
hier gekomen zijn om zaken te doen en niet om van fijne
maaltijden, welsprekende redeneeringen, fakkeloptochten van
jongelui, ruikers van jonge dames, enz. enz. te genieten,
zegt het blad o. a. het volgende:
Waren Krüger en de zijnen niet veel te ernstige mannen
om zich met wufte operetten-literatuur bezig te houden,
wij gelooven dat zij elkander hun indrukken in Nederland
dikwijls zouden vertolken met het bekendeTrop de fieurs,
trop de Jleurs,"" van Calchas. Te veel bloemen, terwijl
het hun om iets meer degelijks en meer blijvends te doen
is. De kapitalisten onder de vrienden en bewonderaars der
Transvaal ten minste zullen thans wel ter dege hun geldzakken
mogen aanspreken, zal het niet den schijn hebben, dat wij
Nederlanders een vrij schreeuwerige en blufferige, boven
dien een bij elke gelegenheid toostende en gastreerende
natie zijn. „„Veel geschreeuw en weinig wol/*niet
onze schuld of ons verlangen is het, wanneer dit het
resultaat mocht zijn van het bezoek der Transvalers in
Nederland; 't begint er evenwel veel op te gelijken."
Volgens nadere berichten, moet zich het geval met
het tweemaal gestolen kind te Enkhuizen eenigszins anders
hebben toegedragen.
De in den aanvang van het verhaal genoemde arme
vrouw moet het kind niet in de sneeuw hebben gevonden,
maar het ontvangen hebben van eene behuwdzuster der
ongehuwde moeder.
Deze laatste moet, door de aanwezigheid van een kind
ten huize van de vermeende verzorgster, eenigen tijd mis
leid zijn geweest, als zij bij afgelegd bezoek zoo zij meende
iets voor haar kind meêbracht.
Later moet zij er kennis van hebben gekregen, dat haar
kind door de vrouw van C. B. verzorgd werd. Naar men
zegt, heeft zij ook daar wel eens versnapering, kleederen
en schoeisel aangeboden, wat intusschen niet werd aan
genomen.
De justitie te Alkmaar heeft geene termen gevonden
om de „kwartjesvinders-valsche spelers" van Schagen, wier
arrestatie wij dezer dagen meldden, te vervolgen. Zij zijn
Door GOLO RAIMUND.
Vervolff.)
Hoe groot zijne smarten geweest waren, welken strijd hy
gestreden had op zijn bleek gelaat lag op dit oogenblik niets
dan de uitdrukking van de behaalde zege. Wat hij geleden had
in de drie laatste dagen en nachten, die hij slapeloos had door
gebracht, met welk een gevoel hij het geliefde wezen, tot het
welk hy vol geestdrift had opgezien, verbrijzeld aan zijne voeten
zag liggen, heeft niemand ooit geweten.
Maar de jongere broeder, die, ondanks hun verschillend
karakter, zoo innig aan hem verbonden was, deze vermoedde het
en als verpletterd liet hij het hoofd op de tafel rusten. Erwin
zag hem eenige minuten aan, legde daarna zijne hand op het
hoofd zijns broeders en zeide:
„Het moet zijn, Robert, het moet zijn, wees mijn."
„Ik kan mijn geluk niet tot dien prijs koopen," zuchtte deze,
„hij is te groot! Wij zijn één geweest, van onze kindschheid af,
ofschoon gij altijd de betere waartwij hebben alles gedeeld, het
vroolijke leven met elkander begonnen en nu moet dat zoo
eindigen en door mij!"
„Zal het dragelyker voor u zijn, als ook Nora's hoop vernietigd
wordt, zoo en door mij? Of meent gij, dat er eene andere
redding voor haar bestaat?"
„Neen," antwoordde de schuldige met eene verstikte stem,
„neen."
„En nu wil ik waarheid, Robert, de volle waarheid. Hoe lang
is het reeds, dat gij neen, dat zij mij bedroog?"
De jongere broeder zag op: hij streek, alsof hij zijne gedacht-en
wilde verzamelen, met de hand over zijn brandend voorhoofd.
„Ik weet het niet; het is zoo langzaam gekomen, dat de
grenzen tusschen schuld en wat veroorloofd was ineenvloeien.
Toen zij tot inkeer kwam, was zy reeds te ver gegaan, en toen
zeide zij, dat zij my niet toebchooren kon noch wilde, dat deze
verhouding tusschen ons niets meer was dan spel."
„Een spel!" riep Erwin smartelijk, „een spel met mijn geluk,
met myne eer, mijn leven
„Niet met u met mij," zeide zijn broeder verontschuldigend.
„Maar langzamerhand werd het ernstiger en eindelijk wisten
wy, dat wij het verloren hadden en dat wij elkander beminden.
Ik kon niet vermoeden, dat ik uwe rechten schond, en zij ver
zweeg mij alles uit kinderlijke vrees. Maar ik was het, die bij
haar de begeerte deed ontstaan het maskcradefeest bij te wonen,
ik alleen, en ik waarborgde haar de volkomenste veiligheid. Nu
kent gy onze dwaasheden, onze schuld; ik heb niets verzwegen
en niets bemanteld."
Hij was eerlijk geweest met betrekking tot zichzelf; hij be
schouwde zich inderdaad als de verleider, voor wien Nora's
trouw was bezweken, zonder te onderzoeken, hoeveel lichtzinnig
heid en dubbelzinnigheid verscholen lag in hare halve bekentenis,
met hoeveel berekening zij zich uiterlyk vastklemde aan een
verloofde, dien zij niet beminde.
Ook Erwin onderzocht niet nader; hij nam de biecht aan,
zooals zij gedaan werd. Geruimen tijd heerschte er stilte in
het vertrek, waarin de winterzon hare vroolijke stralen wierp.
Erwin zag hoe de schitterende ijskristallen aan het tegenover-
BUREAU: MOLENPLEIN.
op vrije voeten gesteld en in het bezit gebleven van het
„gewonnen" geld.
Jl. Maandag herdacht de heer jhr. J. G. F. Yan
Spengler, Rijks-betaalmeester te Rotterdam, voorheen te Alk
maar, den dag waarop hij 40 jaren geleden zijne jonge militaire
loopbaan met die van burgerlijk ambtenaar verwisselde.
In het hotel Willemsbrug te Rotterdam vond men
jl. Zondag op zijn kamer het lijk van een logeergast;
naast hem lag een revolver, en bij de lijkschouwing bleek
dat hij zich een kogel door het hoofd had gejaagd. Op
zijn kamer vond men eenige visitekaartjes, waarop: „A. M.
Shapira, bookseller and antiquarium, agent of the British
Museum."
Het vermoeden ligt voor de hand, dat de zelfmoordenaar
niemand anders was, dan de bekende vervaardiger van
Oud-Testamentische handschriften, die voor eenige maanden
zoogenaamde oude manuscripten van het boek Deute-
ronomium voor f 12,000,000 aan het Britsch museum
trachtte te verkoopen, maar wier onechtheid spoedig
bleek.
De heeren Jacob en Johannes de Groot, onderwijzers
te Vlieland en te Graft, zijn benoemd tot onderwijzers aan
de nieuwe school te Oudkarspel.
De Brood- en Meelfabriek te 's Hage geeft over
1883 een dividend van f 12 per aandeel.
Mevrouw Valois-Sablairolles, lid van het tooneelge-
zelschap des heeren Van Zuylen te Rotterdam, hoopt
binnenkort den dag te herdenken, waarop zij vóór vijftig
jaren voor het eerst optrad.
De heer Chrispijn, die onlangs bij gelegenheid van eene
vertooning te Zwolle, door eene bloedspuwing overvallen
werd, neemt in beterschap toe. Zijn geneesheer heeft
hem echter in 't belang zijner gezondheid ernstig aange
raden, de kunstenaarsloopbaan voor goed vaarwel te zeggen.
Het blijkt, dat de twee personen, die verdacht wer
den in betrekking te staan tot den diefstal in het Post
kantoor te Breda, niet in voorloopig arrest zijn genomen,
doch eenvoudig ondervraagd werden, zoodat bedoelde brieven
besteller zijne functie is blijven vervullen.
Voor het Haarlemsche Postkantoor wordt voortaan
een schildwacht geplaatst.
Het onderhoud van de Hondsbossche zeewering te
Petten en eenige binnenwerken, over het tijdvak van
liggende balkon, onder den invloed der zon, nederdruppolden in
het slijk der straat. Zoo was zijn geluk vergaan ontstaan
kon het niet meer.
„Laat ons het noodzakelijke bespreken, Robert," begon hij
eindelijk, zich vermannende, „mijn verlof is om, ik moet terug
naar Walter. Nog heden deelt gij uwe verloving aan den
overste mede, en vertoont gij u met Nora op de promenade
openlijk als uwe bruid. Is zij op het maskeradebal door iemand
herkend, is uwe omgang meer in het oog gevallen, dan gij zelf
wel meent, dan geeft gij daardoor verklaring en rechtvaardiging.
Uw consent stuurt gij onmiddellijk in, en binnen zes weken kan
het huwelijk plaats vinden."
Hij had met kalme vastheid gesproken; er lag iets in zijn
toon dat geene tegenspraak duldde. Toen hij geëindigd had,
sprong Robert op en viel hem snikkend om den hals. Erwin
liet niet in zyne ziel lezen, ook door zijn broeder niet; de hand,
waarmede hij Robert's rechterhand greep, was zoo koud als ijs,
maar zij beefde niet.
Na eene poos, toen Robert iets bedaarder was geworden, nam
hij Nora's brief op.
„Lees, Erwin, zoo onwaardig als gij haar gelooft is zij toch
niet."
Deze echter weerde hem af.
„Ik heb geen recht meer op haar verleden en aan hare toe
komst slechts zoolang, tot zij met u verbonden is, opdat gij over
haar wake in mijne plaats. Deze naaste, uiterlijke toekomst is
het, die ik nu met u moet bespreken. Gij zijt geen goed rentmeester
geweest, Robert; in den toestand, waarin zich uwe finantiën
bevinden zijt gij niet in staat eene eigene huishouding op te
zetten, maar laat dit, daar de zaak dringt, aan mij over, en
vergeet niet de boete, die ik u heb opgelegd: u te onderwerpen
aan eiken maatregel, die de eer van ons huis, Nora's goeden
naam of mijne rust vordert. Houd u gereed voor morgen in
den voormiddag tot eene gerechtelijke acte, waarbij ik het eerst
geboorterecht aan u afsta en u daardoor in het bezit stel van
Erlenstein. Bruisch niet op," viel hij hem in de rede, Robert's
beide handen grijpende, toen deze opsprong, „het kan niet anders en
ik wil dat deze schuld, de schuld, die gij jegens Nora, jegens
ons op u geladen hebt, gedelgd worde. Erlenstein is eene
prachtige bezitting; zij was schoon genoeg om onzen vader tot
zonde te verleiden, moge zij u tot zegen worden, Robert. Vader
heeft reeds verbeterd en vergroot; de inkomsten zijn en moeten
toereikend zijn voor een leven volgens uw stand, met al de
weelde, die haar omringen moet."
„Neen, neen," riep de jongere broeder wanhopig, „dat niet,
Erwin, dat niet! Wreek u niet zoo ontzettend over iets wat ik
onwetend beging. Deze vreeselijke vernedering heeft niets
gemeen met Nora's goeden naam, noch met ons woord, zij kan
slechts voortspruiten uit uw diep gekrenkt gemoed en gij hebt
my eens te lief gehad, om er thans uwe wraak en uw triomf in
te zoeken, dat gij mij zoo diep vernedert. Bedenk eene andere
boete, denk aan onze schoone, kinderlijke woning, aan onze
vroolijke jeugd, aan de toekomst, die zoo hoopvol voor ons lag!"
Erwin voelde zijne oogen vochtig worden.
„Dat is verdwenen, verdwenen," antwoordde hy, „wy hebben
thans met uwe nieuwe toekomst te rekenen, en als gij u in het
onvermijdelijke schikt, zal het u gemakkelijker voorkomen. Zoo
geheel uit uwe gewoonten gerukt ik ken u beter, dan gy u
Prijs der A d verten tiënVan 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
1 April 1884 tot en met 31 Maart 1885, is aangenomen
door den heer T. Lanser, te Zijpe, ad f 32,375.
Zooals onlangs gemeld werd, tracht de minister van
Oorlog een honderdtal inlandsche paarden voor het leger
aan te koopen, om, gelukt deze aankoop, hiermede ver
volgens voort te gaan. Het Vaderland deelt de eischen,
door den minister aan deze paarden gesteld, mede.
a. Voor cavalerie-paarden. Ouder dan 4, jonger dan
6 jaar; hoogte 1.54 tot 1.56 meter. Adem en gezichts
vermogen vooral goedschoft goed gevormd en niet over-
bouwd; rug kort, lenden krachtig en goed ontwikkeld; het
kruis krachtig en noch afhangend, noch heupig; schouder
blad en darmbeen in schuine ligging en lang; borstkas
ruim, hoofd en hals goed gevormd, geen ramhoofd.
Stelling der beenen vierkant en zeker, beenen krachtig
ontwikkeld en vrij van lastige beengebreken. Hoeven
goed en normaal gevormd, geen platte voeten. Gang ruim
en regelmatig.
b. Voor artillerie-paarden. Vier vijfden der te leveren
paarden van 5 tot 6, cén vijfde van 4 tot 6 jaar; hoogte
1.52 tot 1.46 meter. Adem en gezichtsvermogen vooral
goed; rug, lenden en beenen krachtig, beenen goed van
stelling en zonder hinderlijke gebreken. Hoeven hard en
hoog, vierkant beslag.
Voor beide soorten komen niet in aanmerking bonte
paarden, schimmels of witten en klophengsten, voor de
cavalerie evenmin Isabellen. De artillerie-paarden moeten
langstaarten zijn.
Een kastelein te Zwolle is jl. Zondag aan tafel in
een stukje biefstuk gestikt. l)e ongelukkige was onmid
dellijk overleden.
Uit Padang wordt van 31 Januari jl. gemeld:
„In de kampong Djawa-Dalam alhier heeft gisteren eene
groote opschudding plaats gehad. De heer J. J. Hoijer,
een man van reeds vergevorderden leeftijd, en diens vrouw,
waren in hunne woning overvallen door een Niasser, die
zijne diensten als huisjongen aangeboden, doch afgewezen
wordende, in woede ontstoken, amok heeft gemaakt. Hij
is toen naar het achtererf gegaan, waar hij de vrouw des
huizes alleen op de achtergalerij zag. Naar boven te gaan
en haar met een mes twee steken in den arm toe te
brengen, was het werk van een oogenblik. Op het hulp
geschreeuw zijner echtgenoote snelde de heer H. naar het
zeiven kent zoudt gij den nieuwen weg missen zonder een
zeker geleide, en voor u is dat de rykdom. Hij is Nora reeds
voor jaren beloofd; zy heeft zich vereenzelvigd met het denk
beeld van pracht; het ia ook de eigenlijke atmospheer, waarin
eene natuur als de hare tieren kan. Zoudt gij denken, dat ik
mijne dagen op Erlenstein zou kunnen doorbrengen, in dat
ledige nest, dat ik in mijne phantasie reeds sedert jaren voor
haar getooid had? Zou niet juist daar de herinnering mij
folteren, en zou de rijkdom mij niet dagelijks toeroepen, dat ik
er geen gebruik van kan maken? Ik houd mijn particulier
vermogen over, dat groot genoeg is voor mijne behoeften gij
weet, dat ik niet veel heb."
„Wat vernedert gij raij!„ riep de jonge broeder, „wat geeft
gij mij eene vreeselijke les, zonder er naar te vragen, wat ik in
staat ben te verrichten."
„Een rechtgeaard man doet wat hij moet."
„Maar zij zal zij het willen?" vroeg Robert verder.
„Zij heeft het reeds gewild," antwoordde Erwin, zich geweld
aandoende om zijne innerlyke aandoening te bedwingen, „zy
heeft het gewild, toen zij u hare liefde schonk. Ik ontsla haar
van den band, die haar aan mij verbond, ik doe afstand van
den rijkdom, die ik op u voor had wat kan haar nog weêr-
houden?"
„Het berouw," antwoordde Robert aarzelend.
„Berouw voor liefde," zeide Erwin toornig. „Ik ben niet
veeleischend, zou ik raeenen; ik ben met weinig tevreden, maar
het recht des harten verlang ik onverdeeld: de vrouw, die ik
bemin, ongerept, zelfs door eene verbodene gedachte. Voor u
is zy nog rein, voor my verloren!"
Robert durfde zich niet langer meer verzetten; met zijne
oogen volgde hij de slanke gestalte zijns broeders, terwijl deze
rusteloos in de kamer op en neêr bleef loopen, en, alsof het hem
te benauwd werd in deze kleine ruimte, driftig de deur van de
voorkamer openstiet, om versche lucht naar binnen te doen
stroomen.
„Zult gij Nora wederzienzult gij haar gelooven, wanneer zy
u zegt, dat zij ook u genegen was; zult gij haar vergiffenis
schenken?" klonk het bijna schuchter van die lippen, welke
anders slechts lichtzinnige of drieste taal deden hooren.
Erwin schudde langzaam het hoofd.
„Dat zou onnoodige kwelling zijn voor mij en wreede vernede
ring voor haar. Zij wordt er in mijne oogen niet beter door,
dat zij mij genegen was en mij nogthans kon verraden ik
kan haar geene vergiffenis schenken, zoolang het oproer in mijn
binnenste nog voortduurt, daar ik niet zeker zou zyn, dat
ik in werklijkhcid vergiffenis schonk."
„Maar ik ik," riep Robert met eene verstikte stem, „ver
laat mij zoo niet, laat my een goed woord, een woord van
vergiffenis van uwe lippen hooren, laat my niet zoo vreeselijk
boeten."
De andere breidde zijne armen uit; een paar oogenblikken
voor het laatst rustten de beide broeders aan elkanders hart.
„Wij zijn in deze dagen jaren ouder geworden," zeide Erwin
eindelijk, zich vermannende, „laat ze niet vruchteloos voor u
voorbij zijn gegaan, Robert Wij scheiden nu, ik mag niet
meer, zooals :k tot nu toe gedaan heb, voor u optreden dat
moet en zal de liefde voortaan doen. Ik begeef mij nu weder
tot Walter; het noodlot is gunstiger voor mij geweest, dan ik